Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdCrispinus & Crispinianuswaren Romeinse martelaren (287) onder Diocletianus, wier relieken wellicht naar Soissons zijn overgebracht. Hun legende is een voorbeeld van het ontstaan van verhalen over een koppel heiligen op grond van fantasie en associaties. Zij zouden met andere Romeinen, zoals Quintinus van Vermand (nu Saint-Quentin) en Piatus van Doornik (Saint-Piat, te Chartres vereerd), om aan vervolging te ontsnappen naar Gallië gevlucht zijn. Het tweetal bereikte Soissons waar zij als schoenmakers in hun onderhoud voorzagen en - de christelijke naastenliefde metterdaad predikend - de armen kosteloos voorzagen van schoeisel, waarvoor engelen hun elke nacht het leer aanreikten. Door de rechter Rictiovarus, een | |
[pagina 114]
| |
figuur die ook in de legenden van de andere Romeinen optreedt, werden zij in de tijd van Diocletianus' medekeizer Maximinianus gevangen genomen en na een reeks overwegend stereotiepe martelingen onthoofd. Naast stokslagen, het gedeeltelijk afstropen van stroken huid (vgl. »Erasmus), een poging tot verdrinking met een molensteen om de hals in de bijna dichtgevroren Aisne (maar gered door een vloed warm water), onderdompelingen in een pot kokend lood (spatten daaruit verblindden de rechter) en in een vat met kokende olie (waarbij een engel hen troostte) ondergingen zij een betrekkelijk originele pijniging: men stak elzen (schoenmakerspriemen) onder de nagels van hun handen en voeten. De priemen vlogen er echter uit en troffen de beulen (»Cosmas & Damianus en »Sebastianus). In een Engelse versie van de legende speelt het verhaal van de heiligen te Faversham (Kent).
Beide heiligen werden uiteraard de patronen van de leerlooiers, schoen-, handschoenen- en zadelmakers. De tekst van een Duits versje, waarin Crispinus schoenen maakte voor de armen en daarvoor ook het leer ‘steilte’ (beschikbaar stelde), werd snel verstaan als ‘stahl’ (stal), wat hun verhaal nog pikanter maakte. Hun attributen zijn hun martelwerktuigen (sculptuur ca. 1500 in de kerk te Erkelenz, Rijnland), schoenen of gereedschap (16e-eeuwse beelden in de kerk te Horst). Een enkele maal werden zij als bisschoppen voorgesteld (zilveren, gedreven dodenschild 1663 van het gilde der schoenmakers in het Landesmuseum te Münster). Meestal zijn zij afgebeeld in deftige burgerkleding (houten beelden aan een retabel ca. 1515 in de kerk te Kalkar; met zwaarden, hamer en boek, dat duidt op hun ijver als geloofsverkondigers) of in hun werkkleding (retabel ca. 1650 uit Schwyz, nu in de Dreifaltigkeitskirche te Konstanz). Cycli vindt men onder meer op een 13e-eeuws glasraam te Soissons, aan een altaar ca. 1410 van Pasquier Bormann in de kerk te Herentals, op een altaarvleugel ca. 1500 in het Landesmuseum te Zürich (met de scène van de priemen onder de nagels) en een altaar ca. 1590 van Ambrosius i Francken in het Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Hun martelaarschap wordt verbeeld op een Nederlands altaar ca. 1500 in het museum te Warschau. Delehaye 1936; Frey 1979; Gröger 1944; Jullian 1923; Secomska 1965. |
|