Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen
(1993)–Taco H. de Beer, Eliza Laurillard– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
[E]E, afkorting van erexit (lat.), hij heeft opgericht; van ejus van hem; van est (fr.) east (eng.) het oosten (op kompassen, kaarten); van Eminence (fr.) Eminentie (lat.); van Eccellenza (ital.), uit lat. excellentia E.A. Edel-Achtbare; e of ed. edidit; (hij heeft uitgegeven); edd., ediderunt (zij hebben uitgegeven); E.G. of e.g. (lat.) voor exempli gratia, bijvoorbeeld, eid of eiusd., eiusdem (z.a.). E.K. (in almanakken) eerste kwartier der maan; E.M. Edel-Mogende, E.E.M.M.H.H. Edelmogende Heeren, eod., eodem (lat.) z.a., Esq. Esquire (eng. z.a.) etc. = et cetera en zoo voorts; et s.p. = et sic porro en zoo verder; E.W. Eerwaarde, Ex. Exemplaar; Exclusive uitsluitenderwijs, met uitsluiting; ex S.D. ex senatus decreto, volgens besluit van den raad; Exc., Excellentie; Exod. Exodus; Extr. extract, ook extraordinarius (z.a.) | |
[E.T.E.B.O.N.]E.T.E.B.O.N., Eigen Tabak En Bollen Om Niet). Benaming van een der oudste studentengezelschappen, opgericht te Amsterdam 7 Mei 1814, ofschoon het toen feitelijk reeds enkele jaren (niet georganiseerd) bestond. ‘Eigen Tabak’ herinnert aan den Franschen tijd, toen tengevolge van het Continentaal Stelsel het rooken van een pijp geen alledaagsche weelde was. In 1894 is het 80-jarig bestaan luisterrijk gevierd, niet alleen door de studenten aan het Doopsgezind Seminarium, maar ook door vele oud-leden, thans predikant of hoogleeraar. Leden waren o.a.A. Winkler Prins, J.G. de Hoop Scheffer, A. des Amorie van der Hoeven, S. Hoekstra, Simon Gorter enz. | |
[pagina 228]
| |
[E-Legende]E-Legende, verhaal (Ao 1841) van Jacob van Lennep, waarin geen andere klinkletter voorkomt dan de e.. Verder hebben wij de A-saga van Bosscha en de O-sprook (Colholms Roos) van A. des Amorie van der Hoeven Jr. Braga schreef in 1843: Wij hebben de A-saag' al, benevens de E-legende;
Ook de O-sprook heeft de rij der wonderen vermeêrd.
Waar blijft ge, Nimeczec's van onze schrijversbende?
Ten dans! het IJ-rijm en het U-prul nog mankeert!
In 1880 voorzag B.H. van Breemen ten deele in de langgevoelde behoefte, en maakte ons gelukkig met een I-dicht en een IJ-rijm. | |
[E pur si muove]E pur si muove (it.). En toch beweegt zij zich, namelijk de aarde. Deze woorden zouden volgens Depin's in 1789 te Caen verschenen Dictionnaire historique door Galilei gebezigd zijn geworden, toen hij door de inquisitie werd gedwongen, zijne leer af te zweren. Behalve dat echter geen zijner tijdgenooten daarvan gewaagt, toonde Biot reeds zoowat een halve eeuw geleden in zijne Mélanges scientifiques et litteraires (3e deel blz. 44) aan, dat G. die woorden nooit had kunnen uitspreken. | |
[Eagle]Eagle (hand.), adelaar, de voornaamste Amerikaansche goudmunt, ter waarde van tien dollars. De muntwet van 18 Jan. 1837 bepaalde het gewicht van den eagle op 16.72 Gram, het gehalte op 0.9. De waarde bedraagt f 24,88. Men heeft ook halve en kwart-eagles, sedert 1849 zelfs dubbele eagles en tiende deelen van eagles. | |
[Eben]Eben (hebr.), = steen; Ebenhaëzer (hebr.), = steen der hulpe. De naam is ontleend aan I Samuël VII:12, waar sprake is van een gedenksteen door Samuël in den omtrek van Mitzpa ter gedachtenis eener overwinning op de Filistijnen opgericht. Tegenwoordig wordt de uitdrukking, als naam van een huis, schip, vereeniging, enz. meestal gebruikt in den zin van: ‘tot hiertoe heeft de Heer geholpen’. | |
[Ebionieten]Ebionieten, van hebr. ebjon (arm), ‘armen om Christus' wil’ (vgl. Matth. 5 v. 3 [11 v. 5; 26 v. 11], evenals Nazareners, - omdat Jezus in het arme, verachte Nazareth (z.a.) opgevoed was, - oorspronklijk de benaming, waarmede de Joden de Christenen te Jeruzalem en te Pella aanduidden, welke Christenen destijds natuurlijk enkel Joden-Christenen (Christenen van Joodsche afkomst) waren. Later, een secte-naam onder de Heidenzoowel als Joden-Christenen, ter aanduiding van hen, die het Christendom niet specifiek van het Jodendom onderscheiden achtten, de zinlijke verwachtingen van | |
[pagina 229]
| |
een aardsch Messiasrijk met de laatsten gemeen hadden, en gedeeltelijk weer tot het Jodendom vervielen. In 't algemeen, voorstanders van het Ebionitisme (z.a.). | |
[Ebionitisme]Ebionitisme, leer der voorstanders van (vrijwillige) armoede als hoogsten eisch van Christendom en Christelijk leven. Met het oog op Schriftuurplaatsen als Matth. 11 v. 5, Luk. 7 v. 22, Luk. 21 v. 3, en vooral Luk. 16 v. 22, 3 - spreekt men wel van de Ebionietische strekking van Christendom en Bijbel. | |
[pagina 230]
| |
[Échelle (Après celui-là il faut tirer l']Échelle (Après celui-là il faut tirer l' - gewoonlijk: après cela il faut enz. (fr.), verder kan men niet gaan. Bij terechtstellingen werd de schuldigste het laatst opgehangen, en dan de ladder weggehaald. De uitdrukking beteekent dan ook oorspronklijk: erger kan het niet. Volgens Littré e.a. wordt dit (ook) gezegd van het wegnemen van de ladder, als het werk gedaan is. | |
[Echinaden]Echinaden, (myth.), vijf eilanden in de Ionische Zee (tegenw. de eilanden van S. Maura). De fabelleer verhaalt 't ontstaan aldus: De - waren oorspronkelijk Nymphen, die op een offerfeest van tien stieren alle veld- en stroomgoden genoodigd, maar den riviergod Achelous vergeten hadden; de god hierover vergramd, deed de rivier zwellen waardoor de nymphen in zee gespoeld werden. Neptunus veranderde ze in eilanden. | |
[Echo]Echo, Boeotische oreade (zie ald.), die Juno met haar gesnap bezig hield, wanneer Jupiter de nimfen bezocht. Toen deze list ontdekt was, ontnam Juno haar het gebruik harer tong, zoodat zij alleen de laatste woorden herhalen kon van vragen, die men tot haar richtte. Zij werd verliefd op den schoonen jager Narcissus, en daar deze haar niet beminde, kwijnde zij weg, en veranderde haar gebeente in een rots; alleen hare stem bleef over. Het gr. woord ècho bet toon, geluid, klaaggeschrei, en vooral weerklank. | |
[Echo-lied]Echo-lied, gedicht, waarvan de 2e, 4e regel, enz. uit niets anders bestaan dan het laatste deel van het slotwoord des 1en, 3en regels enz. Een voorbeeld geeft ons Vondel in zijn: ‘Gesprek tusschen eenen wandelaer en den galm in de Hofkerke’; aldus aanvangend: Wie luistren in 't gewelf om naer mijn klagt te horen?
Ooren.
Wie drukt hier Barnevelt tirannig met een steen?
Één!
Somtijds herhaalt zich die nagalmende regel twee- of driemaal, zooals bij Cats' Sinne- en Minnebeelden III: ‘Wat koomt er van niet te trouwen?
Rouwen, rouwe, rouw’.
De Fransche taal leent zich voortreflijk tot deze kunststukken, bijv. ‘Je suis seul dans ces lieux, personne qui m'écoute!
Ecoute!
Qui ose me répondre, et qui est avec moi?
Moi!
Ah, j'entends, c'est l'écho; réponds à ma demande!
Demande!
Van een anderen vorm is het volgende: La Colombe au désert pleure, et se plaint à Dieu, Ah Dieu! consoles-la par tes divins secours, cours dans ces bois affreux, bannis-en les vautours, ours, tygres, léopards, etc. | |
[pagina 231]
| |
Wat schittert is voor 't oogenblik geboren;
Het echte gaat door d'eeuwen niet verloren.
De dichter zegt dit tot den tooneeldirecteur, die schitterend prulwerk van hem verlangt. | |
[Eclectische wijsgeeren]Eclectische wijsgeeren, zulken, die geen bepaald stelsel aannemen, maar uit verschillende stelsels datgene kiezen, wat naar hun oordeel in overeenstemming is met de waarheid. Van gr. eklektikos = uitlezer, uitzoeker. De voornaamste eclectici der oudheid waren: Plotinus en Proclus; van den nieuweren tijd: Roger Collard en Victor Cousin in Frankrijk. | |
[Eclogé]Eclogé, (gr.), uitgekozen stuk, noemde men bij de oude Romeinen een klein en keurig gedicht; ook wel een verzameling of keurlezing van gedichten van dezelfde soort. Inzonderheid gaf men dien naam aan de bucolische gedichten van Vergilius en Calpurnius. Vandaar, dat de Italianen, Spanjaarden en Duitschers den naam van ecloge hebben toegepast op herdersdichten in het algemeen. | |
[Economische politiek]Economische politiek, de regeeringszorg met betrekking tot den handel. Ten opzichte hiervan bestaan twee richtingen: 1. het vrijhandels-systeem, waarbij aan den invoer van goederen uit het buitenland geen bezwaren worden in den weg gelegd; 2. het stelsel van beschermende rechten, waarbij men van het tegenovergestelde gevoelen uitgaat. | |
[Ecorcheurs]Ecorcheurs of vilders, noemde men de roofzuchtige benden, die in de 15e eeuw een groot deel van Europa met plundering en verwoesting teisterden. Zij ontstonden in Henegouwen bij den opstand van de Nederlanders tegen den hertog van Bourgondië (1437). Hun naam ontleenden zij aan de omstandigheid dat zij hun slachtoffers, figuurlijk gesproken, het vel over de ooren haalden, hen vilden. | |
[Ecrasez l'iniâme]Ecrasez l'iniâme, Voltaire, aan het slot van zeer vele brieven aan de Encyclopedisten, vooral d'Alembert; verkorting voor écrasez l'infame superstition d.i. de kerk, niet den godsdienst; door Volt. vaak afgekort tot Ecr. l'inf. en Ecrlinf., als handteekening. Wij gebruiken de uitdrukking gewoonlijk in den zin van: ‘Slaat dood dien kerel!’ | |
[pagina 232]
| |
[Ecstase]Ecstase of Exstase, van gr. ekstasis = buiten zichzelf zijn. Gebezigd om een toestand van hooge geestdrift aan te duiden, waarbij men, door de indrukken van het oogenblik overspannen, aan de overmaat der verbeelding ter prooi is. Wordt zulk een toestand duurzaam, dan geraakt het gezond verstand op den achtergrond, en de waanzin is niet ver. | |
[Ecu]Ecu, (fr.), naam van een groote Fransche zilveren munt, bijv.: écu de cinq francs, wordt in 't Nederlandsch met daalder vertaald, maar beteekent eigenlijk schild en is afkomstig van 't Latijnsche scutum, dat een met leder (Gr. skutis) overtrokken schild beteekent. Het wapenschild op de munt heeft dus aan deze den naam gegeven. | |
[Edda]Edda, Stammoeder der poëzie, benaming der oudste Scandinavische poëzie, in de oud-Noorsche of IJslandsche taal geschreven. Er bestaan twee Edda's: de oudere is poëzie, de jongere proza. Van de eerste is het oudste handschrift ontdekt in 1643. Van de andere het oudste in 1628. De oudere Edda is vermoedlijk verzameld door Sämund Sigfusson († 1133), de jongere door Snorre Sturleson († 1241). De Edda's zijn de bronnen voor de kennis der Noorsche mythologie, t.w. de leer der wereld, der goden en der menschen, n.l. de schepping, den bloei en den ondergang der wereld; de geboorte der goden, Baldur's dood en de godenschemering; de tooverkunst, zielsverhuizing en zedeleer der menschen. Deze deelen zijn echter niet scherp afgescheiden, maar hangen onderling innig samen. | |
[Edelgesteenten]Edelgesteenten, in 't algemeen die delfstoffen, welke zich in meerdere of mindere mate onderscheiden door sterken en levendigen glans, doorzichtigheid, kleurloosheid of fraaie kleur en groote hardheid. Men verdeelt ze gewoonlijk in Echte - diamant, saffier, robijn, spinel, smaragd, hyacinth, zirkon, essoniet, chrysopras, chrysolieth, amethist, berijl, topaas, granaat, aquamarien; half-edele - opaal, cornalijn, turkoois, onyijx, agaat, chalcedoon, jaspis, malachiet, bergkristal, sardonyx, tourmalijn, lazuursteen. | |
[Eden (Een -]Eden (Een -, of een hof van Eden, een paradijs, een lustoord. Uit Genes. 2 v. 8: gan be eden (hof in Eden). Eden was de landstreek, waarin de gan (tuin of hof) lag, door het eerste menschenpaar bewoond, denklijk in Mesopotamië of Armenië. Dit woord gan is in de Septuaginta vertolkt door paradeisos (diergaarde, park), Grieksch woord, aan 't Perzische pardes ontleend. Eden (hebr.) bet. lieflijkheid. Werd het woord pardes al vroeg door de Israëlieten overgenomen (zie Nehem. 2 v. 8, Pred. 2 v. 5, Hoogl- 4 v. 13) in den zin van een met boomen beplanten lusthof, het spraakgebruik der nieuwere volken bezigt Eden en paradijs in deze beteekenis zonder onderscheid. | |
[Edikt (eeuwig]Edikt (eeuwig, - Verdrag gesloten tussçhen Don Juon en de Alg. Staten 11 Febr. 1577, waarbij de eerste de Pacificatie Van Gent aannam en beloofde de Spaansche soldaten weg te zenden, en de laatsten hem als Landvoogd van Koning Filips erkenden en het R.K. geloof beloofden te handhaven. | |
[pagina 233]
| |
[Edom]Edom (hebr.), letterlijk de roode, bijnaam van Ezau. (Zie de verklaring Gen. XXV:30). Zijne nakomelingen heeten Edomieten of later Idumeërs. Zoo heet Herodes de Idumeër, wegens zijn afkomst. Met den naam Edom worden in de Israëlietische literatuur vaak Rome en de Romeinen, en in het algemeen Israël's vijanden en vervolgers aangeduid; vgl. Jesaja 34 en 63. | |
[Eege]Eege, hetzelfde als egge, naam van een platboomd vaartuig, voorzien van een ijzeren eg, waarmede reeds in de 16e eeuw de vaarwaters der Zeeuwsche stroomen werden uitgediept. Het droeg ook den naam van mol. Op een dergelijk vaartuig, maar door stoom bewogen, had Staring het oog in zijn bekend gedicht ‘het stoomtuig’. Voor zulk een mol zijn wel plannen en teekeningen gemaakt, maar het kwam niet tot eene uitvoering. | |
[Eelebaas]Eelebaas of edelebaas, edelman. Een perceel te Ek-en-Wiel heet ‘Den Edelen Baôs’. Deze was soms een echte wijndrinker, die een grooten drinkhoorn in één teug kon ledigen. Daarom las men op zulke hoorns wel rijmen, als: Drinckt mij reyn uyt, gij eele baazen,
En wilt dan fris Wilhelmus blaazen.
