| |
| |
| |
W
[W.]
W. (hand.), op koersnoteeringen: wissels; op Fransche munten: munt van Rijssel.
| |
[W. en B.]
W. en B., (mil.), water en brood dat, tot verzwaring van straf het middageten vervangt. Mag hoogstens gedurende 4 dagen ieder dag, en gedurende 14 dagen om den anderen dag worden opgelegd. Spottend: wijn en banket genoemd.
| |
[W.C.]
W.C. (eng.), Water-Closet.
| |
[Waalmoppen]
Waalmoppen, waalsteenen, naam waarmede thans gewoonlijk de uit leem gevormde in 't vuur gebakken metselsteenen of brikken worden aangeduid, hetzij die steenen in de steenfabrieken gelegen aan de rivier de Waal of elders in Nederland vervaardigd zijn. De vorm en afmetingen welke oorspronkelijk alleen in de steenbakkerijen aan de Waal was aangenomen, is thans als de normale vorm en afmeting voor geheel Nederland te beschouwen.
| |
[Waalredders]
Waalredders, oude naam der havenpolitie te Amsterdam, van Waal (haven) en redder in de oude beteekenis van orde scheppen en bewaren, vgl. redderen en ‘beredderaar van de nalatenschap’.
| |
[Waar het hart vol van is, daar vloeit de mond van over.]
Waar het hart vol van is, daar vloeit de mond van over. Ontleend aan Matth. XII:34, Luk. VI:45: Uit den overvloed des harten spreekt de mond.
| |
[Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn]
Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn, Matth. VI:21.
| |
[Waar wert oprechter trou
Dan tusschen man en vrou
Ter werelt oit gevonden.]
Waar wert oprechter trou
Dan tusschen man en vrou
Ter werelt oit gevonden. Vondel, Gijsbr., Rey van Edelingen, regel 1239 en volg.
| |
[Waardgelders]
Waardgelders, gewapende troepen, tot handhaving der rust in de steden, Aug. 1617 door Johan v. Oldenbarneveld en de meerderheid der Hollandsche Staten op de been gebracht, ook in Utrecht doorgedreven. Omdat deze gewapende macht geheel in handen der Staten en stedelijke besturen, en buiten den eed des Stadhouders stond, was ze Prins Maurits en zijner partij een doorn in 't oog.
| |
[Waarschap]
Waarschap, (m. ned.), recht op eenig vast goed. Ook, borgstelling, ingeval van wanbetaling. In 1700 beduidde het ten onzent nog bezoek. Mid. ned. z.v.a. waerdschap = maaltijd, gastmaal.
| |
| |
| |
[Waarzeggenden geest hebben (Een -]
Waarzeggenden geest hebben (Een -, ontleend aan Hand. XVI:16, wordt gezegd, als iets voorvalt of iemand komt, juist wanneer er een over dat geval of dien persoon gesproken heeft.
| |
[Wacht]
Wacht, (zeet.). Een etmaal telt zes wachten, aan boord: 1) voormiddag (8-12); 2) achtermiddag (12-4); 3) platvoet (4-8); 4) eerste wacht (8-12 's avonds); 5) hondewacht (12-4 's nachts); 6) dagwacht (4-8 's morgens).
| |
[Wacht am Rhein (Die -]
Wacht am Rhein (Die -, Duitsch volkslied, in 1840 door Max Schneckenburger gedicht, gezongen naar de muziek van Karl Wilhelm en populair geworden sedert 1870.
| |
[Wacht op onze daden!]
Wacht op onze daden! Gezegde van wijlen Minister Thorbecke.
| |
[Wacht sleepen (In de -]
Wacht sleepen (In de -, (mil.), iets meenemen of meepakken, vooral als het voorwerpen betreft, waarvan het eigendomsrecht betwist zou kunnen worden. Ook: gearresteerd worden.
| |
[Wacht ('t Lijkt wel eten voor de -]
Wacht ('t Lijkt wel eten voor de -, (mil.), uitdrukking ter aanduiding, dat iets niet bevalt, niet aangenaam is.
| |
[Wacht u voor de geteekenden]
Wacht u voor de geteekenden, spreekwoord, naar het volksvooroordeel, dat een wanschapene in zijne misvorming eene bepaalde Godsstraf dragen zou (vgl. Joh. IX:2). Daarom heeft men dit gezegde wel met Gen. IV:15 in verband gebracht, aangezien over Kaïn in vs. 11 een vloekvonnis wordt uitgesproken.
| |
[Wacht u voor het beest, dat collega heet!]
Wacht u voor het beest, dat collega heet! Gezegde van wijlen Prof. De Hoop Scheffer, meermalen door hem geuit op zijn college over Pastoraal. Collega's handelen dikwijls onbroederlijk met elkander.
| |
[Wachter (Liegen als een -]
Wachter (Liegen als een -, zinspeling op den leugen der wachters bij het graf, dat Jezus' diseipelen zijn lijk gestolen hadden, Matth. XXVIII:13 en 15.
| |
[Wachters op Sion's muren (Het zijn -]
Wachters op Sion's muren (Het zijn -, Jes. LII:8; LXII:6, letterl. ‘wachters over Sion's muren’, die gedurig bidden voor hunne aanstaande wederoprichting; want Sion (Jeruzalem) lag op dat tijdstip in puin, was daarbij onbewoond, en Sion's muren waren niet aanwezig; zie Jez. LXIV:10; XLIV:26, 28. Doorgaans stonden wachters op de torens bij de poort, om uit te zien of er ook een vijand naderde, eenig gevaar voor de stad te duchten was. De wachters, in geestelijken, zin waren de profeten, of ook de oprechte godvruchtigen (Jes. XXI:6, 11). In den volksmond: steil rechtzinnigen, vooral predikanten, die ernstig waken, dat in het Sion des Heeren, in de Kerke Gods, niets verkeerds binnensluipe, inzonderheid, dat er geene onrechtzinnige leer verkondigd worde.
| |
[Waddai]
Waddai, (hebr.), zekerheid; in de volkstaal verkort tot wadde. Vandaar: bewadde = met zekerheid. Awadde, voorzeker, zonder eenigen twijfel. Beide woorden worden ook wel ironisch gebezigd, zooals vaak ons welzeker!
| |
[Wade]
Wade, in plaatsnamen, doorwaadbare plaats, bv. Ravenswade of Ravenswaai, Wadestein of Wajestein, Wadenojen.
| |
[Waer haelt de gek dien brui quae woorden tog van daen?]
Waer haelt de gek dien brui quae woorden tog van daen? woorden van Kamacho in Langendijk's Don Quichot op de bruiloft van Kamacho, wanneer hij Meester Jochem den Rijmer een vers hoort lezen, waarin alle regels op een na als rijmwoord een bastaardwoord hebben, allen eindigend op -entie.
| |
[Waffen nieder! (Die -]
Waffen nieder! (Die -, (hgd.), de wapens neergelegd! Titel van een roman van Bertha barones von Suttner (ao 1889), die in schier alle talen vertaald, een verbazenden opgang heeft gemaakt, als protest tegen den oorlog. Sedert 1890 ook titel van een tijdschrift door haar geredigeerd.
| |
[Wagen (De -]
Wagen (De -, hetzelfde als de Groote Beer, waarbij de 4 sterren van het vierkant de wielen, en de drie
| |
| |
van den staart den krommen dissel voorstellen; ook wel beschouwde men deze drie als de paarden, terwijl dan de ster. Alcor bij Myzar het ruitertje werd genoemd.
| |
[Wagenweg]
Wagenweg, de ruimte, op de kaarten der Oostindische Compagnie afgeteekend tusschen twee lijnen, binnen welke de schepen gehouden waren te zeilen, althans tot voorbij de Linie.
| |
[Wagenwielvangers]
Wagenwielvangers, spotnaam voor de inwoners van Meenen, in West-Vlaanderen. In Juli 1546 werd aldaar een 12-jarig meisje door den wagen van een onbekenden voerman overreden. Om dezen te noodzaken binnen de stad te blijven, totdat het gerecht over de zaak uitspraak had gedaan, deed de baljuw de 4 wagenwielen in beslag nemen. De voerman echter schafte zich andere wielen aan, en maakte zich uit de voeten.
| |
[Wahabieten]
Wahabieten of Wechabieten, arab. Wagábi, naam der leden van eene Mohammedaansche secte, gesticht door Abd' Oel Wahab, omstreeks 1745. De stichter wilde den Islam terugbrengen tot zijne oorspronkelijke zuiverheid, en beschouwde alleen den Koran als de gezaghebbende openbaring, terwijl hij alle mondelinge en schriftelijke overleveringen verwierp. Mohammed, Christus en de Profeten waren in zijn oog heilige en Gode welgevallige wijzen, zoodat hij het laatste artikel van de Mohammedaansche geloofsbelijdenis: ‘Geen ander God dan God, en Mohammed zijn profeet’ wegliet en in verzet kwam tegen de schier afgodische vereering van Mohammed.
| |
[Wahlverwandschaften]
Wahlverwandschaften, betrekkingen van verwante zielen; naar den titel van een roman van Goethe, waarin twee echtparen ontdekken, dat zij verkeerd gepaard zijn. Het woord komt ook in de scheikunde voor; ned. keurverwantschap.
| |
[Wajang]
Wajang, uit 't kawi bet. eigenlijk schaduw, in 't jav. gebezigd tot aanduiding van beelden, poppen en figuren die vertoond worden, ook wel achter een verlicht scherm; het bet. ook tooneelvertooning, bv. wajang tjina, Chineesche komedie.
| |
[Wajang-orang]
Wajang-orang, (mal.), Wajangwong (jav.), beteekent tooneelvertooning door levende menschen.
| |
[Wajangspel]
Wajangspel, inlandsch spel op Java, spel met lederen poppen, die op pisangstammen worden gestoken, voorstellend verschillende individuen uit vroeger en later tijd, die opmerkelijke of verschrikkelijke lotgevallen hadden; welke door den wajangspeler aan de toeschouwers, in een halfcirkel vóor zijne tent gezeten, worden meêgedeeld. Heele nachten zitten zij naar de verhalen te luisteren. Grillige figuren uit de wajangverhalen staan op de gouden sigarenkokers, uit de Lombok-schatten in het Rijks-Museum te Amsterdam.
| |
[Wajeilech]
Wajeilech, (hebr.), = en hij ging. Van iemand, die zich uit de voeten maakte, wordt soms gezegd: hij is wajeilech.
| |
[Wajikro]
Wajikro, (hebr.), en Hij riep, naam van het derde boek van Mozes, naar het beginwoord. Dus ook de naam der eerste afdeeling uit dit boek, naar hetzelfde beginwoord.
| |
[Waldenzen]
Waldenzen, zie Glorieuse Rentrée. Den 17n Febr. 1848 verkregen de Waldenzen, die toen nog onderdanen waren des Konings van Sardinië, in Italië dezelfde rechten als diens overige onderdanen; zij erlangden dus godsdienstvrijheid. Deze vrijheid strekte zich over heel Italië uit, toen in 1870 Rome de hoofdstad werd van dit land.
| |
[Walhalla]
Walhalla of de Zaal der gesneuvelden, volgens de Noorsche godenleer het verblijf der in den slag gevallen helden. Het was een prachtige zaal in Gladsheim (Vreugdeburcht), omgeven door een bekoorlijken lusthof.
| |
[Wali]
Wali, (turksch), gouverneur-generaal eener provincie.
| |
[Walkyriën]
Walkyriën of Oorlogsmaagden, in de Noorsche godenleer bevallige
| |
| |
jonkvrouwen, die met goud versierd in schitterende wapenrusting door de lucht rijden, naar het bevel van Odin den strijd besturen en het lot des doods aan de helden toevoegen.
