Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Catharina van Alexandriëwas volgens de legende een begaafde en ontwikkelde, Egyptische koningsdochter (Ecatarina, Aeikatarinè = altijd reine). In het begin van de 4e eeuw is zij onder keizer Maxentius in Alexandrië gemarteld. Het verhaal van haar geschiedenis heeft geen enkele betrouwbare grond, of het moest zijn een pas laat aanwijsbare verering, die weer teruggaat op een Griekse, legendarische, in de 8e eeuw in het Latijn vertaalde Passio uit de 6e/7e eeuw. In de 10e eeuw bleken haar relieken te rusten in het beroemde, al veel oudere Sinaïklooster in de Negev dat haar naam draagt. In Rome, bij de San Lorenzo al Verano, vond men onlangs een fresco uit het midden van de 8e eeuw, met daarop de heilige onder de naam Sancta Ecaterina (samen met Maria). Een tekst, waarin Catharina belooft voor allen die haar aanroepen effectief bij God te zullen pleiten, heeft haar in de middeleeuwen geliefd en beroemd gemaakt: ze was na Maria de meest vereerde heilige vrouw. Een toevoeging aan de Passio vertelt over haar mystieke verloving met Jezus in tegenwoordigheid van Maria, een thema dat op andere Catharina's werd overgedragen: »Caterina van Siena; Catharina van Bologna (15e eeuw), van Racconigi en Catharina de' Ricci (16e eeuw). De legende kent veel bijzonderheden over Catharina's geboorte en jeugd, het onderricht dat zij ontving van eremieten, haar bekering en doop, de ‘verloving’, het verhoor voor keizer Maxentius, een dispuut met filosofen die tegen haar het onderspit dolven, allerhande martelingen waaronder radbraken (waarbij de bliksem of engelen het rad spleten), uiteindelijk de onthoofding, de overbrenging van haar lichaam naar de Sinaï en de apotheose van haar ziel.
Catharina werd de patrones van allen die iets met wetenschap te maken hebben, vooral van filosofen, theologen en advocaten, verder van modistes en naaisters (de Parijse Cathérinettes) en van allen die op een of andere manier met raderen werken (wagenmakers, molenaars). Men riep haar aan tegen alle mogelijke ziekten, vooral hoofdpijn. Haar feestdag is 25 november. Zij wordt voorgesteld als een jonge, gekroonde vrouw met los hangende haren. Haar attributen zijn een staf met kruis, boek, zwaard, palm, een meestal gebroken rad en onder haar voeten vaak een overwonnen keizertje. Uit honderden voorbeelden: een glasraam uit het einde van de 13e eeuw in de Johanniterkirche te Münchenbuchsee (Zwitserland; met zwaard, palm en kroon); Boheemse meester, paneel voor 1368 in de Burgkapelle te Å ternberk (Tsjechoslowakije; met zwaard en rad); houten beeld 1500-30 in de kerk te Zwillbrock in Duitsland ten noorden van Winterswijk (lezend in boek, zwaard op overwonnen keizer, en rad); met een immens rad: Caravaggio's schilderij ca. 1598. Op vroege ikonen werd zij staande als een van de heilige keizerinnen uitgebeeld (Cappadocische fresco's 10e/11e eeuw; ikoon 11e eeuw in het Catharina-klooster op de Sinaï); later nam men in het Oosten de westerse attributen over bij een tronende heilige (ikoon ca. 1665 in het Byzantijns Museum te Athene). In de middeleeuwen is zij vaak in gezelschap van groepen »maagden, als patrones van de schenkster van het kunstwerk of met willekeurige heiligen afgebeeld: timpaan 1190-1200 in de Marienkirche te Gelnhausen bij Frankfurt; Jan van Eyck, huisaltaartje 1437 in de Pinakothek te Dresden en Lochner, paneel ca. 1445: met »Hubertus en de martelaar Quirinus van Neuss (ca. 130, begraven in de Praetextatus-catacombe te Rome; hier als middeleeuwse ridder voorgesteld). Cycli, opgebouwd uit een keuze uit een | |
[pagina 93]
| |
Masolino da Panicale, Catharina van Alexandrië in dispuut met de filosofen, fresco, ca. 1430, in de San Clemente te Rome.