| |
[Een en ondeelbaar]Een en ondeelbaar, werd de Bataafsche Republiek verklaard bij de staatsregeling van 23 April 1798, waarbij de provinciën afgeschaft werden, en de indeeling in acht departementen werd vastgesteld. De nieuwe munten, die in 1800 ontworpen werden, voerden een genius bij een altaar, met het omschrift Een en ondeelbaar sterk. Ze bestaan slechts als proeven, daar de 2e Kamer het ontwerp niet wilde goedkeuren. | |
[Een mooie meid zou in een herberg eerlijk zijn!]Een mooie meid zou in een herberg eerlijk zijn! door Hildebrand (Camera Obscura) aangehaald in ‘Het Noord-Brabantsche meisje’, waarin eerlijk in den zin van eerzaam. Oorspronklijk luidend ‘Zo'n mooije meid zou in een herberg eerlijk zijn?’ (Langendijk De Wiskunstenaars I, 2). | |
[Een woekeraar, een molenaar, een wisselaar en een tollenaar, Dat zijn de vier evangelisten van Lucifaer.]Een woekeraar, een molenaar, een wisselaar en een tollenaar, Dat zijn de vier evangelisten van Lucifaer. Dit rijmpje stelt tegenover de schrijvers der vier evangeliën, - zie Evangelist, die vier te kwader faam bekend staande personen, die door hun bedrog en baatzucht het kwade verbreiden. | |
[pagina 234]
| |
dag kijk. Ander dag, een andermaal: Ander dag sal ek weer ver jou skrijf. | |
[Eendracht maakt macht]Eendracht maakt macht, oud Nederlandsche zinspreuk rondom het wapen der Unie, naar lat. Concordia res parvae crescunt of viribus unitis (z.a.), door eendracht worden kleine zaken groot. De spreuk onder het Belgische wapen luidt: l'union fait la force, de Fransche spreuk luidt: la concorde fait la puissance. | |
[Eenheid in het noodige, vrijheid in het twijfelachtige, in alles de liefde.]Eenheid in het noodige, vrijheid in het twijfelachtige, in alles de liefde. (In necessariis unitas, in minus necessariis libertas, in omnibus charitas. (wap.) Deze gulden spreuk wordt toegeschreven aan Hermanus Witsius (Theolog. prof. † 1708), die ze waarschijnlijk overgenomen heeft uit een theolog. werk van een zekeren Rupertus Meldenius, een onbekend auteur. Bedoeld werk Parenesis votiva etc. verscheen tusschen 1621 en 1625. Het tweede deel heeft als variant in dubiis libertas; oorspronkelijk is de spreuk van den H. Augustinus. | |
[Eenhoorn]Eenhoorn, dier van fabelachtig bestaan, groot, snelvoetig, woest als een stier, met één hoorn midden op het voorhoofd. Het Hebr. woord Reëm duidt volgens de Grieksche vertaling dit dier aan (Verg. Job 39:12-15). De afbeelding gelijkt het meest op die van een paard, maar met gespleten hoeven en met één hoorn midden voor den kop. Als zoodanig komt hij voor als schildhouder van het oude Schotsche en van het tegenwoordige Engelsche wapen. Een eenhoorn kon men niet vangen dan met behulp eener jonge maagd, die men op de plek, waar hij komt grazen, laat nederzitten. Zag de eenhoorn haar, dan lei hij zijn kop in haren schoot, viel in slaap en werd gevangen (zie Vondel, Adam in Ballingschap IV Bedrijf). De eerste christenen namen den eenhoorn tot zinnebeeld van Christus. Aan den hoorn werd de kracht toegekend vergif te kunnen aanwijzen en ontdekken. Voor de hoornen of stukken daarvan werden hooge prijzen besteed: waarschijnlijk verkocht men de horens of liever stoottanden van den narwal (zee-eenhoorn of narval) voor eenhoorn. | |
[Eeredukaat]Eeredukaat, de officieele naam van een gewonen gouden dukaat, welke met een diploma door zangvereenigingen aan componisten wordt vereerd, wanneer een toonstuk van dezen door haar voor 't eerst wordt opgevoerd. Zoo doet de maatschappij ‘Toonkunst’, en zoo ontving Keizer Wilhelm II van de Weener Mannenzangvereeniging een eeredukaat voor de opvoering van den ‘Sang an Aegir’. | |
[Eerewijn]Eerewijn, oorspronklijk een geschenk in wijn, bij de inhuldiging van een Vorst, hem en zijn gevolg toegezonden, bedragend van eenige vaten tot eenige kannen, die dan gewoonlijk met de schenkers werd uitgedronken; tegenwoordig een glas champagne, dat men op plechtige wijze genoodigden bij openbare feestlijkheden aanbiedt. | |
[Eerlijke begrafenis]Eerlijke begrafenis, fatsoenlijke begr., welke beteekenis ‘eerlijck’ eertijds had, die in deze uitdrukking alleen nog voortleeft. Zie bij Een (mooie meid). | |
[pagina 235]
| |
[Eeuw.]Eeuw. Diep ingeworteld is de meening, dat de wereld door de voortgaande beschaving van lieverlede slechter geworden is. Vanhier: de Gouden, Zilveren, Koperen en IJzeren eeuw der menschheid in de Mythologie van Grieken en Romeinen. Dike (Justitia), de godin der gerechtigheid, bijvoorbeeld, woonde onder den naam Astraea (sterrenmaagd) in de Gouden eeuw (tijdens de heerschappij van Kronos of Saturnus) op aarde, maar ging in de Koperen als de laatste der goden en godinnen (Ovidius, Metamorphosen I. 150), naar den hemel terug, waar zij als het sterrenbeeld de maagd in den Dierenriem prijkt. Een spoor van het geloof aan een gouden eeuw biedt ook Jez. 11 vs. 6-9, doch niet in een ver verleden, maar voor eene verre toekomst, bij de verschijning van het Messiasrijk. | |
[Eeuwig Evangelie (Het -]Eeuwig Evangelie (Het -, de leer, omstreeks 1202 gepredikt door Joachim, abt van Flora in Calabrië: geen kerk, geen priesterschap, geen werken ter zaligheid; allen zijn priesters, eenvoud, vrijheid en liefde, ziedaar de hoofdinhoud van Joachims Eeuwig Evangelie. Dante vermeldt hem in het Paradijs (XII. 139) en houdt hem voor een profeet, Renan heeft een studie over hem en zijn boek geschreven. Dit evangelium aeternum was de voorspelling van een aanstaande geestelijke wereld, naar Openb. XIV:6. | |
[Efendi]Efendi of Effendi, in Turkije een eeretitel, die met ons ‘heer’ overeenkomt, en aan staatsdienaren en burgerlijke ambtenaars wordt gegeven; terwijl de waardigheidsbekleeders aan het Hof en bij het Leger den titel Aga (z. ald.) voeren. Dit efendi is als achtervoegsel in zwang, bijv. de eerste lijfarts des Sultans heet dahim-efendi, de Serailpriester Imam-efendi, de Minister van Buintenl Zaken Reís-efendi, enz. | |
[pagina 236]
| |
[Egelantier]Egelantier, wilde roos. Naar fr. églantier en dit uit lat. Het blazoen van de Rederijkerskamer ‘In Liefde bloeyend’ te Amsterdam (1516-1632) was: Christus gekruisigd aan een wilden rozeboom; weshalve deze kamer meestal de Englentier werd genoemd, of ook wel: ‘Het Jueghdelyck grooyende Englentierken In liefd bloeyende’. | |
[Egeota]Egeota (myth.), dochter van den Trojaanschen prins Hippotus door haren vader zelven op een schip de zee ingezonden, uit vrees dat het lot haar tot een prooi mocht bestemmen voor 't zeemonster, aan hetwelk de Trojanen jaarlijks een jong meisje moesten leveren om de misdaad van Laomedon te boeten. E. kwam in Sicilië aan, waar de stroomgod Crinitus eerst in de gedaante van een stier, toen in die van een beer om haar streed. Zij baarde hem Aeolus en Acestes. | |
[Ego sum rex Romanus et supra grammaticam]Ego sum rex Romanus et supra grammaticam (lat.), ik ben Romeinsch koning en sta boven (hooger dan) de spraakkunst. Dit of iets dergelijks moet keizer Sigismund op het Concilie van Constanz, (Kostnitz) in 1415 '16 gezegd hebben tot een bisschop, die hem deed opmerken, dat het woord schisma, hetwelk hij manlijk maakte, onzijdig was. Volgens sommigen zou de bisschop gezegd hebben Caesar non supra grammaticos, de keizer staat niet boven de spraakkundigen. Molière zegt in gelijken zin (Les Femmes Savantes II. 6) La grammaire qui sait régenter jusqu'aux rois, (de spraakkunst, die zelfs de koningen beheerscht). | |
[Ego te maximis laudibus medicinae doctorem dico creo enuntio]Ego te maximis laudibus medicinae doctorem dico creo enuntio, met den hoogsten lof verklaar ik u, verhef ik u, roep ik u uit tot doctor in de geneesknnde. Formule van promotie, door Hildebrand aangehaald bij de promotie van Gerrit Witse. | |
[Egypte]Egypte, figuurlijk, ‘land van verdrukking’, naar de slavernij der Israëlieten Bijv. Het past ons niet zuur te zien, als wij een tijdlang in Egypte moeten dienen (Deut. XXVI:6. Ook in de Praatjes van Jan Ploeger), d.i. wij moeten ons eenige tijdelijke verdrukking, die vaak heilzaam is en welhaast door verlossing gevolgd wordt, getroosten. | |
[pagina 237]
| |
[Egyptische vleeschpotten]Egyptische vleeschpotten, uitdrukking, die men gebruikt, om een goed leven bij iemand aan te duiden. Toen de Israëlieten onder allerlei ontberingen in de woestijn rondzwierven, herdachten velen onder hen met weemoed het goede leven, dat zij in Egypte genoten. Zie Exod. XVI:3 en Num. XI:5. Hunkeren naar de Egypt. vl. vgl. fr. regretter les oignons d'Egypte. | |
[Egyptus]Egyptus, aan wien Egypte volgens de fabelleer haar naam ontleende, was de zoon van Neptunus en Libya, en vader van 50 zonen. Zijn broeder Danaüs, koning van Argos had daarentegen 50 dochters. Beiden kwamen overeen om deze 50 paren te zamen te huwen; te dien einde kwamen de 50 zonen naar Griekenland, waar ze oogenschijnlijk goed ontvangen werden; Danaüs gaf zijn dochters echter den geheimen last mede, hunne echtgenooten in den eersten huwelijks nacht te dooden; allen gehoorzaamden behalve eene. | |
[Ehemännerzug]Ehemännerzug (hgd.), spoortrein der gehuwde heeren, die des Zaterdags uit Berlijn naar de Oostzee vertrekken, als hun gezin daar de baden gebruikt, in België le train des maris, die in den zomer zaterdag te Ostende aankomt en 's maandags weer vertrekt; spottenderwijs: train jeune (z.a.). | |
[Ehernes Lohngesetz]Ehernes Lohngesetz, woord van Ferdinand Lasalle (1825-64) door hem voor de eerste maal gebezigd in het programma vervat in het Offenes Antwortschreiben, dat hij den 1n Maart 1863 aan het Bestuur der Arbeidersvereeniging te Leipzig richtte; die wet verhindert, volgens hem, bij de tegenwoordige wijs van produktie, dat een arbeider, hoe naarstig en spaarzaam hij ook zij, in beteren stoffelijken toestand kome. Het moge enkelen gelukken aan die wet te ontsnappen, het gros der werklieden blijft er aan onderworpen. Misschien is veeleer Matthus (1766-1834) de eigenlijke uitvinder dier leer, doch zeer zeker vindt men haar reeds in de Principles of political economy and taxation (1817) van Ricardo. Tot 1863 was het echter slechts eene theorethische stelling. | |
[Ehret die Frauen! sie flechten und weben
| |
[Ei van Columbus]Ei van Columbus, eene zaak, die men wonderlijk acht, zoolang men 't niet weet, maar onbeduidend, als men er achter is. Wijziging van huevo de Juanelo (het ei van Hannes) gelijk de Spanjaarden zeggen, o.a. Calderon in La dama deunde (de spokende dame). In 1555 verhaalt Vasari dezelfde geschiedenis, die in 1421 te Florence zou voorgevallen zijn met den beroemden bouwmeester Filippo Brunelleschi. Benzoni noemt daarbij het eerst Columbus, in zijne geschiedenis der Nieuwe Wereld, die in 1565 te Venetië verscheen, dus tien jaar later dan Vasari, en 154 jaar later dan Vasari beweert, dat het zou zijn voorgevallen. | |
[Eiber]Eiber, ooievaar, ontstaan uit den vorm edebar. Uit eiber ontstond wederom uiver. Zie Ooievaar. | |
[Eierdans]Eierdans, een geliefde dans in de 16e en 17e eeuw, waarbij de danser eenige eieren, die binnen een kring op den grond gelegd waren, één voor één er uit moest hinken zonder er een te breken, natuurlijk zonder schoenen of klompen aan de voeten. Op eene schilderij van 1557 (Rijks-Museum te Amsterdam) ziet men zulk een dans voorgesteld. | |
[pagina 238]
| |
[Eierspel]Eierspel, middeleeuwsch spel, waarbij een ei aan een boomtak opgehangen door den geblinddoekten speler moest worden stuk geslagen; vanhier het spreekwoord ‘hij slaat er naar, als een blinde naar 't ei’. - Of ook, men knikkerde met hard-gekookte eieren over den vloer. Tot in 't midden onzer eeuw was het eierspel nog in zwang op de Paaschweide bij Arnhem en bij Deventer, op de beide Paaschdagen. | |
[Eigenpanden (Een rok met loos- en]Eigenpanden (Een rok met loos- en - Sedert het begin der 15e tot in den aanvang der 19e eeuw hadden bij schuldvorderingen en verkoopingen bij executie bijzondere formaliteiten plaats. De schuldeischer had het recht, op de roerende- of onroerende goederen van den schuldenaar beslag te leggen, viermaal achtereen, hetgeen men loospanden noemde, omdat de schuldeischer daardoor nog geen recht kreeg op 't goed van den gepande, maar de vijfde maal heette het eigenpand, omdat daarbij het goed des gepanden aan den schuldeischer door het gerecht werd toegewezen (zie Wagenaar Beschr. van Amst. X. 91 en volg.). Bij die gelegenheid deed de schout zijn besten rok aan met breede opslagen en lange panden, waarom men, als woordspeling, een rok, zooals men in de vorige eeuw droeg, spottenderwijze een rok met loos- en eigenpanden noemde. | |
[Eijerland]Eijerland, voorheen een afzonderlijk eilandje ten N.O. van Texel; in 1629 door een zanddijk met dit eiland verbonden. Op dit voormalige eiland werden de meeuweneieren in zulk eene menigte verzameld, dat het daaraan zijn naam ontleend heeft. Er liggen veel Engelsche zeelieden begraven, vandaar de scheldnaam Damnd egg's island. | |
[pagina 239]
| |
bach's Keller). Gezegde van een der drinkebroers, in het gezelschap, waarbij Faust en Mephisto zich voegen, als de laatste hun elken wijn aanbiedt, dien zij begeeren. | |