| |
[Wall-street]
Wall-street, (am.), het middelpunt van den fondsen- en geldhandel te New-York.
| |
[Walletje pakken (Een -]
Walletje pakken (Een -, (k.m.a.), een wandeling over het walletje doen, dat de Militaire Akademie gedeeltelijk omringt.
| |
[Walpurgis]
Walpurgis of Walburg (beschermster der gesneuvelden), eene heilige, de zuster van den heiligen Wilibald, overleden in 779 als abdis van het klooster Heidenheim bij Eichstätt. Zij wordt gehuldigd als de beschermvrouw der tooverij. Daar de dag van hare heiligverklaring (1 Mei) toevallig een der belangrijkste heidensche feestdagen was, verkreeg bij het toenemen van het geloof aan heksen de Walpurgisnacht (van 30 April op 1 Mei) eene beruchte beteekenis: men meende nl. dat alsdan de heksen met haren meester, den Duivel, op den Bloksberg bijeenkwamen.
| |
[Wals-koning (De -]
Wals-koning (De -, Johann Strauss, † 3 Juni 1899 te Weenen, oud 74 jaar, zoon van Johann Strauss Senior, ook wals-componist. In 1844 stichtte hij het orkest, dat de Weener danswijzen populair maakte in schier gansch Europa, overal waar danslustige voeten worden gevonden. Vanhier de bijnaam Wals-koning.
| |
[Wanboffen]
Wanboffen, (k.m.a.), teleurstelling ondervinden.
| |
[Wandalismus]
Wandalismus, barbaarsche vernielingswoede, kunststormerij; de ruwheid der Wandalen, een Duitsch-Gothische volksstam, die in de 5e eeuw n.C. Gallië, Spanje en Italië als overstroomde, in 455 Rome veertien dagen lang plunderde en zeer vele kunstwerken vernielde.
| |
[Wandelende Jood]
Wandelende Jood, zie Ahasverus.
| |
[Wankant]
Wankant, (bouwk.), tegenstelling met meskant wordt de naam van wankant gegeven aan hout, timmerhout, balken, ribben, planken, enz., dat geen zuivere rechthoeken in doorsnede aanbiedt.
| |
[Wanneer de harder dwaelt, wat pad, wat rechte gangen zal de arme kudde gaan?]
Wanneer de harder dwaelt, wat pad, wat rechte gangen zal de arme kudde gaan? Vondel, Gysbrecht.
| |
[Wanneer men heet volleert is d'eerste les begost]
Wanneer men heet volleert is d'eerste les begost, Vondel, Jozef in Egypte, r. 534; antwoord van Jozef aan Potiphar, den lof afwijzend, dien de vorst hem toezwaait. Begost = begonnen.
| |
[Wantyd]
Wantyd of Vantyd. Zie Guldenbesjes-tijd.
| |
[Wapenkreten.]
Wapenkreten. Vanouds was het gewoonte, dat tegen elkaar oprukkende of elkaar aanvallende benden kreten aanhieven. De Bijbel geeft daarvan een voorbeeld, al uit den tijd der Richteren, namelijk Richt. VII:18, 20, waar de woorden: Voor den Heere en voor Gideon! en: Het zwaard van den Heere en van Gideon! als krijgsgeschrei worden vermeld. - Niet onnatuurlijk is het, dat door gedurige herhaling, zulke kreten een vasten vorm aannamen en in dien vorm eigen bleven aan een bepaalden stam of een bepaalden aanvoerder.
De Hollanders riepen: Holland! en de Vlamingen: Vlaanderen den Leeuw!
De kreet der Spaansche koningen was: San Jago! - die der Fransche koningen: Montjoye! Saint Denis! - die der Engelsche koningen: Montjoye! Notre Dame! Saint Georges! - die der Schotsche koningen: Saint Andrew! De hertogen van Borgondië riepen: Montjoye! Saint Andrieu! of wel: Montjoye! Notre Dame! De Hertogen van Anjou: Montjoye! Anjou!
| |
[Wapenrol van Karlaverok]
Wapenrol van Karlaverok, eng. the Roll of Karlaverok, in 1828 door Sir Harris Nicholas uitgegeven naar een handschrift, dat zich in het Britsch Museum bevindt, uit het einde der 13e eeuw; een dichtstuk in Normandisch-Fransch, dat de heldenfeiten van Eduard I († 1307) en zijne ridders, bij de belegering van het kasteel Karlaverok, in Dumfriesshire, omstr. 1300, tot onderwerp heeft.
| |
| |
| |
[Wapenspreuken]
Wapenspreuken, zie Leuzen.
| |
[War against war]
War against war, (eng.), Oorlog tegen den Oorlog, titel van een vredepredikend werk van Stead, uitgegeven met het oog op de Vredes-Conferentie, die (Juni '99) te 's-Gravenhage gehouden werd.
| |
[Waroeng]
Waroeng, (jav.), kraampje, aan den weg, waar eetwaren, sirih, specerijen en snoeperijen te koop zijn; mal. kedai.
| |
[Wartena ('t Is een weer als te -]
Wartena ('t Is een weer als te -, Wartena bij Leeuwarden, vroeger een welvarend stadje, is door storm en watervloeden hevig geteisterd; vandaar bovenstaand spreekwoord.
| |
[Was du ererbt von deinen Vätern hast,
Erwirb es um es zu besitzen!]
Was du ererbt von deinen Vätern hast,
Erwirb es um es zu besitzen! (hgd.), Wat gij van uwe vaderen geërfd hebt, verwerf het om het te bezitten. Goethe, Faust, I (Nacht), regel 329 en 330.
| |
[Was frag' ich viel nach Geld und Gut,
Wenn ich zuirieden bin?]
Was frag' ich viel nach Geld und Gut,
Wenn ich zuirieden bin? (hgd.), Wat kan mij geld of goed schelen, als ik tevreden ben? de aanhef van Johann Martin Millers' (1750-1814) gedicht Zufriedenheit, voor het eerst in den Vossische Musen-Almanach van 1777 verschenen.
| |
[Was glänzt, ist für den Augenblick geboren,
Das Echte bleibt der Nachwelt unverloren]
Was glänzt, ist für den Augenblick geboren,
Das Echte bleibt der Nachwelt unverloren, (hgd.), zie Echte.
| |
[Was gleicht wohl auf Erden,
Dem Jägervergnügen]
Was gleicht wohl auf Erden,
Dem Jägervergnügen, (hgd.), wat komt op aarde het genot der jacht nabij. Aanvang van het koor der jagers, in Weber's Freischütz, tekst van Kind (1821).
| |
[Was ich mir dafür kaufe!]
Was ich mir dafür kaufe! (hgd.) eig. Wat ick mich davor koofe! (z.a.) in den zin van wat heb ik daaraan! is ontleend aan Berlin, wie es weint und lacht, van David Kalisch (1820-72).
| |
[Was ist der langen Rede kurzer Sinn?]
Was ist der langen Rede kurzer Sinn? Zie Der langen Rede, enz.
| |
[Was ist der Mensch? Halb Tier, halb Engel]
Was ist der Mensch? Halb Tier, halb Engel, (hgd.), wat is de mensch? Half dier, half engel. Aanvang van het 369e der Vierhundert Lieder (1797) van J.L. Evers.
| |
[Was ist des Deutschen Vaterland?
Ist's Preussenland, ist's Schwabenland?
Ist's wo am Rhein die Rebe blüht, etc.
Nein, nein!
Das ganze Deutschland soll es sein! etc.]
Was ist des Deutschen Vaterland?
Ist's Preussenland, ist's Schwabenland?
Ist's wo am Rhein die Rebe blüht, etc.
Nein, nein!
Das ganze Deutschland soll es sein! etc. Aanvang van Des Deutschen Vaterland, volkslied van Arndt (1769-1860), muziek van Reichardt.
| |
[Was man nicht weiss, das eben brauchte man,
Und was man weiss, kann man nicht brauchen]
Was man nicht weiss, das eben brauchte man,
Und was man weiss, kann man nicht brauchen, (hgd.), juist wat men niet weet, zou men noodig hebben, en wat men weet kan men niet gebruiken, uit Goethe's Faust, I, vor dem Thor.
| |
[Was schert mich Weib, was schert mich Kind?]
Was schert mich Weib, was schert mich Kind? (hgd.), wat kan mij urouw of kind schelen? Uit Heine's Zwei Grenadiere (1819).
| |
[Was man schwarz auf weiss besitzt
Kann man getrost nach Hause tragen.]
Was man schwarz auf weiss besitzt
Kann man getrost nach Hause tragen. Zie Denn, enz.
| |
[Was (Hij zit goed in de -]
Was (Hij zit goed in de -, (k.m.a.), Zie Goed in de was zitten.
| |
[Was zetten (In de -]
Was zetten (In de -, (mil.), iets zwart maken, werd vroeger gebezigd van knevels, die door kunstmiddelen werden zwart geverfd; men zegt ook: in de slappe was zetten.
| |
[Washer]
Washer, (sport), stopschijfje.
| |
[Wassching der handen (in onschuld).]
Wassching der handen (in onschuld). Ontleend aan de handeling van Pilatus: Matth. XXVII:24.
| |
| |
| |
[Wassching der handen.]
Wassching der handen. Vroeger waschte zich de priester bij de H. Mis tweemaal de handen. De eerste wassching geschiedde vóór het Offertorium, om zijne handen tot eene zoo zuivere handeling te reinigen; de tweede, nadat de offerande bewierookt was. Deze handwassching beteekende de zuivering des harten. De eerste is bij de H. Mis zelve niet meer gebruikelijk, doch ze geschiedt gewoonlijk vóordat de priester het altaar betreedt; de tweede heeft nog bij elke Mis plaats.
| |
[Wassenaar]
Wassenaar, (wap.), halve maan, altijd wassend en gewoonlijk klimmend voorgesteld. Met de hoornen naar rechts (her.) is hij toegewend naar links, omgewend naar beneden, dalend. - Fr. croissant, van croître = wassen, groeien. Staan de hoornen, verschillend gericht, ) en ( en ◠ dan moet men niet zeggen ‘altijd wassend’. Wassend is alleen ) = eerste kwartier, en ( is afnemend = laatste kwartier. Niet ten respecte van het gewis hoog-aanzienlijk en oud-historisch geslacht Van Wassenaar, dat drie halve manen voert, dus geheeten. Want dit geslacht heeft zich naar zijne bakermat, het dorp Wassenaar (Z.-Holland), genoemd; en in dezen dorpsnaam speelt òf vasen (zoom, rand) òf wase (slijk, slib); hoogstwaarschijnlijk het laatste; alzoo Wassenaar = ‘hoek van drassig weiland’. Men spreke in de Heraldiek dus niet van ‘wassenaar’, maar van wassende of halve maan.
| |
[Wat baat het Cham of hij met Noach in de ark geweest is?]
Wat baat het Cham of hij met Noach in de ark geweest is? Het helpt een deugniet niet veel of hij een braven vader gehad heeft. Naar aanleiding van 't verhaal in Gen. IX.
| |
[Wat baet het of ghy jaeght en slooft en u verhit,
Fortuin liefst hem bezoekt, die wacht en stille zit]
Wat baet het of ghy jaeght en slooft en u verhit,
Fortuin liefst hem bezoekt, die wacht en stille zit, motto voor De Roos van Dekama, niet, zooals daar gedrukt staat, van Rodenburg, maar (v. Lennep, Citaten, bl. 43), van Van Lennep zelven.
| |
[Wat baet toch, lieve vrient, het loopen na den brack?
Een ander heeft het wilt en gij het ongemack.]
Wat baet toch, lieve vrient, het loopen na den brack?
Een ander heeft het wilt en gij het ongemack. Cats.
| |
[Wat gij niet en moogt genieten,
Dat en hebt gij niet te zien.]
