Onuphrius de Grote
was een Egyptische asceet die ca. 400 in de Thebaïde (woestijn ten oosten van Thebe) leefde. Volgens een met legenden doorweven Vita van de hand van de anachoreet Paphnut was hij de zoon van een Perzische (volgens sommige lezingen echter een Abessijnse) vorst en is hij eerst een korte tijd als monnik in een klooster te Hermopolis geweest, om daarna zestig jaar lang in volstrekte eenzaamheid in de woestijn te verblijven. Engelen brachten Onuphrius de eucharistie en hij zou zich in het leven gehouden hebben met de twaalf vruchten die een palmboom elk jaar voor hem voortbracht. Op het einde van zijn leven heeft Paphnut, zegt deze, hem bezocht. Eerst vluchtte Onuphrius voor hem weg in de mening dat de bezoeker een wild dier was. Paphnut heeft hem bijgestaan bij zijn levenseinde en hem met de hulp van twee leeuwen begraven. De legende vertelt hoe Onuphrius met een opzienbarend wonder de beschuldiging ontkrachtte dat een vrouw een onwettig kind had voortgebracht: men moest het kind in het vuur houden, en het verbrandde niet.
Zijn bijnaam dankt Onuphrius aan de grote verbreiding van zijn verering vanuit de Koptische Kerk vanaf de 7e eeuw over heel het Oosten. In Constantinopel waren hem twee kapellen gewijd. Door kruisvaarders werden zijn persoon en cultus vanaf de 12e eeuw ook in het Westen bekend: van Italië (Sant'Onofrio-klooster op de Ianiculus te Rome) tot Engeland. Hij werd vanaf de tweede helft van de 12e eeuw patroon van München en van Braunschweig, waar men relieken van de heilige bezit. Zijn feest valt op 12 juni (op sommige plaatsen een of twee dagen eerder).
De asceet wordt voorgesteld als een oude man met lang, grijs haar en een baard tot aan zijn voeten, de handen meestal uitgestrekt in gebedsgebaar. Als hij kleding draagt, is het een lendenschort van palmbladeren (fresco 8e eeuw in het klooster te Sakara in Egypte). Op een fresco ca. 995 in de kathedraal van Faras (Nubië) heeft hij een lang en zeer gestileerd kleed. Als attributen flankeren hem daar een palmboom met twaalf vruchten en een klooster (waaruit hij wegtrok). Meestal is hij naakt en bedekt zijn lange baard zijn schaamte: fresco 1408 in de kathedraal te Vladimir (Rusland), ikoon ca. 1500 in het museum te Novgorod en een mozaïek in de dom te Monreale; een enkele maal is de over zijn hele lichaam sterk behaarde asceet bedekt met een groot cactusblad: fresco ca. 1100 in het Neophytosklooster te Cyprus.
In het Westen werd Onuphrius afgebeeld als een ‘wildeman’ (met drie andere heiligen bij Maria op een schilderij ca. 1500 van Signorelli), als een boeteling (Ribera ca. 1630) of - meestal vrijwel naakt - in aanbidding voor de eucharistie (retabel ca. 1495 van een anonymus in het Landesmuseum te Zürich). Een kroon of scepter als attribuut duidt op zijn legendarische afstamming; aldus op een 15e-eeuws fresco in de Santa Catarina te Galatina en een retabel 1521 in de Michaelskirche te Schwäbisch Hall. Een enkele maal draagt hij als woestijnheilige een ruw geknoopt kleed: schilderij ca. 1625 van Collantes in de Universidad te Madrid.