Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen
(1993)–Taco H. de Beer, Eliza Laurillard– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 782]
| |||||||||||||||
[pagina 783]
| |||||||||||||||
[N.F.W.E.A.]N.F.W.E.A., opschrift op een transparant te Maagdenburg, toen koning Friedrich Wilhelm III, keizer Nicolaas van Rusland en koning Ernst August van Hanover bijeenwaren. De letters heetten voor te stellen: Nicolaas, Friedrich Wilhelm, Ernst August. Deze laatste had juist de constitutie opgeheven, en spotvogels lazen nu Nulla Fides Verbis Ernesti Augusti, d.i. geen vertrouwen in de woorden van Ernst August. | |||||||||||||||
[Naakte waarheid]Naakte waarheid, vert. van lat. Nuda Veritas, Horatius, Oden I, 24, 7, d.i. de zuivere, algeheele waarheid; naar de fabel, dat de waarheid en de leugen te zamen baadden. De leugen kwam 't eerst uit het bad en trok de kleeren van de waarheid aan. De waarheid, die dit bemerkte en de kleeren van den leugen niet wilde aantrekken, ging dus naakt. | |||||||||||||||
[Naald]Naald, (bouwk.), houten of metalen lat of lijst, welke dient om de opening of naad van een dubbele deur of venster te bedekken. Van gelijke beteekenis als makelaar. Men noemt ook naald de spits van een gothischen toren, wanneer deze zeer dun en fijn uitloopend is. Naald is ook van gelijke beteekenis als obelisk, zoo de naald van Cléopatra die voor jaren te Londen geplaatst is. De lange of hooge fijne pyramidale steenen op graven geplaatst noemt men ook grafnaald. | |||||||||||||||
[Naald (Hij is door 't oog van een - gekropen]Naald (Hij is door 't oog van een - gekropen, Matth. XIX:24. Spreekwijze, ook in den Koran en Talmud te vinden; om aan te duiden, dat men slechts met de grootste inspanning iets bereikt of verkregen heeft, of bij een ziekte te nauwernood aan den dood ontkomen is. | |||||||||||||||
[pagina 784]
| |||||||||||||||
[Nabbelen]Nabbelen, een dier dooden, zonder de Joodsch-ritueele slachtmethode aan te wenden; het woord is gevormd van het n. hebr. werkwoord nabbeil (zie Neweilo (nebéla). | |||||||||||||||
[Naboth (Het is een kind van -]Naboth (Het is een kind van -, zegt men van iemand, die iets, waarop hij zwak heeft, niet tegen ruime vergoeding aan een ander wil afstaan. Naboth wilde het erfdeel zijner vaderen niet aan Achab afstaan, noch voor een beteren akker, noch voor geld. (1 Kon. XXI:1 en verv.). Daarom ook wel aanduiding van een stijfhoofdige. | |||||||||||||||
[Nach Canossa gehen wir nicht]Nach Canossa gehen wir nicht, (hgd.), wij gaan niet naar Canossa (zie Canossa). | |||||||||||||||
[Nacht muss es sein, wo Friedlands Sterne strahlen]Nacht muss es sein, wo Friedlands Sterne strahlen, (hgd.), nacht moet het zijn, waar Friedland's sterren stralen. Schiller, Wallensteins Tod III, 10; gezegde van Wallenstein, hertog van Friedland, waar hij op 't bericht van Buttler, dat 't grootste gedeelte van zijn leger den Keizer trouw gezworen heeft, in 't dreigend gevaar zijn moed voelt verdubbelen, door de vaste overtuiging, dat hij juist in dat gevaar zal zegepralen. | |||||||||||||||
[pagina 785]
| |||||||||||||||
[Nachten (Heilige -]Nachten (Heilige -, in de oude Christelijke kerk de nachten vóór Kerstmis, Paschen en Pinksteren, welke de Christenen der eerste eeuw doorbrachten met waken en bidden. Daar deze nachtfeesten aanleiding gaven tot vele verkeerdheden, werden ze door de kerkelijke overheid afgeschaft. | |||||||||||||||
[Nachtigal-medaille]Nachtigal-medaille, éene jaarlijks te verleenen voor onderzoekingen in Afrika. Hiertoe schonk einde Dec. 1897 de kanonnenkoning Krupp te Essen f 6000 aan het Aardrijkskundig Genootschap te Berlijn, om uit de rente daarvan de kosten te bestrijden. Naar Gustav Nachtigal (1834-85), den beroemden ontdekkingsreiziger in Afrika. | |||||||||||||||
[Nachtmerrie]Nachtmerrie, storing in de spijsverteringsorganen, welke zich openbaart in een gevoel van drukking, dat den slapende benauwt en angstig doet droomen. Volgens Vercoullie, Etym. Woordenboek, samengesteld met maar, nml. mare = nachtspook. Afgel. van 't Middeleeuwsche nachtmaere, uit goth. murzjan (ergeren, kwellen), dus nachtelijke kwelgeest. | |||||||||||||||
[Nachtstukken]Nachtstukken, schilderijen, waarop de voorstelling niet beschenen wordt door zonlicht, maar door maan- of kunstlicht. Een der meest beroemde nachtstukken is: ‘De aanbidding der herders’, door Correggio, waar het licht uitstraalt van het kind Jezus; het bevindt zich thans te Dresden. De ‘Nachtwacht’ van Rembrandt wordt thans wel door niemand meer tot de nachtstukken gerekend. | |||||||||||||||
[Nageboorte]Nageboorte, (wap.). Alleen de oudste zoon verwierf na den dood zijns vaders het recht op het volle wapen; de andere zonen, die in de heraldiek nageboren heetten, brachten in het wapen eenig teeken aan, waardoor zij zich dus onderscheidden van den hoofdtak; zulk een teeken heet breuk of teeken van nageboorte, ook barensteel (z.a.). | |||||||||||||||
[pagina 786]
| |||||||||||||||
of gewone spijkers. De spijkers of nagels met koppen zijn die, waarvan de koppen sterk spreken, d.w.z. groot zijn en het voorwerp, dat er mee bevestigd wordt, zichtbaar en krachtig vasthecht; in tegenstelling met nagels, waarvan de koppen zoo min mogelijk te voorschijn treden en daarom noemt men de vasthechting met deze: nagelen met verdekte koppen. | |||||||||||||||
[Nageri-schrift]Nageri-schrift, op beeldhouwwerk van Boro-Boedoer, in 1888 en later opgegraven, komt ook op basreliefs van andere monumenten op Java voor, alsmede in Kambodja, en schijnt dus te wijzen op eene verhuizing van Boedhisten, juist uit die streek in de 2e helft der 9e eeuw n.C. (den vermoedelijken tijd der stichting van Boro-Boedoer). Dat schrift schijnt oud-Javaansch te zijn, al is de taal zuiver Sanskrit. | |||||||||||||||
[Najaden]Najaden, (gr. myth.), nimfen, onderscheiden in riviernimfen, bronnimfen en poelnimfen, in tegenstelling met de Oceaniden en Nereïden, de nimfen van den Oceaan. Zij bezitten de gave der profetie, beschermen dichtkunst en gezang en voeden door de kracht van het water menschen, dieren en planten. | |||||||||||||||
[pagina 787]
| |||||||||||||||
[Namen]Namen, bij de Chineezen. De Chinees draagt in zijn leven verschillende namen. De kleine Chinees ontvangt, zoodra hem vier maanden na zijn geboorte het hoofd wordt kaal geschoren, een ‘melknaam’. Die naam is dikwijls niet meer dan een nummer: A-yam, A-lom, A-luk (No. 1, No. 2, No. 3) enz. Als hij naar school gaat krijgt hij een anderen naam, welke meestal betrekking heeft op eigenschappen of geestesgaven welke hij bezit of geacht wordt te bezitten: ‘wordende verdienste’. ‘sierlijk schrift’, ‘rijpende olijf’, enz. - Aan de meisjes wordt alleen een ‘melknaam’ gegeven: ‘bloem’, ‘kostbare steen’, ‘zusje’, en zij houden dien tot haar huwelijk; dan nemen zij een anderen aan, b.v.: ‘jasmijnbloem’, ‘zilveren maan’, ‘zoete geur’, enz. Meestal worden de vrouwen wanneer men van haar spreekt - als bij ons - met den familienaam van haren man en haren eigen familienaam aangeduid. - De mannen nemen, als zij trouwen, nog een derden naam aan, en als zij in staatsdienst treden een vierden. Zijn zij daarbij kooplieden, dan dragen zij nog een vijfden, een ‘handelsnaam’, en allen krijgen zij bij hun dood nog een laatsten naam. | |||||||||||||||
[Nampankoeck]Nampankoeck, tabak. Naam, welken de inwoners van Korea van ouds aan Portugal geven, omdat de tabak, waarop zij zeer verlekkerd zijn, het eerst door Portugeezen in Japan ingevoerd, en vandaar naar Korea overgebracht is. Volgens anderen noemen de Koreanen de tabak nang-pankir, in den waan, dat die plant herkomstig is uit Nederland, dat zij nang-pankuk titelen. | |||||||||||||||
[Nantes' beul]Nantes' beul, Carrier, die te Nantes in 1793 wraak nam over de wreedheden, door de boeren uit de Vendée tegen de republikeinsche soldaten (les bleus) bedreven. Den 5en Frimaire (25 November) verscheen hij voor de rechtbank. Toen hij in hechtenis genomen werd, greep hij een pistool, en wilde zich dooden; maar een officier der gendarmes belette dit. ‘Les patriottes ne te pardonneront jamais de m'avoir empêché de me brûler la cervelle!’ zei hij op bitteren toon tot dezen officier. Den 16 Frimaire werd hij ter dood veroordeeld, den 26 Frimaire (16 Dec.) beklom hij het schavot. | |||||||||||||||
[Napelsche school]Napelsche school, (muz.), de reeks van meesters en volgelingen, beginnend met Alessandro Scarlatti, die hoofdzakelijk aan de opera werkten en geheel verschillend van den Stilo rappresentativo der Florentijnsche School. Hoofdzaak was bij hen de melodie, en daardoor werd Napels de wieg der eigenlijke Italiaansche opera, die alleen | |||||||||||||||
[pagina 788]
| |||||||||||||||
gezang is en waarbij instrumentatie en dramatische kracht geheel op den achtergrond staan. De voornaamste vertegenwoordigers dier school zijn behalve Scarlatti: Durante, Leo, Feo, Greco, Porpora, Pergolesi, Lagroscini, Vinci, Iomelli, Teradellas, Piccini, Sacchini, Traetta, Paesiello. | |||||||||||||||
[Napoléon (A votre âge, monsieur le général Boulanger, - était mort]Napoléon (A votre âge, monsieur le général Boulanger, - était mort, (fr.), op uwen ouderdom, mijnheer de generaal Boulanger, was Napoleon overleden. Deze dikwerf aangehaalde woorden van den Franschen staatsman Floquet (1828-96), werden door hem, als eerste minister, in de zitting van de Kamer der Afgevaardigden van den 4en Juni 1888 gebezigd. De generaal Boulanger (1837-91), had namelijk eene lofrede op het persoonlijke, eigenmachtige regeeringsstelsel gehouden. Floquet antwoordde met eene van verontwaardiging trillende redevoering, waarin hij o.a. vroeg, wat Boulanger het recht schonk, eene zoo trotsche houding aan te nemen en te spreken als ware hij generaal Bonaparte, die van zijne overwinningen terugkeert. ‘In 1851, ging hij voort, verkondigde de tweede Bonaparte, die zich voor socialist uitgaf, eveneens de onmacht der parlementaire oligarchie en de weldaden der almacht van éen persoon. Maar, mijne heeren, wij kunnen ons geruststellen. Op uwen ouderdom, mijnheer de generaal’, enz. De Kamer besloot, de redevoering van den minister in alle gemeenten des lands te doen aanplakken. Vrij onbekend is het overigens, dat de heer Auer, den 27 Juni 1890 in den Duitschen Rijksdag, een soortgelijk denkbeeld uitdrukte, toen hij zeide: ‘Op 30-jarigen leeftijd had Alexander de Groote reeds eene wereld veroverd, en Napoleon had, toen hij 25 jaren oud was, zijn eersten grooten Italiaanschen veldtocht reeds achter den rug; daarentegen blijft menigeen gedurende zijn geheel leven een ezel’. | |||||||||||||||
[Napoleon's Ernfedrigung ist Wilhelm's Höhe]Napoleon's Ernfedrigung ist Wilhelm's Höhe, (hgd.), de vernedering van Napoleon (III) is de hoogte van Wilhelm (I). Titel van een vlugschrift uit het tijdperk van den Fransch-Duitschen oorlog ao 1870/71. Tevens woordspeling met Wilhelmshöhe den naam van het kasteel te Kassel, waar Napoleon III als gevangene heeft gewoond. | |||||||||||||||
[Naraka]Naraka, (myth.), skr. naraka, de hel van de Hindoes, bestaande uit acht en twintig verschillende afdeelingen, in sommige waarvan de slachtoffers door raven en uilen vreeselijk verminkt werden; in andere weer zijn ze veroordeeld om kokend heete spijzen te eten of over brandend zand te loopen. Elke afdeeling heeft een naam: Rurava (vreeswekkend) voor leugenaars en meineedigen; Rodha (obstructie) voor diegenen, die eene stad plunderen, een koe dooden of een mensch worgen; Sùkara (zwijn) voor dronkaards en dieven. | |||||||||||||||
[pagina 789]
| |||||||||||||||
voor liefde en deed door zijne hardvochtigheid de schoone Echo, die hem beminde wegkwijnen, maar Nemesis liet hem tot zijne straf hiervoor zijn eigen beeld in het water zien en op zichzelf verliefd worden, zoodat hij van ijdel verlangen verteerd werd; uit medelijden veranderden de goden hem n eene bloem, - naar hem narcis igeheeten. Ovidius, Metamorphosen III 346 enz. | |||||||||||||||
[Nardus]Nardus, kostbare zalf, uit de olie (in de wortels) van de nardusplant bereid. De echte plant wordt in Indië en Arabië gekweekt; eene verwante soort levert Syrië. Dit hooggeschat artikel van weelde werd vooral te Tarsus in Cilicië bereid, en in kleine albasten flesschen bewaard. Maria van Bethanië zalfde er, volg. Joh. XII:3, uit liefde Jezus' voeten mede. In de lente is de natuur als éen groot nardusvat, wegens de geuren van bloesems en bloemen. Nardusdropje = teedere aandoening van liefde. | |||||||||||||||
[Narr (Und ein - wartet auf Antwort]Narr (Und ein - wartet auf Antwort (hgd.), en een dwaas wacht op antwoord. Slotregel van Heine's gedicht Fragen. Iemand staat 's nachts aan den oever der zee en richt een reeks vragen tot de golven: Wat beteekent de mensch? Vanwaar is hij gekomen? enz. Doch de golven zetten hun gemurmel voort, terwijl een dwaas op antwoord wacht. Men past dit gezegde gewoonlijk toe op iemand, die vragen doet, waarop het antwoord wel zal uitblijven. | |||||||||||||||
[Narrenfeest (Het -]Narrenfeest (Het -, feest, dat de R.-katholieken tot kort vóor de Hervorming jaarlijks op 28 Dec. en 1 en 2 Januari vierden en dat waarschijnlijk diende om de aloude Saturnaliën te vervangen. De feestviering bestond vooral in Frankrijk en België, in zonderlinge optochten, lichtzinnige dansen en het zingen van ontuchtige liederen, terwijl ze strekte om eene parodie te leveren op de kerkelijke plechtigheden, onder het bestuur van een narrenbisschop of narrenpaus. Reeds sedert 633 werden de narrenfeesten verboden, maar ze hielden geruimen tijd stand; en zelfs de theologische faculteit te Parijs nam ze in bescherming. | |||||||||||||||
[Narrenschip]Narrenschip of Blauwe schuit, een vastenavondsaardigheid. In de 16e eeuw werd een schip op rollen in optocht door stad of dorp geleid; het was gevuld met als gekken verkleede personen, die allerlei snakerijen vertoonden; eene herinnering aan 't Zonneschip of den Zonnewagen van den god des lichts. Hiermede voer een ‘geselscap van den gecken’, in 1381 door Adolf van Kleef opgericht, op vastenavond rond. | |||||||||||||||