Wat gij niet en moogt genieten,
Dat en hebt gij niet te zien. Cats.
| |
[Wat gij niet wilt dat u geschiedt,
Doe dat ook aan een ander niet]
Wat gij niet wilt dat u geschiedt,
Doe dat ook aan een ander niet, berijming van Matth. VII:12, maar die plaats verzwakkend door de ontkenning.
| |
[Wat God doet, dat is welgedaan]
Wat God doet, dat is welgedaan, aanhef der vertaling eens lieds van den Duitschen dichter Samuel Rodigast (1649-1708). Opgenomen in de Ned. Herv. Vervolgbundel (z.a.), Gez. 197.
| |
[Wat (]
Wat (of: hetgeen) God saamgevoegd heeft, scheide de mensch niet, Matth. XIX:6.
| |
[Wat goeds te hooren, giet merg in 't gebeente.]
Wat goeds te hooren, giet merg in 't gebeente. Spreuk. XVI:24. Goede redenen geven aan 's menschen gemoed sterkte en veerkracht. Vgl. Spr. XVI:24, Job XXI:24.
| |
[Wat ick mich davor koofe!]
Wat ick mich davor koofe! plat Berlijnsch voor hgd. Was ich mir dafür kaufe (z.a.).
| |
[Wat is 't vooruitzicht schoon!]
Wat is 't vooruitzicht schoon! Deze ontboezeming, die op gansch andere, allerlei wereldsche dingen wordt toegepast, is ontleend aan den berijmden Psalm XIX:6.
| |
[Wat walsc is, valsc is! Slaet al doot]
Wat walsc is, valsc is! Slaet al doot, was de wapenkreet der Bruggelingen in de Brugsche metten tegen de Franschen, die ze erkenden door het Sjibbolet Scilt ende vrient!
| |
[Wat wérdt er niet al tijds met kibbelen versleten]
Wat wérdt er niet al tijds met kibbelen versleten, Vondel, Gijsbr.; waar Vosmeer aan Gijsbreght vertelt, dat de belegeraars het onder elkaar niet eens konden worden.
| |
[Watch (Black -]
Watch (Black -, (eng.), Zwarte Wacht. Naam van een keur-regiment van Schotsche Hooglanders. Twee compagnieën van dit regiment vonden 27 Febr. 1881 den dood op den Amajuba- | |
| |
heuvel of Spitskop, onder leiding van den ongelukkigen generaal Colley, bij de Boerenoverwinning, die over de vrijvechting der Transvaal besliste.
| |
[Wateren zijn zoet, verborgen brood is lieflijk (Gestolen -]
Wateren zijn zoet, verborgen brood is lieflijk (Gestolen -, taal der ontuchtige vrouw van Spreuk. IX:17, die den jongeling wil verlokken om tot haar te komen.
| |
[Waterproef]
Waterproef, onderdompeling in het water van personen, die voor tooverheksen gehouden werden, waarbij drijven of zinken besliste. Het laatst toegepast in Delden 16 Maart 1823.
| |
[Watrinade]
Watrinade, ook, doch ten onrechte, wattrinade, (fr.), werkliedenopstand. Zie watriner.
| |
[Watriner]
Watriner, (fr.), het vermoorden van een werkgever door zijne arbeiders. Het woord is diens oorsprong aan het volgende feit verschuldigd: Den 26n Jan. 1886 staakten de werklieden der mijnen van Decazeville den arbeid. Daar de directeur, de heer Watrin, weigerde hunne eischen in te willigen, vielen de arbeiders hem aan en verbrijzelde hem een hunner den schedel, waarop de overigen hem onder den voet haalden, den baard uitrukten, enz. Kort nadat eenige welgezinden hem naar het ziekenhuis hadden overgebracht, gaf hij den geest. Nadere bijzonderheden vindt men in Ives Guyot, La Tyrannie socialiste, bladz. 192.
| |
[Watteau (A la -]
Watteau (A la -, salon-, balen herderstooneelen in den trant van den Franschen schilder Antoine Watteau, † 1721. Zijne herderinnetjes hebben bijna allen blauwgelinte lammetjes in hare poezele armen, en cokette stroohoedjes op.
| |
[Watteau (Pli- -]
Watteau (Pli- -, plooi of vouw, in den rug van 't ruime kleed, doorloopend van den hals tot den benedenzoom.
| |
[Wattmann]
Wattmann, (eng.), in de Vereenigde Staten, de conducteur van een electrischen tramwagen. Sedert de tweede helft van 1898 heeft men te Chillicothe (Ohio) ook wattwomen aangesteld, d.w.z. vrouwen, die dezelfde betrekking vervullen.
| |
| |
[Wa'wielooren]
Wa'wielooren, (z. afr.), wagenwiel-ooren, wijd van het hoofd staande ooren.
| |
[Weasels]
Weasels, (am.), wezels; zie Palmetto State.
| |
[Weddingcake]
Weddingcake, (eng.), huwelijkskoek, bruiloftstaart, die te grooter is, naarmate het bruidspaar aanzienlijker is. Bij vorsten in Engeland soms pyramides van 4 meter hoog en 3 meter in omvang, 90/125 kilo zwaar. Het grootste deel er van, in stukken gesneden, wordt in opzettelijk daarvoor gemaakte doosjes gezonden aan bloedverwanten en vrienden van het jonge paar, die de huwelijksplechtigheid niet konden bijwonen.
| |
[Wedervaren (Leed zal u niet -]
Wedervaren (Leed zal u niet -, in Ps. XCI:10 wordt dit tot den vrome gezegd; vgl. Spreuk. XII:21. Op den klank af, bij wijze van aardigheid, als antwoord op de vraag: ‘wie was de veerman van David?’ Leed; want er staat immers in den Psalm: ‘leed zal u niet weder varen’.
| |
[Wedgwood]
Wedgwood, fijn Engelsch aardewerk, aldus genoemd naar den uitvinder Josiah Wedgwood, den vermaarden pottebakker (1711-1795).
| |
[Wedono]
Wedono, (jav.), districtshoofd, hoogste inlandsche ambtenaar op Java, onder den regent. Hij is met het bestuur van een district belast, en wordt vanwege ons Gouvernement bezoldigd.
| |
[Weduwe (De kruik der -]
Weduwe (De kruik der -, zie Sarepta.
| |
[Wee het land, welks koning een kind is]
Wee het land, welks koning een kind is, Prediker X:16.
| |
[Weegluizen]
Weegluizen, schimpnaam der Oranjeklanten voor de vrijkorporisten in den Patriottentijd.
| |
[Week (Benaming van de dagen der -]
Week (Benaming van de dagen der -, bij de Inlanders in N.-I. in gebruik, en aan de Mohammedanen ontleend. De dagen worden evenals bij ons van af Zondag geteld en wel met
| |
| |
de Arabische namen Achad, Senen, Selasa, Keba, Kemis, Djoemaät, Saptoe, welke met uitzondering van Djoemaät de telwoorden 1, 2, 3, 4, 5 en 7 aangeven. Djoemaät zou volgens sommigen beteekenen: dag der samenkomst in de Djami of Moskee.
| |
[Weekborders]
Weekborders, (z.afr.), kostkinders die bij de week betalen; eng. boarders.
| |
[Weenende philosoof (De -]
Weenende philosoof (De -, Heraklitus.
| |
[Weener snijdertje (Het -]
Weener snijdertje (Het -, Herman Zeitung, bekend door menige groote reis, die hij in eene kist als vrachtgoed deed.
| |
[Weergeld]
Weergeld, (wehrgeld), zoengeld, waarmede in het Middeleeuwsche recht de misdadiger, krachtens vonnis, zijn slachtoffer of diens bloedverwanten schadeloos stelde. Dit geld had ten doel de weerwraak (fehde) af te koopen van den verwonde of de verwanten van den verslagene. Eerst nadat deze vergoeding betaald was, kon de landsoverheid hare aanspraak doen gelden op het fredum, d.i. de haar verschuldigde boete als loon voor de bescherming, den misdadiger te verleenen, opdat deze, na kwijting van dat weergeld, van den kant des of der benadeelden niets meer zou hebben te vreezen. Zie ook Maagzoen.
| |
[Weerhaak]
Weerhaak, (wap.), loodrecht geplaatst staafje met een spitsen haak van boven (her. rechts gewend) en een beneden (her. links).
| |
[Weerwolf]
Weerwolf, mensch in wolvengedaante, naar de meening, dat er menschen zijn, die zich in wolven kunnen veranderen. - Een weerwolf onderscheidde zich van een gewonen wolf alleen door een stompen, als afgehakten staart. Weer bet. man, dus manwolf, in 't fr. garou = gar ulf = weerwolf; in 't gr. lykanthropos.
| |
[Wees meester van de taal, gij zijt het van 't gemoed.]
Wees meester van de taal, gij zijt het van 't gemoed. Bilderdijk.
| |
[Wees voorzichtig als de slangen, en oprecht als de duiven]
Wees voorzichtig als de slangen, en oprecht als de duiven, berust op Matth. X:16.
| |
[Weeshuiskermis]
Weeshuiskermis, de gedenkdag van de stichting van een weeshuis, waarop de regenten, suppoosten en kinderen onthaald werden.
| |
[Weeskamers]
Weeskamers, zie Momber.
| |
[Weesper-studenten]
Weesper-studenten, varkens. In vroeger tijd bezat Weesp vele brouwerijen en jeneverstokerijen, en daardoor overvloed van varkensvoeder; vanhier dat in den omtrek van dit stadje uit den afval dier fabrieken vele varkens werden gemest.
| |
[Weet hiervan eenigh mensch, ick weet er van te spreecken]
Weet hiervan eenigh mensch, ick weet er van te spreecken, Vondel, Gijsbreght, III, reg. 865, waar Badeloch getuigt van de vele rampen, die haar troffen, juist door den hoogen stand, waartoe zij behoorde.
| |
[Weets]
Weets, (barg.), agenten van politie.
| |
[Weeuwenaarspijn]
Weeuwenaarspijn, (amst.), een plotselinge den geheelen arm tot in den pink doordringende, hevige, maar spoedig weer verdwijnende pijn, ontstaan door het stooten van de elleboogs-zenuw (nervus ulnaris). Men zegt, dat bij vele weduwnaars de rouw ook niet lang duurt, althans in zeer vele Romaansche en Germaansche talen heeft men spreekwoorden als:
Is eens mans elleboogstoot.
| |
[Weichselvlecht]
Weichselvlecht of Poolsche vlecht (plica polonica), eene chronische ziekte der behaarde lichaamsdeelen, waardoor de haren tot eene verwarde vlecht samenkleven. Deze ziekte was in de Middeleeuwen geen zeldzaamheid, maar komt in onze dagen zelden voor, dan soms in Polen en in de Donaugewesten. Ze is het gevolg van huiduitslag in verband met een dichte haarbedekking en met verwaarloozing der zindelijkheid. Ook Poolsche roos (z.a.) geheeten.
| |
[Weichselzopf]
Weichselzopf, (hgh.), zie Poolsche roos.
| |
| |
| |
[Weight]
Weight, (sport), gewicht.
| |
[Weinsberg (De vrouwen van -]
Weinsberg (De vrouwen van -, zie Ein Kaiserwort, enz.
| |
[Weischet]
Weischet, (talm.), de slokdarm, van onzekere afleiding; misschien van een Griekschen stam (w)-est die spijzigen, spijs-verteren beteekent.
| |
[Wel bekome het u]
Wel bekome het u, zie God zegene u.
| |
[Weldlestube]
Weldlestube, (sport), buis uit éen stuk, dus niet gesoldeerd.
| |
[Welk doende enz. ('t -]
Welk doende enz. ('t -, aan den voet van een rekwest verkorting van: 't welk doende, zult gij wèl doen.
| |
[Well done Doctor!]