| |
[pagina 94]
| |
kleine veertig scènes uit de Passio en latere legenden, vindt men op ikonen (12/13e eeuw met twaalf randscènes, Sinaïklooster), muurschilderingen (ca. 1225 met een zestigtal scènes in de Heilig-Grafkapel van de kathedraal te Winchester), gewelfschilderingen (einde 13e eeuw in Sankt Maria Lyskirche te Keulen), altaren (Michael Wohlgemut 1485/90 in de Sankt Lorenz te Neurenberg) en ramen (13e eeuw te Chartres). Soms werd haar leven in zijn geheel afgebeeld (Meester van de Catharina-legende ca. 1470-1500; retabel van de Meester van Bát ca. 1420 in het Keresztény Museum te Esztergom, Hongarije), meestal echter alleen het verhaal van haar martyrium: fresco 14e eeuw in de Sankt Prokulus te Naturns, Zuid-Tirol; Masolino da Panicale, fresco ca. 1430 in de San Clemente te Rome; Joachim Patenier, paneel ca. 1500 in het Kunsthistorisches Museum te Wenen (in een weids landschap). Als losse scène overheerste vanaf de 14e eeuw de voorstelling van Catharina's mystieke verloving (»maagden), zo goed als altijd met het Jezuskind meestal op de schoot van Maria (Memling, retabel 1475/79 in het Sint Janshospitaal te Brugge; Lucas Cranach de Oudere, paneel 1516, met Dorothea, Margarita en Barbara, samen de ‘Virgines Capitales’, »maagden; Cerezo, schilderij 1660 in de kathedraal te Palencia) of soms op de schoot van een Sint-Anna-te-Drieën (Meester van de Heilige Maagschap, ca. 1479 in het Wallraf-Richartz-Museum te Keulen); een enkele maal met de volwassen Christus (Giorgio di Biondo, retabel ca. 1375). Daarnaast komen ook het dispuut met de filosofen (Provoost, schilderij 1515/25 in Museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam) en haar apotheose voor (Van Poelenburgh, schilderij ca. 1650 in het Centraal Museum te Utrecht). Een Bretonse bewerking van de Catharina-tekst uit de Legenda Aurea, die in 1576 gedrukt werd, eindigt na een rake schildering van de dramatis personae met een verhaal over een naar de Sinaï gepelgrimeerde monnik, die daar zo vurig bad dat hij er een vingerkootje van de heilige als reliek ontving. De humanist Pietro Aretino schreef in 1540 een fraai en dramatisch leven van Catharina. In de 16e eeuw was de opvoering van Catharina-stukken populair, ongetwijfeld vanwege haar vermeende koninklijke afkomst, de triomfantelijke momenten in het dispuut van de maagd met de filosofen en haar martelingen. Jezuïetenauteurs leverden daar de teksten voor: een anonymus in 1572; Sonhovius in 1573 (spel met vijftig acteurs en honderdvijftig figuranten) en een andere anonymus, wiens stuk in 1602 in Ljubljana werd opgevoerd. Het spel ca. 1650 van de hand van Nathalie Maryschkina, echtgenote van tsaar Aleksej, stond nog in dezelfde traditie. Voor het stuk van Puget de la Serre ca. 1640 maakte Jerôme David ontwerpen voor het decor, die bewaard bleven. Rossi (Santa Catarina alla rota ca. 1635), Predieri (1709) en Feo (1714) componeerden oratoria op het martyrium van Catharina. Zowel het mysteriespel van Liebling als het muziekdrama van Tinel (met als frontispice op de partituur een Catharina van Janssens in de stijl van de School van Beuron) ontstonden in 1908. Brémond 1926; Ottone 1940; Sauer 1906; Schröder/Küppers 1965; Weigand 1939. |
|