Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen
(1993)–Taco H. de Beer, Eliza Laurillard– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 834]
| |||||||||
[O]O, de vijftien O's zijn vijftien gebeden, beginnend met de letter O. Zie Horae Beatissimae Virginis Mariae. (Aanh.). | |||||||||
[pagina 835]
| |||||||||
[O.w.]O.w., Oestreichischer Währung, (financ.), de waarde van coupons enz. herekend zooals die in Oostenrijk geldig is. Zie Fl. ö/W. | |||||||||
[O Athéniens! combien il en coûte pour être loué de vous!]O Athéniens! combien il en coûte pour être loué de vous! (fr.), o Atheners! wat kost 't niet al, om door u geprezen te worden, volgens Racine (voorrede van Alexandre), woorden van Alexander, uitgesproken nadat hij zich aan de grootste gevaren had blootgesteld om, Porus' leger ten spijt, den Hydaspa-stroom over te steken. | |||||||||
[O, dass sie ewig grünen bliebe, Die schöne Zeit der jungen Liebe.]O, dass sie ewig grünen bliebe, Die schöne Zeit der jungen Liebe. (hgd.), o, dat hij eeuwig groen mocht blijven, die schoone tijd der jonge liefde. Schiller, Lied von der Glocke; bij Ten Kate: O, mochten ze eeuwig, eeuwig duren,
De zoete min, die zalige uren.
| |||||||||
[O Haupt voll Blut und Wunden!]O Haupt voll Blut und Wunden! (hgd.), o hoofd vol bloed en wonden! Aanvang van een Luthersch lijdensgezang van Paul Gerhardt, † 1676, op Jezus aan het kruis (te Jeruzalem), naar Matth. XXVII:27-30, Mark. XV:16-19. Dat Duitsche treurlied ligt ten grondslag aan Gez. 123: ‘Zie den mensch’ (volg. Joh. XIX:5); zie Ecce homo. Het is meermalen vertaald o.a. in de Herv. Gez. 271. | |||||||||
[O, huat Patriotsk is scil stjerre]O, huat Patriotsk is scil stjerre, (friesch), o, wat Patriot is zal sterven. Uitroep van Jan Binnes van Oudwoude, aanvoerder eener volksbende uit Kollumerzwaag, Westgeest en Oudwoude, op Kollum aangerukt, tot ontzet van den Prinsgezinden boerenknecht Abel Reitses, die omdat hij gestadig den kreet ‘Oranje boven!’ aanhief, 3 Febr. 1797 door de Regeering gevangen genomen, naar Kollum was vervoerd, om vervolgens op het Blokhuis te Leeuwarden te worden opgesloten. Men vijlde zijne kluisters door, na veel verwoesting te Kollum te hebben aangericht. | |||||||||
[O liberté! que de crimes on commet en ton nom!]O liberté! que de crimes on commet en ton nom! (fr.), o vrijheid! wat al misdaden worden er in uwen naam bedreven! woorden van Mevr. Roland, op 't oogenblik dat zij het schavot beklom (8 Nov. 1793). Volgens Helen Maria Williams (Letters containing a sketch of the politics of France, I, blz. 209), zou zij echter hebben gezegd: Ah! liberté, comme on t'a jouée! = Ach! vrijheid, wat heeft men u misleid! | |||||||||
[pagina 836]
| |||||||||
[O mihi praeteritos referat si Juppiter annos]O mihi praeteritos referat si Juppiter annos, (lat.), O, dat Jupiter mij nog eens den voorbijgesnelden tijd op nieuw deed doorleven, Vergilius, Aeneis, VIII, 560. Uitroep en klacht van Joh. Amos Comenius, den grooten Moraviër, wiens 300ste geboortedag 28 Maart 1892 ook in Nederland, waar hij omstr. 1642 te Amsterdam en Leiden vertoefde, is gevierd, bij welke gelegenheid te Naarden een monument te zijner eere onthuld werd. | |||||||||
[O what a noble mind is here o'erthrown!]O what a noble mind is here o'erthrown! (eng.), o wat een edele geest is hier verwoest! Shakespeare, Hamlet III, 1, zegt Ophelia, waar zij over Hamlet spreekt, als deze in zijn geschokten gemoedstoestand allerlei kwetsende dingen tot haar zegt, en haar, die hij eenmaal zoo vurig beminde, heeft aangeraden in een klooster te gaan. | |||||||||