Well done Doctor! d.i. daar heb je goed aan gedaan, doktor! Met deze woorden begroette eene groote menigte Engelschen doctor Jameson, toen hij in een der eerste maanden van 1896 te Londen voor het gerechtshof verscheen, om zich te verantwoorden over zijn verraderlijken inval in de Transvaalsche Republiek, 1 Januari 1896, aan het hoofd van eenige honderden gewapenden, uitgerust door de tot kolonisatie van Matabile-land opgerichte Engelsche Handel-maatschappij Chartered Company.
| |
[Well roared, lion]
Well roared, lion, (eng.), goed gebruld, leeuw, ironisch gezegde tot een grootspreker, pocher; dit zegt in geheel andere beteekenis Hamlet, wanneer hij den geest zijns vaders onder den grond hoort spreken.
| |
[Weltgeschichte ist das Weltgericht (Die -]
Weltgeschichte ist das Weltgericht (Die -, (hgd.), de wereldgeschiedenis is het wereldgericht. De geschiedenis stelt der menschen handel en wandel in het ware daglicht. Schiller in het gedicht Resignation, het eerst in Thalia, I, 2.
| |
[Weltschmerz]
Weltschmerz, (hgd.), lijden door de ellende op elk gebied, die ons omgeeft; dat lijden openbaart zich door medelijden, spot of humor al naar de omstandigheden of den aard van den Weltschmerzler, maar is steeds vermengd met bitterheid. Is ze systematisch, dan heet 't pessimisme, zoo o.a. bij Schopenhauer, v. Hortmann, Nietsche. In de poesie Heine (die 't woord invoerde). Lerou, Byron 't laatst en Leopardi.
| |
[Wenn dich die Lästerzunge sticht]
Wenn dich die Lästerzunge sticht, (hgd.), zie Het zijn enz.
| |
[Wenn die Rose selbst sich schmückt,
Schmückt sie auch den Garten]
Wenn die Rose selbst sich schmückt,
Schmückt sie auch den Garten, (hgd.), Fr. Rückert (1788-1866) in zijn gedicht Welt und Ich, voor het eerst verschenen in de Deutsche Musen-Almanach van Chamisso en Schwab, 1834, No. 19. Tollens vertaalde het met:
Siert de roos zichzelve, zij
| |
[Wenn jemand eine Reise thut,
So kann er was verzählen]
Wenn jemand eine Reise thut,
So kann er was verzählen, (hgd.), als iemand een (verre) reis doet, kan hij wat vertellen. Eerste regel uit een gedicht van Claudius (1740-1815) in 1790 te Hamburg in het vijfde deel van den Wandsb. Bothen voor het eerst verschenen.
| |
[Wenn Menschen aus einander gehn,
So sagen sie: Auf wiedersehn]
Wenn Menschen aus einander gehn,
So sagen sie: Auf wiedersehn, (hgd.), wanneer de menschen scheiden, roepen ze elkaar ‘Tot weerziens!’ toe. Laatste regel uit een gedicht van E. von Feuchtersleben (1806-49) aanvangend met de woorden:
Es ist bestimmt in Gottes Rat,
Dass man vom Liebsten, was man hat,
| |
[Wentelteefje.]
Wentelteefje. Zie Boerenwafel.
| |
[Wer den Besten seiner Zeit genug gethan, der hat gelebt für alle Zeiten]
Wer den Besten seiner Zeit genug gethan, der hat gelebt für alle Zeiten, (hgd.), hij, die aan de uitnemendste menschen van zijn levenstijd voldaan heeft, heeft geleefd voor alle tijden, ontleend aan den proloog van Schiller's Wallenstein's Lager, in Oct. 1798, ter gelegenheid van de heropening van den schouwburg te Weimar, uitgesproken.
| |
| |
| |
[Wer fertig ist, dem ist nichts recht zu machen,
Ein Werdender wird immer dankbar sein.]
Wer fertig ist, dem ist nichts recht zu machen,
Ein Werdender wird immer dankbar sein. Zie Ein Werdender.
| |
[Wer gar zu viel bedenkt, wird wenig leisten]
Wer gar zu viel bedenkt, wird wenig leisten, (hgd.), wie al te veel bedenkingen heeft, zal weinig uitvoeren. Schiller, Wilhelm Tell II, 1, als antwoord op het verwijt van zijne vrouw, dat hij maar zoo dadelijk gereed was om Baumgarten over het onstuimige meer te zetten, zonder aan vrouw en kinderen te denken.
| |
[Wer nicht liebt Weib, Wein und Gesang,
Der bleibt ein Narr sein Leben lang]
Wer nicht liebt Weib, Wein und Gesang,
Der bleibt ein Narr sein Leben lang, (hgd.), wie niet van wijn, vrouwen en zang houdt, die blijft z'n heele leven een nar; spreuk zonder eenigen zweem van bewijs aan Luther toegeschreven, en die ook de ‘Lutherstube’ op den Wartburg siert. Voor het eerst komt de spreuk in den Wandsbecker Bothen van 1775, No. 75, voor, en wel in het volgende ‘Devise an einen Poeten’:
Dir wünsch' ich Wein und Mädchenkuss,
Und deinem Klepper Pegasus
Die Krippe stets voll Futter!
Wer nicht liebt Wein, Weib und Gesang,
Der bleibt ein Narr sein Leben lang,
Sagt Doktor Martin Luther.
Een tegengesteld variant zegt:
Mancher that Weib, Wein und Gesänge lieben,
Und ist sein Leben lang ein Narr geblieben.
| |
[Wer nie sein Brot mit Thränen ass,
Wer nie die kummervollen Nächte
Auf seinem Bette weinend sass,
Der kennt euch nicht, ihr himmlischen Mächte!]
Wer nie sein Brot mit Thränen ass,
Wer nie die kummervollen Nächte
Auf seinem Bette weinend sass,
Der kennt euch nicht, ihr himmlischen Mächte! (hgd.), wie nooit zijn brood in tranen at, wie nooit kommervolle nachten weenend op zijn bed doorbracht, die kent u niet, gij hemelsche machten. Goethe, Wilhelm Meisters Lehrjahre II, 13. Woorden van den harpspeler. Koningin Louise van Pruisen schreef deze regelen in haar dagboek, toen zij op de vlucht naar Koningsberg den 3en December 1806, door een sneeuwstorm overvallen, te Ortelsburg in een boerenwoning haar intrek moest nemen.
| |
[Wer niemals einen Rausch gehabt,
Der ist kein braver Mann]
Wer niemals einen Rausch gehabt,
Der ist kein braver Mann, (hgd.), wie nooit een roes heeft gehad, die is geen braaf man; ontleend aan Wenzel Müller's zangspel: ‘Das neue Sonntagskind’ (Pressb. 1794 voor 't eerst verschenen), tekst van Joachim Gerinet (1765-1816), waar evenwel staat:
Wer niemals einen Rausch hat g'habt,
Der ist ein schlechter Mann.
In de ‘Deutsche Studentenlieder des 17. und 18. Jahrh.’, uitgegeven door Keil, komen reeds de volgende regelen voor:
Denn wer sich scheut, ein Rausch zu han,
Der will nicht, dass man ihn soll kennen,
Und ist gewiss kein Biedermann.
| |
[Wer Recht behalten will und hat nur eine Zunge,
Behält's gewiss]
Wer Recht behalten will und hat nur eine Zunge,
Behält's gewiss, (hgd.), wie gelijk wil blijven hebben en maar een tong heeft, behoudt het zeker. Goethe, Faust I (Strasse); woorden van Faust tot Mephistopheles.
| |
[Wer vieles bringt, wird manchem etwas bringen]
Wer vieles bringt, wird manchem etwas bringen, (hgd.), wie veel geeft, zal velen iets geven. Goethe, Faust I. (Voorspel op het tooneel) zegt de Directeur tot den dichter, waar hij over het schouwburg-publiek spreekt.
| |
[Wer Wissenschaft und Kunst besitzt, hat auch Religion]
Wer Wissenschaft und Kunst besitzt, hat auch Religion, (hgd.), alwie wetenschap en kunst bezit, bezit ook godsdienst. Goethe, Sprüche in Reimen. Zahme Xenien VI.
| |
[Wereldtentoonstellingen.]
Wereldtentoonstellingen. De voornaamste werden gehouden: 1851, Londen; 1855, Parijs; 1862, Londen; 1867, Parijs; 1873, Weenen; 1876, Philadelphia; 1878, Parijs; 1883, Amsterdam; 1885, Antwerpen; 1888, Brussel; 1889, Parijs; 1893, Chicago; 1894, Antwerpen; 1895, Amsterdam; 1897, Brussel.
| |
| |
| |
[Werk prijst zijn meester (Het -]
Werk prijst zijn meester (Het -, Jezus Sirach IX:24.
| |
[Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen.]
Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen. Pred. XI:1. Ook:
Werp uw weldaad in den vloed,
Met een onberoerd gemoed,
Dankt u 't stomme vischje niet,
God erkent het, die het ziet.
| |
[Werst]
Werst, Russische lengtemaat of mijl. Eng. verst, fr. verste, hgd. Werst; eene lengte van 500 Saschehn of 3500 Russische voeten. 7 Werst = éen geographische of Duitsche mijl. - 8.8 Kwadraatwerst = nagenoeg 7.7 kwadraatkilometer.
| |
[Wertheriaansch]
Wertheriaansch, een levensbeschouwing als die van Werther, den held in den roman van Goethe: Leiden des jungen Werther, zoo overgevoelig en dweepziek van liefde, dat hij door zelfmoord een einde aan zijn leven maakt.
| |
[Westersche kerk]
Westersche kerk, zie Latijnsche kerk.
| |
[West-Europeesche tijd]
West-Europeesche tijd, zie Greenwich-tijd.
| |
[Westinghouse rem]
Westinghouse rem, remtoestel werkende door middel van saamgeperste lucht, aldus naar den uitvinder.
| |
[Westkappelschen dijk om (Hij moet den -]
Westkappelschen dijk om (Hij moet den -, uitdrukking, gebezigd door de Zeeuwen, tegen een jongen, die niet wil oppassen en naar Oost-Indië moet.
| |
[Westkappelsche Engel rijdt (De -]
Westkappelsche Engel rijdt (De -, Zeeuwsche uitdrukking voor ‘het stormt’.
| |
[Westminster (Confessie van -]
Westminster (Confessie van -, Confessio Westmonasteriensis seu Puritana van 1648; streng Calvinistisch.
| |
[West-moesson]
West-moesson, van October tot Maart; de regentijd op Java.
| |
[Wet Bérenger]
Wet Bérenger, in Frankrijk, door den senator van dien naam ontworpen en welke opschorting van gevangenisstraf toestaat op voorwaarde van verder goed gedrag.
| |
[Wet en de profeten er op nazien (De -]
Wet en de profeten er op nazien (De -, uit Matth. VII:12, waar Jezus doelt op de gezamenlijke schriften des O. Testaments, die in zijne dagen onder die benaming het hoogste gezag hadden als regel van geloof en wandel; vgl. Rom. III:21. Bij ons, is ‘Wet en Profeten’ figuurlijk een standaardwerk, dat genoeg gezag heeft om een twijfelachtig punt op taalkundig, maatschappelijk of kerkelijk gebied uit te maken.
| |
[Wet van Meden en Perzen]
Wet van Meden en Perzen, onverbreekbare, onherroepelijke wet. Naar Daniël VI:9; Esther VIII:8.
| |
[Wettelijke interessen]
Wettelijke interessen, de interessen, die een schuldenaar, volgens de wet moet betalen over de hoofdsom van den dag af, dat hij (bij weigering tot betaling), voor den rechter, tot betaling gedagvaard is.
| |
[Wetenden]
Wetenden, zie Veemgericht.
| |
[Weversspoel]
Weversspoel, (wap.), zie Spitsruit (z.a.), fr. fusée, hgd. Spindel.
| |
[Weytingh]
Weytingh, Themata of Opstellen ter vertaling in 't Latijn; geschreven door J.S. Weytingh, rector te Kampen (1767-1834).
| |
[Whatever is, is right]
Whatever is, is right, (eng.), zoo als 't is, is 't goed. Pope, Essay on man I, 289.
| |
[What's Hecuba to him or he to Hecuba,
That he should weep for her?]