[Nascentes morimur, finisque ab origine pendet]Nascentes morimur, finisque ab origine pendet, (lat.), als wij geboren worden, sterven wij en van den aanvang af dreigt ons het einde, Manilius, Astron., IV, 16; ook bij Delavigne, Louis XI, I, 9, waar Nemours zegt: Chaque instant de la vie est un pas vers la mort; ook bij Corneille in de vertaling van de Imitatio en in diens Tite et Berenice, I, 5. | |||||||||||||||
[Nascitur ridiculus mus]Nascitur ridiculus mus, Hor. Ep. ad Pisones, Er wordt een dwaze muis geboren, m.a.w. de berg heeft een muis gebaard, of: veel leven om niets. Zie ook La montagne qui enfante une souris. | |||||||||||||||
[pagina 790]
| |||||||||||||||
[Nasi]Nasi, (nosi), (hebr.), letterl. de verhevene, de vorst. In den Bijbelschen tijd was het de titel van Israël. stamhoofden, vorsten, legerhoofden. In den na-bijbelschen tijd was het de titel van den voorzitter van het groote Sanhedrin, van de hoofden des Jodendoms, van den Patriarch. Vandaar noemde ook de Joodsche sekte der Karaïeten (z.a.) hun opperhoofd wel eens Nasi. | |||||||||||||||
[Nasi]Nasi, (jav. en mal.), gekookte rijst; over de verschillende rijstbereidingen als nasi koekoesan (in een koekoesan (z.a.), gaargestoomde rijst); nasi liwĕt (rijst zonder koekoesan in een pot gekookt); nasi oelam (rijst met allerhande soorten fijn gesneden groenten en fijn gesneden garnalen gemengd; kĕmangi met welriekende bladeren, enz.); nasi kaboeli (zie Kaboeli); nasi koening (met kurkumasap geelgekleurde rijst); nasi goerih (rijst met bouillon, kip enz.); zie men de bestaande kookboeken. | |||||||||||||||
[Nassauern]Nassauern, (hgd.), in de studententaal, op een andermans kosten leven. De uitdrukking schijnt te Göttingen, in der tijd te zijn ontstaan, dat Nassau nog eene afzonderlijke Regeering bezat. Deze had aan de jonge lieden van het hertogdom, die aan de hoogeschool van Göttingen studeerden, verschillende geldelijke voordeelen, en daaronder het genot van vrije tafel verleend. Het gebeurde echter wel eens, dat hongerige studenten van andere natiën, die er geen recht op hadden, van die tafel gebruik maakten. Dat werd spottenderwijs nassauern genoemd. | |||||||||||||||
[Nation boutiquière]Nation boutiquière, (fr.), volk van winkeliers. Napoleon I paste die woorden op de Engelschen toe. De Brit Sir Philipp Francis schijnt echter reeds vroeger, in het vuur eener beraadslaging, zijne landgenooten a nation of stockjobbers te hebben genoemd. Zie Nation of shopkeepers. | |||||||||||||||
[Nation c'est nous (La -]Nation c'est nous (La -, (fr.), de natie, dat zijn wij, kreet der Revolutiemannen in de dagen der Conventie. In den trant van L'état c'est moi (zie Etat). | |||||||||||||||
[pagina 791]
| |||||||||||||||
het uitsluitend doel te grondvesten, een volk van klanten in het leven te roepen, bij den eersten oogopslag een alleen voor een natie van winkeliers geschikt doel zou kunnen schijnen’. Vandaar de aangehaalde woorden, en tevens de uitdrukking Krämervolk, die op de Britten door Duitsche schrijvers zoo gaarne wordt toegepast. Zie Nation boutiquière. | |||||||||||||||
[National Walhalla]National Walhalla, benaming der Westminster-abdij te Londen, waarin de borstbeelden van groote mannen (o.a. sinds Oct. 1896 van Walter Scott) prijken. Zie Walhalla. | |||||||||||||||
[Nativists]Nativists, (am.), van gelijke beteekenis als know-nothings (z.a.). Om die partij schaarden zich de rowdies, die hetzelfde doel uitsluiting van het genot der burgerrechten van allen, die niet op Amerikaanschen bodem waren geboren, beoogden, doch dat alleen met den knuppel en den revolver wilden bereiken. | |||||||||||||||
[Natura in operationibus suis non facit saltum]Natura in operationibus suis non facit saltum, (lat.), in hare werken doet de natuur geen sprong, uit eene rede, die in 1613 gedrukt werd Discours.... mort du géant Theutobocus; later heeft men de spreuk aan Linnaeus († 1778) toegeschreven, en eindelijk aan Leibnitz († 1716), in wiens werken men inderdaad herhaaldelijk vindt Natura non facit saltus = overal in de natuur zijn zachte overgangen merkbaar. | |||||||||||||||
[Natura pauco (]Natura pauco ( of parvo) contenta est, (lat.), de natuur is met weinig (of het kleine) tevreden. Spreuk van Beronicius; denkelijk daarom gekozen, omdat hij, die een hoogst ongebonden leven leidde met schoorsteenvegen en scharenslijpen den kost won. Zie over hem bij Georgarchontomachia. | |||||||||||||||
[Naturae praeeunti obediendum est]Naturae praeeunti obediendum est, (lat.), waar de natuur voorgaat, daar moet gehoorzaamd worden; grondregel der geneeskunde, volgens welken men de ziekten zoo eenvoudig mogelijk behandelt, niet vele geneesmiddelen voorschrijft, en lucht en water, behoorlijk aangewend, de grootste geneeskrachten zijn. | |||||||||||||||
[pagina 792]
| |||||||||||||||
[Naturalisme]Naturalisme, de richting, welke in Darwin, Haeckel en Emile Zola in onzen tijd hare apostelen en profeten vond, volgens welke er geen hoogere, geestelijke wereld bestaat, de zichtbare natuur de eenige realiteit is, die verdient te worden aangebeden, het wereld- en levens-geheim enkel uit de onthullingen der natuur en wetenschap en van den strijd om het bestaan verklaart. Volgens haar is het eindpunt der zinnelijke wereld ook het eindpunt der waarheid en der werkelijkheid in 't algemeen. | |||||||||||||||
[Naturam expellas furca, tamen usque recurret]Naturam expellas furca, tamen usque recurret, (lat.), drijf de natuur met de gaffel (d.i. met geweld) uit, zij zal toch steeds terugkeeren; Horatius, Epistolae I, 10, 24. - De natuur is sterker dan de leer. Zie Chassez le naturel, enz. | |||||||||||||||
[Nature hath fram'd strange fellows in her time]Nature hath fram'd strange fellows in her time, (eng.), de natuur brengt toch soms vreemde heerschappen in de wereld; Shakespeare, Koopman van Venetië I, 1 zegt Salarino dit, waar hij over Antonio spreekt, en niet te weten kan komen, waarom deze zoo stil en afgetrokken is. | |||||||||||||||
[Nature, thou art my goddess]Nature, thou art my goddess, eigentlijk thou, nature, art my goddess, (eng.), gij, natuur, zijt mijn godheid; veelal, doch verkeerd geciteerd: Nature, thou art my goddess. Shakespeare, King Lear I, 2, roept de gewetenlooze bastaard Edmund zichzelven toe, waar hij te kennen wil geven, dat hij geen hoogere idee kent, dan die der natuur en haar tot uitgangspunt zijner daden kiest. | |||||||||||||||
[Naundorff-kwestie]Naundorff-kwestie, de beweerde identiteit van Karel Wilhelm Naundorff, († te Delft 10 Aug, 1845) als militairmechanicus, met den Dauphin, zoon van Lodewijk XVI van Frankrijk, die, volgens de geschiedenis, als tienjarige knaap in den Temple opgesloten, onder de hoede van een ruwen schoenmaker Simon, 8 Juni 1795 omkwam, hetzij tengevolge van gebrek en ellende, hetzij door vergif. Volgens Naundorff zou die Dauphin Lodewijk XVII echter ontvlucht, en in zijn persoon vertegenwoordigd wezen. Zijn. verdediger voor de rechtbank der publieke opinie was Graaf Gruau de la Barre. Later, einde 1892, vormde zich te Parijs eene vereeniging tot bestudeering der kwestie aangaande Lodewijk XVII, de van de echtheid der Naundorff-Bourbons volkomen overtuigde ‘Société d'études sur la question Louis XVII’. Een vermaard lid der balie, Laguerre, | |||||||||||||||
[pagina 793]
| |||||||||||||||
die met de meeste beslistheid tegen de (volgens hem valsche) doodakte (van den Dauphin) opkomt, is er lid van; ook Jules Claretie en Mevr. Severine, wier leus is: ‘J'y crois’. Belangrijk is vooral het werk van Gruau de la Barre, o.a. Intrigues devoilées. | |||||||||||||||
[Nauscopie]Nauscopie, letterl. schepenzienerij, de kunst om uit de wolken de aankomst van schepen te voorspellen, nog vóórdat deze zich aan den gezichteinder vertoonden. Een zekere Bottineau óp het eiland Mauritius, beoefende vóor bijna eene eeuw deze kunst, welke alleen op luchtspiegeling (mirage, z.a.) berust. Uit gr. naus (schip) en skopein (beschouwen). Zij werd in 1897 door den luitenant-kolonel der Fransche marine-artillerie Delauney, in het Bulletin de la Société de géographie de Rochefort, weder ter sprake gebracht. | |||||||||||||||
[Nauta de ventis, de tauris narrat arator, Enumerat miles vulnera, pastor oves]Nauta de ventis, de tauris narrat arator, Enumerat miles vulnera, pastor oves, (lat.), de zeeman verhaalt van zijn stormen, de ploeger van zijn stieren, de soldaat telt zijn wonden, de herder zijn schapen op. Propertius, Elegiae, 2, 1, 43 sq. | |||||||||||||||
[Navorscher (De -]Navorscher (De -, ‘door vragen van wetenschappelijk belang en het zoo mogelijk daarop antwoorden, een middel tot gedachtenwisseling en letterkundig verkeer’, een tijdschrift, dat in 1851 voor 't eerst verscheen bij Frederik Muller te Amsterdam en thans onder redactie van J.F. van Someren zijn 48sten jaargang beleeft als uitgave van Thieme te Nijmegen. In de lijst der oprichters vindt men de namen der meestbekende letterkundigen van 1850: Van Lennep, Nijhoff, Scheltema, Veegens, Van Vloten, Van Hall, Van Hasselt, enz. enz. De tegenwoordige redacteur werd voorafgegaan door Jac. Anspach (1880-90), en deze door P. Leendertz Wz. (1861-80), Dr. Meyboom (1859-61), en Dr. Van Vloten tot 1859. Dergl. tijdschriften bestaan ook in Frankrijk (l'Intermédaire) en Engeland (Notes & Queries). | |||||||||||||||
[N'avouez jamais!]N'avouez jamais! (fr.), beken nooit! Den 28en Nov. 1867 werd te Parijs zekere Avinain, wegens het plegen van twee moorden, onthoofd. Toen hij het schavot had bestegen, wendde hij zich tot de volksmenigte, en sprak op plechtigen toon de aangehaalde woorden uit, waarop dikwerf wordt gezinspeeld. | |||||||||||||||
[Nazarener-sekte]Nazarener-sekte, de eerste aanhangers van Jezus (van Nazaret) werden door hunne tegenstanders Nazareners genaamd; ook Galileërs, omdat Nazaret in Galilea lag, vgl. Matth. II:23, XXVI:69. Toen zij zich alzoo vermenigvuldigden, dat zij niet langer als eene Joodsche sekte konden worden aangemerkt, ontstond de naam ‘Christenen’ (Handel. XI:26b). | |||||||||||||||
[Nazarener-sekte]Nazarener-sekte, in Hongarije, in 1839 door de smidsgezellen Denkel en Kropacsek in 't aanzijn geroepen, en door Hencsei († 1841) georganiseerd. Hun voornaamste voorschrift is, alles wat men onrechtvaardig bezit, aan den waren eigenaar of den rechthebbende terug te geven, vgl. Luk. XIX:8b. Hun aantal wordt op 5 à 6000 leden geschat. | |||||||||||||||
[Nazaret]Nazaret of Nazara = òf de bloeiende, òf kroon, òf wake (wachtplaats). Hoewel dit prachtig gelegen Galileschestadje, de plaats der opvoeding van Jezus, en in het tijdperk der kruistochten eene zeer gezochte bedevaartsplaats is geweest; noemt men op grond van Joh. I:47, een onbeduidend, gering plaatsje een nazaret (vgl. Ev. Gez. XLVI:6). En vanhier, dat Nazarener (inwoner van Nazaret), in den oorsprong van 't Christendom met Ebioniet (z.a.) gelijkgesteld, later met dit woord éenerlei figuurlijke beteekenis verkreeg. | |||||||||||||||
[pagina 794]
| |||||||||||||||
[Ne craignez rien; nous sommes prêts, prêts, vous dis-je, jusqu'au dernier bouton de guêtre]Ne craignez rien; nous sommes prêts, prêts, vous dis-je, jusqu'au dernier bouton de guêtre, (fr.), vreest niets; wij zijn gereed, gereed, zeg ik u. Er ontbreekt zelfs geen knoop aan een slobkous. Terwijl het Wetgevende Lichaam (15 Juli 1870), over de aan Pruisen te richten oorlogsverklaring beraadslaagde, en verscheiden afgevaardigden, in de couloirs van het gebouw hunne ongerustheid omtrent den stoffelijken toestand van het Fransche leger uitdrukten, voegde maarschalk Leboeuf, toen minister van oorlog, hun die, hem later niet zelden verweten, woorden toe. | |||||||||||||||
[N'en parler jamais, y penser toujours]N'en parler jamais, y penser toujours, (fr.), nimmer er van spreken, altijd er aan denken. In dien vorm pleegt men den raad aan te halen, dien Gambetta, den 16en November 1871, in eene te St. Quentin gehouden redevoering, aan zijne landgenooten nopens de herwinning van Elzas-Lotharingen gaf. Hij drukte zich echter in werkelijkheid eenigszins anders en behoedzamer uit. Immers hij zeide, dat ook de overwonnene, wanneer hij als slachtoffer van zijn lot en uit eigen schuld is bezweken, waardigheid dient te toonen. ‘Laat,’ zoo vervolgde hij, ‘ons over die waardigheid waken en nooit van den vreemde spreken; maar men begrijpe, dat wij er altijd aan denken’. | |||||||||||||||
[Ne pouvant s'élever jusqu'à moi, ils m'ont fait descendre jusqu'à eux]Ne pouvant s'élever jusqu'à moi, ils m'ont fait descendre jusqu'à eux, (fr.), daar zij zich niet tot mij konden verheffen, hebben ze mij tot hen doen nederdalen. Zooals de Franschen zich in het verledene op de gedenkteekenen van vroegere Regeeringen bij herhaling hadden gewroken, trachtten zij ook in 1814, na de eerste Restauratie, de door Napoleon I aan zich zelven gewijde gedenkzuil op de Place de Vendôme omver te halen. Zij slaagden er echter slechts in, 's Keizers standbeeld, dat de kolom kroonde, op het plaveisel neder te storten en te verbrijzelen. 's Anderdaags vond men een papier op het voetstuk geplakt, waarop de aangehaalde woorden stonden. In April 1871 werd Napoleons standbeeld, krachtens een besluit der Communeregeering, op nieuw, tegelijk met de Vendôme-zuil, omver gehaald, doch na het herstel der orde, weder opgericht. | |||||||||||||||
[pagina 795]
| |||||||||||||||
[Ne, sutor, supra]Ne, sutor, supra (niet ultra) crepidam! letterlijk: schoenmaker, niet boven den schoen (moet gij oordeelen): Schoenmaker, blijf bij je leest. De schilder Apelles, tijdgenoot en portretschilder van Alexander den Groote, zou dat eenen schoenmaker hebben toegevoegd, wiens aanmerkingen op een geschilderden schoen hij gaarne aannam, maar wiens ongegronde aanmerkingen op het been hem ergerden. Plinius, Historia naturalis XXXV, 10. | |||||||||||||||
[Nebel von Chlum (Der -]Nebel von Chlum (Der -, (hgd.), de mist van Chlum. Toen de Oostenrijksche troepen (1866), te Königgrätz door de Pruisen werden geslagen, schreef hun bevelhebber, de Feldzeugmeister, ridder von Benedek, dat aan het mistige weder toe, dat te Chlum zou hebben geheerscht. Sedert dien tijd, pleegt men die uitdrukking in Oostenrijk te gebruiken, wanneer een veldheer het mislukken zijner zoogenaamde geheime plannen, in plaats van die aan zijne eigene onbekwaamheid toe te schrijven, op rekening van eenigerhande toeval tracht te stellen. | |||||||||||||||
