Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Formiazou - volgens de lezing van een uitgebreide 9e-eeuwse en een kortere 11e-eeuwse legende - onder Diocletianus bisschop van Antiochië in Syrië geweest zijn. Hij vluchtte voor de dreigende vervolging uit de stad weg naar de woestijn in de Libanon, waar raven hem voedden (vgl. Elia en de eremiet Paulus, voorts »Antonius Abt). Hij ontving echter van godswege bevel om naar zijn zetel terug te keren. Toen men hem te Antiochië aan martelingen blootstelde werd hij door een engel naar Illyrië overgebracht, waar hem op bevel van Maximianus Herculius, medekeizer van Diocletianus, nieuwe pijnigingen wachtten. Ditmaal was het de aartsengel Michaël die hem wegvoerde, en wel overzee naar Campania om daar het evangelie te verkondigen. Hij stierf er in 303 te Formiae (Mola di Gaeta) de marteldood. Zijn relieken werden in de 10e eeuw overgebracht naar de havenplaats Gaeta, waarheen de bisschopszetel van Formiae in 859 sinds de invallen van de Saracenen verplaatst was.
Men twijfelt met goed recht niet alleen aan de betrouwbaarheid van Erasmus' legende, maar ook aan de historiciteit van de held. De oudste sporen van zijn verering gaan niettemin terug tot in de 6e eeuw. Deze bloeide vooral op na de translatie van zijn relieken naar Gaeta, waar hij stadspatroon werd, en verspreidde zich vandaar uit over Europa tot in de landen rond de Oostzee. Bescherming biedt Erasmus/Erasmo, wiens naam tot Ermo, Elmo of Telmo verbasterd werd, vooral aan zeelieden, maar ook aan spinners en draaiers. Zijn voornaamste attribuut, een met ankertouw omwonden windas, werd aanleiding tot een fantastische marteling: men zou hem, uitgestrekt op een folterplank, de darmen uit het lijf gedraaid hebben. Elektrische ontladingen op de scheepsmasten die oplichtende vonken veroorzaken (Sint Elmsvuur), | |
[pagina 135]
| |
werden in de middeleeuwen geïnterpreteerd als een teken dat de heilige het schip tijdens storm onder zijn hoede had genomen. Meestal wordt Erasmus als bisschop (»clerici) afgebeeld met staf en mijter, soms met een ketel (waarin hij gekookt zou zijn) of met priemen (die men hem onder de nagels stak; vgl. »Crispinus). Men roept hem aan bij zeeziekte en buikpijn. Zijn feest valt op 2 juni. De vroegste afbeeldingen van Erasmus komenDirk Bouts, Martelaarschap van de heilige Erasmus, middenpaneel uit de Erasmustriptiek, kort na 1466, in de Sint Pieter te Leuven.
voor op fresco-restanten uit de 8e eeuw in de Santa Maria in Via Latina te Rome. Als bisschop verschijnt hij in de 12e eeuw: mozaïek in de Cappella Palatina te Palermo en miniatuur in het Passionale van Stuttgart. Vanaf de 15e eeuw heeft hij meestal zijn windas met touwen of darmen in de hand, zoals op een schildering begin 16e eeuw in de dom te Roskilde bij Kopenhagen, op een schilderij ca. 1518 van Grünewald, op de linkervleugel van het Patmosaltaar ca. 1518 (op de rechtervleugel de andere zeevaarderspatroon, »Nicolaas) van Hans Burgkmair de Oudere en op een anonieme façadeschildering 1724-43 aan het Colegio San Telmo te Sevilla. In een Vita ca. 1295 komt voor het eerst een miniatuur voor met de martelscène, waarbij hem de ingewanden uitgedraaid worden. De voorstelling bleef in trek tot in de 18e eeuw. Het middenstuk van de triptiek kort na 1466 van Dirk Bouts in de Sint Pieter te Leuven (zijluiken: Hieronymus en Bernardus van Clairvaux) toont in een fraaie cirkel-compositie de beulen aan de as, de keizer met zijn gevolg en het uitgestrekte lichaam van de lijdzame Erasmus. Elk spoor van wreedheid is hier afwezig. Na Mostaert (of iemand uit zijn school), schilderij ca. 1525 in Museum Mayer van den Bergh te Antwerpen, werden de voorstellingen gruwelijker: Saraceni, schilderij ca. 1600 in de dom te Gaeta en vooral dat | |
[pagina 136]
| |
van Poussin ca. 1650 in de Vaticaanse Pinakotheek, dat lang via de grafiek voortleefde. In de 18e eeuw schilderde Savanni een fresco ca. 1760 met de scène in de Sant'Erasmo te Brescia. Een enkele maal staat Erasmus in een ketel terwijl de marteling op hem wordt toegepast: 15e-eeuwse muurschildering in de kerk te Taivassalo (Finland). De Oostenrijkse Meester van de ‘Heiligenmartyrien’ toont in zijn altaarstuk ca. 1490 de marteling met de priemen. Een paaskandelaar ca. 1295 in de dom te Gaeta heeft een cyclus van 24, voornamelijk martelscènes. Johannes van Gaeta, de latere paus Gelasius ii, die een jaar lang weinig gelukkig regeerde, schreef als oblaat (»monniken) in het klooster te Montecassino in het midden van de 11e eeuw, uitgaande van de twee legendeversies, een leven van de martelaar Erasmus. Aurigemma/Santis 1955; Engels 1956 en 1957. |
|