[Obelisk]Obelisk, obeliscus, hooge, vierhoekige zuil, die naar boven toe gelijkmatig dunner wordt en aan den top op eenmaal in eene pyramide spits uitloopt. Oorspronkelijk behooren deze zuilen, in het Nederlandsch ook naalden genoemd, in Egypte thuis, waar ze uit graniet, marmer of kalksteen uit éen stuk gehouwen werden. De hoogte wisselt van 50-150 voet. Vele obelisken zijn met hiëroglyphen bedekt. | |||||||||
[pagina 837]
| |||||||||
[Ober-chazan]Ober-chazan = opper voorzanger ter Synagoge (zie Gazan). Ober-sjammes = opper-koster (van het Hebr. sjammasj = bedienaar, koster. | |||||||||
[Oberon]Oberon, koning der Elfen en gemaal van Titania, verbasterd uit Auberon, dat ontstaan is uit Alberon, gelijk dit laatste uit Alberich of Alferich, beheerscher der Alfen of Elfen. Men vindt zijn naam het eerst vermeld in het oude gedicht van Huon de Villeneuve, Huon de Bordeaux, chanson de geste, hetwelk tot den sagenkring van Karel den Groote behoort. De inhoud van dit gedicht is later bewerkt door Chaucer, Spencer en Shakespeare in den Midsummer Night's Dream, voorts door Wieland in zijn romantisch epos Oberon, en eindelijk door Planché voor den tekst van Weber's opera van dien naam. Zie Elberich en Fairy Queen. | |||||||||
[Oblaten]Oblaten, (r.k.), lat. oblati, zij die van hunne kindsheid af aan het kloosterleven worden toegewijd, en aan het klooster alles schenken, wat zij bezitten of verkrijgen zullen; van oblatus = wat (uitsluitend aan God) aangeboden of gewijd is. Van lat. offero, obtuli, oblatum, offerre = aanbieden. | |||||||||
[Oblaten van den H. Karel]Oblaten van den H. Karel, (r.k.), naam eener congregatie van wereldlijke priesters, in 1578 gesticht door den heiligen Borromeus, aartsbisschop van Milaan, onder den naam Oblaten van de H. Maagd en den H. Ambrosius, die in 't bijzonder de belangen van hunne diocese voorstaan. | |||||||||
[Oblaten van Maria]Oblaten van Maria, (r.k.), eene geestelijke congregatie in 1815 te Marseille opgericht door Charles de Mazenod, later bisschop van Marseille De generaal wordt voor zijn leven gekozen. Van veel nut vooral zijn zij aan de Roomsche Kerk geweest, doordat zij zich vrijwillig ter beschikking van de bisschoppen stelden voor de missies in Canada, Britsch Indië en de Vereenigde Staten. Hun aantal is zeer aanzienlijk en breidt zich nog steeds uit. | |||||||||
[pagina 838]
| |||||||||
[Obligaat]Obligaat, (lat. obligatus = verplicht, verbonden). Een obligaat speelt of zingt hij, die de hoofdpartij heeft, terwijl de anderen slechts begeleiden; of een obligaat is hij, die een stuk, met begeleiding van andere instrumenten voordraagt, of een obligaat niet een verplicht solo van een of ander instrument, waarvan het al of niet invoegen door den componist niet aan de willekeur der executanten is overgelaten. | |||||||||
[Obolus]Obolus, bij de Grieken, Romeinen, Franken en Duitschers eene kleine zilveren munt, de helft van een denarius. Bij de Grieken was een drachme verdeeld in zes obolen. Stukken van 2, 3, 4, 5, ½ of ¼ obool heetten resp. diobolen, triobolen, tetrobolen, pentobolen, hemiobolen en tetartobolen. Zie ook Charon's tolgeld. | |||||||||
