Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdHeilige soldatenhebben naast historische of legendarische oorsprong hun achtergrond in verschillende christelijke fenomenen. Vooreerst was, om nog steeds niet geheel opgehelderde redenen, het aantal christelijke soldaten en officieren in Romeinse legioenen - getuige het relatief grote aantal martelaren onder hen - groot. Om enkelen te noemen: Johannes en Paulus (in 361 of 362 gedood onder Julianus Apostata), Probus, Tarachus en Andonicus in 304, en vooral »Mauritius en het Thebaanse legioen en »Sergius en Bacchus. Ook »Martinus van Tours behoort tot deze groep, maar diens lange diensttijd werd door zijn biograaf, Sulpicius Severus, door niet direct in het oog vallende kunstgrepen in de chronologie schijnbaar ingekort. Vervolgens heeft men hen gezien als helden, die zeer concreet de idee van de ‘militia Christi’ in hun leven gestalte gaven. Men denke daarbij aan de overname van een stoïcijnse idee van het leven als een krijgsdienst (Seneca en Epictetus) door Paulus (Fil. 1,27: ‘eensgezind strijdend voor het geloof’; 2 Kor. 10,3-6 en Ef. 6,11-17: de wapenrusting) en aan de rigoureuze uitspraak van Jezus over het zwaard, dat hij is komen brengen (Mat. 10,34). Onder de vroegchristelijke auteurs leefde de idee der ‘militia’, bijvoorbeeld bij »Cyprianus van Carthago en »Gregorius de Grote in zijn Moralia in Job. Tenslotte was er de legende van de drakenbestrijdende held, die een bedreigde koningsdochter en tevens een stad, streek of land van de ondergang redt. Men vergete daarbij niet de inspiratie die moet zijn uitgegaan van de als hemelse legeraanvoerder in de bijbel opgevoerde aartsengel Michaël, die met Sint Joris (»Georgios) lange tijd de meest afgebeelde in het harnas strijdende ‘heilige’ is geweest (Apoc. 12,7). Vergelijkbaar met deze idee is de inspiratie die de beweging van »asceten en »monniken vond in het bestrijden van de ‘demonen’, aangevuurd door de ‘Koning der koningen en de Heer der heren’ uit Apoc. 19,11-18. Bovendien zal het martiale element in het Oosten beïnvloed zijn geweest door de belangrijke plaats die het leger met name in het Byzantijnse Rijk heeft ingenomen: te denken valt aan »Theodorus de Soldaat en Theodorus Stratèlatès (generaal) en verder: Eustachius (begin 2e eeuw; voor zijn doop Placidus geheten, veldheer onder keizer Trajanus; »Hubertus); Demetrius van Saloniki (in het Oosten vanaf de 5e eeuw zeer vereerde martelaar, gedood onder Maximianus; in het | |
[pagina 299]
| |
Westen bekend geworden door de kruisvaarders, die hem aanriepen); Mercurius van Caesarea (Scythische officier, ca. 200 gemarteld onder Decius) en Niketas de Grote (een ariaanse christen die in het leger van de Goten diende en onder koning Athanarik ca. 370 gedood werd). In het Westen had het krijgszuchtige karakter van de bekeerde Germanen invloed (vgl. het verschijnsel dat de Germanen, nauwelijks christen geworden, vanaf het einde van de 11e eeuw ‘en masse’ ten strijde trokken tegen het vreemde, de samenleving bedreigende element van de islam: de kruistochten). De idee van de ‘militia Christi’ werkte in de middeleeuwen door in de, tijdens de kruistochten ontstane, geestelijke ridderorden (johannieters, tempeliers en de Duitse Orde) en werd in de tijd van het humanisme weer opgenomen door Erasmus en »Ignatius van Loyola. Capmay 1956; Delehaye 1909; Von Harnack 1905; Heydenreich 1960. |
|