Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdDionysius de Areopagietis (vanaf de 9e eeuw) de naam van een drietal personen van wie de verhalen door traditie en tijd ineen geweven zijn. Eusebius van Caesarea zegt in zijn Kerkgeschiedenis (303-324) dat Dionysius, Paulus' Atheense bekeerling die diens rede op de Areopaag gehoord had (Hand. 17,34), de eerste bisschop van zijn stad geweest is. Onder Dionysius' naam publiceerde een, wellicht uit Syrië afkomstige auteur vanaf ca. 500 een aantal mysterieuze geschriften. Hij deed het voorkomen alsof hij bij Jezus' en Maria's dood aanwezig was geweest en hij wilde ook voor Paulus' leerling doorgaan. Diepzinnige, van neoplatoonse ideeën doordrenkte speculaties over de namen van God, de mystieke verhouding van de ziel tot God en de rangorde onder de engelen waren zijn belangrijkste onderwerpen. In het begin van | |
[pagina 119]
| |
Dionysius preekt te Parijs, miniatuur in de Kroniek van Saint-Denis, 1317.
Bibliothèque Nationale, Parijs. Op de prediking van bisschop Dionysius en zijn gevolg bekeren zich de Parijzenaars en belijden hun geloof. Hun afgodsbeelden vallen daarbij van de sokkels. | |
[pagina 120]
| |
de 6e eeuw stonden bisschoppen nogal wantrouwend tegenover de ideeën van deze tweede (Pseudo-)Dionysius, maar toen in de je eeuw grote kerkleiders deze geaccepteerd hadden, sloeg achterdocht om in diepe bewondering. Via de Latijnse vertaling door de geleerde Johannes Scot Eriugena (ca. 877) was men met deze theologie ook in het Westen bekend, waar de scholastiek (12e-13e eeuw) en mystici zoals Johannes Tauler, Meister Eck(e)hart, Jan van Ruusbroec (14e eeuw) en »Johannes van het Kruis (16e eeuw) er sterk door beïnvloed werden. Deze invloed was des te groter omdat men de auteur sinds ca. 800 weer was gaan vereenzelvigen met een derde Dionysius die in de 3e eeuw gemarteld en de eerste bisschop van Parijs zou zijn geweest. Al door »Hieronymus worden Rusticus en Eleutherius (namen van de antieke Dionysos!) als diens helpers en medemartelaren vermeld. Volgens de oudste legende is Dionysius te Saint-Denis bij Parijs begraven.
In het zeer oude klooster te Saint-Denis, dat al in 475 vermeld wordt en door koning Dagobert i (begin 7e eeuw) bevoordeeld werd, zijn Frankische en later Franse koningen begraven. Ter versterking van het respect voor de abdij liet een jongere legende Dionysius' marteling plaatsvinden op Montmartre (mons martyrum) te Parijs, waar Dionysius - na van Jezus zelf de laatste communie te hebben ontvangen - onthoofd werd om vervolgens met zijn hoofd in de handen naar Saint-Denis te wandelen. In de Karolingische periode groeide het legendarische bestand in een Vita, geschreven door de geleerde abt Hilduin van Saint-Denis (begin 9e eeuw), ten voordele van de koninklijke abdij drastisch uit. In 1317 schreef een monnik Yves een vaak gekopieerde Vita. Na 1600 werd dankzij de historische kritiek van humanisten, reformatoren en Bollandisten onderscheid gemaakt tussen de Pseudo-Areopagiet en de bisschop Saint Denis. Dionysius, die beschermer was van de Franse koningen, aangeroepen werd bij hoofdpijn en syfilis en door boogschutters als patroon werd vereerd, wordt gevierd op 9 oktober. De Pseudo-Areopagiet werd in de kerken van het Oosten of hun invloedsgebied alleen of in groepen op ikonen afgebeeld als bisschop in liturgisch gewaad met krullend haar en een gespleten baard, in de hand een bijbel-codex (12e-eeuwse mozaïeken te Cefalù en Palermo). In het Westen, uiteraard het meest in Frankrijk, komt de Parijse Dionysius vanaf de 12e eeuw voor als bisschop (fresco 12e eeuw Berzé-la-Ville), onthoofd en met zijn hoofd in de handen (beeld eerste helft 13e eeuw aan het noordelijk portaal te Reims), en niet onthoofd en toch met een tweede hoofd in de handen (zuidelijk rozetraam ca. 1266 aldaar). Dit ‘attribuut’ heeft hij gemeen met enkele andere ‘cefaloforen’ (hoofddragers; »martelaren). Een provençaals altaarstuk ca. 1505 in het Rijksmuseum te Amsterdam toont Dionysius in gebed. De meest uitgebreide Dionysius-cycli komen voor op een glasraam in de kathedraal van Bourges uit de eerste helft van de 13e eeuw, een 13e-eeuwse sculptuur aan het noordelijk portaal van de Notre Dame te Parijs, in de Vita van Yves met 77 grote miniaturen en op een reeks panelen van Lambert Lombard (ca. 1550; vier scènes in de Kon. Musea voor Schone Kunsten te Brussel; vier elders, onder meer te Luik). Afzonderlijke taferelen zijn te zien op een ivoor ca. 1150 in het Louvre te Parijs (een gemijterde Dionysius, met Rusticus en Eleutherius); op een ivoor 1350-60 eveneens in het Louvre (de bisschopswijding door de apostel Paulus en een martelscène); op een miniatuur in een kroniek van Saint-Denis uit de 14e eeuw in de Bibliothèque Nationale te Parijs (Dionysius prekend, terwijl afgodsbeelden van hun sokkels vallen); op een miniatuur ca. 1050 in het missaal van Saint-Denis eveneens in de Bibliothèque Nationale (Jezus brengt Dionysius en zijn gezellen de communie in de gevangenis). Het bekendst is het paneel 1415 van Henri Bellechose met onder het kruis van Je- | |
[pagina 121]
| |
zus, dat gedragen wordt door God de Vader (Genadestoel), de uitreiking van de communie en de onthoofding van de drie martelaren. Op een sculptuur ca. 1460 in de kerk te Westerland (Sleeswijk-Holstein) is Dionysius als getuige afgebeeld bij de Kroning van Maria. Rodin maakte een sculptuur ca. 1890 met het gemijterde hoofd van de martelaar en twee handen op een reliekkastje. Bär 1984; Coens 1963; Loenertz 1951; Moretus-Plantin 1953. |
|