[Nebrat]Nebrat of Nebreïd, hoogepriester in de Abessynische Kerk. Eenigermate vergelijkbaar met een president-kerkvoogd ten onzent. Hij is de hoofdbestuurder der kerkelijke goederen, en is als zoodanig een persoon van gewicht, omdat de Abessynische Kerk een uitgebreid grondbezit heeft. Hij bedient eene kathedraal, bijv. die te Axoum, de vroegere residentie van den Abuna (het geestelijk opperhoofd), welke, naar het volksgeloof, de echte arke Noachs bewaart, ingemetseld in den kerkmuur, en voor niemand, zelfs niet voor den Abuna te zien; men zou ze niet kunnen zien en in 't leven blijven. | |||||||||||||||
[Nebukadnezar (Een hoogmoedige]Nebukadnezar (Een hoogmoedige of vermetele -. De profeet Daniël zegt, dat Nebukadnezar (Nabuchadonosor) op het koninklijk paleis van Babel wandelde en zeide: ‘Is dit niet het groote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis des koninkrijks, door de sterkte mijner macht en ter eere mijner heerlijkheid? En tezelfder ure werd hij van de menschen verstooten en hij at gras als de ossen, en zijn lichaam werd van den dauw des hemels natgemaakt, totdat zijn haar wies als der arenden (vederen) en zijne nagels als der vogelen.’ (IV:29-33). | |||||||||||||||
[Nec facies, nec opus, sola artis sceptra perennant]Nec facies, nec opus, sola artis sceptra perennant, (lat.), geen uiterlijke gedaante, geen menschenwerk, alleen de schepters (de heerschappij, het rijk) der kunst houden stand. Grafschrift van Tycho Brahe († 1601), den grooten Deenschen astronoom. | |||||||||||||||
[pagina 796]
| |||||||||||||||
[Nec lusisse pudet, sed non incidere ludum]Nec lusisse pudet, sed non incidere ludum, (lat.), het is geen schande geschertst, maar wel er niet bijtijds mede opgehouden te hebben, Horatius, Epistolae, 1, 14, 36. Vgl. de vertaling van Hildebrand in de Camera: Ik schaam mij 't spelen niet, maar 't altijd-door te spelen. | |||||||||||||||
[Nec pluribus impar]Nec pluribus impar, (lat.), devies van Lodewijk XIV, geplaatst bij een op de aarde en andere bollen stralende zon, voorstellend den Roi Soleil. De zin is: niet te weinig voor velen, voldoende, om vele (werelden) te bestralen, te verlichten, enz. Men vatte impar op als: niet opgewassen tegen. Maar er gaat (in nec) een negatie vooraf. Dus: wel opgewassen tegen. De Académie des inscriptions et médailles in 1663 opgericht, liet ter eere van den koning eene medaille slaan met deze voorstelling en dit devies, wat volgens Bruzen de la Martinière beteekende, dat het genie des konings voldoende was om Frankrijk en vele andere landen te regeeren, gelijk de zon gelijkelijk de aarde en vele hemelbollen verlicht. | |||||||||||||||
[Nec plus ultra]Nec plus ultra, Job XXXVIII:11, d.i. tot hier toe en niet verder, fig. door niets overtroffen. Volgens de fabelleer werd dit opschrift door Hercules geschreven op de voorgebergten Calpé (in Spanje) en Abyla (in Afrika), die naar zijne meening de grenzen der wereld vormden en die hij scheidde om de Middellandsche zee met den Oceaan te vereenigen. Tegenwoordig gebruikt men dit nec (non of ne) plus ultra, om den hoogsten graad eener hoeveelheid aan te duiden. | |||||||||||||||
[Nec sum contentus eloquentia saeculi nostri]Nec sum contentus eloquentia saeculi nostri, (lat.), ook ik ben niet tevreden met de welsprekendheid onzer eeuw. Woord van Plinius Jr., door Claus Harms († 1855 te Kiel) als motto gekozen, omdat hij eene krachtige Evangelieprediking voorstond, als schrijver van ‘Mit Zungen reden’ (zie Glossolalie). | |||||||||||||||
[Nec timide nec temere]Nec timide nec temere, (lat.), noch vreesachtig, noch vermetel. Spreuk van onderteekening in de ao 1760-66 in 4 dln te Leiden verschenen ‘Taalen Dichtkundige Bijdragen’. Ook omgekeerd, nec temere nec timide (noch vermetel noch vreesachtig). Dit laatste is ook de wapenspreuk der geslachten Diest van Kerkwerve en van der Dussen. | |||||||||||||||
[Necrologie]Necrologie of doodenboek, noemde men in de Middeleeuwen in kloosters en geestelijke gestichten een boek, waarin de sterfdagen werden opgeteekend van personen, wier nagedachtenis men in eer wilde houden en in openbare gebeden gedenken. Daartoe behoorden behalve de heiligen en martelaars, de pausen, keizers, koningen, landsheeren, bisschoppen, vooral de stichters en weldoeners of begunstigers (benefactores) van vrome instellingen. Heden ten dage geeft men den naam van necrologie aan de biographie van een pas overleden persoon en aan eene lijst van gedurende een zeker tijdperk overleden personen. | |||||||||||||||
[pagina 797]
| |||||||||||||||
[Nectar]Nectar, drank der goden, bij de latere Grieken, evenals oorspronkelijk ambrosia (= amrita, drank der goden, in de Veda's), dat ook ‘zalfolie’ aanduidt. Bij Homerus is nog geen sprake van godenspijs, alleen van godendrank; en als hij ‘ambrosia en nectar’ vereenigd noemt, bedoelt hij met het eerste goddelijke lafenis in 't algemeen; doch de paarden der goden laat hij met een kruid ambrosia voederen. In het verre Westen ontspringen volgens Euripides (Hippolyt. vs. 742) de bronnen, waaruit de ambrosia vloeit. Een citaat van den Griekschen dichter Anaxandrides beschrijft nectar als (bijzonder vaste) spijs, ambrosia als drank, in navolging van Sappho en Alcman. De nectar deelde den goden de onsterfelijkheid mede. Nota. Dit strekke tot aanvulling van Ambrozijn (z.a.). | |||||||||||||||
[Nederlandsche Detaille (De -]Nederlandsche Detaille (De -, Hoynck van Papendrecht, vermaard aquarellist en teekenaar; in Nov. 1895 verscheen zijn prachtwerk ‘De Uniformen van de Nederl. Landen Zeemacht’, tekst van den Kapt. d. Inf. W.C. Staring, waarna men hem vergeleek met den Franschen schilder Detaille, die uitmunt in het schilderen van paarden, gevechten, wapenschouwingen en dergl. | |||||||||||||||
[Nederlandsche School]Nederlandsche School, (muz.), de meesters, die in de Nederlandsch sprekende streken geboren 1450-1600 als de eerste contrapunctisten der wereld nog heden ten dage als onnavolgbare voorbeelden worden gehuldigd. De 1ste Ned. School (1400-1450) had tot vertegenwoordigers Zeelandia, Busnois, Binchois, Dufay, Faugues e.a.; de 2de (1450-1525) Okeghem, Obrecht, de leermeester van Erasmus in de muziek, Josquin, Larue, Brumel, Orto, Pipelare, Fevin, Gombert, Ducis, Clemens non | |||||||||||||||
[pagina 798]
| |||||||||||||||
papa, e.a.; de 3de periode waarin de Nederlanders in Italië school maakten (1525-1600), Willaert, Arcadelt, Goudimel, Lasso, Palestrina, Gabrieli e.a. | |||||||||||||||
[Negen]Negen, een der heilige en der mystieke getallen, voorkomende in de mythologie van velerlei volken, in de wapenkunde, de geschiedenis, de tooverkunst enz. Somtijds eenvoudig een meervoud hooger dan drie, even als zeven (gij zult uw broeder zevenmaal vergeven). Zijnde het kwadraat van 3, dat de volmaakte eenheid uitdrukte volgens Pythagoras. Vandaar ook the cat-o'-ninetails, de kat met negen staarten, de geesel-karwats in Engeland. Verder: de erfpacht voor 99 jaren (11 maal 9); de 9 bezweringen van de heksen in Macbeth onder anderen; een negendaagsch wonder, voor zeer groot wonder; de orde der negen Aartsengelen; de negende dag in een ziekte, daar men oudtijds meende dat dan de crisis doorstaan was, enz. | |||||||||||||||
[Negen heiligen van Londen (De -]Negen heiligen van Londen (De -,
| |||||||||||||||
[pagina 799]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[Negenmannen (De -]Negenmannen (De -, negen leden der Tweede Kamer, die in 1844, toen zeer velen in den lande grondwetsherziening verlangden, en de Regeering en de Eerste Kamer bleven weigeren die te geven, een voorstel bij hunne medeleden indienden tot eene volledige grondwetsherziening. Die negenmannen waren J.R. Thorbecke, L.C. Luzac, E.W. van Dam van Isselt, J.H. Graaf van Rechteren, J.M. de Kempenaer, L.D. Storm, B. Wichers, S. Baron van Heemstra en S.H. Anemaet. | |||||||||||||||
[Negĕri]Negĕri of negri, (mal.). bet. eigenlijk in 't Javaansch de plaats waar een vorst zich met zijn volk gevestigd heeft en verder land, gewest, rijk, en ook hoofdstad. In 't Maleisch is de beteekenis nog verder verloopen en duidt negri iedere stad of aanzienlijk dorp, iedere verzameling van één gemeente vormende, kain porys of buurten aan. | |||||||||||||||
[Negorij]Negorij of negerie, van mal. negeri of negri = dorp of stad. Te Ambon, waar men burgers en negorijlieden onderscheidt, zien de eerstgenoemden op de gewone ‘negorijlieden’ uit de hoogte neder. Deze ‘orang borgor’ zijn afstammelingen van Inlanders, die van de O.-I. Compagnie den naam van burger hebben gekregen en vrijgesteld zijn van heerendiensten. Buurtschappen van dorpen in Nederland, waar in verspreide woningen eenvoudige lieden wonen, worden spottend door de stedelingen wel boeren-negorijen geheeten. | |||||||||||||||
[Negritos]Negritos, (sp.), zwarten. Benaming der oorspronkelijke bewoners van de Philippijnen. Die naam is hen gegeven door de Spanjaarden. Zij noemen zichzelf Aita of Eta. Zie Gr. Brockhaus. Op Mindanao dragen zij den bijzonderen naam van Mamanuas. Een verzwakt menschenras, bekeerd tot de R.-Katholieke Kerk. | |||||||||||||||
[Nehalennia]Nehalennia, (myth.), eene Germaansche godin van minderen rang, de beschermster van handel en zeevaart. Op den 5 Januari 1647 werden op het Zeeuwsche eiland Walcheren, en wel, bij Domburg, talrijke altaarsteenen ontdekt, met afbeeldingen van deze godin en met opschriften aan haar gewijd. Later vond men er ook te Deutz bij | |||||||||||||||
[pagina 800]
| |||||||||||||||
Keulen. Ze wordt afgebeeld in staande of zittende houding, met een schoudermantel, een korf met vruchten in de hand, en een hond of ook wel den voorsteven van een schip aan hare zijde. De 27 te Domburg gevonden steenen, zijn in den nacht van 1 Januari 1849, door brand, die het kerkgebouw, waar ze bewaard werden, geheel in de asch legde, bijna alle vernield. De 7 minst verminkte worden bewaard in 't Museum van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. (Zie ook Hanneliesjesdag). | |||||||||||||||
[Nehustan]Nehustan, hebr. nechuschtan, van nechóschet (koper), - koperen slang, voorwerp van afgodische vereering der Israëlieten, totdat Koning Hiskia ze verbrijzelen liet (2 Kon. XVIII:4); zinnebeeld der heelende kracht Gods, omdat Mozes, toen de Israëlieten op hun tocht van den berg Hor naar den Elanitischen zeeboezem door vurige (d.i. vergiftige) slangen waren gebeten, een beeld van zoodanige slang in koper aan eene stang oprichtte, en al wie gebeten was en dit beeld aanzag, in leven bleef (Num. XXI:8, 9; Boek der Wijsh. XVI:5 vg.). Bij de Grieken had Aesculapius eene slang tot attribuut. Wegens Joh. III:14 vg., stelden de oudere Christelijke godgeleerden die slang voor als een type van den Heiland. | |||||||||||||||
[Neiges (Les - d'antan]Neiges (Les - d'antan, in de uitdrukking Où sont les neiges d'antan? d.i. wat is er van het verledene over? het woord antan = ante annum of van het vorige jaar; naar François Villon (1431-1484), die de. Ballade des dames du temps jadis dichtte, waarin hij vraagt, waar al de beroemde schoonheden, die hij opnoemt en van wier leven hij gewag maakt, gebleven zijn, en elk couplet sluit met den regel Mais où sont les neiges d'antan? Sedert komt antan alleen nog maar bij neige voor of in de beteekenis van voorheen. | |||||||||||||||
[Neighbourhood-guilds]Neighbourhood-guilds, (eng.), lett. buurtschaps-gilden. Buurtvereenigingen, waarvan de eerste bij wijze van proef te Rotterdam is opgericht (1895). Ze trekken zich vooral kinderen aan, die op scholen worden geplaatst, en de kleinen die onverzorgd achterblijven, als de ouders van huis zijn. | |||||||||||||||
[Nekromantie]Nekromantie of dooden-orakel, noemde men in de oudheid eene soort van geestenbezwering, waardoor men, zooals beweerd werd, afgestorvenen uit het schimmenrijk kon oproepen, om hen te ondervragen over gebeurtenissen der toekomst, zooals de heks van Endor, op Saul's last, Samuel opriep (1 Sam. XXVIII:7, 11). Afgeleid van gr. nekros = doode en manteia = waarzegging. | |||||||||||||||
[Nemeïsche spelen]Nemeïsche spelen, een van de vier groote nationale feesten van Griekenland, die met de Olympische, Pythische en Isthmische spelen tot een vereenigingspunt van Griekenland dienden, en hun naam ontleenen aan Nemea, een dal in Argolis. Ze werden om de twee jaar, in 't eerste en 't derde jaar der loopende Olympiade gevierd, - tot een aandenken aan Hercules, die in deze landstreek den Nemeïschen leeuw (zie Hercules) geveld had. De prijs van den overwinnaar bestond eerst in een krans van olijftakken, later in een van klimop. | |||||||||||||||
[pagina 801]
| |||||||||||||||
[Nemesis]Nemesis, (myth.), bij de Grieken en Romeinen de godin der straffende gerechtigheid. Sommigen noemen haar dochter van Erebus en de Nacht, anderen van de Nacht alleen, weer anderen van den Oceaan en de Nacht. Gr. nux, lat. nox = vrouwelijk geslacht. Zij wordt afgebeeld als eene vrouw, soms met vleugels, met eene kroon op 't hoofd; in de eene hand een toom en in de andere een maatstaf; terwijl éen voet rust op een rad. (De toom verbeeldt het tegenhouden van onrechtvaardige bedrijven, de maatstaf de billijke wedervergelding en het rad en de vleugels de snelheid, waarmede de straf de ondeugd op de hielen volgt.) Zij draagt ook den naam van Adrastea (z.a.), alsmede dien van Rhamnusia, omdat zij te Rhamnus in Attica een tempel had. Wel te onderscheiden van de overige godinnen der gerechtigheid. Zij is eene wrekende en straffende noodlotsgodin, terwijl Themis alleen over 't burgerlijk recht gesteld was. | |||||||||||||||
[Nemo]Nemo, (lat.), niemand, gewoonlijk St. Nemo schertsend gezegd, als gesproken wordt van verrichtingen, waarvan men den handelenden persoon niet kan of niet wil noemen. Het aantal lofredenen op dezen heilige is dan ook zeer groot, want: Niemand.... kan twee heeren dienen; Niemand.... is zonder zonde; Niemand.... heeft God gezien; Niemand.... enz. Bekend is ook het stuk van Isaak Vos: ‘Iemand en Niemand’, welk blijspel (1645) heel wat drukken heeft beleefd en door tusschenkomst van eene Duitsche bewerking aan het Eng. blijspel: No-body and Some-body is ontleend. | |||||||||||||||
