Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdSophia van Romewas volgens een 7e-eeuwse bron een vrouw (verdere gegevens worden in deze bron niet verschaft) uit een evenmin nader bekende groep vroegchristelijke martelaren, die te Rome aan de Via Latina begraven zijn. In de 8e eeuw werd de ditmaal als weduwe opgevoerde Sophia - haar naam betekent ‘sapientia’, wijsheid - geïdentificeerd met de moeder van een legendarische groep van drie zusjes met de Griekse namen Pistis, Elpis en Agape (Geloof, Hoop en Liefde), eveneens martelaressen, die aan de Via Aurelia begraven zouden zijn. Volgens weer een andere Latijnse bron heetten de vrouwen Sapientia, Fides, Spes en Caritas, kwamen zij uit Milaan en werden de zusjes, na het ondergaan van de marteldood, door
Sophia en haar drie dochters Fides, Spes en Caritas, anoniem 15e-eeuws paneel.
Rudolphinum, Praag. | |
[pagina 300]
| |
hun moeder Sapientia aan de Via Appia begraven. Daarna stierf ook de moeder. Volgens deze legende zou Fides gedood zijn door het afstropen van haar huid, Spes door geseling, Caritas door het zwaard. De moeder zou voor haar dood de communie hebben ontvangen uit handen van de paus. In de iconografie komen echter ook andere martelscènes voor.
Vanuit het klooster Eschau in de Elzas, waar de relieken van de eerste groep martelaren heengebracht werden (naar men zegt in de 9e eeuw, door Remigius van Straatsburg), verbreidde zich in de middeleeuwen in Oost en West een intense Sophia-verering. De Byzantijnse verering van de gepersonifieerde, goddelijke Sophia uit de oosterse theologie, aan wie kerken werden gewijd onder meer te Constantinopel (Hagia Sophia), Ochrid in Servië, Kiev en Novgorod, maakte vanuit Sicilië en Italië het westerse respect voor moeder Sophia alleen maar groter. Sophia en haar dochters komen voor in de middeleeuwse martyrologia en te Milaan waren haar drie kerken en drie altaren toegewijd. Leo iii (ca. 800) zou ter ere van hen een mistekst hebben samengesteld die in tijden van nood (met name op bevel van »Karel de Grote) werd gelezen. Het feest van de vrouwen valt in het Westen op 30 september; het Oosten wijdt hun twee feesten: op 1 augustus en 17 september. De marteldood van de meisjes (onthoofding) en de begrafenis door Sophia worden afgebeeld op een miniatuur in het Menologion (gebedenboek) van Basilius ii uit de 10e eeuw. De moeder werd vaak voorgesteld als een waardige matrone met haar dochters kleiner aan haar voeten (15e-eeuws houten beeld in het klooster te Eschau), terwijl zij hier als attribuut zwaard, vat en gesel dragen (paneel ca. 1460 in het Nationale Museum te Warschau), ofwel zitten zij op haar armen (15e-eeuws paneel in het Rudolphinum te Praag). Soms dragen de vrouwen kronen en/of zwaarden (14e-eeuws fresco in de Agnes-kapelle in de dom te Keulen; met hun namen op tekstbanden); Sophia draagt meestal een martelaarspalm (genoemd paneel te Warschau). Vier scènes heeft een Hongaars retabel ca. 1440 in de kerk te Sásová: het martyrium van elk der drie dochters en de communie van de moeder. De Spaanse dichter Prudentius bezong in zijn Peristephanon (na 402) Sophia en haar dochters. Hrotsvita van Gandersheim werkte in de 10e eeuw Prudentius' gedicht om tot Sapientia, een drama in verzen. Pfelger 1926; Tervarent 1950. |
|