[Ein einzig Volk von Brüdern (Wir wollen sein - In keiner Not uns trennen und Gefahr.]Ein einzig Volk von Brüdern (Wir wollen sein - In keiner Not uns trennen und Gefahr. Wij willen een eenig volk van broederen zijn, die in geenerlei nood of gevaar elkander verlaten. Deze vooral tijdens en na den krijg van 1870-71 in Duitschland dikwerf gebruikte en misbruikte woorden zijn ontleend aan Schiller's Wilhelm Tell (II 2) het is de eed, dien de drie mannen op Rütli zweren bij het begin van den opstand. | |
[Ein guter Mensch in seinem dunklen Drange, Ist sich des rechten Weges wohl bewusst.]Ein guter Mensch in seinem dunklen Drange, Ist sich des rechten Weges wohl bewusst. Een goed mensch is, ook waar hij in het duister wordt voortgedreven, zich bewust van den goeden weg. Goethe, Faust (Prolog im Himmel). Dit zegt de Heer, waar Faust door den Duivel bezocht zal worden, in den zin: als een mensch goed is, kan hij dwalen, maar zal uit eigen beweging den goeden weg weer opzoeken. | |
[Ein Kaiserwort soll man nicht dreh'n noch deuteln]Ein Kaiserwort soll man nicht dreh'n noch deuteln, een keizerlijk woord moet men niet verdraaien of zoeken uit te leggen. Uit Bürger's gedicht Die Weiber von Weinsberg. Bij het beleg dier stad 21 Dec. 1140 had koning Koenraad III aan de vrouwen vrijen aftocht verleend, en haar vergund alle kostbaarheden, die zij dragen konden, mee te nemen. Den volgenden morgen gingen de vrouwen allen de poort uit, ieder met haar man op den rug. Toen de wacht beweerde, dat de Keizer dat niet zoo bedoeld had, zou deze volgens Grimm gezegd hebben ein Königswort darf nicht geändert werden. Hetzelfde wordt verhaald van Koenraad's opvolger Frederik Barbarossa hij de inneming van Crema (1160). Beide verhalen zijn van den schrijver der Kroniek van Keulen (Chronica regia coloniensis). | |
[Ein Kerl, der speculirt, ist wie ein Tier auf dürrer Heide, von einem bösen Geist im Kreis herum geiührt und rings umher Hegt schöne grüne Weide]Ein Kerl, der speculirt, ist wie ein Tier auf dürrer Heide, von einem bösen Geist im Kreis herum geiührt und rings umher Hegt schöne grüne Weide, een man, die zich in bespiegelingen verdiept is als een dier op een dorre heide, die door een boozen geest in een kring rond gevoerd wordt, terwijl rondom hem heen een schoone groene weide ligt. Goethe, Faust (Studirzimmer). Mephisto zegt dit tot Faust, om dezen te bewegen de studie vaarwel te zeggen, en het leven te genieten. | |
[Ein süsser Trost ist ihm geblieben:
| |
[pagina 240]
| |
[Ein Werdender wird immer dankbar sein]Ein Werdender wird immer dankbar sein, een man, die aan zijn vorming arbeidt, zal steeds dankbaar zijn (d.i. voor elke hulp). Goethe, Faust (Vorspiel auf dem Theater); in dien zin wordt het geciteerd. De komiek zegt het evenwel met de bedoeling, dat het publiek met weinig tevreden is, omdat het zoo weinig waard is. ‘Wie geheel gevormd is, wordt nooit tevreden gesteld’, zegt hij, ‘maar de half-gevormden zijn altijd dankbaar’. Vgl. Een kinderhand is gauw gevuld, een kinderhart licht blij. | |
[Einem ist sie die hohe, die himmlische Göttin, dem andern
| |
[Einjährigen-stelsel]Einjährigen-stelsel, Hoogduitsch systeem, volgens hetwelk jongelieden die gymnasium of hoogere burgerschool hebben afgeloopen, zich slechts één jaar in den krijgsdienst en den wapenhandel behoeven te oefenen. De regeering geeft dit voorrecht ter bekoming en vorming van een reservekader van onder-officieren, in oorlogstijd. | |
[Eisen und Blut]Eisen und Blut, (hgd.), ijzer en bloed, woorden uit de verklaring van Bismarck, dat de groote vragen van den dag niet door redevoeringen of besluiten maar door ijzer en bloed tot oplossing worden gebracht. Zij werden echter reeds lang vóór von B. gebezigd, o.a. bij Quinctilianus (Declamationes 350): caldes videtur significare sanguinem et ferrum. In de Lehre an den Menschen van Arndt heet het verder: Zwar der Tapfere nennt sich Herr der Länder durch sein Eisen durch sein Blut. Verder zong von Schenkendorff in ‘Das eiserne Kreuz’ Denn nur Eisen kann uns retten, und erlösen kann nur Blut. | |
[El]El, (hebr.), God. In vele Hebr. namen als voor- of achtervoegsel, bijv. El'azar. El-isa, El-jakim, Beth-el, Micha-el, Dani-el. Zie ook bij Eli. | |
[El Caballero de la Triste Figura]El Caballero de la Triste Figura, (sp.). zie Chevalier de la triste figure. | |
[El dorado]El dorado, (sp.), uit el (het) en dorado (vergulde), het goudland. Vanhier: elk land, elke streek, waar met weinig moeite in alle behoeften wordt voorzien. Naar Francisco Orellano, een luitenant van Pizarro, die beweerde in Zuid-Amerika een goudland (dorado) ontdekt te hebben; (nml. Peru). Men zegge niet een of het el dorado, maar eldorado of een dorado. Na de ontdekking der goudvelden werd ook Californië aldus genoemd. | |
[pagina 241]
| |
liefde, in de linker. Koning Arthur liet haar als een koningin begraven, en hare droeve geschiedenis op haar grafsteen beitelen. | |
[Elburga]Elburga, een middeleeuwsche vrouwennaam, die o.a. nog voorkomt in een opschrift boven de kerkdeur te Nederhorst-den-Berg. Dit opschrift, 5 à 600 jaar oud en waarop heel wat geleerden zich suf gestudeerd hebben, luidt Qui petit hanc aulam petat Elburgam fore salvam. Et per eam nullus intret n’ [isi?] de rest onleesbaar, d.i. ‘Alwie dit gebouw het voorhof (dezer kerk) bezoekt, verzoeke (bidde. God) om het heil van Elburga. En niemand ga door dit voorhof (de kerk) binnen, tenzij.... De eerste regel kan herinneren aan eene Elburga van Wassenaer, als stichteres der kerk, omdat Jor. Filips van Wassenaer († 1225) den oudsten burcht ter plaatse stichtte. | |
[Eleatische school]Eleatische school, school van wijsgeeren, welke met Xenophanes een aanvang neemt, die zich te Elea in Beneden-Italië vestigde en o.a. Parmenides en Zeno uit Etea onder hare aanhangers telde. Bloeitijd 540-460 v. Chr. Ze onderscheidde zich hierdoor van de andere wijsgeerige scholen, dat ze zich verhief tot het oorspronklijke logische begrip van het ‘zijn’, en was als zoodanig een voorloopster van Plato, die op de denkbeelden der Eleatische school voortgebouwd heeft; Leucippus van Elea, een leerling van Zeno, was volgens Aristoteles de uitdenker van de leer der atomen. | |
[Electra]Electra, benaming eener Maatschappij voor Electrische Stations. Hoewel Electra in de fabelleer der ouden (als nimf), voorkomt, alsmede de naam is eener ster in het Zevengesternte, (elektor, met of zonder Hyperion, duidt bij Homerus de stralende zon aan); zal de naam dezer Mij. wel haar doel, nml. electrische verlichting, moeten uitdrukken, en dus spruiten uit elektron (Gr.) = barnsteen, aan welken door Grieksche wijsgeeren het eerst 't verschijnsel van electriciteit is waargenomen. Naar dezen steen is in oudere Nederd. werken dit verschijnsel ‘barnsteenkracht’ genoemd. Vgl. hiervoren, barnsteen. | |
[Electrocutie]Electrocutie, terdoodbrenging van euveldaders door middel van electriciteit. Ze behoeft slechts ééne minuut te duren en werd voor het eerst in Juni 1894 in de Staatsgevangenis te Auburn (New-York) toegepast. Proeven op dieren genomen bewijzen, dat de getroffene in het leven terug geroepen kan worden. | |
[pagina 242]
| |
[Elementen]Elementen, volgens Aristoteles de vier grondstoffen: water, vuur, lucht en aarde, waaruit alles bestond, de eenige machten in de natuur; in den nieuweren tijd de enkelvoudige grondstoffen, waaruit chemisch, alle stoffen bestaan, d.i. stoffen, die de scheikunde nog niet heeft weten te ontleden. Er zijn er thans 60 à 70 bekend en er kunnen er - door ontleding van andere stoffen, - nog vele bijkomen. | |
[Eleusiniën]Eleusiniën, ook Eleusische of Eleusinische mysteriën, de groote, te Eleusis (thans het armoedige dorp Levsina) nabij Athene gevierde, met vele geheimzinnige gebruiken verbonden feesten, die aan de godinnen Ceres (Demeter) en hare dochter Proserpina (Perséphone) gewijd waren. Deze oude en eerwaardigste plechtigheden in Griekenland, ontleenden haar oorsprong aan een nationaal oogstfeest. Eluesis spruit uit gr. erehomai (fut. eleusomai) = komen, en bet. ‘aankomst’, nml. die van Ceres, als zij hare geroofde dochter zocht. | |
[Elf, het gekkennommer]Elf, het gekkennommer, misschien naar elf of alf, een booze geest, in rechte lijn afstammend van de zwarte elven der Germanen en Noren. De elven schoten pijlen door de lucht, en wie er door geraakt werd, verloor zijn verstand. Zelfs was een eenvoudige aanraking of een blik der elven voldoende, om iemand gek te maken. Hem, dien men beschouwde als door een elf getroffen of geraakt, noemde men schimpenderwijs ook een elf. Het schieten der elven heette elfschot of elfflin†. Toen de elven in vergetelheid raakten, ging de beteekenis van gek op het getal elf over. - Men had lichtelven of goede, en zwarte elven of kwade geesten. Het woord werd ook alf gespeld, in het Noorsch alfar. De zwarte elven woonden onder den grond; hunne taal was de echo. | |
[Elfder ure (ter]Elfder ure (ter - zoo laat mooglijk, bijna te laat. Deze uitdrukking is ontleend aan de Israëlitiesche wijze van dagverdeeling: de dag begon te 6 uur, zoodat 7 uur was de 1e ure en des avonds 6 uur de 12e ure - van den dag. De elfde ure staat dus gelijk met 5 uur op ons horloge, dat is: nog maar één uur vóór het eindigen van den dag. Vgl. Matth. 20 vs. 6. | |
[Elfduizend maagden]Elfduizend maagden, zouden met de priores de h. Ursala ter dood gebracht zijn en in den Dom te Keulen zou haar gebeente rusten. Dit maakte men op uit een opschrift op een zerk XI. M.V. d.i. XI M(artyres) V(irgines): elf maagden, martelaressen. Waarbij dan M als getalmerk wordt opgevat, of wel uit: VRSULA | |
[pagina 243]
| |
| |
[Eli-en-dertigst (Op zijn -]Eli-en-dertigst (Op zijn -, langzaam, dralenderwijs, zou ontleend zijn aan het nemen der besluiten in de Friesche Statenvergadering, waar de afgevaardigden der elf steden en dertig grietenijen zitting hadden. Wegens voortdurende oneenigheden kon men niet dan langzaam tot een besluit komen. Een dergelijke uitdrukking kwam echter al in Zuid-Frankrijk voort, vóor dat er in Friesland 30 grietenijen waren. | |
[Elgin marbles]Elgin marbles, marmerbeelden van Elgin. Echte antieken, kostbare overblijfselen der oude kunst vormende het gevelstuk (tympanon) en het fries van het Parthenon; beeldhouw werken door Phidias ontworpen en gedeeltelijk door zijn beitel vervaardigd. Zoo genoemd naar Thomas hertog van Elgin, die ze met groote moeite van Athene naar Engeland overbracht, waar de regeering ze kocht en in 't Britsche museum te Londen liet plaatsen. Eene beschrijving er van komt voor in: ‘Memorandum on the subjects of the Earl of Elgin's pursuits in Greece’ (1811 en 1815). In de voornaamste musea van Europa vindt men afgietsels van de merkwaardigste Elgin marbles. | |
[Elgin-rooms]Elgin-rooms, (eng.), eene afdeeling van het Britsch museum waar de verzameling oude bas-reliefs en standbeelden bewaard wordt, door Lord Elgin bijeengebracht en in 1812 naar Engeland gezonden. Het zijn meerendeels stukken van het Parthenon te Athene en ze werden in 1816 door de Engelsche regeering voor £ 35.000 gekocht. | |
[Elim]Elim, Rustoord. Verpleeg-inrichting te Loenen a.d. Vecht (Utrecht). Naar Elim, de zesde legerplaats der Israëlieten, op hun tocht door de (Arabische) woestijn, vermoedelijk het tegen woordige dal Ghurindel; zij troffen er waterbronnen en palmboomen aan, waardoor het voor hen inderdaad een rustoord was. | |
[Elimineeren]Elimineeren, letterl. over den drempel zetten, van lat. eliminare (uit e, ex = uit en limen = drempel). In de wiskunde (vooral Algebra), het verwijderen van gelijke en bekenden uit vergelijkingen. Fig. uitdrijven, aan den kant zetten. Het ‘Monument’ op de Rouaansche kade te Middelburg, - opgericht ter gedachtenis van de opening der nieuwe haven in 1817, welke thans deels door het kanaal van Walcheren, deels door vruchtbaar bouwland is vervangen, - werd ‘geillumineerd’ bij de blijde inkomst onzer Koninginnen in Zeeland einde Augs. 1894, met eliminatie (verwijdering, slooping) in 't verschiet. | |
[Elisabeth-orde]Elisabeth-orde, twee wereldlijke orden; nl. de Elisabeth-Theresiaansche militaire stichting voor verdienstelijke generaals zonder fortuin, in 1750 gesticht door Elisabeth de gemalin van Keizer Karel VI en vernieuwd door Maria Theresia in 1771; alsmede eene Beiersche damesorde, voor afstammelingen van ouden adel, gesticht in 1766 door Elisabeth Auguste. | |
[pagina 244]
| |
tot elikster. Toovermiddel, de steen der wijzen, de stof, die onedele metalen in edele kon veranderen. Later ook z.v.a. quintessens, een algemeen geneesmiddel om het menschelijk lichaam te genezen, te versterken, te verjongen. Eindelijk, een middel om het leven te verlengen; vanhier levenselixir. Ten slotte elixter in de apothekers en likeurstokers-industrie. | |