[Nemo ante mortem beatus]Nemo ante mortem beatus, (lat.), niemand is gelukkig vóor zijn dood. Ontleend aan Ovidius, Metamorphoseon libri 3, 135 sqq., waar geschreven staat:
Ultima semper
| |||||||||||||||
[Nemo me impune lacessit]Nemo me impune lacessit, (lat.), d.i. niemand tergt mij straffeloos; zinspreuk van de Schotsche Orde van de Distel of van St. Andries. - Bij gelegenheid van eene zijner menigvuldige toespraken heeft keizer Wilhelm II van Duitschland eens die spreuk gebezigd. Vgl. Qui s'y frotte, s'y pique. | |||||||||||||||
[pagina 802]
| |||||||||||||||
[Neophyten]Neophyten, (r.k.), aanvankelijk in de Christelijke kerk de naam voor pasgedoopten, welke van Paschen, den dooptijd, tot aan den Quasimodo-Zondag witte kleederen droegen; letterl. nieuwgeplanten; uit gr. neos (nieuw) en phuein (groeien). Later ook de naam, welken de monniken aan hunne nieuwelingen gaven. | |||||||||||||||
[Nepomuk (St. -]Nepomuk (St. -, door de Boh. kroniekschrijvers ook Johannek geheeten; schutspatroon van Boheme, in 1729 door paus Benedictus XIII heilig verklaard. Zijn beeld versiert de Karlsbrücke te Praag. In een strijd tusschen koning Wenceslaus en Johan v. Janstein, aartsbisschop van Praag, in 1393, schijnt Johann v. Nepomuk als geestelijke eene voorname rol gespeeld te hebben; de koning liet hem in de Moldau werpen. Hij had o.a. geweigerd aan den Koning mee te deelen, wat de Koningin hem in de biecht had gezegd. Zijn geboortedorp was Pomuk. Zijn gedenkdag is 16 Mei. | |||||||||||||||
[Nepotisme]Nepotisme, of familiebegunstiging, noemt men het aanstellen van personen uit eigen familie, door hem, die aan 't hoofd van eenig bestuur staat, voornamelijk wanneer dit gepaard gaat met het op zijde schuiven of achterstellen van verdienstelijke personen. Dit stelsel was vooral zeer in zwang onder de bewindhebbers van de Republiek der Vereenigde Nederlanden; en niet minder sterk werd het nepotisme gedreven door sommige Pausen. | |||||||||||||||
[Neptunisme]Neptunisme, noemt men in de geologie het stelsel van hen, die beweren, dat de veranderingen aan de oppervlakte onzer planeet een gevolg zijn van de werking van het water (Neptunische formatie). Tegenover hen staat de meening, dat deze veroorzaakt werden door de werking van 't vuur, eene leer, die met den naam plutonisme wordt aangeduid. Beide stelsels, hoewel gewijzigd, worden thans aangenomen, om gezamenlijk de gedaanteverwisselingen der aardoppervlakte te verklaren. | |||||||||||||||
[Neptunus]Neptunus bij de Romeinen, Poseidon bij de Grieken, de god der zee, die in eene groote schelp, getrokken door zeepaarden, naast zijne gemalin Amphitrite, dochter van Oceanus, gezeten, met een drietand in de hand om zijn span aan te sporen, somtijds aan de oppervlakte der zee verscheen. Aan hem waren de Isthmische spelen gewijd. | |||||||||||||||
[pagina 803]
| |||||||||||||||
[Neptunusfeest]Neptunusfeest, feest aan boord der schepen bij 't passeeren der linie, waarbij ieder schepeling, die voor 't eerst de evennachtslijn passeerde, gedoopt en geschoren werd, het eerste met putsen vol zeewater, het inzeepen met roet en teer, het scheren met houten messen van een el lang. Bij het feest behoort nog een potsierlijk gecostumeerde optocht, waarvan Neptunus en zijne gemalin, de inzeeper, de scheerder, Harlekijn en Pierrot de hoofdpersonen uitmaken. Hoe beter de passagiers in de beurs tasten, des te schappelijker komen zij er af. Aan boord der stoomschepen is deze klucht in onbruik geraakt. | |||||||||||||||
[Neptunusgordel]Neptunusgordel, in de watergeneeskunde de vochtige buikgordel van linnen handdoekenstof, waarvan het eene einde in koud water gedompeld, uitgewrongen en om den buik gewonden wordt. Daarover legt men dan het droge gedeelte, en daaroverheen ook nog wel eens een stuk flanel of gewaste taf. De Neptunusgordel doet dienst als een vochtig-warm compres, en wordt dikwijls met goed gevolg bij maag- en darmongesteldheid aangewend. | |||||||||||||||
[Nereïden]Nereïden, (myth.), de 50 dochters van Nereus en Doris, vandaar ook Doriden; nymphen der zee, vooral der Aegaeïsche Zee, op welker bodem zij eene schitterende grot bewonen, waar alles van goud of zilver is. Zij zijn goede en hulpvaardige zeegodinnen, die de schippers in tijd van nood bijstaan. Zij worden afgebeeld als bevallige, luchtig gekleede of naakte maagden, op dolfijnen rijdend. | |||||||||||||||
[Nereus]Nereus, bij de Grieken en Romeinen een der zeegoden, die onder Neptunus stonden. Hij was de zoon van Pontus en Gaea. Hij bezat de gave van te kunnen voorspellen, en gelijk alle watergoden, ook die, van zich in allerlei gedaanten te kunnen verwisselen. Zijne woonplaats was in de Aegaeïsche zee, en de dichters stellen hem voor als een vriendelijk welwillend grijsaard met een achtbaar gelaat. Zie Nereïden. | |||||||||||||||
[Nero]Nero, rom. keizer 54-68 n.C., zoon van Cn Domitius Ahenobarbus en Agrippina, de dochter van Germanicus. Hij heette eigenlijk L. Dom. Ahenob.; doch toen zijne moeder met haar oom keizer Claudius huwde, werd hij door zijn stiefvader als zoon aangenomen en heette nu Nero Claudius Cesar Drusus Germanicus. Hij huwde toen de schoone, doch zedelooze Poppaea Sabina, die hem door haren man M. Salvius Otho (later keizer) werd afgestaan. Door de zijnen verlaten, door den Senaat vogelvrij verklaard, liet Nero, toen hij geen uitweg meer zag, zich door een slaaf doodsteken. Hij wordt ons als een zeer wreed vorst afgeschilderd, en vandaar Nero of Neroniemands-vriend voor een gevreesd man; maar latere geschiedschrijvers stellen Nero in een gunstiger licht. | |||||||||||||||
[pagina 804]
| |||||||||||||||
[Nessushemd (Een -]Nessushemd (Een -, (myth.), het symbool van iets, dat de grootste pijn en smart veroorzaakt en waarvan men vruchteloos tracht, zich te ontdoen, naar den centaurus Nessus, die wegens zijn vergrijp aan Dejanira door haren echtgenoot Hercules met een vergiftigen pijl werd gedood en haar stervend aanried zijn bloed als liefdemiddel te bewaren, om zich daarmede de bestendige liefde van haren man te verzekeren. Toen deze nu op Iole verliefd werd, zond zij haren man een offerhemd, dat met het vergiftige bloed was bestreken. Hercules trok het aan en werd door zulke hevige pijnen overvallen, dat hij den dood in de vlammen verkoos. | |||||||||||||||
[Nestor]Nestor, (myth.), zoon van Neleus en Chloris, koning van Pylos, in Messenië. Op hoogen leeftijd trok hij nog mede naar Troje, waar hij zich als een dapper held gedroeg, maar vooral invloed uitoefende door zijne wijze raadgevingen, rijpe ervaring en innemende welsprekendheid. Homerus zegt in zijne Ilias, dat hij drie menschengeslachten zag voorbijtrekken; en vandaar misschien 't verhaal, dat hij drie eeuwen leefde. De ouderdom van Nestor is spreekwoordelijk geworden. Fig. een schrander, eerwaardig grijsaard; meestal gebruikt in de beteekenis van oudste, bijv. De nestor der geleerden. | |||||||||||||||
[Nestorianen]Nestorianen, (r.k.), naam eener kerkelijke secte, aldus geheeten naar haren aanvoerder Nestorius, eerst presbyter in Antiochië en in 428 patriarch te Constantinopel. Al dadelijk viel men hem lastig over zijne leer, dat het goddelijke en menschelijke in Jezus niet slechts twee onderscheidene naturen, maar ook twee verschillende personen vormde, zoodat men Maria niet als moeder van God, maar als moeder van Christus moest beschouwen. Het concilie te Ephese (431) verwierp de gevoelens van Nestorius. Hij werd van zijne waardigheid beroofd en naar Egypte gebannen totdat hij in 450 in treurige omstandigheden stierf. De secte der Nestorianen, in 435 in Syrië ontstaan, vluchtte voor de vervolgingen der Kerk naar Perzië, Mesopotamië en Arabië, onder den naam ‘Chaldeeuwsche Christenen’. Eerst Ta- | |||||||||||||||
[pagina 805]
| |||||||||||||||
merlan, koning der Mongolen, vernietigde haar in geheel Azië, zoodat slechts een gering overschot de wijk nam naar het gebergte van Koerdistan. In 1551 ontstond er verdeeldheid onder de Nestorianen, met dit gevolg, dat een groot deel zich afscheidde, tot de R.K. Kerk overging en de Geünieërde Nestorianen vormde. Zij tellen omstreeks 90000 zielen, erkennen het gezag van den Paus, maar volgen den eeredienst der Grieksche Kerk, terwijl hun Patriarch gezeteld is te Diarbekr. De Niet-Geüniëerde Nestorianen wonen in Mesopotamië, Perzië en Syrië, en beschouwen alleen doop, avondmaal en priesterwijding als sakramenten, terwijl hunne geestelijken zich niet van het huwelijk hebben te onthouden. Hun aantal bedraagt ongeveer 70.000. Voor eene meer uitvoerige beschrijving worde verwezen naar Badger, The Nestorians and their Rituals, London 1852, en Silbernagl, Kirchen des Orients, S. 202 seq. | |||||||||||||||
[Neuer Curs]Neuer Curs, (hgd.), nieuwe richting. Kort na het ontslag van Bismarck, als kanselier van het Duitsche Keizerrijk (20 Maart 1890), zond de Keizer aan graaf Schlitz, te Weimar, een telegram, houdende: ‘der Kurs bleibt der alte’, d.w.z. dat de binnenlandsche staatkunde geene wijziging zou ondergaan. Het orgaan van den ontslagen kanselier (de Hamburger Nachrichten), die vooral op dat oogenblik weinig gunstig jegens den Keizer was gestemd, maakte tengevolge daarvan een opstel ruchtbaar, dat ‘Der neue Kurs’ was getiteld. Toen nu kort daarop de Provinciallandtag den Keizer te Berlijn een feestmaal aanbood, zeide deze o.a.: ‘Auf... die ewigen missvergnüglichen Anspielungen über den neuen Curs und seine Männer erwidere ich ruhig und bestimmt: Mein Curs ist der richtige und er wird weiter gesteuert’ = de onophoudelijke ontevredene toespelingen op de nieuwe richting en hare mannen beantwoord ik met de kalme en uitdrukkelijke verklaring: Mijne richting is de juiste, en men zal haar blijven volgen. - Sedert dien tijd vooral pleegt men de sedert Bismarcks val in Duitschland aangenomen staatkunde, der neue Curs te noemen. | |||||||||||||||
[Neues Leben blüht aus den Ruinen (Das Alte stürzt, es ändert sich die Zeit, Und -]Neues Leben blüht aus den Ruinen (Das Alte stürzt, es ändert sich die Zeit, Und -, (hgd.), het oude stort ineen, de tijden veranderen en een nieuw leven ontstaat uit de bouwvallen. Voorspelling van Werner, baron von Attinghausen, in Schiller's Wilhelm Tell IV, 2, op het oogenblik, dat hij zijn einde voelt naderen. | |||||||||||||||
[Neus (Een - als de toren van Libanon.]Neus (Een - als de toren van Libanon. Hoogl. VII:4. Hierbij wordt gedacht aan een toren, dien Salomo bij een lusthof had doen bouwen in 't gebergte van Libanon. De neus, met dien toren vergeleken, moet niet plat, stomp noch rood zijn, maar rechtlijnig, goed vooruitstekend, en helder blank, in 't kort tot sieraad van 't geheele gelaat verstrekken. Het geheel is eene zinspeling op de schoonheid, waardoor het Israëlitische meisje, de hoofdpersoon van het Hooglied, zich on- | |||||||||||||||
[pagina 806]
| |||||||||||||||
derscheidde. Men duidt ook een bijzonder grooten neus door een neus als een toren aan. | |||||||||||||||
[New Jersey a foreign state]New Jersey a foreign state, beschimping van New Jersey uit den tijd, toen Joseph Bonaparte en prins Murat zich aldaar neerzetten, nadat Pennsylvanië geweigerd had, hen te ontvangen. Zij bouwden te Bordentown eene prachtige woning en beheerschten de streek door hun geld. IJverzuchtige spotters beweerden nu, dat de ex-koning van Spanje in New Jersey regeerde, en dat deze Staat dus niet tot de Unie behoorde, maar een vreemd rijk was. | |||||||||||||||
[Nez en pied de marmite]Nez en pied de marmite, (fr.), letterl. een neus die overeenkomst heeft met den poot van een ketel, in werkelijkheid zulk een, wiens uiteinde breed uitloopt. De Fransche taal bezit overigens verschillende eigenaardige uitdrukkingen, om de voornaamste vormen van den neus aan te duiden. Zoo is een nez à la Roxelane wat wij een opgespelde neus noemen, omdat Marmontel (1723-99) Roxelane, de vrouw van Soliman II, in een zijner verhalen, met zulk eenen neus begiftigde; men zegt ook wel un nez dans lequel il pleut, ook un il pleut dedans, een neus in welken het inregent. Un nez camard of camus, d.i. zulk een, die platgedrukt schijnt; un nez aquilin is een gebogen, spits toeloopende neus, enz. | |||||||||||||||
[Ni cet excès d'honneur, ni cette indignité]Ni cet excès d'honneur, ni cette indignité, (fr.), zie Il n'avait mérité, enz. | |||||||||||||||
[pagina 807]
| |||||||||||||||
schijnt oorspronkelijk het onderschrift eener caricatuur van den beroemden teekenaar Daumier (1808-79) te zijn geweest, waarop een bal van Parijsche waterdragers, die gemeenlijk uit Auvergne afkomstig zijn, was afgebeeld. Het gezegde werd echter eerst door twee tooneelstukken in zwang gebracht, namelijk door Un bal d'Auvergnats, eene vaudeville van Siraudin, Delacour en Lambert Thiboust (den 5en April 1855, in den schouwburg du Palais Royal voor het eerst opgevoerd) en door La Rose de Saint-Flour, operette van Michel Carré, op muziek van Offenbach (die den 11en Juni van het volgende jaar, in den schouwburg der Bouffes-Parisiens ten eersten male vóor het voetlicht kwam). | |||||||||||||||
[Ni un pouce de notre territoire, ni une pierre de nos forteresses (Nous ne céderons -]Ni un pouce de notre territoire, ni une pierre de nos forteresses (Nous ne céderons -, (fr.), wij zullen geen duimbreed van ons grondgebied, noch een steen van onze vestingen afstaan. Woorden uitgesproken in een omzendbrief, dien Jules Favre, destijds Minister van Buitenlandsche Zaken van het Gouvernement de la Défense nationale, den 6 September 1870, aan alle vertegenwoordigers van Frankrijk in het buitenland richtte. | |||||||||||||||
[Niagara-Falls Power Company (De -]Niagara-Falls Power Company (De -, maatschappij, welke zich ten doel stelt, met behulp van een gedeelte der waterkracht van den Niagara-val, electriciteit als drijf kracht of ter verlichting te leveren aan de steden Niagara, Buffalo, enz. Ze begon hare taak in de tweede helft van 1894. | |||||||||||||||
[Nicaeisch concilie]Nicaeisch concilie, de beroemde kerkvergadering in 325 te Nicaea (in Bithynië, Klein-Azië) door Constantijn den Groote ter vereffening der Ariaansche twisten bijeengeroepen, waarbij de leer van Arius werd verworpen en de ‘Geloofsbelijdenis van Nicaea’ (Symbolum Nicaeanum) betreffende de godheid van Christus en de Drie-eenheid werd aangenomen. De zevende kerkvergadering werd eveneens te Nicaea gehouden (737), belegd door keizerin Irene, om de vereering der beelden in de kerk te handhaven. | |||||||||||||||