[Obstructionisme]Obstructionisme, het middel in eene, vooral wetgevende vergadering en door de minderheid gebruikt, om de behandeling van zekere onderwerpen te beletten. Daartoe behoort o.a. het verlaten der vergaderzaal, opdat het aantal voor het beraadslagen vereischte leden niet aanwezig zij, zooals de rechterzijde (5 Juli 1864) in de Belgische Kamer deed, het voorstellen van allerlei moties enz., naar het voorbeeld der Iersche leden van het Britsche Lagerhuis (1880), of het houden van redevoeringen tot in den treure, een middel in 1897 in de Oostenrijksche Tweede Kamer, door de Duitsche fractiën gebezigd, om de behandeling van den Ausgleich met Hongarije te beletten. De heer Lecher sprak toen (28 Oct.) o.a., zonder tusschenpoos, van 9 ure 's avonds tot den anderen ochtend ten 9 ure, dus juist gedurende een half etmaal. Het middel is overigens reeds minstens 1900 jaren oud, gelijk uit eene aanhaling door Aulus Gellius (Libr. 4, X, § 80), van Atejus Capito, den stichter der Sabijnsche school, blijkt. Deze verhaalt toch, dat de senator Marcus Cato gedurende eene geheele zitting sprak om de behandeling van zeker voorstel onmogelijk te maken, tengevolge waarvan de consul Cesar hem naar de gevangenis deed voeren. Van lat. obstructio = versperring, verhindering, verstopping. | |||||||||
[pagina 839]
| |||||||||
[Occulte wetenschappen]Occulte wetenschappen, de magie, de alchemie en de astrologie, daar zij in de middeleeuwen geheime of verborgen wetenschappen waren (afgel. van 't lat. ob en colo = overploegd, begraven). Men rekent tot occultisme het spiritisme, de theosofie, de telepathie, en de leer van het astrale lichaam. | |||||||||
[Och, d'ouders teelen 'tkint en maecken 'tgroot met smart,
| |||||||||
[Ochenebbisj]Ochenebbisj, in de Joodsche volkstaal, samengetrokken uit: och und nebbisj of uit och-nebbisj, uitdrukking van medelijden. Zie Nebbisj. | |||||||||
[Ochsenbuchstabe]Ochsenbuchstabe, (hgd.), ossenletter, nml. de letter m, omdat haar uitspraak aan het bulken van dat dier herinnert. Evenzoo is r der Hundenbuchstabe = de hondenletter, omdat de uitspraak op 't brommen van dat dier gelijkt; s en sch Schlangenbuchstaben = slangenletters, wegens de gelijkenis van haar uitspraak met het sissen van den slang; e der Ziegenbuchstabe = de geitenletter, omdat zij aan het geblaat der geit maant en z der Sperling- of Spatzenbuchstabe = de muschletter, aangezien hare uitspraak met het getjilp van dat dier overeenkomt. In het woord Schmerz vindt men die verschillende letters bijeen. | |||||||||
[October]October, lat. Octobris mensis, letterl. de achtste maand, van het oud-Romeinsche jaar, dat met Maart aanving. Ook geheeten wijnmaand (door Karel den Groote), als maand der wijnlezing; zaadmaand (z.a.). Oudtijds rozel- of rusel-, d.i. reuzelmaand, wegens de varkensslachterij alsdan, welke russelsmeer (vet van. reuzel) afwerpt; - als de herselmaand = maand van den teruggang, omdat alsdan de winter ras nadert, van (h)erselen = aarzelen, teruggaan. | |||||||||
[Octrooi]Octrooi, (hand.), voorrecht, privilegie, het uitsluitend recht, eenig bedrijf uit te oefenen; stedelijke belasting op verschillende voorwerpen van gebruik; bewijs van uitvinding, waaraan het recht verbonden is, het uitgevondene met uitsluiting van alle anderen, te maken en te verkoopen, in het land, waarvoor het octrooi is gegeven. | |||||||||
[pagina 840]
| |||||||||
gart), ontdekt moet zijn. Het od veroorzaakt, volgens hem, eene reeks van waarneembare verschijnselen, ofschoon wij daarvoor geen andere maat of reagens hebben dan onze zenuwen, en ook slechts dan, wanneer deze in een toestand van sensitieve prikkelbaarheid verkeeren. Personen in zoodanigen sensitieven zenuwtoestand ontwaren het od door middel van de tong en het oog. Reichenbach heeft zijne waarnemingen omtrent het od meegedeeld in zijn geschrift: Untersuchungen über die Dynamide des Magnetismus, der Electricität u.s.w. in ihrer Beziehung zur Lebenskraft’, (2e druk, 1849, 2 dln), alsmede in zijne ‘Odisch-Magnetische Briefe’ (1852). Verreweg de meeste natuurkundigen houden het od voor een hersenschim, terwijl anderen het vereenzelvigen met dierlijk magnetisme. | |||||||||
