Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdGeorgios,in het Westen bekend onder de naam Sint Joris, wordt in het Oosten vereerd als een van de drie ‘megalomartyroi’ (martelaren bij uitstek; met Demetrius van Saloniki, die in het begin van de 4e eeuw onder Maximianus Herculius te Sirmium gemarteld werd, en »Theodorus de Soldaat). Vrijwel alles aan de heilige Georgios is evenwel legendarisch en er is getwijfeld aan zijn historiciteit. Heden neemt men als historische kern van de legende zijn martelaarschap aan in de tijd vóór Constantijn, dit op grond van de vaststelling van een gedocumenteerde, vroege verering te Lydda in Palestina, het Hebreeuwse Lod, dat sinds Septimus Severus Diospolis heette. Een legendarische 5e-eeuwse Passio, waarvan de schrijver, Pasikrates, pretendeert ooggetuige te zijn geweest, vertelt hoe een christen-officier Georgios uit Cappadocië, door de Perzische koning Dadianos gevangen genomen, van Jezus zelf vernam dat hij in zeven jaar driemaal zou moeten sterven. Ongekend veel martelingen volgden, en terechtstellingen, waarna de martelaar tweemaal tot het leven terugkeerde, om bij de derde voorgoed te sterven. Moraal: een leven dat door God beschermd wordt kan eigenlijk niet sterven. | |
[pagina 163]
| |
Een iets realistischer, maar nog altijd onwaarschijnlijke versie, waarin Joris slechts eenmaal - nu gemarteld onder Diocletianus - sterft, werd in het Westen gevolgd en verkreeg grote populariteit sinds de opname ervan in de Legenda Aurea; in het Oosten bleef men de bizarre versie hanteren. Soms werd de geschiedenis nog verder aangevuld met uitweidingen over zijn voorgeschiedenis en met wonderberichten. Het bekende verhaal van Joris' strijd tegen de draak komt niet voor in de 5e-eeuwse Passio. Mogelijk is het ontleend aan de in de omgeving van Lydda gelocaliseerde mythe van Perseus (die Andromeda bevrijdde). Het is niet onwaarschijnlijk dat ook het verhaal van Bellerophon, de zoon van Poseidon, die de Chimaira doodde, invloed heeft gehad. Het werd in het Oosten wellicht al in de 6e of 7e eeuw verteld en was in het Westen vanaf de 12e eeuw algemeen bekend. Overigens gaat van zo'n dertigtal heiligen de geschiedenis van een bestrijding van een draak. De stad Silena (niet nader bekend) werd door een draak die in een nabijgelegen meer huisde belaagd. Om erger te voorkomen boden de burgers het monster elke twee dagen twee schapen aan; toen die op waren volgden hun kinderen en tenslotte was de koningsdochter aan de beurt. Maar toen kwam Joris aangereden, die het ondier bestreed en verwondde. De prinses werd aldus gered. Zij kon het ondier aan haar gordel naar de stad voeren, waar haar bevrijder het na een oproep aan koning en volk om christen te worden doodde. Iedereen werd gedoopt. De onmetelijke schatten die Joris van de koning ontving deelde hij uit aan de armen. Daarna wees hij de vorst op diens christenplichten en vertrok.