What's Hecuba to him or he to Hecuba,
That he should weep for her? (eng.), wat is Hecuba voor hem of hij voor Hecuba, dat hij om haar zou weenen? Shakespeare, Hamlet II, 2, woorden van Hamlet, waar hij de warmte en het gevoel roemt, waarmede een der tooneelspelers een gedeelte van Aeneas' verhaal aan Dido heeft voorgedragen. De tooneelspeler kan, wetende, dat het maar spel is, met alle zelfbeheersching het innigste gevoel uitspreken; hij - Hamlet - kan dat niet, overmeesterd door zijn smart.
| |
| |
| |
[What's in a name? that which we call rose,
By any other name would smell as sweet]
What's in a name? that which we call rose,
By any other name would smell as sweet, (eng.), wat ligt er in een naam? Dat wat wij een roos noemen, zou, met welken anderen naam ook, even geurig ruiken. Shakespeare, Romeo en Julia II, 2, Julia, waar zij zegt, Romeo lief te hebben, ook al voert hij den naam eener familie, welke de hare vijandig is.
| |
[Wheel]
Wheel, (sport.), wiel.
| |
[Whelps]
Whelps, (am.), welpen, naam voor de bewoners van Tennessee; vgl. Cave State.
| |
[When Adam delv'd and Eva span,
Who was then the gentleman?]
When Adam delv'd and Eva span,
Who was then the gentleman? (eng.), toen Adam groef en Eva spon, wie was toen de edelman? Van John Ball, Engelsch predikant; de oude vorm was:
Wan Adam dalf and Eve span,
Wo was thanne a Gentilman?
| |
[When beggars die, there are no comets seen]
When beggars die, there are no comets seen, (eng.), wanneer er bedelaars sterven, ziet men geen kometen. Shakespeare, Julius Caesar II, 2, woorden van Calpurnia, als antwoord op Caesars bewering, dat al de wonderteekenen, die 's nachts gehoord en gezien zouden zijn, evengoed op de wereld in 't algemeen betrekking kunnen hebben, als op hem, Caesar.
| |
[Where ignorance is bliss, 't is folly to be wise]
Where ignorance is bliss, 't is folly to be wise, (eng.), waar niet-weten zaligheid is, is 't een dwaasheid verstandig te zijn. Een woord van Th. Gray (1716-71).
| |
[Whigs]
Whigs, een liberale politieke partij in Engeland; de naam is afgeleid van Whiggam-more (pakzadel-dieven, van het celt. ugham (pakzadel). De Schotsche opstandelingen werden zoo genoemd, omdat zij pakzadels gebruikten, ten einde hun buit te stouwen. De markies van Argyle verzamelde een bende dezer vagebonden en bewoog hen, hem bij te staan om zekere maatregelen der regeering tegen te werken onder Jacobus I en Karel II. Alle tegenstanders heeten toen Argyle Whiggamors; later Whigs.
| |
[Whipper-in]
Whipper-in, (eng.), lett. inzweeper, eig. een jachtterm: de man, die het opzicht over de honden heeft en ze in de jachtlinie drijft. Fig. de bijeendrijver van de leden eener partij tot deelneming aan de stemmingen in het Lagerhuis.
| |
[Whiskey]
Whiskey of Whisky, (iersch), uisge beatha of usquebaugh, letterl. levenswater, vgl. fr. eau de vie; eene soort van brandewijn, die reeds in de 14e eeuw in Ierland gemaakt werd.
| |
[Whisky mill]
Whisky mill, (am.), een drankwinkel.
| |
[Whisky-schots (Een -]
Whisky-schots (Een -, (rest.), whisky met water en een stuk ijs.
| |
[Whist]
Whist of whisten, Engelsch kaartspel, van Eng. whist = stil, dewijl bij dat spel niet mag gesproken worden; vandaar het spreekwoord: whist veut dire silence.
| |
[Whistle]
Whistle, (sport.), fluitje.
| |
[White slaves]
White slaves, (eng.), blanke slaven noemde Sadler, in het Britsche Huis der Gemeenten, de landbouwers, wegens hunnen ongelukkigen toestand, die in 1830, bij de zoogenaamde Swing-opstanden aan het licht kwam (Karl Marx, Das Kapital, 4. Aufl., I, blz. 641).
| |
[White Friars]
White Friars, (eng.), witte monniken, orde van Karmeliter-monniken; aldus genaamd naar het witte kleed dat ze droegen.
| |
[White House]
White House, (eng., am.), zie witte huis.
| |
[Whitebaitdinner]
Whitebaitdinner, jaarlijksche vischmaaltijd der Engelsche ministers te Greenwich, waarbij als hoofdschotel de kleine fijne geelgebakken vischjes white bait.
| |
[Whiteboys]
Whiteboys of Witte jongens noemt men in Ierland de leden van vereenigingen, die wraak oefenen tegen hardvochtige verhuurders, godsdienst- | |
| |
leeraars, ambtenaren, enz. Deze vereeniging ontstond in 1790 bij een misgewas. Hongerlijdende daglooners, pachters e.a. verbonden zich met een eed, overvielen des nachts met een zwartgemaakt gelaat en een witten kiel hun slachtoffers, mishandelden deze of brachten hen om het leven, en verdwenen daarop even snel en geheimzinnig als zij gekomen waren. Behalve de Whiteboys had men er later de Hearts of steel (stalen harten), de Hearts of oak (eikenhouten harten), alsmede de Rightboys (rechtvaardige jongens). Men gaf aan deze volksjustitie den naam van een denkbeeldig wezen, nl. Captain Rock.
| |
[Whittington en zijn kat.]
Whittington en zijn kat. Een kat (cat) is een schip van Noorsch model, van veel inhoud en voornamelijk in den kolenhandel in gebruik. Richard Whittington verdiende zijn geld met den kolenhandel, die sedert 1381 van Newcastle op Londen gedreven werd. Hij vervoerde de kolen in zijn cat. In 1397 was hij Lord Mayor van Londen. Aldus 't verhaal, wat minder zonderling dan dat van den muizevanger, die zijn heer rijk maakte. Maar... velen zullen met een dergelijk schip zaken gemaakt hebben; Whittington kan echter ook door achat d.i. handel (fr. achat, acheter) rijk geworden zijn. De ware toelichting moet nog gevonden worden.
| |
[Who loves raves]
Who loves raves, (eng.), wie bemint, raast (is van zijn zinnen beroofd). Byron, Childe Harolds Pelgrimage, IV, 12, 3.
| |
[Wichen geweest (Te -]
Wichen geweest (Te -, te Nijmegen: dronken, in verband met de vele veemarkten, te Wychen gehouden, van waar menigeen dronken terugkeerde.
| |
[Wicked bible (The -]
Wicked bible (The -, (eng.), d.i. de goddelooze bijbel. Men bedoelt hiermee een bijbeluitgave van 1632, waarin door een ongelukkig verzuim van zetter en corrector, het woordje niet in het zevende gebod ontbrak, zoodat er stond: Gij zult echtbreken. Opmerkelijk is het, dat in een te Halle gedrukten bijbel, ongeveer een eeuw later, dezelfde fout is gemaakt.
| |
[Wickersheimersche vloeistof]
Wickersheimersche vloeistof, mengsel, door Wickersheim, conservator te Berlijn, aanbevolen tot het conserveeren van lijken van menschen en dieren, alsmede van anatomische praeparaten.
| |
[Wicket]
Wicket, (eng.), zie Bowler.
| |
[Wicket keeper]
Wicket keeper, (eng. sport), zie Bawler.
| |
[Widdoei]
Widdoei, (hebr.), belijdenis. Den widdoei zeggen = het formulier der zonden-belijdenis uitspreken, hetzij in stervensnood of op den grooten Verzoendag.
| |
[Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in]
Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in, berust op Spreuk. XXVI:27, waar aldus staat: ‘Die eenen kuil graaft, zal er in vallen, en die eenen steen wentelt, op hem zal hij wederkeeren’. Vgl. Esther VII:9, 10.
| |
[Wie er räuspert und wie er spuckt,
Das nabt ihr ihm glücklich abgeguckt]
Wie er räuspert und wie er spuckt,
Das nabt ihr ihm glücklich abgeguckt, (hgd.), hoe hij zijn keel schraapt en hoe hij spuwt, dat heb je hem mooi afgekeken. Schiller, Wallensteins Lager VI. De wachtmeester verwijt den jager, dat hem der feine Griff und der rechte Ton ontbreekt, die men alleen in de nabijheid van den veldheer kan leeren, waarop de jager bovenstaand antwoord geeft. Schiller ontleende deze regelen misschien aan Molière's Femmes savantes I, 1, waar Armande zegt:
Quand sur une personne on prétend se régler,
C'est par les beaux côtés qu'il lui faut ressembler,
Et ce n'est point du tout la prendre pour modèle
Ma soeur, que de tousser et de cracher comme elle.
| |
[Wie geen lieve kinders heeft,
Weet voorwaar niet, dat hij leeft.]
Wie geen lieve kinders heeft,
Weet voorwaar niet, dat hij leeft. Cats.
| |
| |
| |
[Wie heeft, dien zal gegeven worden]
Wie heeft, dien zal gegeven worden, leest men Matth. XIII:12. Een Fransche spreuk luidt: On ne prête qu'aux riches.
| |
[Wie leugens zoekt voor zijn gebreken
Wordt nooit verschoond.]
Wie leugens zoekt voor zijn gebreken
Wordt nooit verschoond. Van Alphen.
| |
[Wie onder u zonder zonde is, werpe den eersten steen]
Wie onder u zonder zonde is, werpe den eersten steen, woord van Jezus (Joh. VIII:7) tot de Farizeën, die eene zondares veroordeeld wenschten te zien. Op overspel stond bij oud-Israël de steeniging, en de getuigen moesten de eerste steenen werpen.
| |
[Wie ooren heeft om te hooren, die hoore!]
