Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdOswald van Northumbriëmoest in 616, nauwelijks 12 jaar oud, de vlucht nemen toen opstandige Britten onder aanvoering van Edwin in opstand waren gekomen tegen zijn vader, de Angelsaksische koning Ethelfrith, deze gedood hadden en de macht aan zich trokken. In het klooster van-»Columba op het eiland Hy (of Iona, ten zuidwesten van Schotland) werd hij door de monniken opgevangen en gedoopt. Na de dood van Edwin in 633 verdreef Oswald de Britse koning Ceadwalla, heroverde het land en begon met de kerstening ervan, in samenwerking met de te hulp geroepen monnik-bisschop Aidan uit Hy. Met hem stichtte hij als bisschopszetel en steunpunt voor de missionering in de 7e en 8e eeuw een abdij op het eiland Lindesfarne. Oswald zou volgens de oudste Engelse historicus »Beda vooral te prijzen zijn geweest om zijn vrijgevigheid ten opzichte van de armen. In 642 werd hij door het leger van de heidense koning Penta uit het naburige Mercia in de slag op het Maserfield (bij Oswestry) overwonnen en gedood. Zijn lichaam werd onteerd. Het ligt begraven in het klooster Bardney. In 875 is zijn hoofd bijgezet in ‘Saint Cuthbert's coffin’, de doodskist van abt Cuthbert van Lindesfarne. Daarin bereikte het na de invallen van de Denen in 999 een definitieve rustplaats te Durham, waar het in 1827 werd teruggevonden. Spoedig na zijn dood begon men Oswald als martelaar te vereren: Beda bericht al over wonderen bij zijn graf te Bardney.
Niet alleen door Iro-Schotse missionarissen werden de roem en verering van Oswald naar het vasteland overgebracht, maar ook door familieleden zoals Judith van Vlaanderen, dochter van Richard iii van Normandië en stiefdochter van Boudewijn van Vlaanderen, nicht van Willem de Veroveraar, die de stichteres werd van de Oswald-abdij van Weingarten, waaraan zij relieken van de heilige voorvader naliet. Vanaf de 14e eeuw was Oswald in het Duitse taalgebied onder meer door de verspreiding van het nog te vermelden Oswald-epos zeer populair. Men vereerde hem als patroon van de oogstende maaiers, als beschermer van het vee en riep hem aan voor het verkrijgen van gunstig weer. Zijn feestdag wordt - afhankelijk van het gebied - gevierd op de dagen tussen 5 en 9 augustus. Iconografisch is Oswald vooral interessant omdat men drie verschillende voorstellingen kan onderscheiden, afhankelijk van zijn ‘functie’. Men beeldde hem vooreerst af als koning-martelaar met de attributen van een koning (kroon, scepter, wereldbol) en palm: miniatuur ca. 1100 in een handschrift in de stadsbibliotheek te Bergues (Vlaanderen) en een muurschildering ca. 1145 in het Oostenrijkse klooster Nonnberg. Soms draagt hij een schaal met deksel (waaruit hij zijn gaven schonk): stenen beeld ca. 1300 aan de westelijke toren van de Münsterkerk te Freiburg. Als held uit de sage heeft hij vervolgens een raaf met een ring in de snavel als attribuut: schilderij ca. 1480 van Andrea Bellunello in de San Floriano te Forni (Karnische Alpen), en als patroonheilige tenslotte heeft hij een | |
[pagina 272]
| |
bundel aren: schilderij 1745 van Tiepolo in de Santi Massimo e Osvaldo te Padua. Miniaturen ca. 1195 in handschriften uit Weingarten en een in de Pierpont Morgan Library te New York beelden het schenken van aalmoezen door Oswald (weer met de grote schaal in de hand) en Aidan uit. Cycli tonen Oswalds dood: twee 14e-eeuwse tekeningen in het Queen Mary Psalter en negen miniaturen in een handschrift 1425-34 in de Bibliothèque Nationale te Parijs. Een kleine, drievoudige cyclus op schilderijen ca. 1493 in de kerk van Sankt Katharina te Katal illustreert de sage (schepen, strijd en doop van de heidense koning). Een schilderij ca. 1470 in het Bayerisches Nationalmuseum te München, een houtsnede in Dat duytsche Passional (Keulen 1485) en wandschilderingen ca. 1420 in de Sankt Vigil te Bolzano tonen enkele scènes. Vanaf ca. 1000 gaven Oswalds leven, dood en roem aanleiding tot het ontstaan van Latijnse en Oudengelse, legendarische Vitae: onder meer van de hand van de monniken Drogo (11e eeuw) en Reginwald van Durham (1162). In een Rijnlands Spielmannsepos Sant Oswalt uz Engelland (ca. 1170, omgeving van Aken) zendt de christelijke held Oswald zijn met menselijke stem prekende raaf naar prinses Pamige, de dochter van de heidense koning Aron, om haar als bruid te werven. Met twaalf als goudsmeden verklede gezellen gaat Oswald haar halen. De koning bekeert zich. Tijdens een feest verschijnt een bedelaar (speelman), die alle bezittingen van de koning opeist. Als dat gebeurd is blijkt de bedelaar Jezus te zijn, aan wie Oswald zijn bruid toevertrouwt. Het epos is in twee versies in versvorm (te München en te Wenen) en in een prozaversie bewaard gebleven. In de Spielmannsepik treedt ook Sint »Ontcommer op als maagdelijke pendant van Oswald. Baesecke 1907; Curschmann 1964; Dörrer 1962; Fuchs 1920; Zingerle 1856. |
|