[Odd fellows (De orde der -]Odd fellows (De orde der -, (eng.), letterl. wonderlijke gezellen, naam eener vereeniging, in de 2e helft der vorige eeuw te Liverpool en Manchester ontstaan. Ze heeft veel overeenkomst met de Vrijmetselarij, telt vijf graden, voert als motto: ‘Vriendschap, liefde, trouw’, beschikt over aanzienlijke hulpmiddelen, ondersteunt behoeftige medeleden, weduwen en weezen, zieken en ongelukkigen en legt zich tevens toe op algemeene veredeling. In 1814 heeft de Amerikaan H. Wildey haar gereorganiseerd. Ook hebben de Amerikanen haar op Duitschen bodem overgebracht, waar ze 3000 leden telt. In Engeland telt ze 800.000 leden en eveneens bloeit deze orde in Amsterdam, waar vier loges worden gevonden. | |||||||||
[Odeur de sainteté (Etre auprès de quelqu'un en -]Odeur de sainteté (Etre auprès de quelqu'un en -, (fr.), ons bij iemand in een goeden reuk staan. Van de vroeger verspreide meening, dat de lijken der heiligen een liefelijken geur zouden verspreiden. Vgl. Vondel, Gijsb. 1501: ‘Terstont quam hem een geur en yet wat lieflijcks tegen’. | |||||||||
[Odeon]Odeon, gr. Odeion, oorspr. een gebouw bij de oude Grieken, bestemd voor zang- en muziekuitvoeringen; het was in ronden vorm gebouwd met amphitheatersgewijs oploopende zitplaatsen voor de toehoorders en een koepelvormig door zuilen gedragen dak. Het oudste Odeon was de Skias (z.a.) op de markt te Sparta; dat te Athene lag ten zuidwesten van de Akropolis en werd door Perikles (445 v.C.) en Herodicus Atticus door een nieuw vervangen; andere gebouwen van deze soort, te Corinthe, Patrae, alsmede te Catana op Sicilië. Te Rome bouwde keizer Domitianus een Odéon. Ten huidigen dage beteekent Odeon de plaats waar concerten, bals enz. gehouden worden. Het Odéon te Parijs, ook wel Le second théâtre français genaamd, werd in 1782 gebouwd. | |||||||||
[Oderint, dum metuant]Oderint, dum metuant, (lat.), aangehaald bij Cicero, De Officiis I, 28, 97 e.l. Seneca, De Clementia, 1, 12, 3; 2, 2, 2, e.l., laat men mij haten, zoo men mij maar vreest. Caligula had dit woord dikwijls in den mond. Zie Suetonius, Vita Caligulae, 30. | |||||||||
[pagina 841]
| |||||||||
god bij de Scandinaviërs. Zijn werkelijke naam was Siggë, zoon van Fridulph, maar hij nam den naam Odin aan, omdat hij een priester was geweest van Odin, den oppersten god bij de Scythen. Hij wordt beschouwd als de beheerscher van hemel en aarde, als de vader zoowel van de goden als de menschen; vandaar dat men hem den naam Alvader gaf. Hij is alwetend en verneemt alles door de twee raven Hugin (Gedachte) en Munin (Herinnering). Hij is de god van den oorlog, inzonderheid van de overwinning, brengt den menschen zegen, den zeelieden een gunstigen wind aan; ook wijsheid en dichtkunst. Voor een dronk uit de bron der wijsheid, de Mimirsbron, moest hij een oog ten offer brengen en wordt daarom dan ook met slechts éen oog afgebeeld. Zijne gemalin was Frigg, die hem de zonen Baldur, Bragi (den god der dichtkunst), Hermodr, Thor en Hödur baarde. Hij woonde te Asgard, waar hij uit zijn prachtig paleis Hlids-kialf, met de wolven Geri en Freki naast zich, de geheele wereld gadesloeg. Hij was de bezitter van het achtvoetige paard Sleipir, van den nooit missenden speer Gungnir en van den wonderbaren ring Draupnir. Volgens de Edda moet Odin deelen in den ondergang der wereld, daar hij, strijdend tegen den wolf Fenrir door dezen verslonden zal worden. Van Odin als geschiedkundig persoon beschouwd, vertelt Snore Sturleson: Odin was de beheerscher van Asaland, aan de Zwarte Zee en moest, door de Romeinen gedwongen, met zijne twaalf opperpriesters de Asen, zijn rijk verlaten. Hij begaf zich daarop naar Zweden, alwaar hij te Sigtund een tempel stichtte, den offerdienst regelde en wijze wetten invoerde. Van Odin leerden de Scandinaviërs het eerst kunsten en wetenschappen beoefenen en zij vereerden hem als den aanbrenger van den landbouw. | |||||||||