Een Palestina-pelgrim Theodosius vermeldt al in 530 een verering van een Georgios-graf te Lydda, dat toen al spoedig Georgiopolis (Sint Jorisstad) werd genoemd. Talloze kerken in het Oosten werden aan Georgios gewijd; op Cyprus alleen al een zestigtal. Ook te Rome was er een, in de wijk Velabrum, en in de 6e eeuw waren er in Gallië reeds relieken. De 14e-eeuwse hervormde kerk te Amersfoort draagt Sint Joris' naam. De Merovingische vorsten meenden van hem af te stammen. In de 13e eeuw werd hij patroon van Engeland en in de 15e eeuw van Rusland. Zijn feest valt op 23 april. In het Oosten werd Georgios - naar het voorbeeld van antieke drakenbestrijders (bijvoorbeeld Bellerophon en de Chimaira: 5e-eeuws, oosters ivoor in het British Museum te Londen) - als staande of te paard gezeten krijger afgebeeld met pantser en wapperende schoudermantel (chlamys), zwaard, lans, boog met pijlenkoker of kruisstaf, meestal met het ondier aan zijn voeten, altijd jong, baardeloos en met een vaste, kroezige haardos (staande: 12e-eeuwse ikoon waarschijnlijk uit Novgorod in de Tretjakov Galerij te Moskou). Vaak ziet men hem in deze houding samen met de andere ‘aartsmartelaren’ altijd als stratèlatès (veldheer; »soldaten) met lansen afgebeeld (Noordgriekse ikoon ca. 1595 in een Zwitserse collectie). Al vanaf de 6e of 7e eeuw zijn er in lood gegoten ikonen uit Smyrna met de voorstelling van de hoog in het zadel gezeten Georgios als drakedoder. Verder is hij afgebeeld op een reliëf ca. 1000 aan de kerk te Achthamar in Armenië en op talloze ikonen. Soms doodt Georgios in plaats van een draak een oude, grijze man, verpersoonlijking van het kwaad (vleugels van een ikonentriptiek uit de 9e of 10e eeuw in het Sinaïklooster in de Negev; pendant is »Theodorus die ook een draak doodt) of een gekroonde keizer (Diocletianus op verguld zilveren, Georgische reliëf-ikoon ca. 1015 te Nakipari in Georgië). Ook werd naast Georgios een stad toegevoegd van waaruit de prinses en haar ouders verwonderd toezien: bijvoorbeeld een ikoon 1667 in de Kremicovci te Sofia. Soms zit achter de heilige op het paard een jongetje met een schenkkan, verwijzing naar een wonderverhaal: de bevrijding van het zoontje van Leo van Paphlagonië, dat in de gevangenis schenker was: | |
[pagina 164]
| |
Sint Joris bestrijdt de draak, ikoon, eerste helft 14e eeuw. Russisch Museum, Sint-Petersburg. De veertien scènes leest men eerst van linksboven naar rechtsboven: Sint Joris deelt zijn bezittingen aan de armen uit; gevangenneming; verhoor; in de gevangenis; dan telkens van links naar rechts: radbraken; de afgodsbeelden vallen; pijniging met krammen; geseling met eiketakken; onder stenen bedolven; pijniging met kaarsen; en tenslotte onder van links naar rechts: gekookt in een vat; marteling met een zaag; met kokend pek overgoten en de onthoofding. Deze serie volgt de oudste, oosterse versie van de Passio.
| |
[pagina 165]
| |
15e-eeuwse fresco in de kerk Pedoula op Cyprus en Bulgaarse ikonen 1684 uit de kerk Sveta Bogorodica (nu in de Nationale Kunstgalerij) en uit de 18e eeuw (idem) te Sofia. Cycli worden in het Oosten vaak weergegeven in kleine kaders aan de randen van ikonen, waarop Georgios zelf in het midden staand of tronend is afgebeeld: bijvoorbeeld een ikoon uit de eerste helft van de 13e eeuw met twintig taferelen in het Sinaïklooster en een uit de 17e eeuw met zeventien scènes in de schatkamer van het patriarchaat te Petsj in Joegoslavië. Het Westen, waar Sint Joris eerder als een middeleeuwse ridderheilige dan als een antieke martelaar werd beschouwd, heeft zich op veel manieren aan hem verplicht vanwege zijn talrijke patronages. Hij strekte zijn bescherming uit over allen die met wapenfabricage of met paarden van doen hadden, en