Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdSimeon de Styliet (de oudere & de jongere)beoefenden - de tweede naar het voorbeeld van de eerste - in Syrië een merkwaardig soort ascese (»asceten). Die bestond daarin dat mannen staande of knielend hun leven, vastend, mediterend, prekend, raad gevend en genezend, sleten op een of meerdere opgestapelde zuilentrommels (stylos, vandaar de bijnaam stylitès) waarop een platform was aangebracht. Men bedenke bij de in het Westen gangbare benaming ‘pilaarheilige’ (een heilige op of aan een lange smalle pilaar), dat menige zuil uit de vervallen of gesloopte hellenistische tempels in Syrië aan de voet al gauw een middellijn van minstens een meter had, voldoende ruimte - zij het dan met de nodige moeite - om op te bestaan. Reden voor deze opmerkelijke positie zal aanvankelijk eerder geweest zijn bescher- | |
[pagina 296]
| |
ming van beroemde asceten zoals Simeon de Oudere tegen opdringerige bezoekers dan navolging - zoals sommigen willen - van phallusbestijgende (op penis-achtige stenen zittende) vereerders van de vruchtbaarheidsgodin Atargatis in Hiërapolis (Mesopotamië). Leerlingen verzorgden de asceten tot en met het brengen van de eucharistie via ladders. Vrouwen was deze leefwijze verboden. Rondom de zuilen ontstonden - soms al tijdens het leven van de styliet - voorzieningen voor pelgrims, die de plaats ook na de dood van de heilige bleven bezoeken (vooral te Kal'at Sim'an). Simeon, de eerste styliet, werd eind 4e eeuw in het grensgebied tussen Syrië en Cilicië geboren. Tot ca. 403 hoedde hij de schapen van zijn ouders. Het klooster van Eusebona (bij Teleda) moest hij vanwege zijn extravagante beoefening van de ascese verlaten: de stank van zijn nooit gewassen kovel was ondraaglijk geworden. Na jaren als eremiet te hebben geleefd trok hij zich in 422 voor de rest van zijn leven terug te Tellnesin bij Antiochië, op een zuil die, aanvankelijk ongeveer twee meter hoog, telkens verhoogd werd, tot achttien meter toe. Groot en klein, armen en keizers bezochten de thaumaturgos (wonderdoener), die allen raad schafte, ook op politiek en theologisch terrein. Na zijn dood in 459 - hij had toen 39 jaren op een zuil doorgebracht - werd zijn lichaam in de kathedraal van Antiochië begraven. De grote Theodoretus van Cyrus (ca. 450), die hem persoonlijk gekend heeft, beschreef in Philotheos Historia, een geschiedenis van het Syrische monachisme (444-449), Simeons persoon en levenswijze. Een leerling Antonios schreef zijn Vita. Keizer Zeno richtte ca. 480 rond zijn zuil het heiligdom van Kal'at Sim'an op, dat tot lang na de Arabische invallen door menigten werd bezocht. Vanaf de 10e eeuw raakte het in verval. De zuil moet er tot in de 17e eeuw hebben gestaan. Nog resten indrukwekkende ruïnes. Van de teksten op Simeons naam is mogelijk een deel authentiek. De jongere styliet Simeon werd in 521 te Antiochië geboren. Al op 6-jarige leeftijd had hij zijn eerste zuil bij een leermeester Johannes. Toen hij 12 jaar was werd hij diaken en besteeg hij een zuil van ruim zeven meter hoog bij Seleucia ten zuiden van Antiochië. De toeloop van vereerders werd zo groot, dat hij in 541 de bergen in trok en op de ‘bewonderenswaardige berg’ een nog hogere zuil betrok. Zijn leerlingen bouwden op aanwijzingen van zijn moeder Martha een klooster naar de trant van Kal'at Sim'an. In 551 werd Simeon priester gewijd. Hij stierf, na 69 jaren op een zuil, in 592 en werd met zijn moeder in het klooster begraven. Orthodoxe christenen richtten zijn heiligdom en cultus in naar het voorbeeld van dat van Simeon de Oudere, dat in handen van de monofysieten (»Leo de Grote) gevallen was.
Simeon de Oudere wordt in het Oosten op 1 september, in het Westen op 5 mei gevierd; Simeon de Jongere respectievelijk op 23 en 24 mei en op 3 september. Beide stylieten, vaak alleen te identificeren door een bijschrift, werden uiteraard afgebeeld in hun concrete situatie: boven op een zuil, soms geknield, soms staande: op allerlei eulogia (pelgrimssouvenirs), op zuiltjes, zilveren platen, en vooral op honderden ikonen. Zij dragen altijd een monnikengewaad, hebben een baard en een uitgemergeld ascetengezicht. Soms houden zij een boekrol vast, soms maken zij een spreekgebaar. Hun zuil wordt wel bekroond door een kapiteel en meestal is de schamele behuizing op de top summier aangegeven: een balustrade, een plankier, een kuip of een tent (Russische ikoon ca. 1600 uit het atelier van de Macary in de Tretjakov Galerij te Moskou). Vaak is de ladder voor de verzorging weergegeven; ook wel een korf en een kruik aan koorden. Op latere ikonen wordt de zuil een toren met deur of raam (ikoon 1465 in het Zone Museum te Novgorod). Onder de zuil ziet men wel verwanten, pelgrims of leerlingen staan en soms is het monnikenleven er rondom af- | |
[pagina 297]
| |
Het leven van eremieten (woestijnvaders), 16e-eeuws paneel. Vaticaanse Musea, Rome. Links- en rechtsboven verschillende activiteiten van de asceten in hun holen. In het midden een styliet (pilaarheilige). Onder de ‘ontslaping’ van de heilige Ephrem de Syriër (volgens de inscriptie). Daar omheen asceten op weg. Rechtsonder een voorstelling van Vanitas, de ijdelheid van alles in het zicht van de dood.
| |
[pagina 298]
| |
gebeeld (14e-eeuws paneel van een Griekse schilder in de Vaticaanse Musea te Rome). Een enkele maal slingert zich een slang rond de zuil: wellicht onder invloed van de Asclepius-cultus, zeker als toespeling op wonderen van de styliet (die ooit de onvruchtbaarheid van een slang op diens verzoek zou hebben genezen) of op zijn strijd tegen de boze machten (gedreven zilveren plaquette ca. 600 in het Louvre te Parijs). Als er een omgeving wordt aangeduid, is dat ofwel een dor berglandschap of een kloostercomplex (16e-eeuwse Russische ikoon in de collectie Bobrinskoy te Londen). Een enkele maal flankeren de stylieten op hun zuilen de Drieëenheid (ikoon ca. 1395 in de Tretjakov Galerij te Moskou). Cycli zijn zeldzaam: vijf scènes uit het leven van Simeon de Oudere op fresco's ca. 900 in de kerk te Zilvé (Cappadocië in Turkije), evenals afbeeldingen in het Westen: Lanfranco, fresco ca. 1610 in de Santa Maria della Morte te Rome. Buñuel grijpt in zijn film Simon del desierto 1965 de pilaarheilige aan voor een obsoleet-verklaring van traditionele vormen van religiositeit: Simeon belandt aan het einde van de film als hulpeloos anachronisme in een discotheek. Delehaye 1923; Mouterde 1947; Van der Ven 1962. |
|