[Odium theologicum]Odium theologicum, (lat.), theologische haat, d.i. een haat, voortspruitend uit verschil van godsdienstige gevoelens. De volledige uitdrukking is: odium theologicum, odium diabolicum, d.i. theologische haat, duivelsche haat. Het gezegde ontstond naar aanleiding der hevige twisten tusschen de Remonstranten en contra-Remonstranten. | |||||||||
[Odyssea]Odyssea of Odyssee, vermaard gedicht behandelende den terugkeer van Odysseus, koning van Ithaka, na de verwoesting van Troje, aan welke hij een levendig aandeel had door zijn verstand en dapperheid naar zijn koninkrijk; op welke reis hij allerlei lotgevallen had. Odysseus = de vertoornde (Odyss. XIX:406 vg.) met het oog op de door de vrijers zijnen gemalin (Penelope) bij hem opgewekte gramschap, of z.v.a. ‘de door den toorn der goden bezochte’ (ibid. I:60 vg.). | |||||||||
[pagina 842]
| |||||||||
omtrent gewichtige aangelegenheden van leer en tucht, die dan algemeen geldig zijn. De R.-Kath. Kerk erkent 19 zulke synoden, aanvangend met het Apostelconvent van Hand. XV:6 vg. en eindigend met het Vatikaansch Concilie van 1870. Gr. hè vikoumenè (gè) = de bewoonde wereld. | |||||||||
[Oedipus]Oedipus, zoon van den Thebaanschen koning Laius en van Jocaste. Volgens de uitspraak van het orakel zou het kind, dat de koning bij Jocaste mocht verwekken, eenmaal zijns vaders moordenaar worden en met zijne moeder trouwen. Aan deze voorspelling gedachtig liet Laius den zoon, dien zij ter wereld bracht, de hielen doorboren en in 't gebergte Cithaeron te vondeling leggen; de slaaf, hiermede belast, overhandigde 't kind aan een herder van den Corintischen vorst Polybus, wiens kinderlooze gade Meropé 't kind opvoedde en Oedipus noemde, d.i. dikvoet, gezwollen voet (van gr. oideo = ik zwel op, en poes = voet). Jongeling geworden zijnde, begaf hij zich naar Thebe in Boeotië, doch op een smallen weg den koning ontmoetend, die naar Delphi wilde reizen om de godspraak over het te vondeling gelegde kind te raadplegen, kreeg hij twist met Laius en doodde hem, zonder te weten dat het zijn vader was; waarop Creon, de broeder van Jocaste, zich de kroon aanmatigde. Oedipus vervolgde zijn weg naar Thebe in welks gebied destijds een Sphinx op den zeeoever verscheen, aan alle voorbijgangers een raadsel voorstelde en een ieder, die het niet kon oplossen, verslond, terwijl eene pest het land ontvolkte. Creon liet in dezen nood door geheel Griekenland aankondigen, dat hij 't koninkrijk Thebe, benevens de koningin Jocaste aan hem zou schenken, die het raadsel wist op te lossen; Oedipus ondernam dit en gaf, toen hem de Sphinx vroeg: ‘wat is des morgens viervoetig, 's middags tweevoetig en 's avonds drievoetig?’ ten antwoord: ‘de mensch, omdat deze in zijne eerste jeugd handen en voeten tot loopen gebruikt, op middelbaren leeftijd de laatsten alleen bezigt, terwijl hij in zijn ouderdom als steun een stokje behoeft en dus als 't ware op drie beenen gaat. Oedipus ontving nu Jocaste tot gade en 't koninkrijk Thebe tot belooning; hiermede was alzoo de geheele godspraak vervuld. Nauwelijks bezat echter Thebe den moordenaar van Laius als koning binnen hare muren, of er ontstond een verschrikkelijke pest, waarvan het orakel verklaarde, ‘dat het land niet zou bevrijd worden, zoolang die man niet gebannen was, die den vloek er over had gebracht’. Eindelijk ontdekte de ziener Tiresias 't ongelukkig geheim, dat Oedipus de moordenaar zijns vaders en de gemaal zijner moeder was. Door schrik bevangen, stak Oedipus in wanhoop zich de oogen uit, of begaf hij zich volgens anderen vrijwillig in ballingschap; terwijl de ongelukkige Jocaste, door overmaat van verdriet de handen aan zichzelve sloeg. Onderscheidene dichters hebben aan deze treurige geschiedenis hun talent beproefd, terwijl nog heden ten dage een moeielijk op te lossen raadsel met den naam van Oedipus-raadsel wordt aangeduid, en de gelukkige oplosser er van een Oedipus wordt genoemd. Zie Davus sum, non Oedipus. | |||||||||
[Oegir]Oegir of Aegir is in de Noordsche mythologie de god van den Oceaan, en ook wel de Oceaan zelf. Hij wordt voorgesteld als de zoon van den reus Forniotz. Zijne woonplaats is Hlesey (thans Lässöe, in het Kattegat), en zijne gemalin Rân eigent zich de drenkelingen toe. Zij hebben negen dochters, welke, evenals de moeder, gevaarlijk zijn voor de zeelieden. De naam Aegir is in de laatste jaren meer bekend geworden, doordien de Duitsche Keizer Wilhelm II eene compositie geschreven heeft, getiteld: ‘Sang an Aegir’, welke volgens het oordeel van onaf hankelijke critici niet onverdienstelijk zijn moet. | |||||||||
[pagina 843]
| |||||||||
[Oenotria]Oenotria, landstreek in zuidelijk Italië; later Bruttium, bij de dichters, bv. Vergilius, Aeneïs, VII, 85, wel voor gansch Italië genomen. Letterl. wijnland, van gr. oinos (wijn). Men spreekt van Oenotrus, koning der Pelasgen, die een deel van Italië in hun bezit namen, en hunne veroveringen tot aan Latium uitstrekten. | |||||||||
[Oera Linda-Bôk]Oera Linda-Bôk, eene Friesche kroniek, als het werk van verschillende schrijvers, waarvan de oudste in de 6e, de jongste in het midden der 1ste eeuw v.C. zou geschreven hebben, uitgegeven door en in het bezit van C. Over de Linden, tot schijnbare staving der oudheid van zijn geslacht. Dit ondergeschoven en met bedrieglijke oogmerken verdicht geschrift zag het licht te Leeuwarden in 1872. | |||||||||
[Oerlams]Oerlams, verbasterd uit het mal. orang lama; zie oorlam. Benaming van een stam der Hottentotten, nml. der Namaqua's; zij noemen zich gaarne oerlams, omdat zij eene uitstekende meening hebben van hunne eigene schranderheid. | |||||||||
[Oesterreich hat den Beruf, die Kultur nach Osten zu tragen]Oesterreich hat den Beruf, die Kultur nach Osten zu tragen, (hgd.), Oostenrijk heeft tot roeping de beschaving naar het Oosten over te brengen. Die woorden werden voor het eerst door den Duitschen rijksminister Baron Heinrich von Gagern (1799-1880), in het Parlement te Frankfort gebezigd. | |||||||||
[Oesterreich ist immer um eine Idee und um eine Armee zurück]Oesterreich ist immer um eine Idee und um eine Armee zurück, (hgd.), Oostenrijk staat altijd een denkbeeld en een leger (bij andere volken) ten achter. Deze weinig vleiende beoordeeling wordt door sommigen aan Pitt, door anderen aan Napoleon I toegeschreven. Zij moet echter veeleer (Politik van Praag van 31 Maart 1878), aan Marlborough worden toegeschreven, die van de Oostenrijkers zeide: Ces messieurs sont toujours en retard d'une année, d'une idée et d'une armée = die heeren staan altijd een jaar, een denkbeeld en een leger, enz. | |||||||||