Wie ooren heeft om te hooren, die hoore! Matth. XIII:9.
| |
[Wie trouwt, doet wel; wie niet trouwt, doet beter]
Wie trouwt, doet wel; wie niet trouwt, doet beter, berust op 1 Korinthe VII:38. Waar eigenlijk sprake is van ‘ten huwelijk uitgeven’.
| |
[Wie wind zaait, zal storm oogsten]
Wie wind zaait, zal storm oogsten, naar Hosea VIII:7, waar we lezen: ‘Want zij hebben wind gezaaid, en zullen een wervelwind (storm) maaien’.
| |
[Wie zich in gevaar begeeft, komt er in om]
Wie zich in gevaar begeeft, komt er in om, Sirach III:24.
| |
[Wie zichzelven verhoogt, zal vernederd worden, en wie zichzelven vernedert, zal verhoogd worden]
Wie zichzelven verhoogt, zal vernederd worden, en wie zichzelven vernedert, zal verhoogd worden, Matth. XXIII:12.
| |
[Wiedes]
Wiedes, (barg.), slim, sluw, vlug.
| |
[Wiedstok]
Wiedstok, (barg.), ezel, domoor.
| |
[Wiegedrukken]
Wiegedrukken, (incunabula), de voortbrengselen van het oudste tijdperk der boekdrukkunst, dat zich van hare uitvinding uitstrekt volgens sommigen tot het jaar 1500, volgens anderen tot 1520, 1530 of 1536. Van de 15000 gedrukte werken uit dat tijdperk zijn slechts weinige exemplaren bewaard gebleven. Men vindt een merkwaardige lijst der wiegedrukken in de ‘Annales typographici ab artis inventae origine ad annum 1536 (1793-1803, 11 dln)’ van Panzer, en in de ‘Annales typographici ab artis inventae origine ad annum 1557 ('s Gravenhage, 1719-1741, 5 dln)’ van Mittaire. Bijzonder belangrijk daarover is het werk van onzen dr. M.F.A.G. Campbell, Annales de la typographie néerlandaise au quinzième siècle (1874-1884).
| |
[Wieldraaiers]
Wieldraaiers, bijnaam der burgers van Heusden, in verband met het stadswapen: van goud met een zes-spakig wiel van keel.
| |
[Wien de Heer liefheeft, dien kastijdt hij]
Wien de Heer liefheeft, dien kastijdt hij, is aan Spreuken III:12 ontleend, waar men leest: ‘Want de Heer kastijdt dengenen, dien hij lief heeft, ja gelijk een vader den zoon, in welken hij een welbehagen heeft.’
| |
[Wien Neerlandsch bloed]
Wien Neerlandsch bloed, Nederlandsch volkslied, in 1815 vervaardigd door Tollens, op muziek gebracht door Johann Wilhelm Wilms.
| |
[Wig]
Wig van gelijke beteekenis als spu of spij, (bouwk.), naam van een afgeschuind latje, dat de timmerlieden gebruiken om houtverbindingen aan te drijven zooals dit b.v. bij blindramen, waarop het doek voor schilderijen gespannen wordt, voorkomt. Ook bij het plaatsen van hardsteenen is het gebruik van houten wiggen aangenomen om de zuiver waterpasse en loodrechte lijnen te verkrijgen.
| |
[Wigwam]
Wigwam, eigenlijk een Indiaansch woord voor hut; maar de Tammany Society (z.a.) noemde haar vergaderplaats wigwam, en weldra heetten alle tenten, schuren en andere plaatsen der samenkomst wigwams.
| |
[Wij zullen nog eens zuchten, zei Mozes, toen hij den berg opging]
Wij zullen nog eens zuchten, zei Mozes, toen hij den berg opging, zeggen drinkebroers, als zij elkander aanmoedigen nog eens uit te drinken. Die woorden worden echter in de geschiedenis van Mozes niet gevonden.
| |
[Wijbisschop]
Wijbisschop, iemand, die wel tot bisschop gewijd is, maar nog geen eigen bisdom heeft. Soms vervangt hij als
| |
| |
vicaris de plaats van den bisschop. Van wijen (wijden), hgd. Weih- en Chorbischof, nedersaks. wigelbischof; zie Suffragaan.
| |
[Wijn en banket en bij den smid in den kost]
Wijn en banket en bij den smid in den kost, (mil.), op water en brood en gesloten.
| |
[Wijn verheugt des menschen hart (De -]
Wijn verheugt des menschen hart (De -, komt voor Ps. CIV:15.
| |
[Wijnberg (Ge komt te laat in den -]
Wijnberg (Ge komt te laat in den -, haast je maar niet, want de verdeeling van den buit (schat, erfenis, enz.), heeft al plaats gehad. Oude spreekwijs in Sleeswijk-Holstein; met ‘den Wijnberg’ wordt bedoeld Winborg, bosch aan het strand bij de stad Oldenburg, waar de Likedeelers (z.a.) hun zeeroof verdeelden.
| |
[Wijnberg (Te laat in den - komen]
Wijnberg (Te laat in den - komen, een spreekw. te Sneek, waar op de Marktstraat een algemeen bekend hotel ‘de Wijnberg’ staat, luidt: haast je wat, anders kom je te laat in den Wijnberg.
| |
[Wijnberg des Heeren (De -]
Wijnberg des Heeren (De -, Matth. XX en verv.
| |
[Wijnkoop]
Wijnkoop, wijn die bij koop-overeenkomsten eertijds gedronken werd; bijv. ao 1373 te Deventer: ‘Van denseluen holte, van denseluen styene - to wyn -, wijncope’.
| |
[Wijnstok en vijgeboom (Zitten onder zijn -]
Wijnstok en vijgeboom (Zitten onder zijn -, een kommerloos leven leiden, in een toestand van welvaart, genot en ongestoorde rust. Uit 1 Kon. IV:25; Micha IV:4.
| |
[Wijze (De -]
Wijze (De -,
Albert II, hertog van Oostenrijk, ook genaamd De Lamme (1289, 1330-58). |
Alfonso X van Leon en IV van Castilië, bijgenaamd de Wijze, de Philosooph en de Astronoom (1203, 1252-85). |
Bernard Albinus, beroemd hoogleeraar (1653-1721). |
Karel V van Frankrijk (1337, regent 1358-60, koning 1364-80). |
Che-Tsou, stichter van de veertiende dynastie van China (1278-95). |
Comte de las Cases (1766-1842). |
Frederik, keurvorst van Saksen (1463, 1544-54). |
Frederik, de vader van den tegenwoordigen Keizer van Duitschland. |
| |
[Wijze van Auburn (De -]
Wijze van Auburn (De -, William H. Seward.
| |
[Wijze van Chappagna (De -]
Wijze van Chappagna (De -, Horace Greeley.
| |
[Wijze van Chelsea (De -]
Wijze van Chelsea (De -, Thomas Carlyle. In eene bijeenkomst, waar John Morley eene feestrede hield op den 100en gedenkdag der geboorte van Carlyle, te Londen i.d. 4 Dec. 1895, bij gelegenheid der officieele overdracht aan eene commissie van beheer van het Carlyle-huis, de kleine woning in Cheyne-row in de Londensche buurt Chelsea, ontzeide de feestredenaar aan Carlyle de gave van wijsheid en van stijl, maar kende hem genie, geestdrift en karakter toe.
| |
[Wijze van Monticello (De -]
Wijze van Monticello (De -, Thomas Jefferson.
| |
[Wijzen (De zeven - van Griekenland]
Wijzen (De zeven - van Griekenland waren gnomische dichters der oudheid. Men beperkte hun aantal tot zeven, omdat men dit cijfer als een heilig getal beschouwde. De namen dier wijzen waren: Solon, wetgever te Athene; Pittacus van Mitylene; Bias van Priëne; Chilon, ephoor van Sparta; Cleobulus, beheerscher van Lindus; Periander, beheerscher van Corinthe, en Thales van Milete, de stichter der Ionische school van wijsgeeren.
| |
[Wiking (Viking)]
Wiking (Viking), strijdbare held, zeekoning onder de Denen en Noorwegers (de Noormannen).
| |
[Wild West]
Wild West, de Prairieën van Zuidelijk Noord-Amerika.
| |
[Wilhelminaboomen]
Wilhelminaboomen, lindeboomen, alom in ons land met deftig ceremonieel geplant, op of kort na 31 Augustus 1898, ter eer en gedachtenis der inhuldiging van Koningin Wilhelmina, wier verjaardag is 31 Augustus.
| |
| |
| |
[Wilhelmina-Vereeniging]
Wilhelmina-Vereeniging, te midden van de toebereidselen voor de inhuldigingsfeesten ter eere van Koningin Wilhelmina (31 Aug. en 6 Sept. 1898), te 's-Gravenhage ontstaan, tot verbetering en verheffing der krankzinnigen-verpleging.
| |
[Wilhelmus blazen (Dat zijn ze die -]
Wilhelmus blazen (Dat zijn ze die -, stond op het deksel eener zilveren tabaksdoos, met gouden ducaten gevuld, als onderschrift der afbeelding van een wakkeren hoornblazer der onzen, die in den Tiendaagschen Veldtocht 1830/31 door beide beenen werd geschoten, doch desniettemin al zittend zijn instrument bleef bespelen. Die tabaksdoos werd hem voor deze heldhaftige daad door eene dame vereerd. Fig. dat zijn de rechte woordvoerders, of de rechte mannen, op wie men aan kan. De spreuk is uit de 16e eeuw uit de dagen toen het Wilhelmus de wapenkreet onzer strijders was. 't Is afkomstig van een spion (volgens de traditie: Hanske van Gelder) die op 't punt stond van te worden opgehangen. Maar op 't beslissend oogenblik werd er ‘Wilhelmus’ geblazen, waarop de Spanjaarden op de vlucht sloegen. Ook zegt men dat het spreekwoord met eene overlevering niets heeft uit te staan, maar afkomstig is van de groote drinkhoorns, waarop men kon blazen; 't zou dus beteekenen: dat zijn de echte Hollandsche jongens!
| |
[Wilhelmus van Nassouwen]
Wilhelmus van Nassouwen, (Prins Willem I), lied door Marnix van St. Aldegonde in 1568 gedicht en dat gezongen werd naar eene Fransche wijs: ‘Chanson de la ville de Chartres assiégée par le Prince de Condé’, een spotlied op de Hugenoten, waarop het Wilhelmus een antwoord schijnt te zijn geweest.
| |
[Willem Taamsz]
Willem Taamsz, bijgenaamd de IJzeren Duim, bracht reeds in de 16e eeuw het nu bekende masseeren in toepassing.
| |
[Willem (Een witte -]
Willem (Een witte -, (barg.), een wittebrood.
| |
[Willems-Fonds (Het -]
Willems-Fonds (Het -, ter eere van Jan Frans Willems, † 24 Juni 1846, den vader der Vlaamsche beweging, in 1850 door eenige zijner vereerders te Gent gesticht tot beoefening van het Nederlandsch. Thans eene machtige over heel België vertakte vereeniging van vrijzinnige mannen, die door voordrachten, bibliotheken en uitgaven van boeken in de volkstaal werken aan de ontwikkeling der Vlaamsche bevolking.
| |
[Willemshuis (Koning -]
Willemshuis (Koning -, te Alkmaar, naar Willem II graaf van Holland (ao 1235-56), in 1247 gekozen tot Roomsch-koning. Hij begiftigde in 1254 Alkmaar met poorterij, waardoor zich deze plaats allengs tot een middelpunt van Kennemerland verheffen kon. Koningsweg, -dijk, Torenbrug, Kooltuin enz. zijn alhier namen, welke herinneren aan het veelvuldig verblijf van dien Graaf ter plaatse, als wanneer hij zich ophield in dit naar hem genoemde gebouw, waarvan het eertijds fraaie puntgeveltje thans (Jan. 1899), zóo bouwvallig is, dat het restauratie behoeft.
| |
[Willemspoort]
Willemspoort, te Amsterdam, de poort, die de oude Haarlemmerpoort verving, 27 Nov. 1840 geopend, toen Willem II voor het eerst als koning zijn intocht hield binnen de hoofdstad, waar hij den volgenden dag zou worden ingehuldigd, thans op non-activiteit en als een monument te midden der stralen van de nieuwe stad.
| |
[Willemstad (Het zit er zoo diep niet, als voor de -]
Willemstad (Het zit er zoo diep niet, als voor de -, spreekwoord tot aanduiding van een bekrompen verstand; naar aanleiding van het diepe water aldaar.
| |
[Willemstad ('t Is daar zoo breed niet, als voor de -]
Willemstad ('t Is daar zoo breed niet, als voor de -, spreekwoord tot aanduiding van bekrompene middelen; zinspelende op de breedte van het Hollandsch Diep aldaar.
| |
[Willigen Mozes]
Willigen Mozes, (barg.), 't werkhuis.
| |
[Willst Du genau erfahren was sich ziemt,
So frage nur beiedlen Frauen an]
Willst Du genau erfahren was sich ziemt,
So frage nur beiedlen Frauen an,
| |
| |
(hgd.), wilt gij nauwkeurig vernemen wat pas geeft, raadpleeg dan slechts edeldenkende vrouwen. Woord van de prinses in Goethe's Tasso II.
| |
[Wind.]
