Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdBeda Venerabilis,die in 672/73 geboren is, werd op zevenjarige leeftijd oblaat (aan een klooster met het oog op zijn opvoeding toevertrouwd kind) in het door de heilige abt Benedict Biscop in 674 gestichte benedictijner Sint-Petrus-klooster te Wearmouth in Northumbria. Omstreeks 681 ging hij met de leider Ceolfrith mee over naar het van daaruit te stichten Sint-Paulus-klooster te Jarrow. Voor beide kloosters, maar vooral voor Jarrow, verwierven Benedict Biscop en Ceolfrith op hun reizen naar Rome een grote collectie waardevolle handschriften uit de pagane en christelijke traditie. Deze bibliotheek werd de basis voor Beda's universele en in zijn tijd zeer bewonderde kennis. Buiten enkele bezoeken aan kloosters en scholen te Lindisfarne en York bleef Beda in zijn klooster studeren, doceren en schrijven. Hij deed dit in de lijn van de restauratie van kerkelijk en kloosterlijk leven, die vanaf ca. 670 onder leiding van de uit Athene afkomstige aartsbisschop Theodor van Canterbury in Engeland was begonnen. Beda, die in 692 tot diaken en in 703 tot priester gewijd was, stierf in 735. Beda's methode bestond uit het gebruiken van de profane wetenschappen en van de kennis van de antieken voor de uitleg van de bijbel en voor de christelijke opvoeding. In een grote reeks geschriften heeft hij zijn kennis neergelegd. Zijn belangrijkste werken waren De natura rerum (een kosmologie; ca. 725); een groot aantal commentaren op ten minste twaalf bijbelboeken, waarin hij op grond van de kerkvadertraditie tot ontwikkeling van eigen ideeën kwam; en historische werken, die wellicht zijn belangrijkste scheppingen zijn. Hij schreef een reeks met vele data gevulde Vitae van grote, Engelse benedictijner monniken (onder meer van Benedict Biscop) en Historia ecclesiastica gentis Anglorum (Kerkgeschiedenis van het Engelse volk; 731). Het laatste werk, met zijn chronologische ordening en zijn kritische scheiding tussen historische feiten en vulgaire traditie, is nog altijd de belangrijkste bron van kennis van de vroegste Engelse geschiedenis. De temporibus en De temporum ratione, handleidingen voor astronomisch-liturgische (paasdatum) en historische berekeningen, hadden grote invloed op de in zijn tijd groeiende gewoonte om de westerse jaartelling - overigens verkeerd berekend - niet meer te laten beginnen ‘ab urbe condita’ (vanaf de stichting van Rome in 793 v.C.), maar ‘anno Domini’ (vanaf de geboorte van Jezus). Van Beda, die in kennis alle tijdgenoten overtrof, bleven daarnaast brieven en preken bewaard. Hij werd de wegbereider voor de geleerden van de Karolingische renaissance, die aan hem evenveel autoriteit toekenden als aan de »kerkvaders.
Al op een Akense synode in 836 kreeg Beda het epitheton ‘venerabilis’ (de eerbiedwaardige), dat gevolgd werd door de nadere kwalificatie: ‘bewonderenswaardige leraar van onze tijd’. Na de verwoesting van Wearmouth in 876-80 door de Denen en de wederopbouw door prior Aldwin in 1074 werden Beda's relieken definitief overgebracht naar | |
[pagina 61]
| |
de kathedraal te Durham. In 1899 riep Leo xiii hem uit tot kerkleraar (»kerkvaders). Zijn feest valt op 27 mei en wordt in de hele kerk gevierd. Merkwaardig is dat men van Beda ondanks de bekendheid van zijn werk toch weinig afbeeldingen vindt. Verklaring zou kunnen zijn dat hij nooit een echte volksheilige is geweest. Bovendien zal in Engeland tijdens de Reformatie wellicht veel verloren gegaan zijn. Vaak is de identificatie van een afbeelding onzeker (miniatuur in een 11e-eeuws Liber Canonum in de Vaticaanse Bibliotheek). Hij wordt als oude benedictijner monnik voorgesteld op een 15e-eeuws fresco van Lorenzo da Viterbo in het Museo Civico te Viterbo in Italië en op 18e-eeuwse werken in de kloosters te Münster en Salzburg. Een miniatuur op de titelpagina van een handschrift Homiliarium doctorum (Preken van geleerden) 1498 toont hem met een boek in de hand. Bij de jezuïet Rosweyde, auteur van de Generale legende der Heylighen (Antwerpen 1607), heeft Beda op een gravure als middeleeuwse klerk met bonnet (»clerici) een boek in de ene en een niet goed verklaarbare kruik in de andere hand. Van Heindl ging een gewelffresco 1726 in het klooster te Niederaltaich verloren. Kort na Beda's dood schreef een monnik Cuthbert een Epistola de obitu sancti Bedae (Brief over het overlijden van de heilige Beda). Blair 1970; Bonner 1976; Capelle 1936; Meyaert 1977; Thompson 1935. |
|