[Oeteldonksche club]Oeteldonksche club, met haar bestuur, geheeten ‘de Raad van Elf’, gevestigd te 's-Hertogenbosch, houdt uitdeeling van eetwaren ten behoeve van mingegoede carnavalsgasten, die zich daarvoor aanmelden; om die te nuttigen in acht maaltijden gedurende de beide carnavalsdagen. Bij de inluiding van het carnaval ter stede, omstreeks Februari, pleegt ‘Z.K.H. Prins Amadeiro Ricosto di Carnavalo, Ridder van het Reksam, Heer en Meester van Oeteldonk en deszelfs Watervrije Moerassen en Zandwoestijnen’, gezeten op een kolossalen wereldbol, zich aan 't hoofd van den gemaskerden stoet te stellen, die alsdan een omgang houdt. Hare muzikanten waren Brabantsche boertjes, in blauwe kielen en op klompen. Die club, welke ten doel heeft, bij de carnavalsvreugd bacchanaliën te voorkomen, nadert haar einde. | |||||||||
[Oeuvre des arrivantes (L' -]Oeuvre des arrivantes (L' -, (fr.), het werk der aankomenden, d.i. het werk der bescherming van jonge meisjes, die in den vreemde aankomen om er eene betrekking te vinden, en, zonder leiding, allicht het slachtoffer worden van de listen van zedelooze lieden, die haar 't spoor willen bijster maken. Ter wille van die bescherming heèft ‘l'Union internationale des Amies | |||||||||
[pagina 844]
| |||||||||
de la jeune fille’ hare agenten aan de stations, nl. dames of vrouwen, die de jonge meisjes afhalen en onder goed dak brengen, en in hare qualiteit kenbaar zijn aan een livret rouge (rood boekje) en een insigne (eene speld, waarop de naam dezer ‘Union’ duidelijk gegraveerd is). | |||||||||
[Oeuvre des prêtres convertis]Oeuvre des prêtres convertis, (fr.), werk voor en door bekeerde priesters. Vereeniging, in 1886 opgericht, met het doel om aan Roomsche geestelijken, die uit geloofsovertuiging hunne Kerk verlaten, de behulpzame hand te bieden, teneinde hen op te leiden voor predikant, zendeling of evangelist, of om in handel, administratie of onderwijs werkzaam te zijn. | |||||||||
[Offertorium]Offertorium, (r.-k.), fr. offertoire, dat gedeelte der Mis hetwelk op het Credo volgt en bestaat in een kort gebed, door den priester luidop gebeden en door het koor gezongen. In ruimeren zin: de ‘offerande’ of dat gedeelte der Mis, volgend op bovenbedoeld gebed, waarin het brood en de wijn aan God worden opgedragen. | |||||||||
[Office-hunter, office-seeker]Office-hunter, office-seeker, baantjes-jager, vleier of helper van staatkundige partijhoofden, op hoop van eene betrekking. Oorspronkelijk in de Vereen. Staten, waar elke verandering van bestuur ook het ontslaan van ambtenaren en het aanstellen van andere ten gevolge heeft. | |||||||||
[Officieus]Officieus, (lat. officiosus = dienstvaardig, voorkomend). 't Tegenovergestelde van officieel, dus wat niet onmiddellijk van regeeringswege gelast of bericht wordt. Eene officieuze courant is een nieuwsblad, dat zijne berichten zonder er voor uit te komen, van de regeering erlangt, ten einde hare staatkunde te steunen. | |||||||||
[Og is de Koning van Basan en Ojemini is zijn wij]Og is de Koning van Basan en Ojemini is zijn wij, vgl. Deut. III:11, Num. XI:33. Klanknabootsing van het woordje Och! als repliek schertsend toegevoegd aan een meisje, dat gedurig ‘och!’ roept uit kribbigheid of nuffigheid. ‘Ojemini!’ uitroep van droefenis, spijt of medelijden, z.v.a. ‘O, Jezus mijn!’ wordt hier wel schertsend bijgevoegd, als ten nauwste met den uitroep ‘och!’ verbonden. De vrouw van Basan's koning wordt echter nergens genoemd. | |||||||||