Wind.
Dichterlijke namen voor den wind:
voor den Noorden-wind |
Boreas. |
voor den Zuiden-wind |
Notus of Auster. |
voor den Oosten-wind |
Eurus. |
voor den Westen-wind |
Zephyr. |
voor den West-Zuidwest ten Westen-wind |
Argestes. |
voor den N.O.-wind |
Caecias. |
voor den Z.W.-wind |
Afer of Africus en Libycus, thans nog Affrico of ghiberno geheeten. |
| |
[Wind (Recht van den -]
Wind (Recht van den -, zie Dwangmolen.
| |
[Wind acht geeft, die zaait niet (Wie op den -, en wie naar de wolken ziet, die maait niet]
Wind acht geeft, die zaait niet (Wie op den -, en wie naar de wolken ziet, die maait niet, Pred. XI:4. Hiermede worden zij veroordeeld, die in plaats van zelven moedig en ijverig de hand aan 't werk te slaan, nu eens het eene en dan het andere bezwaar maken, en onder al hun wikken en wegen den kostelijken tijd voor zaaiing en oogst laten verloren gaan.
| |
[Windbreker]
Windbreker, groote driekante hoed, soort van steek, gelijk voorheen de predikanten en aansprekers droegen.
| |
[Winden (Heete -]
Winden (Heete -, de Samoum (zooals de Syriërs zeggen, terwijl de Arabieren den naam uitspreken Sambroli, de Turken Samieli, en de Egyptenaren Chamsin) - de schrik voor den woestijnreiziger in Afrika; - de Harmathan, op de kust van Guinea, aankomende uit het Noord-Oosten; de Sirocco, uit het Zuid-Oosten in Italië invallende; de Föhn, die over de Alpen strijkt; de Solano, die in Spanje waait.
| |
[Windhapper]
Windhapper, bijnaam voor de Hagenaars, die veel wandelen, vooral naar Scheveningen, waar het soms veel waait.
| |
[Windharp]
Windharp, zie Aeoolsche harp.
| |
[Windhonden]
Windhonden, bijnaam voor de bewoners van Weidum bij Leeuwarden.
| |
[Windmolens (Tegen - vechten]
Windmolens (Tegen - vechten, zie Molinas etc., dat evenwel Molinos moet luiden.
| |
[Winkel]
Winkel, (barg.), politiebureau.
| |
[Winkelhaak]
Winkelhaak, (wap.), minder gebruikelijke benaming van den keper (z.a.), niet te verwarren met weêrhaak (z.a.).
| |
[Winterkoning]
Winterkoning of Wintermajesteit, Frederik V, keurvorst van de Paltz, wien de Bohemers in 1619 de kroon van hun land aanboden, die hij aannam, doch na éen winter, in 1620 tengevolge van den slag aan den Witten berg (bij Praag), weer verloor. Onttroond, stierf hij in 1632.
| |
[Wippen]
Wippen, (mil.), degradeeren, terugstellen uit den eenen of anderen militairen graad tot gewoon soldaat.
| |
[Wir Deutsche fuerchten Gott, sonst nichts auf der Welt]
Wir Deutsche fuerchten Gott, sonst nichts auf der Welt, (hgd.), wij Duitschers vreezen God, en anders niets ter wereld. Woord van Vorst Bismarck in den Rijksdag op 6 Februari 1888. Het staat op den eeredegen ‘Dem Fuersten von Bismarck, Herz. z. Lauenburg z. Vollendung s. 80. Lebensj. a. 1 Ap. 1895’, door den Keizer geschonken.
| |
[Wir gehen nicht nach Canossa]
Wir gehen nicht nach Canossa, (hgd.), zie Canossa.
| |
[Wir können warten]
Wir können warten, (hgd.), wij kunnen wachten zeide de Oostenrijksche minister von Schmerling (geb. 1805) bij de beraadslagingen der Kamer, nopens de wet op de drukpers. Men heeft hem dikwerf verweten, dat zijne geheele staatkunde door die leuze werd beheerscht, zooals anderen beweerden, dat Oostenrijk in 't algemeen immer te laat placht te komen. Zie Oesterreich ist immer, enz.
| |
| |
| |
[Wir sitzen so iröhlich beisammen,
Wir haben einander so lieb]
Wir sitzen so iröhlich beisammen,
Wir haben einander so lieb, (hgd.), wij zitten hier zoo genoegelijk bijeen en hebben elkaar zoo lief. Aanvangsregels van de 4e strophe uit Kotzebue's gedicht Trost beim Scheiden (eerst Gesellschaftslied) 1803 verschenen. Oorspronkelijk luidde de tweede regel:
Wir haben uns alle so lieb.
| |
[Wir wollen sein ein einzig Volk von Brüdern,
In keiner Not uns trennen und Gefahr]
Wir wollen sein ein einzig Volk von Brüdern,
In keiner Not uns trennen und Gefahr, (hgd.), wij willen één volk van broeders vogmen, in nood noch gevaar van elkander scheiden. Woorden van Rösselmann, in Schiller's Wilhelm Tell, II, 2.
| |
[Wissel]
Wissel of wisselbrief is ‘een geschrift, uit eene plaats gedagteekend, waarbij de onderteekenaar iemand last geeft om eene daarin uitgedrukte geldsom, in eene andere plaats, op- of nazigt, of op eenen bepaalden tijd, aan eenen anderen persoon of aan deszelfs order te betalen, met erkenning van ontvangen waarde of van waarde in rekening.’ (Art. 100 W.v.K.).
| |
[Wisselruiterij]
Wisselruiterij, (hand.), wissels met onderling goedvinden op elkander afgeven, zonder dat daarvoor waarde ontvangen of genoten is, met het doel om door disconteering van zoodanige wissels oogenblikkelijk geld te kunnen krijgen.
| |
[Witboek]
Witboek, d.i. Weissbuch, benaming, die men in den Duitschen Rijksdag geeft aan elke verzameling van diplomatieke bescheiden, aldus naar den omslag. Op gelijke wijze komen de diplomatieke verslagen in Engeland aan den naam van blue-book, d.i. blauwboek.
| |
[Witriem]
Witriem, (barg.), politieagent.
| |
[Witt (Jongens van Jan de -]
Witt (Jongens van Jan de -, de belhamels onder de Prinsgezinden, die den raadpensionaris Johan de Witt in 1672 om 't leven brachten.
| |
[Witte Donderdag]
Witte Donderdag, zie Donderdag.
| |
[Witte en roode roos]
Witte en roode roos, zie Rozenoorlog.
| |
[Witte huis (Het -]
Witte huis (Het -, (am.), the White House, het officieel verblijf van den President te Washington, dus naar de kleur van het gebouw. De officieele naam is Executive Mansion. Een huis aan de Pammiky-rivier in Virginia heet werkelijk White House, maar is alleen uit den oorlog bekend.
| |
[Witte raaf (Een -]
Witte raaf (Een -, voor een buitengewoon mensch wordt voor 't eerst, als corvus albus, door Juvenalis 7, 202 gebezigd.
| |
[Witte roos]
Witte roos, zie Roos.
| |
[Wittebroodskinderen]
Wittebroodskinderen, zie Rasphuis. In 't algemeen verwende, vertroetelde kinderen of menschen. De uitdrukking ontstond in een tijd, toen burgerlui zich nog enkel met roggebrood geneerden.
| |
[Wittebroodsweken]
Wittebroodsweken, de eerste maand na het huwelijk. Fr. la lune de miel, eng. honeymoon; zie Flitterwochen.
| |
[Witten van Spanje (De -]
Witten van Spanje (De -, de legitimisten, die alleen de Prinsen van Anjou voor wettige pretendenten op den Franschen troon erkennen; ‘wit’ naar het wapen (de lelie), en het tegenwoordig bestendig verblijf dezer pretendenten in Spanje. Te Angers bepleitte einde Aug. 1886 de generaal Cathelineau in eene legitimisten-vergadering het recht tot het koningschap voor Jan III als den oudsten der Bourbons, met wien naar allen schijn de vader van Don Carlos bedoeld werd; hoewel tot daartoe altoos des laatsten zoon, de toenmaals 16-jarige Jacob, voor den koning der ‘Witten’ doorging. Deze, don Jaime de Bourbon, was Febr. 1896 in dienst bij het Russische leger als luit. bij het 24e regiment dragonders. Hij is de laatste afstammeling van den heiligen Lodewijk, van Isabella de Katholieke, van Filips II en van Lodewijk XIV,
| |
| |
toeft met zijne gemalin, dona Berta, te Venetië in den Palazzo Loredan, en streeft nog altoos naar het Koningschap in Spanje onder den titel van Karel VII. - De leden der Witte Societeit te 's-Gravenhage worden ironisch ook wel Blancs d'Espagne geheeten.
| |
[Wittewijven.]
Wittewijven. De Germanen schreven zoo aan het vrouwelijk geslacht in 't algemeen, als aan enkele buitengewone vrouwen in 't bijzonder een nauwen omgang met de goden en hieruit gesproten inzicht in de toekomst toe, en bewezen haar deswege grooten eerbied. Men noemde ze heksen, hagedissen of witte wiven. Wit, m.ned. oorspr. niet wit = blank maar = wijs, vgl. weten, wijs. Uit haar werden de priesteressen der godinnen gekozen. Na haren dood eerde men ze door de heiliging harer grafheuvels (belten), en zag ze dan in de verbeelding dáar nog altoos rondwaren, later stelde men zich daardoor de ‘witte wiven’ als spokende (witgekleede) juffers voor.
| |
[Wittewijvenkuil]
Wittewijvenkuil, een klein dal in 't oosten van Gelderland, voorbij Lochem nabij Barchem, waaraan de sage der witte vrouwen verbonden is.
| |
[Wizard (The little - of Wallstreet]
Wizard (The little - of Wallstreet, (eng.), de kleine toovenaar van Wall-street, te New-York, George Gould, zoon van Jay Gould.
| |
[Wo Alles liebt, kann Carl allein nicht hassen]
Wo Alles liebt, kann Carl allein nicht hassen, (hgd.), waar alle minnen, kan Carlos niet alleen haten. Woorden van Domingo tot Don Carlos, in Schiller's dramatisch gedicht van dien naam, I, 1.
| |
[Wo Begriffe fehlen, da stellt ein Wort zur rechten Zeit sich ein (Denn eben -]
Wo Begriffe fehlen, da stellt ein Wort zur rechten Zeit sich ein (Denn eben -, (hgd.), zie Denn eben etc.
| |
[Wo das Strenge mit dem Zarten (Denn -,
Wo Starkes sich und Mildes paarten
Da gibt es einen guten Klang]
Wo das Strenge mit dem Zarten (Denn -,
Wo Starkes sich und Mildes paarten
Da gibt es einen guten Klang, (hgd.), want waar gestrengheid aan teerheid, en kracht zich aan zachtheid paart, daar wordt een goede klank vernomen (d.i. daar is harmonie). Schiller, Das Lied von der Glocke.
| |
[Wo du nicht bist, Herr Organist,
Da schweigen alle Flöten]
Wo du nicht bist, Herr Organist,
Da schweigen alle Flöten, (hgd.), waar gij niet zijt, mijnheer de organist, daar zwijgen alle fluiten, is eene spottende variatie op het einde der 2e strophe in Neumeisters (1671-1756) lied: ‘Herr Jesu Christ! mein Fleisch und Blut,’ aldus luidende:
Herr Jesu Christ! wo Du nicht bist,
Ist Nichts, das mir erfreulich ist.
| |
[Wo ihr's packt, da ist's interessant]
Wo ihr's packt, da ist's interessant, (hgd.), zie Und wo etc.
| |
[Wo man denkt, wird's Schreiben auch nicht rosten:
Wilde Menschen haben keine Posten]
Wo man denkt, wird's Schreiben auch nicht rosten:
Wilde Menschen haben keine Posten, (hgd.), overal waar men denkt, zal men ook niet ophouden te schrijven; want wllde, onbeschaafde menschen houden er geene postkantoren op na. Devies van den Generaal-Postmeester Dr. Von Stephan, den invoerder der briefkaarten († 1897).
| |
[Wo man singt, da lass dich ruhig nieder
Böse menschen haben keine Lieder]
Wo man singt, da lass dich ruhig nieder
Böse menschen haben keine Lieder, (hgd.), waar men zingt, zet u daar gerust neder, booze menschen zingen niet. Eerste strophe uit Seume's gedicht Die Gesänge, 1804, in de Zeitung für die elegante Welt (No. 23), voor het eerst verschenen, waar deze evenwel luidt:
Wo man singet, lass dich ruhig nieder,
Ohne Furcht, was man im Lande glaubt,
Wo man singet wird kein Mensch beraubt,
Bösewichter haben keine Lieder.