[Elius, Aelius]Elius, Aelius of Elias, naam van den onbekenden ridder, die in een schuitje, door een zwaan getrokken, den Rijn kwam afzakken, te Nijmegen landde, met Beatrix, erfdochter van Teisterbant, huwde, de vader werd van drie zonen, t.w. den eersten graaf van Cleef, den eersten graaf van Loon en den eersten landgraaf van Hessen, en op geheimzinnige wijs verdween, toen zijne vrouw hem, tegen hunne overeenkomst, naar zijn afkomst vroeg. Bilderdijk, die beweerde van de oude graven van Teisterbant af te stammen, heeft deze sage dichterlijk bewerkt in zijn Elius. - Een andere Elias Grajus, Gralius of Gracilis, zoon van den koning Oriant, kwam evenzeer met behulp van een zwaan te Nijmegen, huwde er de erfdochter van Bouillon, en werd door Karel den Groote met het hertogdom Bouillon beleend. Dit onderwerp is behandeld in een ouden Franschen roman ‘du Chevalier au Cygne, duquel est issu Godefroy de Bouillon’. | |
[Elle aimait trop le bal, c'est ce qui l'a tuée]Elle aimait trop le bal, c'est ce qui l'a tuée = Zij hield te veel van 't bal en dat heeft haar gedood (dit heeft haar het leven gekost). Uit de Fantômes XXXII gedicht der Orientales van Victor Hugo III 3e strophe; gemeenlijk schertsender wijze toegepast op iemand, die door het misbruiken van wat ook, zijn einde, vooral in verstandelijken of geldelijken zin vond. | |
[Ellersche secte]Ellersche secte, de dweepzieke volgelingen van Elias Eller, geb. in 1690. Eerst lintwever, daarna burgemeester te Ronsdorf in Westfalen, verviel hij door het lezen der geschriften van Jakob Böhme en der Openbaring van Johannes tot dweeperij, noemde zich Sionsvader, zijn vrouw Sionsmoeder en zijn jongsten zoon den zoon Gods. Deze secte gaf zich over aan velerlei uitspattingen, waarvoor ze eindelijk ontbonden werd. | |
[Elsevier]Elsevier, letter, formaat, uitgave in den trant der Elzeviers. Naar het geslacht Elzevier of Elsevier, dat zich van de 16e tot de 18e eeuw te Leiden en Amsterdam jegens de boekdrukkunst zeer verdienstelijk gemaakt heeft; uitgeversmaatschappij te Rotterdam, in 1880 gesticht. Naamlooze vennootschap, wier doel is het uitgeven van boekwerken alsmede het aankoopen en exploiteeren van fondsartikelen, zoo oorspronkelijke als vertaalde. | |
[pagina 245]
| |
lijken zoom der Aarde, bij den Oceaan, werwaarts de dapperste helden, zonder de bitterheid des doods te verduren, verplaatst werden, om er een genotvol leven te leiden. | |
[Email]Email, (wap.), de twee metalen: goud en zilver, en vier kleuren: keel, azuur, sabel en sinopel, die oorspronkelijk met uitsluiting van alle andere in de wapens gebruikt werden; zie ook Pelswerk. Betrekkelijk vroeg komen ook purper, oranje en bloedkleur voor; later alle mogelijke kleuren en tinten. | |
[Emancipatie]Emancipatie, bevrijding; toekenning van gelijke rechten met anderen. Lat. emancipatio het ontslag (bij de Romeinen) van het kind uit de vaderlijke macht. Vrouwen em. = gelijkstelling van mannen en vrouwen, wat de staatkundige rechten aangaat; opheffing van alle beperkende bepalingen, waardoor de vrouw in de maatschappij bij den man achterstaat. Slaven em. = vrijverklaring van slaven of van iedere secte en vereeniging, wier rechten beperkt waren. | |
[Embleem, emblemen, emblemata]Embleem, emblemen, emblemata, (gr.), zinnebeeld. Het woord beduidt oorspronklijk: al het ergens in- of aangezette. Van hier: ingelegd- of ook opgelegd kunstwerk (aan vazen, dat er kon worden afgenomen). Later geteekende of in plaat gebrachte zinnebeeldige voorstellingen, waarvan vooral in 't begin der 17e E. fraaie verzamelingen gedrukt werden, met verzen van de beste letterkundigen. Als embleem of zinnebeeld noemt men: een lam, een visch, een pelikaan, voor Christus; een phenix, voor de opstanding uit den doode; een duif, voor den H. Geest. | |
[pagina 246]
| |
en Lefranc. Schertsende uitnoodiging om vrede te sluiten, of poging om iemand het hof te maken, zooals in het stuk Manicamp, die Folleville tot schoonzoon wenscht te hebben, telkens onder het uitroepen der aangehaalde woorden, dezen omarmt. | |
[Embryon in utero matris]Embryon in utero matris (lat.), ongeboren vrucht in het moederlijf Ironisch nopens onrijpen letterarbeid. Ook wel nopens denkbeelden, plannen, die nog geene gelegenheid tot uiting, tot verwezenlijking, vonden of verkregen. De uitdrukking in de taal der geleerden, is eigenlijk tautologisch; want embruon (gr.) bet. op zichzelf reeds het genoemde geheel. | |
[Emerald Isle]Emerald Isle, (eng.), smaragd eiland, Ierland, naar de schoone groene kleur, die het eiland, uit zee gezien, vertoont. De naam komt het eerst voor bij Drennan, den dichter van ‘Glendalloch’ en van ‘Erin’ (z.a.) als hij Erin, d.i. Ierland, ‘de smaragd van Europa’ en ‘de kostbaarste steen in den ring der aarde’ noemt. | |
[Eminence verte]Eminence verte, een der vrij talrijke spotnamen, waaronder de vrijzinnige nieuwsbladen in België den Minister van Staat, den heer Ch. Woeste plegen aan te duiden. Van dezelfde zijde wordt nml. beweerd, dat die staatsman een groene gelaatskleur zou hebben. Zie ook Homme funeste en Pape laïque. | |
[pagina 247]
| |
[Empecinado, (El]Empecinado, (El - (sp.), lett. ‘de Pikman’. Bijnaam van den veldheer Don Juan Martino Diaz (1775-1825), een vrijheidlievend Spanjaard, die aan zijn vaderland meermalen groote diensten bewezen heeft, vooral in den strijd tegen de Franschen; maar wiens liefde voor een constitutioneelen regeeringsvorm de oorzaak werd, dat hij na de Restauratie in 1825 werd gevangengenomen en ter dood gebracht. In 1814 had de Koning hem vergund zijn bijnaam als geslachtsnaam aan te nemen. | |
[Empyreum]Empyreum, de vuurhemel of het hoogste gewest, waar de fijne, oprijzende vuurdeeltjes zich verzamelden, en waaruit de lichtgevende verschijnselen des dampkrings te voorschijn kwamen. Christelijke schrijvers o.a. Dante in zijne beschrijving van het Parijs (het 3e deel zijner Divina Comoedia), - gebruikten dit woord in de beteekenis van de plaats des lichts, alzoo van het verblijf der zaligen. Uit gr. en (in) en pur (vuur). | |
[Emser dépêche]Emser dépêche, tijding, boodschap of brief, waarvan de inhoud hoog-ernstige gevolgen kan na zich sleepen. Naar het telegram, door den Franschen gezant graaf Benedetti 13 Jnli 1870 op de badplaats Ems, waar hij gelijk met keizer Wilhelm I vertoefde, van zijne regeering ontvangen, welks inhoud naar men beweert, den keizer bekend werd en spoedig daarop de oorlogsverklaring ten gevolge had. | |
[Enchiridion]Enchiridion, een boekwerk inhoudend het wijsgeerige stelsel van den stoïcijn Epictetus (geb. 50 v.C.), geschreven door zijn leerling Arrianus. Bekend is de uitgave van Epictetus' werken door Daniël Heinsius (Leiden, 1640). Ench = wat in de hand is of genomen worden kan, uit gr. en (in) en cheir (hand); dus handboek; Vgl. Encheiridion. | |
[pagina 248]
| |
Ook een verzameling of handboekje; het eerste Luthersche gezangboekje droeg o.a. dien naam. | |
[En 't staat zoo leelijk als geleerde lui zoo kijven.]En 't staat zoo leelijk als geleerde lui zoo kijven. Vermaning om een wetenschappelijken strijd zonder boosheid ten einde te brengen. Voluit: Maar zonder schelden; want gij zijt geen appelwijven,
En 't staat zoo leelijk als geleerde lui zoo kijven.
Langendijk, de Wiskunstenaars. | |
[En toute chose il faut considérer la fin]En toute chose il faut considérer la fin, in alle dingen let op het einde. Lafontaine, Fables III, 5. Raad van den vos aan den bok, waar de vos zich eerst door den bok laat helpen, maar de beloofde wederhulp laat uitblijven, zoodat de bok in groote ongelegenheid komt. | |
[En vous voyant sous l'habit militaire j'ai deviné que vous étiez soldat.]En vous voyant sous l'habit militaire j'ai deviné que vous étiez soldat. Toen ik u in militaire kleeding zag, heb ik geraden, dat gij soldaat waart. Deze slotwoorden van een lied, dat in Victorine ou la nuit porte conseil (1831), drama van Dumersau, Gabriel en Dupenty voorkomt, wordt gemeenlijk toegepast op hem, die er zich op laat voorstaan, iets te hebben geraden hoewel het niet moeielijk te raden viel, zooals in het aangehaalde stuk een waarzegger aan de plunje van een loteling ziet dat hij soldaat is. | |
[Enceladus]Enceladus, (myth.), een geduchte reus, zoon van den Tartarus en de aarde. In den strijd der reuzen tegen den Olympus werd hij door Jupiter overwonnen, die hem op 't eiland Sicilië wierp, waar hij thans volgens Virgilius (Aeneis III, 578, naar Vondels vertaling) nog ligt in den vorm van den Vesuvius. | |
[Encheiridion]Encheiridion, (gr.). letterl.: Wat in de hand gevat kan worden, lat. manuale (van manus hand). Vanhier handboek, beknopt wetenschappelijk leerboek. Als zoodanig ook titel van een boek: zoo noemde Arrianus, Epictetus' (geb. 50 na Chr.) leerling, het geschrift, waarin hij de stellingen zijns leermeesters verzamelde, Encheiridion van Epictetus. | |
[pagina 249]
| |
beweert, door dien vorst na de te Ausculum duur gekochte overwinning zouden zijn uitgesproken. | |
[Encomion Moriae]Encomion Moriae, (gr)., eigenlijk volgens den titel: Morias enkomion sive Stultitae laus, d.i. Lof der zotheid, een der beroemdste werken van Desiderius Erasmus († 1536), in alle Europeesche talen overgezet. Waarin encomion = lofrede, ofschoon de oorspronkelijke beteekenis van dit woord die van lierdicht was, dat gezongen werd bij den feestlijken optocht van den overwinnaar in de groote nationale wedspelen der Grieken. De zotheid prijst hier de bestaande toestanden, zoodat ze in werklijkheid als afkeurenswaardig worden voorgesteld. | |
[Encycliek, encyclica]Encycliek, encyclica, nml. epistola, Pauslijke omzendbrief, waarin het hoofd der R. Kath. Kerk op kerkelijk, zedelijk, ook staatkundig, gebied raad en vermaning geeft. Van (gr.) en = in en kuklos, kring. Bekend zijn o.a. de pauslijke e. van 1864 (de bul Quanta cura, zie ald.) en de enc. van Pius IX betreffende de onfeilbaarheid van den Paus en die van Leo XIII over de sociale kwestie. In de oude Kath. Kerk heetten aldus de brieven betr. de kerkelijke verordeningen, welke de bisschoppen aan hunne diocesanen uitvaardigden; doch deze werden later herderlijke brieven genoemd. | |
[Encyclopedia]Encyclopedia en Cyclopedia, het geheel der kundigheden. Van gr. enkuklios paideia = wat tot den kring (cyclus) van onderwijs behoort, de complexus omnis eruditionis, welke de vrije Griek en Romein zich moesten hebben eigen gemaakt, om beschaafde menschen te heeten, of ook, eer zij overgingen tot hunne voorbereiding tot een bizonder levensdoel. Beide termen, maar vooral de eerste, worden tegenwoordig toegepast op (woorden)boeken, welke òf de wetenschap in haar geheel (Algemeene E.), òf eenig deel er van beknopt (Bijzondere E.), behandelen. | |
[Encyclopedisten]Encyclopedisten, gezelschap of vereeniging van wijsgeeren, schrijvers en aanzienlijke mannen in Frankrijk, onder wie Voltaire, Diderot, d'Alembert, Montesquieu, Dumarsais, Rousseau, Turot, Marmontel e.a., die te zamen een werk op groote schaal ondernamen, get. Encyclopédie du XVIII siècle ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers. 't Zou een algemeen woordenboek zijn, doch was inderdaad een krachtige aanval op den godsdienst. Het werk bestond, met het aanhangsel uit 38 folianten, die tusschen 1751 en 1771 het licht zagen. Het baande den weg tot de Fransche omwenteling. | |
[Endenté]Endenté (wap.), zie Getand. Rietstap spreekt van Dentelé, endentelé of denté maar niet van Endenté. | |
[Endermatische methode]Endermatische methode, noemt men het aanwenden van geneesmiddelen op de van opper- of bovenhuid (epidermis) ontbloote huid van dermahuid). Ze is reeds oud, maar heeft in den nieuweren tijd meer algemeen ingang gevonden; wordt echter thans verdrongen door de onderhuidsche inspuiting (subcutane injectie). | |
[pagina 250]
| |
[Endossement]Endossement, overdracht van wissels of ander orderpapier, door plaatsing op de rugzijde hetzij van den naam alleen van hem, die endosseert (den endossant), hetzij van dien naam, den datum, en den naam desgenen aan wien of aan wiens order de betaling moet geschieden (den geëndosseerde), met bijvoeging van: ‘genotene waarde’, of van ‘waarde in rekening’. | |
[Enfant terrible]Enfant terrible (fr.), vreeselijk kind, een kind, dat onwetend zijn ouders of anderen in verlegenheid brengt, door in bijzijn van derden dingen te zeggen die beter gezwegen waren. Overdrachtelijk een partij-man, die de bedoelingen zijner partij aan 't licht brengt, tot schade van haar belang. De uitdrukking dankt haar ontstaan aan den geestigen in 1866 overleden teekenaar Gavarni (Sulpice Paul Chevalier), die haar voor eene serie zijner Caricaturen uitvond. Meer in 't algemeen iemand, die onwetend uit de school klapt. | |
[Enfants, si les cornettes vous manquent, ralliez-vous à mon panache blanc; vous le trouverez toujours au chemin de l'honneur et de la victoire.]Enfants, si les cornettes vous manquent, ralliez-vous à mon panache blanc; vous le trouverez toujours au chemin de l'honneur et de la victoire. Kinderen, mochten de standaarden u ontbreken, schaar u dan om mijn witte pluim, gij zult haar immer op den weg der eer en der zege vinden. Woorden, die Koning Hendrik IV zijn soldaten, kort vóór den slag van Ivry (1690) zou hebben toegeroepen. | |
[pagina 251]
| |
[Engel]Engel, van gr. aggelos, spreek uit angelos, d.i. boodschapper. De engelen komen in den Bijbel het eerst voor als boodschappers des Hemels, als mannen in blinkend witte kleederen. Om de snelheid van hun verschijnen en verdwijnen te verzinlijken zijn ze als gevleugeld voorgesteld. (Vgl. Dan. IX vs. 21; Jes. VI vs. 2). Waardigheid in de Apostolische Gemeente. | |