[Nicephorien (De -]Nicephorien (De -, open hof op een kleinen heuvel, met prachtige olijven- en vijgeboomen beplant, buiten de Jaffapoort van Jeruzalem. Nicephorus (gr. z.v.a. zege-aanbrenger), is de naam van drie Patriarchen van Konstantinopel, die als Byzantijnsche schrijvers bekend staan, 1o † 828, schreef eene Chronologie; 2o omstr. 1250, liet twee aardrijkskundige geschriften na; 3o 14e eeuw, schreef eene Historia Byzantina. | |||||||||||||||
[Nicht auf Rosen gebettet sein]Nicht auf Rosen gebettet sein, (hgd.), niet op zijn gemak zijn. In de Oudheid placht men letterlijk op rozen te rusten; de woorden iacere in rosa moeten dan ook naar den letter worden opgevat. O.a. wordt van de Sybarieten verhaald, dat zij op, met rozenbladeren gevulde bedden sliepen.. | |||||||||||||||
[pagina 808]
| |||||||||||||||
die Jungfrau von Orleans I, 5. Woorden van Dunois, bastaard van Orleans, tot Karel VII, als deze zegt, dat hij van zijn volk niet meer mag vorderen en dus voornemens is Orleans in de macht der Engelschen over te geven. | |||||||||||||||
[Nicolaas (Sint -]Nicolaas (Sint -, de beschermheilige van a) de geleerden, b) de zeelieden, omdat hij op een reis naar 't H. Land den storm stilde, c) van Rusland, d) van jongens, gelijk Ste Catharina van meisjes, e) van het oude Amsterdam, f) van de dieven, niet omdat hij hen bijstond in hun schurkerij, maar eenmaal een bende er toe bracht het gestolene terug te geven. Gevierd op 6 December. | |||||||||||||||
[Nicolet (De plus fort en plus fort, comme chez -]Nicolet (De plus fort en plus fort, comme chez -, (fr.), altijd sterker, zooals bij Nicolet. Wanneer iets verbazends, door iets dat nog verbazender is wordt gevolgd. Deze zegswijs is uit den tijd van Jean Baptiste Nicolet (1710-96), een voormalig Fransch koorddanser, afkomstig, die later aan het hoofd eener kermistent stond, en eindelijk directeur van een schouwburg werd, die nog heden te Parijs, onder den naam van Théâtre de la Gaîté voortleeft. Nicolet wist door de afwisseling zijner voorstellingen de aandacht van het publiek levendig te houden. | |||||||||||||||
[Nicotine]Nicotine, het werkzaamste en vergiftigste deel in de tabak, van nicotiana (herba) = tabak, aldus geheeten naar Jean N. de Villemain Nicot, Fransch diplomaat en schrijver (1530-1600) die in 1560 de tabaksplant mede naar Frankrijk nam en daar invoerde. Het vocht is vooral bekend, sedert de graaf de Bocarmé in België, er zijn zwager mede vergiftigde. | |||||||||||||||
[Niederländer Becher]Niederländer Becher, twee vermaarde bekers, 24 Febr. 1578 geschonken door Joan v. Varennes, Godfried v. Wesick, v. Humnus en v. Godham, afgevaardigden van de Nederlandsche en Waalsche gemeenten, ter eeuwige gedachtenis aan de stad Wesel, uit dankbaarheid voor de aan voortvluchtige Nederlanders (ao 1567-78) betoonde gastvrijheid, tijdens Alva's overheersching der Ver. Provinciën. Die bekers, van groote kunstwaarde, werden, als de glorie van het Raadhuis en de stad, voor den eerewijn gebezigd, aangeboden aan des Duitschen keizers Wilhelm II gemalin, en diens broeder prins Heinrich, 7 Aug. 1896, ter gelegenheid der inwijding van de in oude pracht herstelde St. Willebrordskerk te Wesel, den grootsten Protestantschen tempel in Noordwestelijk Duitschland. | |||||||||||||||
[Niemand is een profeet in zijn eigen vaderland]Niemand is een profeet in zijn eigen vaderland, zie Nemo propheta. | |||||||||||||||
[Niemand is gelukkig vóor zijn dood]Niemand is gelukkig vóor zijn dood, zie Nemo ante mortem beatus. | |||||||||||||||
[Niet ieder schip, dat van Tarsis uitzeilt, zal het goud van Ophir thuis brengen]Niet ieder schip, dat van Tarsis uitzeilt, zal het goud van Ophir thuis brengen, niet elk middel dat men beproeft of aanwendt, al is 't ook nog zoo deugdelijk, zal doel treffen. Alle hout is geen timmerhout. Toespeling op 1 Kon. X:11 en 22. | |||||||||||||||
[pagina 809]
| |||||||||||||||
[Niet thuis]Niet thuis, noemde de vorstin van Gallitzin (Adelheid Amalia von Schmettau) haar optrekje buiten 's-Gravenhage, waar zij in 1773 haar intrek nam, haar hotel te dier stede verlatend, om zich onverpoosd aan de studie te kunnen wijden, onder de leiding en den invloed van den grooten philoloog Frans Hemsterhuis. | |||||||||||||||
[Nieten (De vijf dierbare -]Nieten (De vijf dierbare -, volgens Willem Schortinghuis, † 1750, bestond het innige Christendom uit de navolgende vijf nieten: ‘ik wil niet; ik kan niet; ik weet niet; ik heb niet; ik deug niet’. De gemeene man noemde dat de vijf dierbare nieten. Ze zijn beschreven in een werk, getiteld: ‘Het innige Christendom, tot overtuiging van onbegenadigden, besturing en opwekking van begenadigden, in deszelfs allerinnigste en wezenlijkste deelen gestaltelijk en bevindelijk voorgesteld’. | |||||||||||||||
[Nieuwe Testament.]Nieuwe Testament. De oudstbekende manuscripten zijn: 1. De Codex Sinaïticus, uitgegeven voor rekening van keizer Alexander II van Rusland, na den Krimoorlog. Hij bevat bijna geheel het Oude en Nieuwe Testament en werd ontdekt door Constantius Tischendorf in het klooster van St. Cathérine op den berg Sinaï. Men veronderstelt dat hij uit de 4e eeuw dagteekent. 2. De Codex Vaticanus in de bibliotheek van het Vaticaan, geschreven op perkament omstreeks de 4e eeuw. 3. De Codex Alexandrinus (A) dagteekenend uit de 5e eeuw; in 1628 door Cyrillus Lascaris, patriarch van Alexandrië, aan Karel I ten geschenke aangeboden en op dit oogenblik in 't Britsch Museum bewaard. Hij bestaat uit vier deelen in folio op perkament en bevat het Oude en Nieuwe Testament, behalve de eerste vier en twintig hoofdstukken van Mattheüs, benevens den epistel van Clemens aan de Korinthiërs. | |||||||||||||||
[Nieuwe wijn in oude lederen zakken]Nieuwe wijn in oude lederen zakken, nieuwe inrichtingen, waarbij men den ouden vorm behoudt. Beeldspraak van Jezus in Matth. IX:17. Bezigde men destijds lederen zakken, in plaats van flesschen of kruiken, nieuwe wijn, die nog moet uitgisten, doet zulke zakken bersten, als ze oud zijn. | |||||||||||||||
[Nieuwjaar]Nieuwjaar, begon bij de Romeinen sedert Romulus met Maart; sedert Julius Caesar met 1 Januari, als wanneer aan den god Janus geofferd werd. Het (burgerlijk) jaar ving bij de oude Israëlieten aan in de 1 Kon. VIII:2 Ethanim geheeten maand, d.i. (de maand der) sterke strooming (den regentijd), of des overvloediger oogsttijds; omstr. Sept. of October. En die aanvang des jaars is in de 4e eeuw v.C. door de jaartelling der Seleuciden bekrachtigd De maand Ethanim werd later Tisri. Mozes liet zijn volk het godsdienstjaar aanvangen in Abib = ongeveer April, in welke maand hun Paaschfeest inviel (zie Nisan en Paschen). Van Abib af gerekend, is Ethanim (Tisri) juist de 7e maand. Dit Nieuwjaar (in Abib) liet hij hen wijden door brandoffers en bazuingeschal (Lev. XXIII en XXIV, Num. XXIX); vanhier dag van bazuingeschal. In overeenstemming daarmede is nog bij de | |||||||||||||||
[pagina 810]
| |||||||||||||||
bedendaagsche Joden hun Nieuwjaar in Sept./October gedurende twee dagen. Uit afkeer van het Rom. heidendom vierden de oudste Christenen geen nieuwjaarsfeest, en nog in 692 werd zulks op de Trullanische synode te Konstantinopel verboden; maar zij vierden het feest der besnijdenis van Jezus (Circumcisio Domini, 1 Januari) als Nieuwjaarsdag), het zoogenaamde ‘Groote Nieuwjaar’. Later vierden zij als zoodanig Maria Boodschap (Annunciatio Mariae Luk. I:28) = 25 Maart, tot in de 9e eeuw, vervolgens met Paschen het kerkelijk jaar begon den eersten Adventsdag (4 Zondagen vóor Kersttijd), dit is thans nòg zoo (althans bij de Lutherschen), tot in de 16e eeuw. Later beschouwden zij den 1en Januari als den burgerlijken Nieuwjaarsdag. - Zie Maanden en Ganitsjoe. | |||||||||||||||
[Nieuwlichters]Nieuwlichters, voorstanders van, zoekers naar - een licht, dat zij niet in de Hervormde Kerk vonden, waarom zij zich van deze hadden afgezonderd, noemde men de Afgescheidenen van de jaren 1834 en 35, later en thans nog als Christelijk-Gereformeerden bekend. Ook noemt men aldus tegenwoordig de voorstanders van een leven en levensbeschouwing zonder moraal. | |||||||||||||||
[Nieuwsgierig Aagje]Nieuwsgierig Aagje, ook nieuwsgierig Aagje van Enkhuizen, naar de titelrol uit een kluchtspel van A. Bogaert, pseudoniem van A. Bormeester, dat in 1664 te Amsterdam verscheen. Deze Aagje was eene schippersvrouw, die uit nieuwsgierigheid naar Antwerpen ging en daar in ongelegenheid geraakte, evenals Trijntje Cornelis bij Huygens. | |||||||||||||||
[Niflheim]Niflheim of Nevelheim, (noorsche myth.), de plaats van eindelooze koude en eeuwigdurenden nacht, waar Hela (z.a.) het bevel voert. Het bestaat uit negen werelden en wordt bevolkt door diegenen, die door ziekte of hoogen ouderdom sterven. Het is het noordelijk gedeelte van Ginungagap en gelegen tegenover het zuidelijke Muspelheim of de Vuurwereld. In het midden van Niflheim ontspringt de bruisende Hoergelmir, waaruit twaalf rivieren, de Elivagar, ontstaan, welke echter op eenigen afstand bevriezen en ijsmassa's vormen. Terwijl uit Muspelheim vonken overwaaien, wordt uit het wegdruipend ijs het eerste levende wezen, n.l. de reus Ymir geboren, alsmede de koe Audunzbla, die hem voedsel verschaft. Later kreeg Niflheim de beteekenis van het Rijk der Afgestorvenen en werd ook wel Niflhel genoemd. Zie ook Hela en Helheim. | |||||||||||||||
[Nifloh]Nifloh, (niflah), (hebr.), = vreemdsoortig, buitengewoon, wonderlijk. Dowor nifloh, eene buitengewone of vreemdsoortige zaak. Mrv. ni-flo-ous (nifla-oth), wonderdadige, vreemdsoortige zaken. Nissim we-niflo-ous, wonderen en vreemde dingen! meestal als ironische uitroep tegenover een verteller van gasconades. | |||||||||||||||
[pagina 811]
| |||||||||||||||
[Nihilianisme]Nihilianisme, de ten onrechte aan Petrus Lombardus († 1164) toegekende en door Paus Alexander III in 1179 veroordeelde beschouwing, volgens welke Christus, voorzoover hij mensch was (is), niets (lat. nihil) zou wezen. Dus een soort docetisme (zie Doceten). | |||||||||||||||
[Nihilisten]Nihilisten, aanhangers eener leer, in 1848 onder leiding van Herzen en Bakunin ontstaan, die vooral in Rusland onder de hoogere standen vele leden telt en welke men met den naam van Nihilisme bestempelt; afgeleid van lat. nihil = niets, dewijl zij streven naar omverwerping van de bestaande maatschappelijke en staatkundige toestanden, die in Rusland zeer veel te wenschen overlaten. Eerst de aanslag van Karakosow op Alexander II in 1866, gaf de regeering aanleiding tot vervolgingen, wat den Nihilisten meer tot eene revolutionnaire werkzaamheid dreef. Zooals het eerste groote Nihilisten-proces in 1874 tegen 193 beschuldigden bewees, beperkte zich ook nu nog de arbeid der Nihilisten voornamelijk tot de verbreiding hunner ideeën; de willekeurige vervolging van de zijde der politie bracht hen evenwel tot wanhopige daden en tot het besluit om door middelen van geweld hun doel te bereiken. Onmiddelijke aanleiding tot deze ‘propaganda der daad’ was de aanslag van Vera Sassulitsch op generaal Treprow, den commandant van St. Petersburg (5/12 1878) alsmede de vrijspraak van de misdadigster door de gezworenen. Daar zij zich niet onbelemmerd kunnen bewegen, vormen de Nihilisten eene menigte geheime genootschappen, die meer dan eens zeer gevaarlijke samenzweringen smeedden en aanslagen pleegden. De naam Nihilist is populair geworden door Iwan Turgenjew (1818-1883), in een in 1861 van hem verschenen roman ‘Vader en Zoon’, waar een der helden op de vraag wat zijn vriend eigenlijk is, antwoordt ‘Nihilist’. Het is evenwel onjuist als zou hij dezen naam het eerst gebezigd hebben, evenmin als het woord Nihilisme. Reeds in 1799 schreef Fr. H. Jacobi (Werke III; 44) aan Fichte, dat hij het ideale in de philosophie Nihilisme noemde en ook Krug schrijft o.a. (1838) in zijn ‘Handwörterbuch der philosophischen Wissenschaften’ (Supplem. II, blz. 83): ‘In Frankrijk wordt ook hij een Nihilist genoemd, die in het maatschappelijk leven weinig of niets beteekent of in zake godsdienst niets gelooft. De politieke beteekenis van het woord schijnt intusschen in Frankrijk ontstaan te zijn. Ten onrechte beweert Turgenjew in zijne ‘Herinneringen’, dat woord te hebben uitgedacht. Hoogstens heeft hij daaraan de aangehaalde engere beteekenis gegeven. Immers, behalve dat Fr. H. Jacobi (1743-99) het reeds in 1799, Jean Paul (1763-1825) in 1804, Krug (1770-1842) in 1828 bezigde, zeide reeds in 382 n.C. de H. Augustinus, bisschop van Hipps, het tegenwoordige Bone (Algerië): Nihilisti appellantur, quia nihil credunt et nihil docent = zij worden nihilisten genoemd, omdat zij niets gelooven en niets leeren. De nihilisten, waarop hij doelde, vormden eene vereeniging, die de vernietiging of verloochening van al het bestaande tot eenig doel had. Zoowel de partij als haar naam is dus reeds 15 eeuwen oud. | |||||||||||||||
[pagina 812]
| |||||||||||||||
[Nijmeegsch akkoord]Nijmeegsch akkoord, overeenkomst of verdrag, op het initiatief van Johannes Smetius Sr., pred. te Nijmegen, Maart 1623 tusschen de drie wegens vermeende Remonstrantschgezindheid afgezette predikanten van Nijmegen, na veel onderhandelens, met de Gedeputeerden der Geldersche Synode, mitsgaders met den nieuwen magistraat der stad, getroffen. Vandaar te Nijmegen de Smetiusstraat. | |||||||||||||||
[Nijmeegsche pestdokter (De -]Nijmeegsche pestdokter (De -, IJsbrand v. Diemerbroeck, die, toen de vreeselijkste pestziekte in 1635, '36 en '37 te Nijmegen woedde, en er ongeveer 10.000 menschen wegnam, zich zeer verdienstlijk maakte, en in 1649 te Arnhem een werk in 't licht gaf: ‘De Peste libri quatuor, truculentissimi morbi historiam ratione et experientia confirmatam exhibentes’. Naar hem is eene der straten te Nijmegen ‘Van Diemerbroeckstraat’ genoemd. | |||||||||||||||
[Nijmeegsch raadsel.]Nijmeegsch raadsel. De verwikkelde familie-verhouding, waarvan in 't Stadhuis te Nijmegen de herinnering wordt bewaard in een twaalfregelig vers, dat aldus begint: Heer Brakel trouwde na elkaar twee weduwvrouwen,
Waarvan de eerste een zoon, de tweede een dochter had.