Reeds Luther zegt in zijn gedicht Frau Musica (Klugs Gesangbuch, Wittenberg, 1543):
Hie kann nicht sein ein böser Mut,
Wo da singen Gesellen gut,
en bij Cervantes, Don Quijote, II, 34 (1615), heet het: Sen̄ora, donde hay musica, no puede haber cosa mala, (sp.), Mevrouw, waar muziek is, daar kan geen kwade zaak bestaan; terwijl Tollens zong:
| |
| |
Al wat leeft en braaf is zingt,
Zingen is de lust van 't leven,
't Zij de blijde veldjeugd springt,
Of de grijsheid zit te beven;
Alles stemt en kweelt zijn lied:
Slechts de boozen zingen niet.
De parodie van Seume's dichtregelen door David Kalisch:
Wo man raucht, da kannst du ruhig harren, Böse Menschen haben nie Cigarren, staat in den Humoristisch-satirischen Volks-Kalender des Kladderadatsch, van 1850, blz. 7.
| |
[Wo viel Licht ist, ist starker Schatten]
Wo viel Licht ist, ist starker Schatten, (hgd.), waar veel licht is, is een sterke schaduw. Goethe (1749-1832), Götz von Berlichingen (1773) I, waar Götz den wensch van Weislingen, dat hij veel vreugde van zijn zoon Karel mag beleven, met deze woorden beantwoordt.
| |
[Wolanda]
Wolanda, (mal.), Hollandsch, Hollander, saamgetrokken blanda. Het Javaansche Welondo of Londo wordt in dezelfde beteekenis gebezigd.
| |
[Wolf (Eten als een -]
Wolf (Eten als een -, geducht eten. Uit Gen. XLIX:27: Benjamin zal als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten. Zie bij Fames canina.
| |
[Wolf in de schaapskooi]
Wolf in de schaapskooi, valsche leeraar, die van het ware geloof aftrekt en velen verleidt. Uit Hand. XX:29. Schaapskooi = de gemeente van Christus. Vgl. ook Matth. VII:15: grijpende wolven in schaapskleederen. - Ook in 't algemeen, iemand, die uit hebzucht of wellust aan een onschuldig, argeloos, vreedzaam gezin onheil berokkent.
| |
[Wolf in schaapskleederen (Een -]
Wolf in schaapskleederen (Een -, berust op Matth. VII:15, waar geschreven staat: Maar wacht u van de valsche profeten, welke in schaapskleederen tot u komen, maar van binnen zijn ze grijpende wolven.
| |
[Wolfenbuttelsche fragmenten]
Wolfenbuttelsche fragmenten zijn uiterst vrijzinnige wijsgeerig-theologische studiën van Hermann Samuel Reimarus (1694-1768), leeraar in de Oostersche talen te Hamburg. Reimarus noch (na zijn dood) zijn kinderen hadden den moed die studiën uit te geven. Maar Lessing maakte er kennis mede, en toen hij in 1769 bibliothecaris van den hertog van Brunswijk te Wolfenbuttel werd, waarbij hem de vrijheid verleend werd om de handschriften uit te geven, die hij merkwaardig vond, deed hij het voorkomen alsof hij de kopie van Reimarus' Schutzschrift für die vernünftigen Verehrer Gottes in de bibliotheek gevonden had. Lessing gaf nu eenige gedeelten van de Schutzschrift uit onder den titel: Fragmente eines Ungenannten, Fragmenten, door een ongenoemde. Ze zijn bekend onder den naam van de Wolfenbuttelsche fragmenten. Ze werden heftig bestreden. Behalve anonieme brochures en tallooze aanvallen in dagbladen en tijdschriften, verschenen tusschen 1777 en '79 omstreeks 40 tegenschriften. Reimarus was de voorlooper der moderne theologen. Op aanstiften der geestelijkheid door de Regeering verhinderd den strijd voort te zetten, bestreed Lessing nu den leerstelligen godsdienst in het wereldberoemde tendenz-drama Nathan der Weise.
| |
[Wolken.]
Wolken. Er komen voor:
Vederwolken (cirrus), als veeren of draden. |
Hoop-, stapel- of schapenwolken (cumulus), halfbolvormige massa's. |
Laagwolken (stratus), als horizontale strepen. |
Regenwolken (nimbus), hoopwolken met donkere tinten van grijs tot zwart. |
| |
[Wolkje (Een - zien drijven]
Wolkje (Een - zien drijven, een (gewoonlijk, gunstig) voorval zien aankomen. Uit 1 Kon. XVIII:44, waar Elia een wolkje als voorteeken van lang gewenschten regen begroet.
| |
[Wollen]
Wollen, (k.m.a.), slapen, van onder de wol, d.i. de dekens, liggen.
| |
[Wolverine State]
Wolverine State, (am.), wolfjesstaat, naam voor Michigan, naar den fjael-frass, verkeerdelijk veelvraat genoemd, die hier veel voorkwam en in 't Eng. wel wolverene of wolverin (veelvraat van Labrador) genoemd wordt.
| |
| |
| |
[Wonderkind (Het -]
Wonderkind (Het -, Mr. J. Heemskerk Az., Minister van Binnenlandsche Zaken in het ministerie van Zuylen-Borret, 1866.
| |
[Wooden Nutmeg State]
Wooden Nutmeg State, (am.), houten notemuskaat-staat, spotnaam voor Connecticut, met beschuldiging van handelsbedrog (houten noten voor echte verkoopen).
| |
[Woolsack]
Woolsack, (eng.), wolbaal, kussen, zie Lit de justice.
| |
[Woorden, maar niet naar mijne werken (Doe naar mijne -]
Woorden, maar niet naar mijne werken (Doe naar mijne -, uit Matth. XXIII:3. Een Fransch, gelijkbeteekenend gezegde luidt: ‘La cloche appelle à l'Eglise, mais n'y entre pas’.
| |
[Woorden op eene goudschaal wegen (Zijne -]
Woorden op eene goudschaal wegen (Zijne -, Jezus Sirach XXVIII:27 (maak voor uwe woorden balans en schaal).
| |
[Woow]
Woow, waw, zesde letter van het Hebr. alphabet, overeenkomend met w; getalwaarde 6.
| |
[Worm]
Worm, nietig menschenkind. Job XXV:6: worm, made. Vgl. Ev. Gez. V:3b en Jez. XLI:14 (wormpje Jacobs).
| |
[Wortelen]
Wortelen, spotnaam voor de inwoners van Hoorn, waar zeer veel groenten geteeld wordt, o.a. de algemeen bekende Hoornsche wortelen.
| |
[Wortelkrabbers]
Wortelkrabbers, spotnaam voor de inwoners van de stad Ninove (Oost-Vlaanderen). De Ninovieters zijn liefhebbers van wortelen. Eens, vertelt de sage, verscheen de vijand vóor de stad, de inwoners wilden de poorten sluiten, maar de grendels waren zoek geraakt, en in de plaats daarvan gebruikten zij... een wortel. Een ezel at den wortel op, en de vijand nam bezit van de stad. Zie Ninofsche Patakkers.
| |
[Woud zonder genade]
Woud zonder genade, volgens de sage uitgestrekt bosch in de omstreken van Leiden, waar de Slaven en Wilten, twee oude volksstammen, woeste en sterke menschenrassen, met reuzen tot opperhoofden, een burcht hadden. ‘Deze Slaven,’ zegt het oude Goutsch kronycxken uit de 15e eeuw, ‘waren oock seer ruych gelyck wilde lieden, ende waren seer sterck van lyve, ende sy ontsaghen oock niemant.’ Vanhier, dat hun woonoord een woud zonder genade heette. In een oorlog tegen Julius Caesar verloren zij hun opperhoofd, den reus Rabon, die op de burcht te Leiden zou gewoond hebben.
| |
[Woudezel (Het is een -]
Woudezel (Het is een -, Gen. XVI:12, een kloek, forsch, maar lomp en onbeschaafd man. Het beeld is ontleend aan den ontembaren aard van den wilden ezel (equus onager). Verg. Job XXXIX:8 en verv.
| |
[Woutjes]
Woutjes, (barg.), dienaren.
| |
[Wouw ligt een uur achter Rozendaal]
Wouw ligt een uur achter Rozendaal: als de gelegenheid tot genot voorbij is, wenscht men die nog eens te hebben.
| |
[Wraakgodinnen.]
Wraakgodinnen. Zie Eumeniden.
| |
[Wraking]
Wraking, het recht van partijen, in een burgerlijk geding of in een strafproces, zich in bijzondere gevallen er tegen te verzetten, dat een bepaald persoon als rechter zitting neemt of als getuige optreedt.
| |
[Wrench]
Wrench, (sport), sleutel.
| |
[Wrong]
Wrong, (wap.), een ringvormig kussentje, omwonden met twee linten van verschillende kleuren. Als stuk zeldzaam, als helmteeken veel voorkomend; fr. bourlet, eng. wreath, hgd. Wulst.
| |
[Wunderschön ist Gottes Erde]
Wunderschön ist Gottes Erde, zie O, wunderschön etc.
| |
[Wurst wider Wurst]
Wurst wider Wurst, (hgd.),
| |
| |
letterl. worst voor worst, in werkelijkheid, gelijk met gelijk vergelden. De uitdrukking, die reeds gedurende den 30-jarigen oorlog bekend was, ziet op de gewoonte der plattelandsbewoners in Duitschland, om elkander, bij het slachten, o.a. worst, te schenken. Vooral in Noord-Duitschland is dat slachten dikwerf een voorwendsel tot ware festijnen, waarvan de oorsprong, naar het vermoeden van J. Grimm (Mythologie, bladz. 1201), in den tijd der Heidenen moet worden gezocht.
| |
[Wy Friesen knibbelje allinne for God]
Wy Friesen knibbelje allinne for God, wij Friezen knielen alleen voor God; zie Standfries.
| |
[Wy Friesen witte fen nin lien to sidsen]
Wy Friesen witte fen nin lien to sidsen, (friesch), wij Friezen weten van geen leen te zeggen (spreken); wij weten niet wat het leenstelsel is.
| |
[Wy zien ze noô van voor, maer allerliefst van achter]
Wy zien ze noô van voor, maer allerliefst van achter, Vondel, Gysbreght II, 2 (reg. 521), aldus de Poortier tot Diederick van Haerlem, aangaande de krijgslieden, als de laatste zijne manschappen in 't klooster wil verbergen. |
|