[Engelen-orden]Engelen-orden, volgens Dionysius den Areopagiet, werden de engelen verdeeld in negen orden en drie kringen of rangen: 1. Seraphim en 2. Cherubim, in den eersten kring; 3. Tronen en 4. Heerschappijen, in den tweeden kring; 5. Deugden, 6. Machten, 7. Vorstendommen, 8. Aartsengelen en 9. Engelen, - in den derden kring. Volgens de Bijbelsche en de na-Bijbelsche geschriften zijn er 3 klassen: 1. Hemelgeesten: Cherubim, Ophanim, Seraphim. 2. Engelend op aarde verschijnend: Malachim, Evelin, Kedoschim, Anaechim, Bué-elim. 3. Booze geesten en demonen: (Boden), (Helden) (Heiligen) (Mannen), (Zonen der Godheid). | |
[pagina 252]
| |
[Engelsch zout]Engelsch zout of bitterzout, zwavelzuur magnesium, komt voor in het zeewater en sommige bronnen; werd het eerst in Engeland gevonden in 1695, en dient tot laxeermiddel. Ook Epsom-salts, Glauberzout, sel Chanteaud, en sterk vertegen woordigd in Hunyano Janos of Hongaarsch bitterwater, Karlsbaderzout, e.a. | |
[Engelsch zweet]Engelsch zweet, Morbus Anglicus, epidemie, die, afkomstig uit Engeland, in de 15e en 16e eeuw bijna geheel Europa teisterde, en zich in 1529 te Amsterdam vertoonde, aldaar 10 dagen heerschte en 2000 menschen aantastte, waarvan er een kleine honderd bezweken. Ook in andere steden van ons vaderland woedde ze hevig, maar het aantal overledenen bedroeg gemeenlijk 5% der aangetasten. De kenteekens der ziekte waren heftig zweeten en neiging tot slapen; dit laatste moest metgeweld bestreden worden | |
[Engelsche hoorn]Engelsche hoorn, (muz.), cor anglais, corno inglese, oboe di caccia, een hobo met dieperen toon (in f) alt-hobo. (Zie Hobo). | |
[Engelsche stijl]Engelsche stijl, of landschapsstijl, in den aanleg van tuinen. In Neder-Betuwe noemt men een tuin met slingerpaden, in welken warmoezierderij zich afwisselt met bloementeelt, een Engelschen tuin. Deze tuinaanleg verving dien van Lenôtre uit de 17e eeuw, welke bestond uit rechthoekige paden, geschoren hagen, en vruchtboomen. | |
[Engelsche ziekte]Engelsche ziekte, denkelijk verbasterd uit enkelziekte, een ziekte, die veel bij kleine kinderen voorkomt, en bestaat in eene onvoldoende voeding van het beendergestel, waardoor de gewrichten uitzetten, de beenderen krom trekken en allerlei misvormingen ontstaan. Men vindt die ziekte het meest in laag gelegen, vochtige streken, zooals in Engeland, Nederland en het noorden van Frankrijk. Ook geheeten rachitis (gr., wat tot de ruggegraat behoort). | |
[pagina 253]
| |
in het Fransch of Latijn, werden uitgevaardigd, thans natuurlijk the Queen's English, het (correcte, zuivere) Engelsch, zooals het aan 't Hof gesproken wordt. | |
[Enk]Enk (zie Esch en Eng). De gemeenschaplijke bouwgronden in Neder-Duitschland. Thans nog heeten in Overijsel en Drente de hooge zandige bouwgronden esschen, eene vlakte van aaneenliggende wei- of bouwlanden, door scheids voren afgeperkt. Zulk een scheidsvoor heet in classiek en Mid. lat. sulcus. Ingeval het aaneenliggende weilanden waren, had ieder eigenaar, naar gelang van zijn aandeel het recht, een zeker getal beesten daarin te weiden. | |
[Enquérir (Armes á -]Enquérir (Armes á -, of Cas à enquerre (wap.), wapens, waarin met opzet gezondigd is tegen de regels voor de kleuren (metaal op kleur en kleur op metaal), met het doel om door een telkens herhaald onderzoek naar deze schending der regels, de bijzonder eervolle aanleiding tot het schenken van het wapen weer in herinnering te brengen. Rietstap noemt ze ten onrechte Raadselwapens; het was niet de bedoeling een raadsel op te geven, al zijn sommige raadselachtig geworden, omdat het heraldieke aandachts-teeken over het hoofd werd gezien en de oorsprong vergeten is. De waarheid is, dat de regels veel jonger zijn, dan het gebruik van wapens en buiten Frankrijk nooit zoo algemeen gevolgd zijn als daar. | |
[Ensergeld]Ensergeld, eene bijdrage door de Staten van Overijsel gevorderd van ieder inkomend of uitvarend schip in die provincie, om uit de opbrengst het eiland Schokland met het dorp Ens te onderhouden. Sedert 1634 werden de schepen voor 't eerst belast met één stuiver, welke belasting in 1698 klom tot een schelling; ze is nu afgeschaft. | |
[pagina 254]
| |
bevestigd tijdens het bezoek van Lodewijk Filips aan Londen. Reeds vroeger moet Lord Aberdeen onder gelijke omstandigheden tot den Graaf de Jarnac gesproken hebben van cordial good understanding. | |
[Enthouisiasme]Enthouisiasme, geestdrift, geestverrukking; toestand waarin zich de Pythische priesteres, - zie Pythia, - bevond, wanneer ze op haar drievoet gezeten, den wil der goden opving. Van gr. enthousiasmos (bezieling door een god), uit theos (god). | |
[Entre la poire et le fromage]Entre la poire et le fromage (fr.), lett. tusschen de peer en de kaas, d.i. terloops, in een oogenblik; als de peer (d.i. de fruit) op het dessert gebruikt is, volgt al heel spoedig de kaas, die het dessert besluit. De tijd is kort en in het midden van de gasten stellig kwalijk gekozen voor ernstige of belangrijke overwegingen. | |
[pagina 255]
| |
koning van Sardinië (1225-1272), onwettige zoon van keizer Frederik II, en dapper krijgsman, die vele avontuurlijke lotgevallen beleefde. | |
[Epacta]Epacta, (gr.), bijgevoegd, de maansouderdom, n.l. het aantal dagen, dat op den In Januari verloopen is, sedert de laatste nieuwe maan. Dit is het verschil tusschen het zonnejaar en het maanjaar, welk eerste elf dagen langer is; zoodat de epacta gewoonlijk per jaar met elf aangroeit. Bij naam jaren gerekend, begint elke maand met de nieuwe maan, zoodat naar den almanak bijv. bij de Arabieren, de maanden in 33 jaar alle jaargetijden hebben doorloopen. In 19 jaar valt de nieuwe maan weder op denzelfden dag. | |
[Epheben]Epheben, afzonderlijke gebouwen, in het oude Sparta gesticht voor de Epheben, jongelingen en jonge mannen tot hun 20e jaar, zoolang zij in hun leeftijd waren en onbevoegd om de volksvergaderingen bij te wonen. Van gr. ephèbos = huwbaar (uit hèbè, manbaarheid), of jongeling van 16-20 jaar en daar boven. | |
[Ephemeriden]Ephemeriden, lett. dingen, die een dag duren: bloemen, insecten; fig. lichte onbeduidende lectuur, letterkundige vodjes, die een kort leven hebben; geschriften, waarin de gebeurtenissen van den dag naar tijdsorde worden medegedeeld, ook dagbladen en tijdschriften, en meer in het bijzonder de sterrenkundige tafelen, waarin de toekomstige standen van zon, maan en planeten zijn aangewezen. Ze bestaan in de beschaafde landen sedert de 2e helft der 15e eeuw. Onzen Zeemansalmanak mag men er onder rekenen. Thans ook fr. scheurkalender. Van 't gr. epi (op) en hèmera (dag). | |
[Ephraimieten]Ephraimieten, Pruisische en Saksische halve guldens en drittelthaler van zeer slecht gehalte, die door de firma Ephraim, Itzig en Co. te Leipzig ao 1753-63 vervaardigd werden. In navolging noemde men ook aldus al het valsche geld, dat Duitschland gedurende den 7-jarigen oorlog overstroomde. | |
[pagina 256]
| |
[Epicycloïde]Epicycloïde, rand rondom zegels. Omdat die rand niet tot het zegel zelf behoort, maar tot verduidelijking daarvan is aangebracht, aldus geheeten, van gr. epikukleo, extrinsecus insero (d.i. als niet tot de zaak zelve behoorend, iets ergens bijvoegen). Kuklos (cyclus) beduidt kring, dus ook rand, ook op munten: een rand (om een wapen of kruis), die uit 4 of meer cirkelbogen bestaat met de ronding naar buiten en de eindpunten der bogen naar binnen gericht. | |
[Epigonen]Epigonen, later geborenen, schrijvers, die geen oorspronklijken weg opgegaan, maar dien van een of ander genie gevolgd zijn. Zoo noemt men de mannen der hedendaagsche Duitsche letterkunde de epigonen van Schiller en Goethe. Naar de Epigonen (nakomelingen) t.w. de zonen der Zeven Helden, die tegen Thebe ten strijde getrokken waren. Die zonen n.l. door wraakzucht geprikkeld, ondernamen tien jaar later een nieuwen veldtocht tegen de Thebanen. | |
[Epiphanie]Epiphanie, (r.-kath.), gedenkdag: 1o. van het Driekoningenfeest op 6 Januari, toen eene ster aan de Wijzen uit het Oosten openbaarde, waar het kindeke Jezus was; 2o. van den doop van Jezus in de Jordaan en van de nederdaling van den H. Geest; 3o. van de bruiloft te Kana, waar Christus het eerst in het openbaar een wonder verrichte. Van gr. epiphaneia (verschijning). In het algemeen: gedenkdag van de openbaring van Christus heerlijkheid aan de wereld. | |
[Episode]Episode, ingevoegd gedeelte in een dichtstuk, dat een klein geheel vormt en met zoo lossen draad met het groote geheel samenhangt, dat het desnoods gemist kan worden. In het daaglijksch leven elke afwijking van het hoofdonderwerp. Ontleend van de episode in het Grieksche treurspel, n.l. dat gedeelte, hetwelk tusschen twee koorliederen, die oorspronkelijk de hoofdzaak waren, werd ingelascht. Vanhier: los verhaal, op zichzelf staand bedrijf. | |
[Epistel]Epistel, brief, inzonderheid lange brief. Uit lat. epistola beter epistula, dit van gr. epistalè van epistellein (zenden) heenzenden, vooral door een bode of brief iets melden, iets berichten. Men spreekt ook wel, min of meer tautologisch van ‘een lange epistel’. Het woord worde niet mannelijk (Woordenlijst van de Vries en Te Winkel) maar vrouwelijk gebezigd, omdat het van een vrouwelijk woord komt. In het N.T. zendbrief. | |
[pagina 257]
| |
[Epistel]Epistel, (r.k.), gedeelte der H. Schrift, - meestal genomen uit een van de brieven der Apostelen, of uit het Oude Testament, nooit uit de Evangeliën, - dat in iedere mis gelezen of gezongen wordt. Op Zon- en Feestdagen wordt dit vóór de preek of onder de mis, in het Nederlandsch voorgelezen. In de oude Christelijke kerk en thans nog bij de Roomschen, Anglikanen en vele Lutherschen Zondags het gedeelte der H.S. dat gelezen wordt. Iedere Zondag heeft zijn eigen Epistel. | |
[Epistolae obscurorum virorum]Epistolae obscurorum virorum, brieven van duisterlingen (zie Dunkelmänner), verzameling van spotbrieven, in den aanvang der 16e eeuw in ellendig monnikenlatijn en als afkomstig van hoogleeraren en geestelijken uit dien tijd uitgegeven, waarin de scholastieke wijsgeeren en monniken met betrekking tot hunne leerlingen, geschriften, zeden, zegswijzen, dwaasheden en uitspattingen op de onbarmhartigste wijs werden gegeeseld. Ze zijn gericht aan Ortuinus Gratius, den leider der Obscurantenpartij te Keulen. | |
[Epreuves d'artiste]Epreuves d'artiste, eerste en beste afdrukken van platen, zonder onderschrift. Van épreuve = proefafdruk, en artiste = kunstenaar. Ten bewijze van echtheid draagt veelal elke afdruk een kleine teekening van den kunstenaar, welke van de plaat verwijderd wordt, als de gewone druk begint. | |
[Epsom-zout]Epsom-zout, zie Engelsch zout. Epsom (of Epsham, in Engeland, graafschap Surrey) heeft zoutkeeten. | |
[Epulonen]Epulonen, (lat.), Epulones, priesters, die de godsdienstige maaltijden bezorgden, aanvankelijk drie en naderhand zeven in getal; zij moesten ook bij de openbare spelen als handhavers der goede orde optreden. Men koos doorgaans jonge lieden van 16 jaren tot dit ambt, en het was zoo aanzienlijk, dat zelfs Lentulus, Caesar en Tiberius er mede bekleed werden. | |
[pagina 258]
| |
[Equus publicus]Equus publicus, (lat.), openbaar paard. Spotnaam voor iemand, die zich werklijk, maar veel meer nog schijnbaar afslooft, gelijk het heet, ‘ten algemeenen nutte’. Eigenlijk was equus publicus in het oude Rome het paard, dat de leden der 18 ridder-centuriën op staatskosten hielden. Legitimo quisque merebat equo, (elk diende met zijn wettig paard). Ovidius Fast. III. 130. | |
[Er ist besser als sein Ruf]Er ist besser als sein Ruf, hij is beter dan zijn reputatie (beter dan men zegt); Schiller Maria Stuart III. 4; zij zegt van zichzelve: Ich bin besser als mein Ruf. Ook Goethe Wahrh. u. Dicht. VII. Vgl. Beaumarchais (1732-'99), le Mariage de Figaro III. 3, waar Figaro op Almaviva's beschuldiging, dat hij zulk eene slechte reputatie heeft, antwoordt Et si je vaux mieux qu'elle! | |
[Er lebte, nahm ein Weib und starb]Er lebte, nahm ein Weib und starb, uit Gellert's Fabeln I (der Greis). Ter bespotting van snorkende lijkredenen, dichtte Gellert met een hoogst deftigen aanhef eene zoogenaamde levensbeschrijving van een zeer beroemd man in de woorden: Hij werd geboren, hij leefde, nam een vrouw en stierf. | |
[Era]Era, (gr.), jaartelling; de Joodsche begint 3761 v.C.; de Christelijke met de geboorte van Chr. het 14e jaar der regeering van Augustus; die der Olympianen 776 v.C.; die van de stichting van Rome (A.H.C.) 753 v.C.; die van Nabonassar bij de Babyloniërs, 747 v.C.; de Hegira of Hedschra der Mahomedanen 622 n.C.; die van de Fransche republiek 21 Sept. 1792, deze duurde 12 jaar. Na het jaar XII van de Republiek schreef men weer 1804, het eerste jaar van het Keizerrijk. | |
