Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdMauritius van Augaunum & het Thebaanse legioen(uit het Egyptische Thebe afkomstig) werden volgens de legende onder de keizers Diocletianus en Maximianus Herculius om hun christenzijn gedood, waarschijnlijk in de vervolging van 302 te Augaunum (of Acuanum; nu Saint-Maurice in het Rhônedal, kanton Wallis). Volgens Eucherius van Lyon (tweede helft 5e eeuw) ontdekte bisschop Theodorus van het nabijgelegen Octodurum (Martigny) hun (massa)graf, waarboven hij een kerk liet bouwen en waarbij wonderen gebeurden. Men sprak van 6600 martelaren! Berichten in handschriften uit de 9e eeuw en later vertellen meer details. De medekeizer Maximianus zou ter bestrijding van de Bagauden, opstandige, naar het oosten trekkende, Gallische boeren, met het Thebaanse legioen over de Alpen zijn getrokken. De soldaten werden op hun tocht naar het westen door de bisschop van Jeruzalem gedoopt. Tijdens een halte te Octodurum | |
[pagina 255]
| |
El Greco, Mauritius en het Thebaanse legioen, schilderij, 1580-84. El Escorial bij Madrid.
| |
[pagina 256]
| |
(Martigny) kregen zij de opdracht aan de goden te offeren. Zij deserteerden en verborgen zich te Augaunum om het bevel te ontlopen. Volgens een andere versie weigerden zij christenen te vervolgen. Dat werd hun dood, een dood die zij, aangespoord door hun primicerius (officier) Mauritius en lagere bevelhebbers Exuperius en Candidus, resoluut ondergingen.
Probleem is dat er uit de oudheid geen enkel in aanmerking komend ‘Thebaans legioen’ aan te wijzen is, waardoor onder andere de historiciteit van het verhaal van de martelaren aanvechtbaar is. Jacobus de Voragine, de auteur van de Legenda Aurea, die de problematiek doorzag, verklaarde de verspreiding van de legende uit de ontsnapping van de Thebanen aan de terechtstelling. Heden verklaart men het ontstaan van deze martelarenlegende en de snelle verbreiding van hun cultus uit de populaire interpretatie van de vondsten van grote militaire begraafplaatsen en van lokale soldatengraven langs de Romeinse wegen. Vanuit het door de Bourgondische koning Sigismund in 515 te hunner ere gestichte klooster aan de druk begane weg door de pas in het Rhônedal te Saint-Maurice werd door vorsten, bisschoppen en monniken de verering van het Thebaanse legioen over heel Europa verspreid: Cassius vereerde men in Bonn, Tyrsus in Trier, Gereon in Keulen, Victor in Xanten, (Victor en) Ursus in Solothurn (Salodurum waar een brug en een legerplaats gelegen hadden), in Aosta en in tal van andere plaatsen. Een uitvoerige cyclus 1480 bevindt zich op fresco's aan de wanden van de Mauritiuskerk in Saanen (Bern). Lokaal vereerde leden van het Thebaanse legioen worden vaak afgebeeld samen met Mauritius; soms - vooral de bekendsten - in groepen (Rijnlands, eikenhouten, met zilveren drijfwerk bekleed reliekdoosje einde 12e eeuw in de schatkamer van de Sankt Viktor te Xanten); zelden hun onthoofding (De Mares, paneel ca. 1515-25; El Greco, schilderij 1580-84; medaillon op de frontpagina/kopergravure van Aegidius Gelenius' De admiranda sacra Keulen 1645: massa-executie op een schavot). Mauritius, de aanvoerder, wiens lans tot de rijksinsignes hoorde, sprak tot de feodale verbeelding, bracht het tot patroon van het Duitse Rijk en werd dus zeer vaak afgebeeld: te voet en - vanwege zijn naam - als Moor: Grünewald, paneel ca. 1521-23 (met »Erasmus, wiens darmen hier om zijn bisschopsstaf zijn gewonden) en een anonieme sculptuur ca. 1507 aan het stadhuis te Jüterborg (nu in het Heimatmuseum); in militaire uitmonstering naar gelang gewoonte en smaak van tijd en streek (zilveren drijfwerk ca. 1175 aan de schrijn van de heilige koning Sigismund van Bourgondië in de abdijkerk te Sankt Moritz); als ridder te paard altijd als westerling (12e-eeuwse miniatuur in het Passionale van Hirsau). Afwijkend is het zilveren tafelstuk ca. 1660 van Meester hm uit Augsburg, waar Mauritius als patroon van een handelscompagnie te Riga op een mythologisch zeepaard rijdt. De legionair Ursus werd in de kruisgang van de kerk San Pietro e Orso te Aosta ca. 1150 vereerd met 52 marmeren kapitelen met uitvoerige scènes uit zijn leven. Van Berchem 1961; Brackmann 1941; Dupraz 1961; Horstmann 1970; Rieckenberg 1940. |
|