Die zoon en dochter trouwen en hun wordt eene dochter geboren, die, zeventien jaar oud, met den ouden Brakel, haar stiefgrootvader, huwt. Vandaar de zonderlingste betrekkingen. Op de schilderij slaapt de oude man in den schoot der jonge vrouw en drie paar jonge mannen staan er bij. De vrouw spreekt: Let wel en zie op dit verklaren mijn
De twee in 't rood mijn vaders broeders zijn,
De twee in 't groen, dat zijn mijn moeders broeders,
De twee in 't wit mijn kindren, ik de moeder.
Heb van die zes de vader tot mijn man,
Dit maagschaps graad mij niet beletten kan.
| |||||||||||||||
[Nikator]Nikator, de overwinnaar, van gr. nikao (ik overwin), bijnaam van Seleucus I, geb. 357-56-53 v.C., een der aanvoerders van de phalanx van Alexander den Groote, stadhouder van Babylon, Medië, enz., stichter van Antiochië (in Syrië), dat hij naar zijn vader Antiochus noemde en tot zijn rijkszetel verhief. | |||||||||||||||
[Nikodemus (Een -]Nikodemus (Een -, of een vreesachtige N. - Volgens Joh. III:2 kwam deze ‘leeraar Israëls’ des nachts tot Jezus om met Hem te spreken, uit vrees voor opspraak bij de Joden, een van wier ‘oversten’ hij was. Iemand, die niet openlijk voor zijne gevoelens durft uitkomen, heet ten onzent ‘een moderne N.’ Ook noemt men schertsend wel eens een Nicodemus iemand, die laat in den avond een bezoek brengt. | |||||||||||||||
[Nil admirari!]Nil admirari! (lat.), niets bewonderen! ook, zich over niets verwonderen; spreuk van von Beust e.v.a. Zie onder Nil mirari. | |||||||||||||||
[pagina 813]
| |||||||||||||||
inzien, dat niets op de wereld waard is er met hartstocht naar te streven) is wel het eenige, Numicius, wat iemand gelukkig kan maken en doen blijven. Horatius, Epistolae 1, 6, 1 sq. Vgl. Cicero, De Officiis I, 20, 66. Tusculanae disputationes 3, 14, 30. | |||||||||||||||
[Nil humanum a me alienum puto]Nil humanum a me alienum puto, (lat.), niets menschelijks acht ik mij vreemd. Zie Homo sum. | |||||||||||||||
[Nimbus]Nimbus, lichtkrans om het hoofd der Godheid, der engelen en heiligen, ter aanduiding der heiligheid. Nu eens in den vorm van een driehoek (God), dan van een kruis van stralen of een kruis in een cirkel (Christus), of van een lichtcirkel of cirkelboogje (zie volg. art.). Steeds van goud (= licht, heerlijkheid). Zie Aureool. | |||||||||||||||
[pagina 814]
| |||||||||||||||
sprongen het publiek vermaakte; reden waarom J.J.L. ten Kate sommige dichters, die kluchtig met woorden, rijm en maat omsprongen, met hem vergeleek. | |||||||||||||||
[Nimf]Nimf, van lat. nympha, (uit gr. numphè (bruid, jonge vrouw), bij Grieken en Romeinen eene godheid van minderen rang, eene vergode natuurkracht, in 't water, in 't bosch, op bergen en in dalen huizend. Ook van een der overgangsstadiën van sommige insecten, van den volkomen of hoogsten toestand gewoonlijk alleen verschillend door weinig ontwikkelde vleugels. En eindelijk een vrouwspersoon van verdacht allooi. | |||||||||||||||
[Niobe]Niobe, dochter van Tantalus en Taygete of Dione, gemalin van Amphion. Trotsch op haar talrijk en bloeiend kroost - zij had 7 zonen en 7 dochters, allen door schoonheid uitmuntend - durfde zij beweren, dat haar meer eer toekwam, dan aan Leto, die slechts twee kinderen had ter wereld gebracht. Om haar voor dezen overmoed te straffen, doodden Apollo en Artemis (Leto's eenig kroost) al hare kinderen op denzelfden dag. Niobe zelve versteende van smart of werd na lang rondzwerven door Zeus op haar gebed in eene rots veranderd. Men spreekt romantisch van eene weenende Niobe. | |||||||||||||||
[Nîsan]Nîsan, (hebr.), Neh. II:1; Esth. III:7, - de eerste maand des jaars (na de Babyl. ballingschap), die in den Pentateuch Abîb (z. Aanh.) wordt geheeten. Komt overeen met onze maand einde Maart of begin April. Heeft 28 of 29 dagen. Daarin wordt altoos het Israëlietisch Paaschfeest gevierd. Nîsan = nîtsan (bloesem), dus z.v.a. maand der bloesems. Zie bij Nieuwjaar, en vgl. Maanden (De Israëlietische -. | |||||||||||||||
[Nissim]Nissim, mrv. van neis (z.a.) wonderen. Nissim we-niflo-ous! = wonderdadige en vreemdsoortige dingen! (Zie Niflo). | |||||||||||||||
[pagina 815]
| |||||||||||||||
[Nixen]Nixen, zie Ephydriaden, (gr. = opzichtsters over het water, uit eph (epi) en hudoor (water). Onder den naam Nixen en Wasserholden (z.a.), kende men in Duitschland stroomnimfen, die hare lange haren uitkamden in de zon, kinderen en jongelingen verlokten, terwijl zij deze met zich in het water sleepten. In Noord-Nederland vindt men daarvan geene sporen; in België wel, doch hier waren meer mannelijke wateralven (zie elf) bekend. | |||||||||||||||
[Nizâm]Nizâm, ordening, regeling, duidt met dschedid of djedid = nieuw, in het Turksch speciaal aan, de door Sultan Pelim III (1489-1507) opgerichte en door Mahmoud II (1808-39) vernieuwde en geregelde armee. Volgens de legerwet van Mei 1880 behooren de soldaten achtereenvolgens tot 't staande leger (3 of 4 jaren), tot de reserve (ichtiad), tot de landweer (kedief) en ten slotte tot de landstorm (mustahfiz). De geheele diensttijd is 20 jaren. | |||||||||||||||
[Nja']Nja' of Njak, (atj.), aanwijzer voor mannelijke eigennamen en rangaanwijzenden naam voor vrouwen. Bv. mann. namen Nja' Gam, Njak Mohamned. Vrouwen van hoeloebolangs (z.d.w.), niet van adel zijnde, spreekt men met Njak aan, van adel zijnde met Tjoet Njak; ook worden meisjes van adel wel met Tj. Nj. aangesproken. | |||||||||||||||
[Njo]Njo, verkort uit sinjo of sinjor; wordt in N.-I. gebruikt tot benaming van kinderen van 't mannelijk geslacht van Europeesche afkomst (ook van inl. moeders), evenals men voor meisjes noro of nonah bezigt. Met het woord sinjo (sinjor), hetwelk eene verbastering is van het portug. senhor, duidde men oorspronkelijk aan de afstammelingen van de Portugeezen, die, toen de O.-I. Compagnie in Indië kwam, daar gevestigd zijn gebleven en zich verder steeds met de Inlanders vermengd hebben. Later is sinjo meer algemeen de benaming geworden van alle afstammelingen van Europeanen en Inlanders die voortgaan zich met Inlandsch bloed te vermengen. | |||||||||||||||
[pagina 816]
| |||||||||||||||
[No account]No account, (am.), waardeloos, nutteloos. Een persoon of zaak ‘of no account’ is goed Engelsch, even gebruikelijk in Europa, als in Amerika; maar het gebruik van dit woord als een bijvoeglijk naamwoord, bijv. ‘a no account man, a no account farm, a no account horse’ is een Amerikanisme. | |||||||||||||||
[Noach's geboden]Noach's geboden of Noachidische geboden, nà den Zondvloed aan Noach gegeven, vgl. Genes. XIV:4 enz. In vereeniging met de latere Joodsche traditie 7 in getal, nml. zon, maan en sterren, of andere stoffelijke zaken niet als godheid vereeren; den naam van God in eere houden, geen moord bedrijven, geen overspel plegen, niet rooven, rechtspraak doen plegen en eerbiedigen, geen lillend dierenvleesch nuttigen. Gedeeltelijk waren deze geboden reeds aan Adam bekend. | |||||||||||||||
[Noach's gildekamer is afgeschaft, maar de gildebroeders leven nog.]Noach's gildekamer is afgeschaft, maar de gildebroeders leven nog. Volgens Gen. IX:20 is Noach de uitvinder van den wijnbouw; daarom heette het wijnbouwersgilde Noach's gildekamer; deze werd afgeschaft, maar de gildebroeders, de wijnproevers leven nog. | |||||||||||||||
[Nobel]Nobel, (van 't Fransch noble, edel; en dit weer van 't Lat. nobilis - van nosco kennen - bekend, voornaam, edel), de naam eener groote gouden munt van hoog gehalte, ingevoerd door koning Eduard III van Engeland, in 1344 ter gedachtenis van eene luisterrijke overwinning op de Fransche vloot in 1340. De munt vertoonde aan de éene zijde een schip, waarin de koning met uitgetogen zwaard stond. Vandaar het oude volksrijmpje: ‘Foure things our Noble sheweth unto me:
King, ship, and sword, and power of the sea’.
Andere Engelsche monarchen tot en met Elisabeth hebben dezen muntslag aangehouden, welke ook in de Nederlanden sedert het laatst der 14e eeuw werd nagevolgd. Algemeen geacht waren de Vlaamsche, in 't bijzonder de Gentsche nobels. De meeste nobels vertoonden tegen de zijde van het schip de Engelsche roos, en heetten daarom Rozenobels. | |||||||||||||||
[pagina 817]
| |||||||||||||||
[Noblesse oblige]Noblesse oblige, (fr.), letterl. adeldom verplicht, m.a.w. adellijke geboorte legt de verplichting op van edele beginselen en groote daden. Dit gezegde vindt men het eerst in de Maximes et Pensées du Duc de Lévis (1808). De gedachte, in anderen vorm, komt in vele andere talen voor. Sallustius zeide reeds: In maxima fortuna minima licentia est (bij 't grootst fortuin past allerminst losbandigheid). De Franschman zelf bezat reeds in de 13e eeuw: Noblesse ne sent nos et mie
Démener déshonnête vie.
Alsmede (16e eeuw): Il a beau vanter sa noblesse
Quand son déshonneur le blesse.