[Erard]Erard, (fr.), piano (eigenlijk pianino) uit de fabriek van Sebastien Erard (geb. te Straatsburg 5 April 1752) stamvader van het geslacht van piano-fabrikanten, die uit Parijs sedert 1768 de wereld met hun roem vervulden. De fabriek bestaat nog, maar met den oorlog van 1870 hebben de Duitsche werklieden van deze en andere fabrieken Parijs verlaten, en zoo de Fransche pianonijverheid voor een deel naar Duitschland overgeplant. | |
[pagina 259]
| |
[Erfkamerling]Erfkamerling, kamerheer erflijke waardigheidsbekleeder aan een Hof. Zoo beleende Willem hertog van Gulik en Gelre in 1541 Hendrik van Gent, wegens de trouwe diensten door zijn vader Willem den Hertog bewezen, met het erfkamerlingschap van Gelre, waaraan als apanage was verbonden de opbrengst van een gehucht te Herwen en Aart, nog heden onder den naam van Erfkamerlingschap bekend. | |
[Ergo bibamus]Ergo bibamus, (lat.), daarom laat ons drinken. Volgens da Buti, in zijne verklaring van Dante, bij Vagevuur, XXIV. 23 en 24, een woord van Paus Martinus IV († 1285) die uit het consistorie komend gezegd zou hebben: ‘Hoeveel hebben wij voor de heilige kerk Gods geleden, daarom willen wij (eens) drinken’. | |
[Erin (Het groene -]Erin (Het groene -, dichterlijke naam voor Ierland. Reeds de Galliërs zouden aan dit eiland dien naam Erin gegeven hebben met de beteekenis van ‘het westlijke eiland’. Zie Emerald Isle; Isle of Saints en Holy Island. | |
[Eripuit coelo fulmen sceptrumque tyrannis]Eripuit coelo fulmen sceptrumque tyrannis, (lat.). Hij ontrukte den bliksem aan den hemel en den schepter aan de tirannen. Vers van Turgot onder Houdon's buste van Benjamin Franklin, gezant der Vereenigde Staten bij het Fransche hof, uitvinder van den bliksemafleider en medestichter der Amerikaansche onafhanklijkheid. Vgl. Manilius, (12 v.C.), Astronomicon 1. 204: Eripuitque Jovi fulmen viresque tonandi (of: tonantis). En hij ontrukte aan Jupiter den bliksem alsmede de donderkracht. | |
[pagina 260]
| |
te eten van den Boom der kennis des goeds en des kwaads, waarvan God verboden had te eten. | |
[Erlkönig]Erlkönig, (hgd.), verbastering van Elfenkönig koning der elven of alven, (fr. roi des aunes); die in vorstelijk gewaad, veelal des nachts rond sluipt de menschen plaagt en (liefst ongedoopte) kinderen steelt; door hem, maar vooral door zijne dochters worden de reizigers op dwaalwegen geleid of met ziekten en kwalen bezocht. | |
[Erotici]Erotici, zijn eigenlijk alle schrijvers, die over de liefde handelen. Van gr. Eros, lat. Amor of Cupido, den God der liefde. De Grieksche letterkunde geeft dien naam meer bepaald aan de romanschrijvers, die allen behooren tot het Christelijk tijdperk. Hunne werken vindt men in de ‘Scriptores erotici graeci’ (1858-1859) van Hercher. | |
[Errare humanum est]Errare humanum est Seneca controvers IV 3 (lat.), dwalen is menschlijk. Deze spreuk schijnt gevormd te zijn naar cujusvis hominis est errare bij Cicero, Orationes Philippicae 12,2.5. Komt in dezen vorm voor in den Anti-Lucrèce van den kardinaal de Polignac, V. bl. 50 (Paris 1747). Zie ook Es irrt enz. Eng. to err is human, to forgive devine, uit Pope's Essay on man. Aan de lat. spreuk wordt soms toegevoegd: perseverare diabolicum (volharden is duivelsch). | |
[pagina 261]
| |
[Es erben sich Gesetz' und Rechte wie eine ew'ge Krankheit fort]Es erben sich Gesetz' und Rechte wie eine ew'ge Krankheit fort, wetten en rechten zijn als een erflijke ongeneeslijke ziekte. Goethe, Faust Schülerscene. Mephisto in de professorale toga van Faust, zegt dat tot den student, die met de beste bedoelingen komt vragen, wat voor een studie hij zal kiezen. Meph. meent, dat het echte, ware recht nooit erkend wordt, maar dat spitsvondigheid en haarkloverij de wetten en rechten der machthebbers handhaven, waarmede de overige menschheid voor goed machteloos is gemaakt. | |
[Es giebt im Menschenleben Augenblicke]Es giebt im Menschenleben Augenblicke, er zijn in 't menschlijk leven oogenblikken. Schiller, Wallenstein's Tod II. 3. In verband met de volgende regels gewaagt Wallenstein, waar IIIo en Terzky hem voor den verrader Max Piccolomini waarschuwen, er van, dat er in het menschelijk leven oogenblikken voorkomen, waarin de mensch meer dan mensch is. Gewoonlijk wordt deze uitdrukking schertsend gebruikt. | |
[Es giebt mehr Ding' im Himmel und auf Erden, Als Eure Schulweisheit sich träumen lässt;]Es giebt mehr Ding' im Himmel und auf Erden, Als Eure Schulweisheit sich träumen lässt; zie There are more things etc. | |
[Es ist bestimmt in Gottes Rat, Dass man vom Liebsten, was man hat, Muss scheiden.]Es ist bestimmt in Gottes Rat, Dass man vom Liebsten, was man hat, Muss scheiden. Het is bepaald in Godes raad, dat men van 't liefste, dat men heeft, moet scheiden. Uit een lied van E. von Feuchtersleben (1826), muziek van Mendelssohn, een kwarteeuw geleden nog een der meest geliefde gezelschapsliederen. | |
[Es ist eine alte Geschichte, Doch bleibt sie immer neu.]Es ist eine alte Geschichte, Doch bleibt sie immer neu. Het is eene oude geschiedenis, (maar) toch blijft ze altijd nieuw. Heine, Lyrisches Intermezzo No. 39 beginnend met den regel: ‘Ein Jüngling liebt ein Mädchen’. Hierbij wordt aan teleurgestelde liefde of minnesmart gedacht. | |
[Es kann der Frömmste nicht in Frieden bleiben, Wenn es dem bösen Nachbar nicht geiällt.]Es kann der Frömmste nicht in Frieden bleiben, Wenn es dem bösen Nachbar nicht geiällt. De vroomste man kan niet in vrede leven, als het zijn boozen buurman niet behaagt. Schiller, Tell IV. 3; woorden van Tell tot Stüssi, die gelukkig prijst, alwie stil en in vrede leeft. De oudere vorm luidt: Es kan keiner lenger friede haben, denn sein nachpawr wil. | |
[Es liebt die Welt das Strahlende zu schwärzen Und das Erhab'ne in den Staub zu ziehn.]Es liebt die Welt das Strahlende zu schwärzen Und das Erhab'ne in den Staub zu ziehn. De wereld wil gaarne het schitterende zwart maken en het verhevene in het stof nederhalen. Schiller, das Mädchen von Orleans (gedicht), proloog voor die Jungfrau. | |
[Es soll der Sänger mit dem König gehen]Es soll der Sänger mit dem König gehen, eigenlijk: drum soll enz. d.i. daarom moet de zanger met den koning gaan, want beide wonen op de hoogste plaatsen (staan het hoogst). Schiller, die Jungfrau von Orleons I. 2, waar Karel VII dit zegt, nu er vreemde zangers aangekomen zijn; deze, merkt hij op, beheerschen den geest, gelijk de Koningen de stof. | |
[pagina 262]
| |
schoten gelost worden. Telegram des Konings van Pruisen (Keizer Wilhelm I) aan zijne gemalin, toen Duitschland in den Fransch-Duitschen oorlog den 6 Aug. 1870 bij Wörth had gezegevierd. | |
[Es wächst der Mensch mit seinen grössern Zwecken]Es wächst der Mensch mit seinen grössern Zwecken, de mensch groeit (neemt toe, voelt zich sterker) naarmate hij zijn doel grooter (hooger) stelt. Schiller, Proloog vóor Wallenstein's Lager bij de heropening van den schouwburg te Weimar October 1798, vgl. Seneca, Natur. quaest. III. praefatio: Crescit animus, quoties coepti magnitudinem attendit. (De geestdrift neemt toe zoo dikwijls men let op het grootsche van zijn doel). | |
[Es wär' so schön gewesen, Es hat nicht sollen sein]Es wär' so schön gewesen, Es hat nicht sollen sein, het zou zoo mooi geweest zijn, het heeft niet mogen zijn; verbastering van: Behuet dich Gott! es wär zu schön gewesen,
Behuet dich Gott, es hat nicht sollen sein.
Uit Scheffel's Trompeter von Säkkingen (1854) XIV. | |
[Escudo]Escudo, Spaansche zilveren munt van f 1,25 en Zuid-Amerikaansche gouden munt van cc f 4,50. Van 't Lat. scutum. (Zie Ecu). | |
[Escuriaal]Escuriaal (verkeerd voor escoriaal), koninklijk lustslot nabij Madrid, met een reusachtig klooster, vroeger van de Heronymieten, thans van de Augustijnen, ter eere van St. Laurentius en met zinspeling op diens marteldood in den vorm van een rooster gebouwd, door Philips II gesticht ter vervulling zijner gelofte vóor den slag van St. Quentin op St. Laurentiusdag (10 Aug. 1557). | |
[Esopische fabelen]Esopische fabelen, fabelen het eerst verzameld door Demetrius Phalereus (300 v.C.), veel later door Babrius in vers gebracht; Phaedrus behandelde ze in Latijnsche iamben; oorspronklijk van Esopus, een Thraciër of Phrygiër van geboorte (600 v.C.). Max. Planudes, een monnik te Konstantinopel, vervaardigde een roman uit de hoogst onzekere berichten omtrent Esopus' levensloop. Zie ook Aesopus. | |
[pagina 263]
| |
[Esposizione operàio]Esposizione operàio (it.), tentoonstelling, waarbij de werklieden, die de ingezonden voorwerpen vervaardigden, bekroond worden. De fabrikanten en inzenders zijn slechts de vertegenwoordigers hunner werklieden; operaio = werkman. Dit is het eerst geschied bij gelegenheid der tentoonstelling van wijn, olijfolie en derg. Mei-Oct. 1894 te Milaan. | |
[Esprit nouveau]Esprit nouveau (fr.) nieuwe geest nl. het onderzoek der vraagpunten zonder hartstocht, geleid door de zucht naar rechtvaardigheid, waarheid en maatschappelijke gelijkheid; ontleend aan eene rede van den minister van eeredienst in de Fransche wetgevende vergadering van 3 Maart 1893 in antwoord op eene interpellatie van den Heer Denys-Cochin betreffende het houden van processiën. | |
[Esprits forts (Les -]Esprits forts (Les -, loszinnigen en losbandigen uit de 17e eeuw, voorloopers der atheïsten en materialisten der 18e eeuw, personen, die meerendeels zonder eenig wijsgeerig onderzoek en zonder eenige studie beweerden, niet aan een God te gelooven. Het waren de leerlingen van Gassendi, Saint-Evremont in Engeland, Bayle in Nederland, de Vendômes, de hertogen de Nevers en Bouillon, de prins van Condé, eindelijk la Fare, Chaulieu, Sainte-Aulaire, Vergier, Mme Deshoulières, die de schitterende feesten in den Temple bijwoonden en deelgenooten waren van de losbandige vermaken van Philippe de Vendôme (1655-1727) prior van de Malteser orde. Tot de ‘esprits forts’ behoorden ook la Fontaine en Fontenelle, de schrijver van Dialogues des Morts en Histoire des oracles. | |
[pagina 264]
| |
rang in den adel, van daar in Engeland de titel voor alle staatsbeambten; ook wel, bij misbruik, de titel van een aanzienlijk burger die van zijn rente leeft, z.v.a. ned. Weledele Heer; doorgaans achter den naam door Esq. uitgedrukt. | |
[Essayisten]Essayisten, groep van Engelsche schrijvers, die op vaste tijden essays (proeven, schetsen) leverden over onderwerpen van algemeen belang, als zedeleer, kritiek, zeden en gewoonten enz. in weekbladen als: the Tattler, Spectator, Guardian, Idler, Rambler, Mirror, Lounger, Connoisseur enz., geschreven door Addison, Steele, Johnson, Cumberland, Hawkesworth, Moore a.a. | |
[Essay]Essay, Fransch Essai, het eerst gebruikt door Lord Bacon, als titel voor zijne korte beschouwingen. Justus van Effen vertaalde het woord voor dergelijke artikelen met Vertoogen, ook door Busken Huet gebruikt voor een bundel verzamelde dagblad-artikelen: ‘Nationale Vertoogen’, anderen schreven Proeve. Montaigne bezigde het woord nog vóór Lord Bacon als titel voor zijn bundel beschouwingen. | |
[Essëers]Essëers of Essenen, voormalige godsdienstige sekte onder de Joden, vermoedlijk evenals de Farizeën, gesproten uit eene vroegere sekte der Chasidëers (Chasidiem = vromen, vgl. in 't Hebr. Ps. 30 vs. 15, 31 vs. 24, 37 vs. 28), derhalve ontstaan ten tijde van de overheersching der Ptolemeussen in Palestina, circa 323-221 v.C., onder den invloed der Alexandrijnsche wijsbegeerte. Zij beoefenden de geneeskunst, vandaar hun naam in 't Joodsche land uit Aram. asiea, Hebr. asa = genezen, terwijl zij in Egypte therapeuten (van gr. therapeuein, oppassen, verplegen) heetten. Daar zij in strenge afzondering meerendeels in den omtrek der Doode Zee, gemeenschaplijk leefden, de voorkeur gaven aan den ongehuwden staat en een bespiegelend leven leidden, mag men hen aanmerken als in het Jodendom te zijn geweest, wat in 't Christendom de kloosterlingen werden. | |
[Est modus in rebus, sunt certi denique finos, Quos ultra citrague nequit consistere rectum]Est modus in rebus, sunt certi denique finos, Quos ultra citrague nequit consistere rectum (lat.), Horatius, Satirae I.I. 106 sq. Kortom, er is in alle dingen een maat; er zijn zekere grenzen, buiten en binnen welke wat goed is niet bestaan kan, met welke hetgeen goed is staat of valt. Gewoonlijk citeert men: est modus in rebus d.i. alle dingen hebben hunne grenzen. | |
[pagina 265]
| |
[Et des boyaux du dernier prêtre
| |
[Et in Arcadia ego]Et in Arcadia ego, (lat.). Ook ik (leefde) in Arcadië. Onderschrift eener schilderij van den Italiaanschen schilder Schidone († 1615) voorstellend een bloeiend landschap, te midden waarvan twee jeugdige herders getroffen op een op den grond liggend doodshoofd neerzien. Men vindt het ook onder een schilderij van den Franschen schilder Nicolas Poussin († 1663) die dezelfde idee, doch verzacht, wedergaf. De aanvang van Schiller's gedicht Resignation ‘Auch ich war in Arkadiën geboren’, heeft op deze spreuk betrekking. | |
[Et la garde qui veille aux barrières du Louvre. N'en défend point nos rois.]Et la garde qui veille aux barrières du Louvre. N'en défend point nos rois. En de Garde, die aan de poorten van het Louvre de wacht houdt, verdedigt er onze koningen niet tegen. Voorlaatste der Stances à M. du Périer sur la mort de sa fille van Malherbe bedoelende, dat de dood zelfs geen koningen ontziet. | |