over schuttersgilden, Morenbestrijders, kruisridders, ziekenverzorgers en de Boy Scouts van Baden Powell (vanaf ca. 1910). Hij beschermt landen (vooral Engeland; vgl. halsketen van de Orde van de Kouseband 1582, bewaard in het Deense kasteel Rosenborg), steden (Genua en Barcelona, alwaar een reliëf ca. 1445 van Pere Juan aan de façade van het Paleis van de Generaliteit) en kerken (in Engeland alleen al is hij titularis van 160 kerken). Tenslotte riep elke christen hem aan die van pest, lepra en syfilis, heksen en slangebeten gevrijwaard of bevrijd wilde worden. Velen hadden zijn afbeelding dus nodig, meestal als drakedoder; de held alleen: Barisanus van Trani, reliëf 1179 aan de bronzen deur van de Nicolaaskathedraal te Trani (Apulië); Donatello, marmeren beeld ca. 1415-17 in de Or San Michele te Florence; of met het monster en het meisje: Pisanello ca. 1435 in de Sant'Anastasia te Verona, en vooral de ruimtelijk, als in een toneelscène opgestelde beelden 1477-89 van Bernt Notke in de Storkyrka te Stockholm (op de grote sokkel een kleine cyclus) en een schilderij 1504 van Rafaël in het Louvre te Parijs. Ook ziet men een uitgewerkte scène, die uitvoerig de strijd weergeeft: Carpaccio, wandschildering ca. 1505 in de Scuola di San Giorgio te Venetië; Rubens, schilderij 1630. Vaak draagt Joris, altijd als ridder gekleed, op zijn schild, vaan of kleding een groot rood kruis (Dürer, Paumgärtner-altaar 1498 in de Alte Pinakothek te München). Het thema van de drakedoder leende zich in de 18e-eeuwse kerken soms voor dramatische pathetiek (beeldengroep en fresco 1718 van Egid Quirin Asam in koor en koepel van de abdij Weltenburg in Beieren). Cycli, waarop dikwijls ook wonderen en martelscènes worden afgebeeld, treft men aan in handschriften (miniaturen ca. 1130 in het Martyrologium van Zwiefalten; Meester van Bedford, miniatuur 1424-35 in het Brevier van Bedford) en op altaren (Marçal de Sax, retabel ca. 1400 met achttien scènes in het Victoria and Albert Museum te Londen, en Jan Borman, gesneden altaar ca. 1500 in de Kon. Musea voor Schone Kunsten te Brussel. Moderne keramiek (Martini's terracotta ca. 1926) bleef belangstelling tonen voor de drakedoder, niet het minst bij ateliers (Beesel) die aan de Boy Scouts beelden van het door hun Chief voorgehouden ideaal leverden. Rossetti gaf op een aquarel 1857 de bruiloft | |
[pagina 166]
| |
van Sint Joris met de prinses weer. Gilles hield zich in een aquarel uit 1950 aan het traditionele schema van de bestrijding van de draak. In het 9e-eeuwse Georgslied, vermoedelijk ontstaan in de omgeving van Sankt Gallen naar aanleiding van de translatie van de relieken van Sint Joris naar Reichenau in 896, ontbreekt de ridderlijke strijd tegen de draak. Die is al wel opgenomen in de legendebewerking van Reinbot van Durne uit de 13e eeuw. In Praag werden in 1609 twee Sint-Jorisspelen opgevoerd: een van Hegendorfinus en een van Madsen. Veel invloed had, vooral sinds een bewerking in 1739 door Gurthie, de roman The Most Famous History of the Seven Champions of Christendome (1596/97 met latere toevoegingen) van Johnson op de daaropvolgende Engelse toneelliteratuur, epiek (en persiflage daarvan), populaire ‘chap-books’ (volksboekjes die op straat verkocht werden) en kinderboeken: een wonderlijk verhaal waarin een Joris, die weinig meer te maken heeft met de christelijke held, na zes andere helden uit zes landen te hebben bevrijd, velerlei avonturen beleeft. Nog in 1909 verscheen een geïllustreerde schooluitgave. Rossetti werd erdoor geïnspireerd voor zijn aquarel 1857. Aufhauser 1911; Brooks 1925; Delehaye 1909; Howell 1969; Kauffmann 1970; Loorits 1955; Miljkovitsj-Pepek 1969; Von Taube 1910; Vollbach 1917; Wallis Budge 1930; Wundram 1967. |
|