En de Duitscher haalt dikwerf aan: Wer nicht tugendhaft ist, der ist kein Edelmann. | |||||||||||||||
[Noblesse utérine]Noblesse utérine, (fr.), adeldom van moederskant, d.i. adeldom die door vrouwlijke leden eener familie, ingevolge aanhuwlijking, op de nakomelingschap wordt overgedragen; zoodat titel, naam en wapen op deze overgaat. Aldus zal het zijn gesteld geweest met het Fransche gravenhuis De Châtillon of De Blois, waaruit als takken eene menigte Geldersche familiën zijn gesproten (De Cock v. Weerdenburg, v. Haeften, v. Isendoorn enz.). | |||||||||||||||
[Noctes Atticae]Noctes Atticae, lett. Atheensche nachten of nachten in Attica, een werk in 20 boeken, waarvan het 8e ontbreekt, van Aulus Gellius, een Romeinsch schrijver uit de 2e eeuw n.C., en dat eene menigte opstellen bevat over taal, oudheden, geschiedenis en letterkunde. Het heeft vooral daarom hooge waarde, wijl vele van de bronnen, waaruit Gellius putte, zijn verloren geraakt. De Noctes Atticae zijn o.a. uitgegeven door Gronovius, Leiden 1760, en door Herz, Leipzig 1853. | |||||||||||||||
[Nocturne]Nocturne, (muz., ital.), notturno (lat. nocturnus, nachtelijk), beteekent nachtgezang, in 't algemeen een muziekstuk voor piano van een somber, droomerig, zwaarmoedig karakter. Vooral Blangini († 1841), Field († 1837), Spohr († 1859) en Chopin († 1849), hebben vele composities in dit genre geschreven. | |||||||||||||||
[pagina 818]
| |||||||||||||||
zongen) worden of werden. De metten bestaan gewoonlijk uit drie dezer ‘nocturnen’; iedere nocturn bevat hoofdzakelijk drie psalmen en respectievelijk een in drieën gesplitste schriftuurplaats, heiligenleven en homilie van een kerkvader. | |||||||||||||||
[Nodjabachis]Nodjabachis, (turksch), gr. dèmogerontes (z. Aanh.), door de gemeente gekozen hoofden, die de belastingen inzamelden en aan de Regeering afdroegen. De gemeenten behielden daarbij hunne autonomie, nml. de christelijke vereenigingen, die geene staatkundige rechten hadden, en een hoofdgeld betaalden. Aldus was het tot de 18e eeuw, toen dit stelsel in verval geraakte. | |||||||||||||||
[Noël]Noël, (fr.), Kerstmis. Oorsprong onbekend. Eenigen zeggen dat het komt van Emmanuel = God met ons, anderen beweren, van natalis, geboorte, en weer anderen zoeken den oorsprong in nouvel, omdat men vroeger bij feestelijke gelegenheden den kreet Noël! Noël! hoorde, om uit te drukken: la bonne, la joyeuse nouvelle! Dit laatste is het meest waarschijnlijk. | |||||||||||||||
[Noen]Noen, van lat. nona = negende ure van den dag. Volgens de kerkelijke verdeeling begon de dag des morgens om zes uur, en viel de noen alzoo des middags te drie uur in. Dat was de tijd waarop het middagmaal genuttigd werd; vandaar dat noen de beteekenis kreeg van middag, eng. noon, afternoon. Na den tijd van het Borgondische gravenhuis werd het uur van 't middagmaal vervroegd en op 's middags 12 uur gezet, zoodat we nu door noen verstaan: des middags om 12 uur. Zie Etensuren. | |||||||||||||||
[Nog is Polen niet verloren]Nog is Polen niet verloren, woorden uit een krijgsmarsch der Polen, die door het Poolsche legioen, dat Dombrowski in 1796 onder Bonaparte in Italië verzamelde, voor het eerst gezongen werd, als antwoord op den uitroep Finis Poloniae (z.a.) aan generaal Kosewszko in den mond gelegd. De auteur van dezen krijgsmarsch is tot heden onbekend gebleven. | |||||||||||||||
[Noit kraeide haen, als hem de kam was afgebeten]Noit kraeide haen, als hem de kam was afgebeten, Vondel, Gysbreght van Aemstel, I, 2, zegt Gysbreght tot Arend van Aemstel, als deze hem verhaald heeft, dat 't vijandelijk leger op de vlucht is geslagen. Fig. als iemand eens flink op zijn nummer is gezet, houdt hij wel zijn gemak en slaat een toontje lager aan. | |||||||||||||||
[pagina 819]
| |||||||||||||||
[Nolasiën]Nolasiën, monniken-orde omstr. 1200 door Petrus Nolasqua en Raimond de Pennaforte in Spanje gesticht, tot vrijkooping van Christenslaven uit de macht der Saracenen. Zie bij Trinitariërs. | |||||||||||||||
[Noli me tangere]Noli me tangere, (lat.), raak mij niet aan. Ontleend aan Joh XX:17 (Vulgata), vanwaar in de schilderkunst het tafereel der verschijning van den verrezen Jezus aan Maria Magdalena aldus getiteld wordt. Voorts, de naam van het bekende plantje kruidjeroer-me-niet. Met dien laatsten naam wordt ook wel een lichtgeraakt humeur aangeduid. En, m. lat. aangezichtspijn, eene soort van belroos. | |||||||||||||||
[Noli turbare circulos meos]Noli turbare circulos meos, (lat.), pas op mijn cirkels. Dit woord zou Archimedes, de ontdekker der cirkelmeting, (in het Grieksch natuurlijk) gesproken hebben, tot een soldaat van het Romeinsche, in Syracuse gevallen leger, die hem in zijn mathematische berekeningen stoorde, 212 v.C. Men gebruikt het in den zin van: Bemoei u met uw eigen zaken, kom niet in mijn vaarwater. | |||||||||||||||
[Nomen et omen]Nomen et omen, (lat.), Plautus, Persa 4, 4, 741. (Nomen atque omen quantivis jam est preti). Naam en teeken tegelijk, bv. een bakker, die Bakker heet enz., dus zooveel als: hij draagt zijn naam te recht. Men vindt ook geciteerd Nomen est omen en Nomen habet omen. Gewoonlijk in den zin: de naam is een voorteeken. Bij Jonathan (Waarheid en Droomen): Nomen sit omen = deze naam zij een voorteeken. | |||||||||||||||
[pagina 820]
| |||||||||||||||
[Non cuivis (homini contingit) licet adire Corinthum]Non cuivis (homini contingit) licet adire Corinthum, (lat.), niet ieder is bij machte naar Korinthe te gaan, (die weelderige en wulpsche stad, waar men niet zonder groote kosten te maken of talenten aan den dag te leggen, komen en vertoeven kon). Uit Horatius, Epistol. I, 17, 36: ‘Non cuivis homini contingit adire Corinthum’; uit gr. Oe pantos andros eis Korinthon esth' ho plous (vaart). In den zin: niet ieder heeft geld of bekwaamheid genoeg voor zeker doel. | |||||||||||||||
[Non curatur, qui curat]Non curatur, qui curat, (lat.), hij, die over allerlei tobt, vindt geene genezing. Den man vol zorgen baten geen zorgen. - Dit was het opschrift op de Thermae Antoninianae (de baden van keizer M. Aurelius Antoninus, naar zijn Gallischen mantel Caracalla bijgenaamd, 211-217 n.C.). | |||||||||||||||
[Non datur ad Musas currere lata via]Non datur ad Musas currere lata via, (lat.), men kan niet naar de Muzen loopen langs den breeden weg. Propertius, Elegiae III, 1, 14, d.i. ‘Het is niet aan ieder gegeven, een geleerd man te worden’, of zooals men ook wel zegt: ‘Zij kunnen niet allen professor worden’. | |||||||||||||||
[Non e vero, ma ben trovato]Non e vero, ma ben trovato, (it.), het is niet waar, maar goed gevonden, met de Italianen van Catherina de Medicis in Frankrijk gekomen, maar aanvankelijk beter in het Fransch bekend uit Pasquier, Recherches, Dl. VII, hfdst. 41; die aangaande eene vernuftige woordafleiding schreef, si cela n'est vray, il est bien trouvé. Gewoonlijk se non e vero, e ben trovato. | |||||||||||||||
[pagina 821]
| |||||||||||||||
[Non ignara mali, miseris succurrere disco]Non ignara mali, miseris succurrere disco, (lat.), niet onbekend met tegenspoed, leer ik de ongelukkigen ter hulp te komen. Woord van Dido tot Aeneas, in Vergilius' Aeneis I, 630. Vgl. Voltaire, Zaïre II, 2: Qui ne sait compâtir aux maux qu'il n'a soufferts. | |||||||||||||||
[Non, il n'est rien que Nanine n'honore]Non, il n'est rien que Nanine n'honore, (fr.), neen, er is niets of 't wordt door Nanine geëerd. Deze zonderlinge samenkoppeling van schier gelijkluidende lettergrepen, die dikwerf als een bewijs der onverklaarbare zorgeloosheid van een beroemd dichter wordt aangehaald, is in de eerste uitgave van Voltaire's comedie Nanine, III, 8, te vinden. De uitgevers der na zijnen dood verschenen drukken hebben dien regel echter veranderd in: Non, il n'est rien que sa vertu n'honore = neen, er is niets, of 't wordt door hare deugd geëerd. | |||||||||||||||
[Non-interventie]Non-interventie, beginsel van het volkenrecht, volgens hetwelk iedere zelfstandige natie bevoegd is, hare eigene aangelegenheden te regelen; terwijl geen vreemde mogendheid het recht heeft haar in de uitoefening dezer vrijheid te belemmeren. Ook onthouding van tusschenbeide komen indien een bevriende staat wordt aangevallen of met binnenlandsche beroeringen te kampen heeft. ‘Staat uw buurmans huis in brand,
Vraagt hij assistentie,
Zeg dan: vriend, ik ga naar bed,
Zie hoe gij het zelve redt, -
Dat 's non-interventie!’
Van Lennep, Het dorp aan de grenzen, 1830. | |||||||||||||||
[Non, l'avenir n'est à personne]Non, l'avenir n'est à personne, (fr.), neen, de toekomst behoort aan niemand. Victor Hugo tot Napoleon II (Chants du Crépuscule, V): Non, l'avenir n'est à personne!
Sire, l'avenir est à Dieu!
A chaque fois que l'heure sonne,
Tout ici-bas nous dit adieu.
als antwoord op: Il cria tout joyeux avec un air sublime:
L'avenir! l'avenir! l'avenir est à moi!
Vgl. de regels van Maucroix: Chaque jour est un bien que du ciel je reçoi:
Jouissons aujourd'hui de celui qu'il me donne.
Il n'appartient pas plus aux jeunes gens qu'à moi,
Et le jour de demain n'appartient à personne.
| |||||||||||||||
[Non liquet]Non liquet, (N.L.), het is niet helder of duidelijk, het is niet uit te maken. De Romeinsche rechters stemden met stembordjes, die met was bestreken waren. Bij vrijspraak krasten zij er een A in (= absolvo), bij veroordecling een C (= condemno), en zoo de zaak niet was uit te maken, dus bij vrijspraak door gebrek aan bewijs, N.L. (= non liquet). Vgl. Cicero, pro Cluentio, 28, 76; Gellius, 14, 2, 25. | |||||||||||||||
[Non lusisse pudet, sed non incidere ludum]Non lusisse pudet, sed non incidere ludum, (lat.), het is geen schande gespeeld te hebben; maar het spel niet af te breken, dàt is schande, Horatius, Epistol., I, 14, 36. Motto van Hildebrand's Camera Obscura. Horatius bedoelt met zijn ‘lusisse’ toegegeven te hebben aan liefde en lust | |||||||||||||||
[pagina 822]
| |||||||||||||||
(amoribus et genio indulsisse), Hildebrand daarentegen vat ‘lusisse’ op in den zin van ‘spelen met menschenbeelden’, enz. | |||||||||||||||
[Non omnibus dormio]Non omnibus dormio, (lat.), Cicero, Epistolae ad familiares, 7, 24, 1. Ik slaap niet voor allen. Zekere Maecenas (niet de tijdgenoot van Augustus) hield zich slapend, terwijl zijn gast het hof maakte aan zijne vrouw. Toen echter een zijner slaven van de gelegenheid gebruik maakte om de spijzen te ontvreemden, sneed hij hem den pas af met bovenstaande uitdrukking. | |||||||||||||||
[Non parce que, mais quofque]Non parce que, mais quofque, (fr.), niet omdat, maar niettegenstaande (ofschoon) (de hertog van Orleans een Bourbon is, is hij op den troon geroepen). Woorden van Dupin Sr. eenige dagen vóor de invoering van het Juli-koningschap (1830), toen de vraag aan de orde kwam, of de nieuwe koning al dan niet den naam van Philippe VII zou aannemen. | |||||||||||||||
[Non plus sapere quam oportet sapere, sed sapere ad sobrietatem]Non plus sapere quam oportet sapere, sed sapere ad sobrietatem, (lat.), niet wijs zijn, boven hetgeen men behoort wijs te zijn, maar wijs zijn volgens (of met) matigheid. Rom. XII:3; vgl. Molière, le Misanthrope I, 1, waar Philinthe zegt: La parfaite raison fuit toute extrémité,
Et veut que l'on soit sage avec sobriété.
Ook, Quinault, l'Armide IV, 2: Ce n'est pas être sage
D'être plus sage qu'il ne faut.
Zie ook Faut d'la vertu, etc. | |||||||||||||||
[pagina 823]
| |||||||||||||||
[Non possumus]Non possumus, (lat.), wij kunnen niet. Hand. der Apost., IV:20. - Met genoemden tekst beantwoordde het eerst paus Clemens VII de bedreiging van Hendrik VIII, dat hij, als de Paus weigerde hem van Katharina van Arragon te scheiden, met zijn land van de Kerk zou afvallen. Na dien tijd is Non possumus een vaste uitdrukking geworden bij den Heiligen Stoel, en van hen, die het een of ander weigeren te doen, op grond hunner beginselen of godsdienstige overtuiging. | |||||||||||||||
[Non scholae sed vitae discimus]Non scholae sed vitae discimus, (lat.), Seneca, Epistolae, 106, II, wij leeren niet voor de school, maar voor het leven. Zoo citeert men gewoonlijk, en geeft daarmee eene nuttige les; maar Seneca zegt (afkeurender wijze) het omgekeerde, non vitae sed scholae discimus, het betreurend, dat men in zijn tijd de schoolwetenschap hooger stelde, dan de kennis, die in het leven kan worden toegepast. | |||||||||||||||
[Non semper tendit arcum Apollo]Non semper tendit arcum Apollo, (lat.), niet altijd spant Apollo den boog. Deze versregel uit Horatius' Oden II, 10, wordt wel gebezigd in den zin: ‘de boog kan niet altoos gespannen zijn’, wanneer men het nut van ont- of uitspanning nà inspanning wil bepleiten. Hierbij wordt dan de nadruk gelegd op tendit. Intusschen heeft Horatius den nadruk gelegd op arcum tendit in den zin: hij betoont zich niet altoos droevig en gramstorig als zender van landplagen. | |||||||||||||||
[pagina 824]
| |||||||||||||||
[Nonja]Nonja, (mal.), zie Nja. Njonja, (jav.), getrouwde vrouw van een Europeaan of Chinees; Mevrouw. | |||||||||||||||
[Nonumque prematur in annum]Nonumque prematur in annum, (lat.), zij, (d.i. de arbeid des dichters) worde tot in het negende jaar ondergehouden. Hor., Ars poetica 388. De Franschman citeert ook wel: Vingt fois sur le métier remettez votre ouvrage; m.a.w. beschouwt uw werk niet te spoedig als voltooid, breng het niet spoedig in het licht. | |||||||||||||||
[Nonus]Nonus, (lat.), negende, nl. dies = dag, d.i. de negende dag vóor de idus (zie Ides) = den vijftienden dag van Maart, Mei, Juli en October en den dertienden van de andere maanden; de nonen (lat. nonae) waren dus de zevende dag van Maart, Mei, Juli en October, en de vijfde van de andere maanden. | |||||||||||||||
[Noodadres]Noodadres, (hand.), de firma, die door den uitgever van een wissel of een der endossanten onder aan de linkerzijde van een wissel vermeld wordt tot aanwijzing, waar men ingeval de betrokkene de betaling of acceptatie van den wissel weigert, dien ter betaling of acceptatie kan presenteeren. | |||||||||||||||
[pagina 825]
| |||||||||||||||
van papier. In ons vaderland heeft men er vooral uit den tijd van den tachtigjarigen oorlog. | |||||||||||||||
[Noordzij van een kerkhof (De -]Noordzij van een kerkhof (De -, het noorden is de zijde der duisternis, waar de zon niet schijnt, dus fig. het hoekje der verdoemden, der ongeloovigen en der misdadigers. In vele plaatsen is nog steeds de noorderzijde van de kerk daarvoor als begraaf plaats afgezonderd. | |||||||||||||||
[Normaaljaar (Het -]Normaaljaar (Het -, het jaar 1624, decretorius annus, omdat bij den vrede van Munster, Oct. 1648, werd bepaald, dat overal de vrije uitoefening van godsdienst zou stand houden waar ze in eerstgenoemd jaar bestond, en waar ze toen niet bestond, daar zou huiselijke godsdienst zijn toegestaan. De toestand van bezitting en eigendom-van 1 Jan. van eerstgezegd jaar zou over dat recht tot naasting van kerkegoed beslissen. | |||||||||||||||
[Nornen]Nornen, schikgodinnen der Noorsche mythologie, bij Scandinaviërs en Angel-Saksers; ten getale van drie, evenals de Parcen (Parcae) der Romeinen, en de Moiren (moirai) der Grieken, doch anders genaamd. Het zijn Urah ('t verledene), Verdandi ('t tegenwoordige) en Skuld ('t toekomende). Onder den boom Ygdrasil gezeten, spinnen zij daar 's menschen levensdraad. Nornen heeten ook de beschermgeesten van den mensch, die hem bij zijne geboorte zijn lot bepalen. Ook waarzegsters werden met den naam van Nornen aangeduid. | |||||||||||||||
[Nos fusils Chassepot ont fait merveille]Nos fusils Chassepot ont fait merveille, (fr.), onze Chassepotgeweren hebben wonderen verricht. Met die woorden besloot de Fransche generaal de Failly zijn bericht aan Napoleon III, nopens den slag van Mentana (3 Nov. 1867), waarin Fransche en pauselijke troepen, in vereeniging met elkander, de Garibaldianen versloegen. Het chassepot-geweer werd in 1866 voor het Fransche leger aangenomen, en deed bij Mentana voor 't eerst waarlijk practisch dienst. | |||||||||||||||