[Et le jeu, comme on dit, n'en vaut pas les chandelles]Et le jeu, comme on dit, n'en vaut pas les chandelles, en het spel is, naar men zegt, de kaarsen niet waard. Bekend door Corneille, le Menteur, 1, 1, maar vóor hem als spreekwoord algemeen bekend. Wij maken er van le jus ne vaut pas les chandelles; wij hebben zelfs de sop is de kool niet waard. Men heeft beweerd, dat in verarmde aanzienlijke huizen speelpartijen gehouden werden, waar de gasten fooien in een bus moesten steken pour payer les cartes (om de kaarten te betalen) of | |
[pagina 266]
| |
pour payer les chandelles (om de kaarsen te betalen), een bron van inkomsten voor den armen gastheer. | |
[Et par droit de conquête et par droit de naissance]Et par droit de conquête et par droit de naissance, zoowel door het recht der overwinning als door geboorterecht, Voltaire, la Henriade, I, 2. De regel is wel door Voltaire's gedicht algemeen bekend geworden, maar l'abbé Cassagne had dien veel eerder, nl. in een gedicht Henry le grand roy, dat in 1662 al in 3n druk verscheen, waar Henri IV bij zijn kleinzoon Louis XIV gewaagt van den tijd, toen hij in het bezit van Frankrijk kwam et par droit de conqueste et par droit de naissance. | |
[Et s'il n'en reste qu'un, je seraí celui-là]Et s'il n'en reste qu'un, je seraí celui-là, en al blijft er maar één over, dan zal ik die man zijn. Uit Ultima verba (1852) XVIIe gedicht Ve boek van Les Châtiments van Victor Hugo, eene ontboezeming op den eersten verjaardag van den staatsgreep (coup d'état) van Napoleon III, te Jersey geschreven. De dichter verklaart hierbij, dat mochten ook allen buigen, hij Sylla zal blijven trotseeren. | |
[Et ta soeur!]Et ta soeur! En je zuster! Gewoonlijk, hoewel niet juist in hoogere kringen, gebezigd, ter beantwoording eener onbescheiden vraag of na het aanhooren van een al te onwaarschijnlijk verhaal, om ongeloof aan den dag te leggen. Die woorden zijn ontleend aan het lied Et ta soeur est elle heureuse (1864) tekst van Ch. Blondelet en Courtès, muziek van Jouffroy, een dier tallooze onzinnigheden, waarmede de tingel-tangels der geestigste natie sedert eenige jaren hoofdzakelijk worden gevoed. | |
[Et tu, Brute?]Et tu, Brute? (lat.), vgl. Suetonius, Vita Caesaris, 82. ook gij, Brutus? Dat is de vertaling der Latijnsche woorden, die Caesar zou gesproken hebben, toen hij Brutus, die welten onrechte voor zijn zoon gehouden werd, onder zijne moordenaars zag. Suetonius deelt dit mede als iets dat verhaald werd, (het staat ook bij Dio Cassius), zonder het te bevestigen. Hijzelf schijnt evenals Plutarchus vast te houden aan het bericht, dat Caesar stervend alleen zuchtte. Volgens anderen luidden die woorden: Brute, tu quoque? | |
[Et voilà justement comme on écrit l'histoire]Et voilà justement comme on écrit l'histoire, en zoo schrijft men nu geschiedenis. Voltaire bezigde die woorden eerst in een schrijven, dat hij den 24 Sept. 1766 aan Mevr. Du Deffand richtte en herhaalde die in Charlot ou la Comtesse Givry (1767) dramatisch stuk I en 7. | |
[pagina 267]
| |
[Etat c'est moi (L' -]Etat c'est moi (L' -, de Staat, dat ben ik, zou, naar men beweert volgens Voltaire, Siècle de Louis XIV, Chap. XXV, Lodewijk XIV, in 1655, dus toen 17 jaar oud, gezegd hebben. Voltaire zegt dat daar niet, maar vertelt alleen, zonder eenig bewijs, dat de Koning in jachtcostuum, met zware laarzen aan en een zweep in de hand in het Parlement verschenen was, en verboden had, aanmerkingen op zijn besluiten te maken. | |
[Etensuren]Etensuren, Deze waren voorheen veel vroeger gesteld dan tegenwoordig. In de 14de eeuw gebruikte de Koning van Frankrijk om 8 uur 's morgens zijn middagmaal, en ging des avonds op dit uur naar bed. In de hoogere middeleeuwen was het middagmaal om 3 uren 's namiddags, d.i. hora nona, vandaar Ndl. noen, Eng. noon. Onder hertog Filips van Borgondië gold de spreuk: Sta op te 5. gebruik uw middagmaal te 9, uw avond maal te 5 ure, en ga te 9 ure slapen; dan zult ge 99 jaar oud worden. Onder Hendrik IV en Lodewijk XIV ging men te 11 ure aan tafel, onder Lodewijk XV te 2 ure. Nog in den aanvang dezer eeuw dineerde Spanje's koning te 12 ure. Onder Hendrik VIII van Engeland ontbeet de hooge stand te 7, en dineerde te 10 ure. Onder koningin Elisabeth was 11 uur het tijdstip van 't middag-, 5 uur dat van 't avondmaal. Te Zurich gebruikte in 1555 de mindere man te 6, de meerdere uiterlijk te 7 uur zijn laatsten maaltijd. Zoo was het ook te Bazel, en zelfs te Berlijn in 1580. Destijds stond men te 5 uur op, en ging te 7, uiterlijk te 8 uur naar bed. Koning Christiaan II van Denemarken had in zijn Hofreglement in 1515 vastgesteld, dat in zijn paleis gedurende den zomer tusschen 9 en 10 uur de eerste, en des namiddags tusschen 4 en 5 uur de tweede maaltijd, in den wintertijd precies te 9 en te 5 ure, zou gebruikt worden; op de universiteit te Altdorf (bij Neurenberg) was in 1623 de tijd voor 't middagmaal op 10, dat van 't avondeten op 5 uur bepaald, en in 1635 een uur later. Op bruiloftsfeesten te Berlijn genoot men tegen 10 uur het middag-, te 5 uur het avondmaal, en te 9 ure moest alles, zelfs het dansen, afgeloopen zijn. | |
[Ethica]Ethica, letterlijk: de leer der zeden, van het gr. ethos = zede, meerv. ethè (zeden); vanhier ethisch = zedelijk; evenals moraal en moreel, ook zedeleer en zedelijk beteekenen, van het Latijnsche mos = zede. Toch bezigt het spraakgebruik ethica en ethisch meer in theoretisch-wijsgeerigen, daarentegen moraal en moreel meer in praktischen zin. | |
[pagina 268]
| |
Toen Hyas door een leeuw verscheurd was, stierven zijne zusters van droefheid; maar Jupiter veranderde deze in sterren. | |
[Ethrog]Ethrog of Esrog, de vrucht, door de Israëlieten op het Loofhuttenfeest bij de ceremonie gebruikt (Lev. 23:40). Het is de nieuw-Hebr. naam der Palestijnsche citroen-achtige oranje-vrucht, vrucht des Hadar-booms, ook cederappel genaamd (zie aldaar). Ethrog, Chald. Ethronga, Esronga hangt zekerlijk samen met orange. Zie Adams-appel. Volgens den hoogl. Veth evenwel doelen de ‘vruchtdragende takken van schoon geboomte’ in Levitic. XXIII vs. 40 op ‘pompelmoezen’, die sedert de Babylonische Ballingschap den Joden zijn bekend geweest, zijn de appelen van het O.T. gewone appelen, doch zeer fijn en welriekend, geweest, en komen ‘citroen- of oranjeboomen’ (Van der Palm) daarin niet voor, als zijnde de citroen waarschijnlijk uit Noord-Afrika, en de orange- of chinaasappel uit China herkomstig, en laatstgenoemde appelsoort door Portugeesche handelaren naar Europa overgeplant. | |
[Etre sur un grand pied dans le monde]Etre sur un grand pied dans le monde, (fr.), op een grooten voet leven, deze uitdrukking stamt uit den tijd, toen men schoeisel van ongewone lengte droeg, waarvan de afmeting, toenmaals wettelijk, in verhouding tot den rang die men bekleedde was vastgesteld. Zoo mochten de schoenen van een prins 2½ voet lang wezen; die van een baron mochten 2 voet niet overschrijden; een eenvoudig ridder mocht slechts tot 1½ voet en een burger tot één voet gaan. De proletariër moest engsluitend schoei sel dragen. De gegoeden werden ten laatste door die bespottelijke mode genoodzaakt de punten van hun schoeisel met gouden of zilveren ketenen aan de knie vast te hechten. Bovendien waren zij gedwongen hunne schoenen met stroo of hooi vol te stoppen. Vandaar de uitdrukking: avoir du foin dans ses bottes voor iemand die er warmpjes in zit. | |
[Etruskers]Etruskers, een volksstam in het oude Italië, in Etrurië, of Tuscia. Van Umbrisch etrus = vreemd. Door de Grieken Toeskoi, Toeskoöi. door de Romeinen Tusci, Thusci geheeten. Volgens Herodotus als Lydiërs overgekomen uit Klein-Azlë naar Italië waar zij zich Tyrskers titelden. Over hun afkomst is men het nog niet eens. Ook hun taal is nog grootendeeis een raadsel. In de eerste eeuwen van Rome's opkomst waren zij een cultuurvolk. | |
[pagina 269]
| |
[Euan]Euan, (gr., ook evan lat.) uit gr. eu (mooi! bravo!) jubelkreet der Bacchanten bij de Bacchanaliën (z. ald.). Ook verpersoonlijkt voor Bacchus zelf, die zelfs Euhius Euan (bij Lucretius) en Seméleus Euan, - B. had Semele tot moeder - genoemd wordt. De Bacchanten waren euantes of euhantes d.i. ‘euan roepend’, uit gr. euaton. | |
[Euclidische theorie]Euclidische theorie, de theorie, welke, als de oudste, staat tegenover de moderne in de geometrie (hetzij aardmeting of meetkunde). Euclides, een Alexandrijn van geboorte, die in den tijd van Ptolemaeus Lagi Soter leefde en dezen koning zelf onderwees (omstr. 300 v.C.), wordt als schrijver van ‘Stoicheia’ lat. Elementa matheseos voor den vader der meetkunde en aardmeting gehouden. | |
[Eulen nach Athen tragen]Eulen nach Athen tragen, uilen naar Athene brengen, z.v.a. water in de zee dragen, dus noodeloos werk verrichten. De godin van Athene, Pallas Athene had tot attribuut een uil, deze was dus een heilige vogel, en in de Akropolis huisden er vele. Ook kwam de uil op de munten der stad voor; de vogel was er derhalve algemeen bekend nu het was dwaasheid er nog meer heen te brengen. De uitdrukking komt bij Aristophanes (± 450-388 v.C.) in de Vogels vers 301 en bij Lucianus en elders voor. | |
[Eumeniden]Eumeniden, gr. eumenides, welwillenden, vriendelijken uit eu (wel, goed) en menos (geest). Euphemistische naam der wraakgodinnen (Erinyen, z.a.) der helsche furiën, die den euveldader, vooral hem, die de heilige rechten der bloedverwantschap geschonden heeft, rusteloos vervolgen, maar die vervolging goedgunstig staken, zoodra hij geboet heeft en gereinigd is. Onder dezen naam werden de Erinyen in de stad Sikyon in 't Noorden van den Peleponesus vereerd. In Attica heetten zij gewoonlijk Semnai. d.i. eerwaardigen. Terwijl Homerus beurtelings van ééne en van meer spreekt, geeft Euripides het eerst een drietal op, door Appollodorus aangeduid als Alecto (de rustelooze), Tisiphone (de moordwreekster) en Magaera (de vijandige). Zij worden afgebeeld met slangen in plaats van haar op het hoofd en toegerust elk met een ontstoken fakkel; omdat de onderwereld als haar verblijf gedacht werd, spreekt men van helsche furiën. | |
[Eunuchen]Eunuchen, (gr.), bedbewaarders, opzichters der vrouwenverblijven. Uit eunè (legerstede) en echin (hebben, houden). Omdat men hiertoe en voor de gansche bediening der vrouwen gesnedenen in het Oosten (uit de harems van Manden) gebruikt, heeft eunuch, eunuuk fr. eunuque laatstgenoemde beteekenis verkregen, en heeft het Eng. naast eunuch een werkwoord eunuchate (ontmannen). | |
[Eunoae]Eunoae, (zie evovae), uitroep aan het slot der psalmen. Dit alleen uit klinkers bestaand woord werd met noten geteekend om de zangwijze aan te duiden. | |
[pagina 270]
| |
heid, voor onwaarheid, leugen; zij heeft een ongelukje gehad; hij heeft lange vingers: hij is van Lotje getikt, enz. | |
[Euphorion]Euphorion, zoon van Achilles, den Homerischen held, bij Helena verwekt op Leuke (in de Zwarte zee, thans het Slangeneiland); aldus geheeten, omdat zijn op dat eiland vereerde vader, wien het onder den naam Achilles was toegewijd, aan de schippers van daar en er heen, eene ‘voorspoedige vaart’ (euphorion) verschafte. Uit eu (goed) en pherein (dragen). | |
[Eurèka]Eurèka, (gr.), eig. heureka; ik heb ('t) gevonden. Uitroep van Archimedes, den beroemden wijsgeer te Syrakuse († 212 v.C.), toen hij 't middel ontdekt had, om de zuiverheid der gouden kroon van zijn verwant Hiero, koning van Syrakuse, te bepalen uit de ruimte, die ze in 't water zou innemen; m.a.w. de wet volgens welke elk lichaam, dat in eene vloeistof gedompeld wordt, zooveel aan gewicht verliest als de hoeveelheid vloeistof weegt, die het verdringt; de zoogenaamde hydrostatische wet. | |
[Europa]Europa, naam van het kleinste der drie den ouden bekende werelddeelen (E., Azië en Afrika), volgens hen oostlijk begrensd door den Phasis, den Araxes en de Caspische zee (later den Tanaïs en het moeras Maertis. Plinius houdt het nog voor het grootste werelddeel, en laat het 5/12 der gansche aard-oppervlakte innemen, van Semit. 'èreb (avond), d.i. avondland, gr. erebos (duisternis), arab. gharb (westen). Ook Demeter (Ceres) droeg in Boeotië den bijnaam van Europa in den zin van ‘de in nachtlijke duisternis toevende’. | |
[Europamüde]Europamüde, (hgd.) wordt sedert eenige jaren vrij algemeen als zelfstandig naamwoord ter aanduiding van hen aangewend, die in de nieuwe wereld fortuin gaan zoeken. De uitdrukking werd in 1828 voor het eerst door Heine in de Englische Fragmente (Kap. 12) gebezigd. Later werd het door verschillende schrijvers en zelfs door E. Willkomm als titel voor een roman Die Europamüden (1838) gebruikt. | |
[Europens übertünchte Höflichkeit]Europens übertünchte Höflichkeit, Europa's beschilderde (geblankette, valsche) beleefdheid (eigenlijk, beschaving). Uit Seume der Wilde, waar verhaald wordt van een onbeschaafden bewoner van Canada, die bleek beter te zijn, dan de beschaafde blanken in zijne nabijheid. | |
