De Phrygische bisschop Alexander van Hierapolis liet in het begin van de 5e eeuw te Risafa een reusachtige basiliek ter ere van de martelaren bouwen. Van daaruit werden met hun roem ook hun relieken over de hele wereld verspreid: zoals naar Constantinopel, waar Justinianus te hunner ere een basiliek liet bouwen, Rome, Ravenna en Tours. Beide martelaren werden in het Oosten vrijwel altijd samen afgebeeld, als hoge Byzantijnse hofbeambten gekleed. Hun onderscheidingsteken is altijd het gouden ‘manikion’ of ‘bulla’ (spang met versieringen) om de hals, en in hun hand dragen zij het martelarenkruis: 6e-eeuwse, enkausische (waarbij de kleuren in bijenwas ingebrand worden) ikoon uit het Catharina-klooster op de Sinaï (nu in het museum van de kerkelijke Academie te Kiev; in een klein medaillon het hoofd van Jezus tussen hen in); een zilveren schaal met niello-inleg ca. 600 uit Cyprus in het British Museum te Londen (bustes met de halsversiering); mozaïeken uit de 11e eeuw in de kerk van het klooster te Daphni (Dáfnê in Griekenland) en uit de 12e eeuw te Palermo en Monreale en talrijke fresco's, onder meer uit het begin van de 11e eeuw in Direkli Kilisse te Belisirma (Turkije) en ca. 1260 in de kerk te Sopotsjani (Servië). In Servië werden zij ook als hoge officieren met het ‘tablion’ (schildje als ereteken) of een zwaard in de hand voorgesteld (fresco ca. 1315 in de kerk van de heilige Georgios te Staro Nagoritsjino). Een enkele keer ziet men hen als ridders (13e-eeuwse ikoon in het Sinaïklooster).
Een zeldzame afbeelding in het Westen is een serie fraaie 13e-eeuwse reliëfs op een sarcofaag uit San Silvestro in Nogara, nu in het Museo Lapido te Verona.
Kollwitz 1959.