[pagina 826]
| |||||||||||||||
[Nos numerus sumus et fruges consumere nati]Nos numerus sumus et fruges consumere nati, (lat.), Horatius, Epist. I, 2, 27. Zie Fruges, etc. | |||||||||||||||
[Nos prêtres ne sont point ce qu'un vain peuple pense,
| |||||||||||||||
[Nosce te ipsum]Nosce te ipsum, (lat.), ken u zelf. Naar het Grieksch, gnothi se authon dat aan verschillende Grieksche wijzen, Thales, Chilon e.a. toegeschreven wordt, en het opschrift op den tempel te Delphi was. Vgl. Cicero, Tusculanae disputationes 1, 22, 52: Praeceptum Apollinis, ut se quisque noscat. | |||||||||||||||
[Nossairiërs]Nossairiërs (verbasterd in Ausariërs) of Half-Christenen, Mohammedaansche secte in Syrië, die omstreeks 592 ontstond, en haar naam ontving van Nossair of Nosraya, den profeet van Mohammed's schoonzoon (Ali-Ibn-Abi-Talib). Zij noemen zich Muzelmannen, maar hun godsdienst is een mengsel van Mohammedaansch en Christelijk gnosticisme (z.a.), met overblijfselen van den oud-Syrischen natuurdienst. Hunne zeden zijn zeer in strijd met hunne zedenleer. Hunne onkuische mysteriën, stellen hen ten spot van de naburige stammen. | |||||||||||||||
[Nostradamus.]Nostradamus. De centuriën van N., de in honderdtallen afgedeelde vierof zesregelige strophen, waarin vervat zijn de voorspellingen van N., d.i. Michel de Notredame, een astroloog, die in 1555 zijne Centuriae propheticae uitgaf, eene reeks van voorspellingen in dichtmaat, meest voor verschillende uitleggingen vatbaar; maar die hem, zelfs bij vorsten, een grooten naam bezorgden en eene ontelbare schare van nieuwsgierigen lokte naar zijne woning, waar hij in 1566 overleed. Nog in 1781 werden zijne Centuriën op den Index geplaatst, omdat ze o.a. den ondergang van het Pausdom voorspelden. | |||||||||||||||
[pagina 827]
| |||||||||||||||
[Notre Dame de Thermidor]Notre Dame de Thermidor, bijnaam van Theresia Cabarrus, de maitresse van Tallien, die 12 Thermidor (z.a.) als lid van het Comité de Salut Public, Robespierre verving, en des avonds van dien dag de deuren opende van de gevangenis La Force, om als redder te verschijnen in de cel waar zijne Theresia met Josephine de Beauharnais en Madame d'Aiguillon, door toedoen van Robespierre, gedurende de laatste maanden doodsangsten hadden doorworsteld. Toen werd zij aan den arm van Tallien opgenomen in de hoogste kringen der Parijsche samenleving. | |||||||||||||||
[Notre ennemi, c'est notre maître]Notre ennemi, c'est notre maître, (fr.), onze meester is onze vijand. Uit Lafontaines fabel VI, 8, le Vieillard et l'Ane, waarin de grijsaard den ezel, bij het naderen van den vijand aanraadt, te vluchten. Doch de ezel weigert met de aangehaalde woorden, daarmede te kennen gevend, dat zijn lot bij den vijand niet slechter dan bij elken anderen meester kan wezen. | |||||||||||||||
[Noué]Noué, (wap.), zie Geknoopt. Ook van een dwarsbalk, die in het midden een verdikking heeft, of met kwastvormige verdikkingen. | |||||||||||||||
[Nouheig]Nouheig, (nohèg), (hebr.), voeren, leiden. In 't nieuw hebr.: een gebruik, eene gewoonte aannemen. (zie Minhag). Zich-zijn = zich aan een zeker gebruik houden. | |||||||||||||||
[Noukem]Noukem, (nokèm), hebr. = een wrekende. Vandaar, zich n. zijn = zich wreken. (Zie Nekomoh). Noukeim wenouteir (nokèm we-notèr), hebr. = iemand, die zich wreekt en een ontvangen smaad niet vergeet. | |||||||||||||||
[Noumenon]Noumenon is een kunstterm in de wijsbegeerte van Kant (1724-1804). Deze wijsgeer is van meening, dat wij de voorwerpen, zooals zij op zich zelf zijn, niet kunnen kennen, maar alleen de voorstellingen, die wij er ons naar den aard van ons kenvermogen van vormen. Hij noemde die voorstellingen verschijnselen (phenomenen) en wat de grond dezer verschijnselen uitmaakt 't Ding an sich of noumenon. | |||||||||||||||
[Nourri dans le sérail, j'en connais les détours]Nourri dans le sérail, j'en connais les détours, (fr.), in het serail opgevoed ken ik er alle gangen. Rac., Bajazet IV, 7. Woorden van den groot-vizier Acomat. tot zijn vertrouwde Osmin, als hij dezen opwekt met hem naar de gewone verblijf plaats van Bajazet te gaan, waarheen hij zoo goed den weg weet. In het treurspel komt de uitdrukking letterlijk voor. Gewoonlijk wordt deze echter aangehaald in den zin van: ‘ik ken alle listen en streken, die men gewoonlijk gebruikt’; of wel: ik weet, als ingewijde, wat er op eene bepaalde plaats omgaat. | |||||||||||||||
[pagina 828]
| |||||||||||||||
van Meilhac en Halevy, muziek van Offenbach, (10 December 1869 in den Variétés-schouwburg voor 't eerst opgevoerd). | |||||||||||||||
[Nous avons changé tout cela]Nous avons changé tout cela, (fr.), dat is 'nu alles heel anders. Molière, Le Médecin malgré lui II, 6, voor het eerst in het Palais Royal te Parijs opgevoerd, den 6en Aug. 1666. Ironisch tegen hen, die afgeven op oude gewoonten, schrijvers, kunstenaars en op maatregelen in strijd met zedelijkheid en gezond verstand. | |||||||||||||||
[Nous l'avons en dormant, Madame, échappé belle]Nous l'avons en dormant, Madame, échappé belle, (fr.), wij zijn al slapend, Mevrouw, aan een groot gevaar ontkomen. Uit Molière's Femmes savantes, IV, 3, als de schijngeleerde Trissotin Philemonte aankondigt, dat de wereld, gedurende den nacht, bijna ware vergaan. | |||||||||||||||
[Nous sommes assemblés par la volonté nationale, nous ne sortirons que par la force]Nous sommes assemblés par la volonté nationale, nous ne sortirons que par la force, (fr.), wij zijn gekozen door den wil des volks, wij vertrekken slechts door geweld. Woorden door den markies de Dreux Brezé Junior aan Mirabeau toegeschreven en afgedrukt in de Ephémérides de Noël in 1803. Op 18 Mei 1789 hield Mirabeau in de Chambre des Communs eene indrukwekkende rede; een bevel des Konings moest de vergadering uiteen drijven, maar toen de markies (Senior) op 23 Juni daaraanvolgende het bevel des Konings overbracht, antwoordde Mirabeau met eene aanspraak, eindigende met de woorden: ‘nous ne quitterons nos places que par la puissance des baïonnettes’. | |||||||||||||||
[Nous sommes tous d'Athène en ce point]Nous sommes tous d'Athène en ce point, (fr.), op dat punt zijn wij allen van Athene. Uit le Pouvoir des fables van Lafontaine. Hij bezigt die woorden, na van de luchthartigheid der bewoners van Athene te hebben gewaagd, die liever naar kindersprookjes dan naar de ernstige taal van een redenaar luisteren. Tegelijk erkent hij echter aan dezelfde fout mank te gaan, er bijvoegende: Si Peau d'âne m'était conté, j'y prendrais un plaisir extrême = ik zou het uiterst vermakelijk vinden, indien men mij Peau d'âne (titel van een oud sprookje) zou verhalen. Men bezigt de eerst-aangehaalde woorden, wanneer men wil erkennen, dat men even oppervlakkig is als zij, die in staat- of letterkunde, schoone kunsten enz., meer aandacht aan kleinigheden dan aan de ernstige zijden der zaken schenken. | |||||||||||||||
[Nous vivons sous un prince, ennemi de la fraude....
| |||||||||||||||
[Novatianen]Novatianen, voorstanders van ‘eene reine gemeente met eene reine Avondmaalstafel’. Met de Donatisten (z.a.), van wie zij de voorloopers waren, werden zij in éen adem genoemd. Aanhangers van Novatianus, presbyter te Rome, omstr. 250 tot bisschop van Rome verkozen, die eene meer gestrenge kerkelijke tucht, en vooral de uitsluiting uit de kerkelijke gemeenschap van allen, die tot doodzonden vervallen waren, | |||||||||||||||
[pagina 829]
| |||||||||||||||
zocht te herstellen. Eene kerk van volmaakten wilden zij vestigen, en stichtten afzonderlijke gemeenten, van welke zich de sporen vertoonen tot in de 6e eeuw. Zie Ketter. | |||||||||||||||
[Novatie]Novatie, of schuldvernieuwing, heeft plaats: òf wanneer een schuldenaar ten behoeve van zijn schuldeischer eene nieuwe schuldverbintenis aangaat, die de oude vervangt, òf wanneer een nieuwe schuldenaar wordt gesteld in de plaats van den vorigen, die door den schuldeischer van zijne verbintenis ontslagen wordt, òf wanneer ten gevolge eener nieuwe overeenkomst, een nieuwe schuldeischer wordt gesteld in de plaats van den vorigen, te wiens opzichte de schuldenaar van zijne verbintenis ontslagen wordt (a. 1449 B.W.). | |||||||||||||||
[Novelle]Novelle, verdicht verhaal, dat het midden houdt tusschen het sprookje en den roman. In 't Fransch bekend als nouvelle, in 't Italiaansch als novella, in 't Spaansch als novela, dagteekent zij reeds uit de 14e eeuw, maar heeft in onze letterkunde haar bloeitijd in de 2e helft der 19e eeuw. De naam is afkomstig van conte nouvelle, nieuw verhaal. | |||||||||||||||
[Nozier]Nozier, (Nazir), (hebr.), iemand, die zich van wijn, van onreinheid etc. onthoudt; een Nazirëer. (Zie Numeri VI.) | |||||||||||||||
[pagina 830]
| |||||||||||||||
Vondel, Gysbrecht v.A., r. 338 en 339, wat Vosmeer zegt, vóordat hij schijnbaar oprecht aan Gysbreght het verhaal van het Zeepaard doet. | |||||||||||||||
[‘Nu kan ik al lezen, zei kleine Piet,’]‘Nu kan ik al lezen, zei kleine Piet,’ eerste volzin van het eerste leesboekje, dat men vóor eene halve eeuw na de Spa-a te genieten kreeg. De titel was: Nieuw Spel- of Leesboekje, ten gebruike der scholen, door N. Anslijn Nz. Derde stukje. Het schijnt nog altijd in gebruik te wezen, althans in 1885 verscheen nog een nieuwe druk (de 36e). | |||||||||||||||
[Nu zal men eindlijk zien
| |||||||||||||||
[Nuagé]Nuagé, (wap.), zie Geschulpt, doch met niet meer dan 3 boogjes; fr. wap. zooveel als nébulé. | |||||||||||||||
[Nubische geograaf (De -]Nubische geograaf (De -, bijnaam gegeven aan El Edrisi (Aboe Abdallah Mohammed), een der meestberoemde Arabische aardrijkskundigen, geboren te Septa, het hedendaagsche Ceuta, in Afrika, in 1099. Hij vereenigde de kennis van het Oosten met die van het Westen. Op last van Roger II, koning van Sicilië, schreef hij een groot aardrijkskundig werk: ‘Noeshat-oel-Moesjtâk’ genaamd, dat van 1836-41 in 2 din in zijn geheel in Frankrijk uitgegeven is. | |||||||||||||||
[Nuds-pieds]Nuds-pieds, blootvoeten, partijnaam, dien de Normandische boeren zich in 1639 gaven bij den opstand wegens de drukkende belastingen en de bepaling, dat de bewoners van elke gemeente solidair aansprakelijk waren voor de betaling. De vreeselijke gruwelen, die zij aanrichtten, geschiedden op bevel van een geheimzinnig personage, die zich ‘général Jean-nuds-pieds’ teekende. De partij werd onderdrukt, en het land zwaar gestraft met menigvuldige doodvonnissen en ontzaglijk hooge geldboeten. | |||||||||||||||
[pagina 831]
| |||||||||||||||
[Nul n'est prophète en son pays]Nul n'est prophète en son pays, (fr.), niemand is een profeet in zijn eigen vaderland. Zie Nemo propheta. | |||||||||||||||
[Nulla dies sine linea]Nulla dies sine linea, (lat), geen dag zonder penseelstreek (stelregel van den schilder Apelles), vandaar in 't algemeen = geen dag ga ongebruikt voorbij. - Vgl. Plinius de Oudere, Historia naturalis 3, 10 (36), 84. - In nieuweren tijd heeft men hiervan den hexameter gevormd: Nulla dies abeat, quin linea ducta supersit (geen dag ga voorbij, of er blijve eene getrokkene lijn, eene penseelstreek, over). | |||||||||||||||
[Nullum magnum ingenium sine mixtura dementiae fuit]Nullum magnum ingenium sine mixtura dementiae fuit, (lat.), er heeft geen groote geest zonder een bijvoeging van waanzinnigheid bestaan. Deze woorden, die in den nieuweren tijd het stelsel van sommigen werden, zijn van Seneca, De tranquill. anim, XVII, 10. | |||||||||||||||
[Numismatiek]Numismatiek of penningkunde, van lat. numisma, muntstuk, en dit weer van nummus of numus, geld, munt, verwant aan Tarentijnsch en Sicilisch nómos (het bepaalde, toegedeelde). De numismatiek wordt verdeeld in twee afdeelingen: de muntkunde, welke de kennis der oude en hedendaagsche munten omvat; en de penningkunde in engeren zin, die zich bezighoudt met gedenkpenningen, gilde-, armen-, toegangs- en rekenpenningen, noodmunten en dergelijke niet gangbare stukken. | |||||||||||||||
[pagina 832]
| |||||||||||||||
[Numophylacium]Numophylacium, (van numus, munt en gr. phylakeion, bewaarplaats), muntkabinet, titel, dien men in de 18e eeuw en 't begin dezer eeuw aan catalogi van groote kabinetten gaf. Aldus N. Anspachianum, 1833-35; N. Burckhardianum, 1740-45; N. Ehrencronianum; N. Rinckianum, 1766; onderscheidenlijk de catalogi van Chr. L. Anspach, Burckhard, F.A. Hansen von Ehrencron en E.G. Rinck. | |||||||||||||||
[Nundinae]Nundinae, bij de oude Romeinen de elken 9en dag gehouden marktdag; de weekmarkt, omdat bij hen de week 8 dagen telde. Elke 9e dag was bij hen marktdag. Vanhier internundinum = de tijd tusschen twee nundinae, d.i. alle acht dagen. Sommige wetten moesten gedurende drie nundinae (waarvan de 1ste, 9de en 17de marktdagen waren, 17 dagen dus) in 't openbaar te lezen zijn voor de velen, die dan naar Rome kwamen. Merkwaardig dat bij ons nu nog meer bij 8 dan bij 7 dagen gerekend wordt; men zegt: ‘over 8 dagen’ als men een week bedoelt. Ook de Franschen zeggen: ‘aujourd'hui en huit’; de Duitschers desgelijks. | |||||||||||||||
[Nuntius]Nuntius, (r.-k.), lett. boodschapper, eig. nuntius apostolicus, de naam, gegeven aan een diplomatiek vertegenwoordiger van den Paus aan Vorstelijke Hoven, en onderscheiden in 3 graden, te weten: de nuntius, de internuntius (onderhandelaar, bemiddelaar; letterl. boodschapper; hgd. Botschafter, ned. gezant), aan Hoven, waar een gezant van den tweeden rang voldoende is, - en de Pauselijke gezant. | |||||||||||||||
[pagina 833]
| |||||||||||||||
[Nur der Irrtum ist das Leben,
| |||||||||||||||
[Nürnberger Trichter (Mit dem - eingiessen]Nürnberger Trichter (Mit dem - eingiessen, (hgd.), instampen, wordt alleen schertsend gebezigd. Wel wordt het beeld van den trechter reeds in de 16e eeuw bij Sebastian Franck aangetroffen, de oorsprong van den Nürnberger Trichter is echter zeer waarschijnlijk te zoeken in het in 1647 in die stad verschenen werk van G.Ph. Harsdörfer (1607-85) Poetischer Trichter, een handleiding in 3 deelen, om de Duitsche dicht- en rijmkunst in 6 uren ein zu giessen (in te stampen). NB. Harsdörfer met éen f. Enkelen schrijven het ten onrechte met twee. | |||||||||||||||
[Nursery Tales]Nursery Tales, sprookjes of verhalen uit de kinderkamer; meestal van Scandinavischen oorsprong, zooals Jack the Giant Killer (z.a.), Beauty and the Beast (z.a.), en vele anderen. Zoo spreekt men ook van Nursery rhymes, baker- en kinderrijmen. De nursery is de kamer waar de kinderen verpleegd worden; nurse, baker, verpleegster. | |||||||||||||||
[Nus ûra]Nus ûra, Nazarener, bij de Arabieren de gewone naam voor een Christen; zie Nazareners en Nazaret. | |||||||||||||||
[Nuttigheidstheorie]Nuttigheidstheorie of Utilitarismus, het door Jeremias Bentham verdedigde stelsel op zedelijk en staatkundig gebied, strekkend om aan het grootst mogelijk aantal menschen de meest mogelijke voordeelen te verschaffen. Ook: dat alles in het heelal geschapen is niet om zich zelf, maar voor het nut van anderen; bv. de Maan, om licht te geven aan de aarde, de Aarde weer om de dieren en menschen voedsel te verschaffen en ten slotte allen en alles alleen ten gerieve van den Mensch. (Utiliteitsbegrip). | |||||||||||||||
[Nymphae]Nymphae, dochters van Zeus, godheden van minderen rang, personificaties van het leven der natuur in al hare verschillende uitingen. Iedere berg, iedere rivier, iedere boomsoort heeft bijzondere nimfen. In lateren tijd stelde men zich zelfs voor, dat iedere boom een eigen nimf had, die dan met den boom ontstond en stierf. Men onderscheidt ze in: zeenimfen (Oceanides, Nereïdes), rivier- en bronnimfen (Naïades), bergnimfen (Oreades), dalnimfen (Napaiai), boschnimfen (Alseïdes of Alsódes), boomnimfen (Dryades, Hamadryades). | |||||||||||||||
|