[Eutychianen]Eutychianen, aanhangers der in de Synode te Konstantinopel ao. 448 verworpen leer van Eutyches, archimandriet te Konstantinopel in de 5e eeuw, die beweerde, dat de Godmensch na de vereeniging der beide naturen, slechts ééne natuur, - die van den vleesch geworden logos - bezat, alsmede, dat Jezus' lichaam niet gelijk dat der gewone menschen was geweest. | |
[pagina 271]
| |
Eva's dochter voor vrouw in 't algemeen. Ook, ‘verraderlijke, listige, valsche Eva’, omdat de Bijbelsche Eva haren man verleidde, door hem de vrucht des verboden booms aan te bieden (Genes. III vs. 6b). | |
[Evangelie]Evangelie (Gr.). Letterlijk ‘goede’ of ‘blijde boodschap’; zie Eu. De Christelijke leer. Ook in 't algemeen ‘leer’, bijv. ‘het evangelie der humaniteit’, d.i. de leer die beschaving, menschenmin predikt. Leus of stelsel, waarbij men zweert, bijv. ‘het evangelie der Anarchisten, der Socialisten’, enz. enz. Vaak predikt men invallen als een nieuw evangelie. Ook veelal gezegd van iets, dat waar is en waarop men vertrouwen kan; bijv.: ‘zijne woorden zijn een of geen evangelie’ = zijn betrouwbaar, zijn 't niet. | |
[Evangelie]Evangelie, (r.k.), gedeelte van een der vier Evangeliën, dat in iedere Mis gelezen of gezongen wordt. Op Zon- en Feestdagen, en onder de Vasten, wordt dit onder de Mis of vóor de preek ook in het Nederlandsch voorgelezen. Ook in de oude Christelijke Kerk en thans nog in de Roomsche en vele Luthersche Kerken geschiedt dit Zondags. Elke Zondag van het jaar heeft zijn eigen ‘Evangelie’ (-gedeelte). | |
[Evangelie (Het eeuwig]Evangelie (Het eeuwig - de leer, omstreeks 1260 gepredikt door Joachim, abt van Florence in Italië: geen kerk, geen priesterschap, geen werken ter zaligheid; allen zijn priesters, eenvoud, vrijheid en liefde, ziedaar de hoofdinhoud van Joachim's. (Vgl. Openb. XIV:6). Eeuwig Evangelie. | |
[Evangelie van het spinrokken (Dat behoort tot het -]Evangelie van het spinrokken (Dat behoort tot het -, dat is een sprookje; dewijl de moeders en oude vrouwtjes veelal onder 't spinnen haar sprookjes plachten te vertellen. Vgl. I Timoth. IV. 7. Reeds in 1493 verscheen er een werk getiteld les Evangiles des connoilles (quénouilles) faictes en l'onneur et exaulcement des dames. | |
[Evangelist]Evangelist, verkondiger van het Evangelie. In de eerste Apostolische kerk de naam eener soort leeraars, die, naar 't schijnt, in onderscheiding van andere leeraars belast waren met het onderwijs in het historische van het Christendom (Efez. IV vs. 11). Philippus (Hand. VIII vs. 5, IV vs. 8) was een van deze. Later worden met dien naam bij voorkeur de schrijvers der vier canonieke Evangeliën aangeduid. Tegenwoordig èn alzoo, èn tevens een rondreizend Evangelie-prediker, die als oefenaar optreedt soms ook colportage (z. Colporteur) uitoefent, d.i. stichtlijke boeken en brochures òf uitdeelt, òf vent. | |
[Evenhoog]Evenhoog (wap.), vervoerbare toren, die tot dicht bij den te bestormen wal werd gebracht. Van hout, evenals de hiermede overeenkomende kat, die echter kleiner was. In den evenhoog waren de strijders boven in, in de kat onder in. Beiden zijn als stuk nu zeldzaam, of niet meer te herkennen, daar ze als gewone torens worden voorgesteld. | |
[pagina 272]
| |
[Every inch a King]Every inch a King, elke duimbreedte, een Koning, d.i. koning van top tot teen. In Shakespeare's King Lear IV. 6. De nar kan den waanzinnigen vorst niet tot eenig begrip brengen; doch als hij zegt: maar gij zijt toch Koning! is dit het antwoord. Vaak gebezigd als every inch a merchant, a teacher, a gentleman of iets anders, om een volbloed koopman, onderwijzer, enz. aan te duiden. | |
[Evolutie]Evolutie (van lat. evolvo, ik rol uit) in de taktiek de beweging eener troep om van positie of van aanval te veranderen. In 't algemeen eene beweging van personen bestemd om verandering in den gang van zaken te brengen, doch langs geleidelijken ordelijken weg, in tegenstelling met revolutie. In de geologie de langzame ontwikkeling der verschijnselen, tegenover catastrophen. | |
[pagina 273]
| |
heid, de wijsbegeerte beoefenen, in naklassiek Latijn = professor zijn. Vanhier òns professor (hoogleeraar). | |
[Ex tripode (dictum)]Ex tripode (dictum) (lat.), van den drievoet af, in den zin van: ‘met hoog gezag (uitgesproken)’. (Zie Drievoet). | |
[Ex ungue leonem]Ex ungue leonem, (scil. cognoscis lat.) aan zijn klauw herkent men den leeuw. Uit Phaedrus' fabelen (naar den Griekschen Esopus). Men kent den boom aan zijne vrucht. Naar aanleiding van Phaedrus gezegde ex ungue leonem pingere d.i. naar de klauw den leeuw schilderen, dus uit een lid of deel opmaken, hoe het geheel is. | |
[Exaudi]Exaudi, naam van den Zondag die aan het Pinksterfeest voorafgaat, naar bijbelplaatsen als Ps. XXXIX vs. 12; LIV vs. 2; LXXXIV vs. 8 volgens de Vulgata (den Latijnschen bijbel): Exaudi, Domine, orationem meam, etc. d.i. hoor, Heer, mijne stem, enz., welke op dien dag den Introitus (z.a.) der mis begint. | |
[Exceptie]Exceptie (hand.), uitzondering, uitvlucht. In de rechtstaal is exceptie een rechtsmiddel tot afwering van den eisch; waarbij den eischer een feit wordt tegengeworpen, dat de vordering te niet doet (peremptoire exceptie), b.v. betaling of verjaring, of de vordering opschort (dilatoire exceptie). | |
[pagina 274]
| |
[Excès de l'injustice efface la honte (L']Excès de l'injustice efface la honte (L' - (fr.). Op de spits gedreven onrechtvaardigheid doet de schande (eener veroordeeling) verdwijnen. Gezegde van Antoine Laurent Lavoisier, den beroemden Franschen scheikundige, in antwoord op het voorstel van zijne medeveroordeelden tot de guillotine, om door opium een einde te maken aan hun leven, en alzoo aan de schande van het schavot te ontkomen. vgl. Le crime fait la honte enz. | |
[Exilarch]Exilarch, Chald. Resj-Galoetha = hoofd der ballingschap. Titel van het voormalig opperhoofd der Joden in het Babylonische rijk en naburige, niet-Palestijnsche, landen, later in het Kalifaat van Bagdad en in geheel voorliggend Azië. Het ambt hield omstreeks de 12e eeuw op te bestaan. Z.v.a. exsiliarch: exsilium (ballingschap) = exsules en archos (gr., aanvoerder, leidsman). | |
[pagina 275]
| |
[Exorcist]Exorcist, gr. exorkistes (bezweerder), in de oude Christelijke kerk een beambte, die door bezweringsformules en andere plechtigheden den duivel moest verdrijven, uit zoogenaamde bezetenen en uit hen, die den doop moesten ontvangen (naar de meening, dat een heidensch bekeerling tot het Christendom den duivel in zich droeg). Ook kinderen moesten zij bijv. daardoor aan de macht der booze geesten ontrukken. In die kerk bestonden de lagere soort geestelijken uit de Akoluthen (priesters, leerlingen of dienaars), Ostiarii, Lectoren (lezers), Exorcisten en deurwachters in het algemeen de ordines minores, waar ieder door moet, die tot de ordines majores of sacri wil komen van subdiaken, diaken en priester; zoo is exorcist de derde van de vier lagere orden, welke in de R.-Kath. kerk vóor het Sub-diaconaat worden bediend. | |
[Exoriare aliquis nostris ex ossibus ultor]Exoriare aliquis nostris ex ossibus ultor, (lat.), Een wreker moge uit mijn asch verrijzen. Aeneas 4:625. Dat de keurvorst Frederik Wilhelm, bij de onderteekening van den vrede van St. Germain die woorden zou hebben uitgeroepen, is eene bloote sage, die na de Silezische oorlogen ontstond. Zeker daarentegen is, dat de Spaansche generaal Diego Leon toen hij in 1841 op bevel van Espartero werd gefusileerd, den soldaten die woorden toevoegde. Freiligrath (1810-1876) heeft dat feit vereeuwigd in zijn gedicht Aus Spanien, dat die spreuk tot motto en refrein heeft. | |
[Expeditie]Expeditie, (jur.), het afschrift van een vonnis, door den Griffier gewaarmerkt. Zie ook bij Expedieeren. | |
[Experientia optima rerum magistra]Experientia optima rerum magistra, (lat.), de ervaring is de beste leermeester(es). Zie Usus. | |
[pagina 276]
| |
[Extispices]Extispices, (rom.), wichelaars, die uit de ingewanden der offerdieren, voorspellingen deden. De oorsprong van dit gebruik ligt daarin, dat de ouden den lever der dieren onderzochten, die hun voedsel gebruikten op de plaatsen waar zij woningen wilden bouwen. Bevonden zij, dat de lever ongezond was, dan zagen zij van hun voornemen af. | |
[Extra-territoriale rechtspleging]Extra-territoriale rechtspleging, rechtspleging buiten het eigenlijke rechtsgebied, daarbij wordt iemand in een ander land dan waar hij verblijft of in een ander dan waar hij een misdrijf gepleegd heeft of aangehouden is, voor den rechter geroepen. Zie ook rogatoire commissie. | |
[Extravaganten]Extravaganten, (r.k.), pauslijke decretalen, die te zamen onder dezen naam het laatste gedeelte vormen van het Corpus Juris Canonici Clausum (d.i. afgesloten), en onderscheiden zijn in 1o de (20) Extravaganten van Paus Johannes XXII. 2o de (75) Extravagantes Communes van verschillende Pausen. | |
[pagina 277]
| |
[Eysteddiod]Eysteddiod of Eisteddfodau - vergadering van geleerde mannen (barden en druiden), in de taal van Wales, dagteekent reeds van de 7de eeuw. O.a. 9 Aug. 1887 met groote plechtigheid in de Albert-Hall te Londen geopend. Van tijd tot tijd worden zulke vergaderingen in Engeland gehouden, nu hier dan daar, met het hoofddoel om het gevoel voor de nationale muziek en poëzij van Wales bij de bevolking levendig te houden. Het nationale muziek-instrument, de driesnarige harp, wordt er bespeeld en het Pennilliongezang uitgevoerd, terwijl de harpspeler naar willekeur eene of andere wijs speelt, en twee zangers bij beurten daarbij een lied improviseeren. Diodorus Siculus (omstr. 45 vóór Chr.) bericht, dat destijds reeds vóór langen tijd de harp het geliefde speeltuig was der Druïden in Brittannië. Vanhier Druïdenharp. | |
[Ezau (Van buiten - schijnen, maar Jakob van binnen zijn]Ezau (Van buiten - schijnen, maar Jakob van binnen zijn, Gen. XXV:25 en XXVIII:11. Schijnbaar wat ruw, maar in 't hart godvruchtig zijn. Hierbij wordt niet op Jakobs bedrog en Ezau's edelmoedigheid gezinspeeld, maar eenzijdig aan de godsvrucht van den eerste en de ruwheid van den laatste gedacht. | |
[Ezel in de leeuwenhuid (De]Ezel in de leeuwenhuid (De - een lafaard, die zich voor een held uitgeeft; een dwaas, die een wijs man naäapt. Toespeling op de Esopische fabel van den ezel, die een leeuwenhuid aandeed, maar ontdekt werd door een oor, dat uit de huid stak, of toen hij zijn stem liet hooren. | |
[Ezelsbegrafenis]Ezelsbegrafenis, sepultura asinina, de begrafenis van een zelfmoordenaar in ongewijden grond zonder plechtigheden. Ze werd bij decreet van het Concilie van Trente (midden 16e eeuw) ook toegepast op hen, die in een tweegevecht gevallen waren. Ontleend aan Jer. XXII vs. 19, waar van Jojakim, Juda's koning, gezegd wordt, dat zijn lijk als een ezels-aas zou worden weggeworpen. Zie 2 Sam. XVIII:17. | |
[Ezelsbrug]Ezelsbrug, de 5e Propositie uit het eerste boek van Euclides. Dit is het eerste moeilijke voorstel in de meetkunde, en domme knapen komen er zelden den eersten keer zonder haperen over, zoodat de ezel niet over de brug komt. Ook (lat.), pons asinorum = brug der ezels, van of voor ezels, te gemaklijk hulpmiddel om ingelicht te worden, bijv. een schoolboek, vertalingsboek, woordenboek, enz. | |
[pagina 278]
| |
fig. hulpmiddel voor luie leerlingen, die de rivier moesten overzwemmen, maar liever op hun gemak over de brug loopen. ‘Gradus ad Parnassum sive novas synonymorum epithetorum, phrasium poeticarum, ac versuum thesaurus’, een boek verscheiden malen gedrukt was de pons asinorum der gymnasia gedurende vele jaren en als zoodanig meer dan bij zijn gewonen titel genoemd. | |
[Ezelsfeest]Ezelsfeest, in de Middeleeuwen een openbare vertooning van de Vlucht naar Egypte (Matth. II vs. 13, 14), waarbij een jongen, een meisje en een ezel de hoofdrollen vervulden. Dit mysteriespel ging van de grootste dwaashcden vergezeld, bijv. van het zingen van een Ezelshymne in 't Latijn enz. Ook een processie op Palmzondag, waarbij de Zaligmaker werd voorgesteld door een pop op een houten ezel, door de notabelen van stad of dorp voortgetrokken. | |
[Ezelsoortjes]Ezelsoortjes, poffen of doffen aan het oppereind der mouw van 't vrouwenkleed, zóó hoog dat ze bijna de ooren aanraakten. Zie kassekien. | |
[Ezelsrug]Ezelsrug, bij metselwerken eene schuine vlechting, waarmede men den bovenkant van beren, enz., dekt. Ontleend aan de twee donkere strepen. In de architectuur de gecompliceerde spitsboog (beneden convex, boven concaaf) van den laat-Gothischen of flamboyantstijl. Zie ook Ezelskruis. | |
[Ezelvereerders.]Ezelvereerders. Vermoedlijk op grond van de kabbalistische droomerijen der Alexandrijnsche Joden, welke vaak met heidensche denkbeelden waren vermengd, hebben de Romeinen voor goede munt aangenomen en is zelfs door hun geschiedschrijver Tacitus voortgeplant een ongerijmd vertelsel, dat de Israëlieten in hun tempel een ezel (of ezelskop) die, nota bene, bij hen nog wel onrein was, - vereerden, dewijl zich door toedoen van een troep wilde ezels eene plaats waar water voorhanden was, in de woestijn aan Mozes zou ontdekt hebben. Een vertelsel, dat zelfs Josephus Contra Apionum II, 7) noodig oordeelde opzetlijk te weerleggen. [Dit tot toelichting van Asinariis, zie hiervoren.] |
|