[Ogief, ojief]Ogief, ojief, (bouwk.), van het Fransche woord ogive, wordt onjuist voor spitsboog gebruikt. In de Middeneeuwen gebruikte men tot aan de XVIe eeuw alleen het woord ogief [fr. ogive] voor de zich kruisende bogen van een gewelf. Deze bogen waren veelal rondbogen en geen spitsbogen, die alleen daar een meer of minder scherpen hoek vormen waar zij elkander doorsnijden. Onze timmerlieden en steenhouwers geven ook den naam van ojief aan eene lijst wier profiel gevormd wordt door de verbinding van een hol (kwart rond) met eene kraal. [In de XIIIe eeuw schreef men het woord ogive aldus augive, afkomstig van het Latijnsche woord augere, versterken, vermeerderen. omdat de kruisbogen, de ribben eene versterking vormden onder de gewelven.] | |||||||||
[pagina 845]
| |||||||||
[Oh! eh! les petits agneaux,
| |||||||||
[Oh! le plaisant projet d'un poète ignorant,
| |||||||||
[Oh! n'insultez jamais une femme qui tombe,
| |||||||||
[pagina 846]
| |||||||||
[Old Dominion]Old Dominion, (am.), het oude gebied, naam voor Virginia, naar den officieelen Engelschen naam van dien staat: ‘the Colony and Dominion of Virginia’, op de kaart van John Smith in 1629 aangeteekend als Ould Virginia, ter onderscheiding van de kolonie in Nieuw Engeland, die New Virginia heet. Vgl. Mother of States en Mother of Presidents; de bewoners heeten Beagles. | |||||||||
[pagina 847]
| |||||||||
[Oliekopje]Oliekopje, een doorrookertje, tabaks- of sigarenpijpje, dat door het rooken hoe langer hoe bruiner wordt, van een soort pijpaarde met olie toebereid, en goedkooper dan echt meerschuimen pijpen. - Ook (mil.) iemand, die door het vele gebruik van jenever een rood gelaat heeft. - In de olie zijn = dronken zijn. | |||||||||
[Olijfblad]Olijfblad, symbool van verzoening en vrede, ontleend aan Gen. VIII:11, waar de tweede duif, die door Noach was uitgezonden, een afgebroken olijftak medebracht, waaruit hij dus kon zien ‘dat de wateren van boven de aarde gelicht waren’ en Gods toorn bedaard was. Ook het symbool van overwinning. Bij de Grieken ook dat der eerbaarheid; vandaar dat de bruid bij het huwelijk een olijftak droeg, evenals bij ons oranje-bloesem. | |||||||||
[Olijftak des vredes (Duif met den -]Olijftak des vredes (Duif met den -, ontleend aan Gen. VIII:8-12, in verband met het classieke zinnebeeld ‘olijftak des vredes’. De duif op zichzelve is een zuiver Bijbelsch symbool van den vrede tusschen God en mensch, die hersteld werd toen de wateren van den zondvloed weken. Als onder den kreet ‘Leve Alfonso (IX), de vredevorst!’ deze 25 Maart 1876 in Madrid zijn intocht hield, liet men zwermen van duiven boven zijn hoofd op; dat waren in waarheid vrededuiven. | |||||||||
[Olivier de la paix (L' -]Olivier de la paix (L' -, (fr.), olijfboom des vredes. Eernaam bij de Franschen van Elisabeth van Valois, oudste dochter van Hendrik II koning van Frankrijk, en van Catharina de Médicis, 24 Juni 1557 in den echt verbonden met Filips II koning van Spanje. In Spanje noemde men haar Isabel of la Reyne de la Paz y de la Bundad (de koningin des vredes en der goedheid). | |||||||||
[pagina 848]
| |||||||||
[Olow ha-sjolaum]Olow ha-sjolaum, (Alaw hasjalom), (hebr.), = op hem zij de vrede! of: hij ruste in vrede! Dit wordt evenals ons: zaliger gedachtenis, door de Israëlieten bij het noemen van een doode achter diens naam gevoegd. Is de doode eene vrouw, dan luidt het: Oléhoha-sjolaum (aléha ha-sjalom), op haar zij de vrede! | |||||||||
[Olympiade]Olympiade, zie Era (waar onjuist ‘Olympianen’ staat), van gr. Olympias (2e nmv. Olympiados), bij de oude Grieken een tijdperk van vier jaren, dewijl telkens na dien tijd de Olympische spelen terugkeerden. De tijdrekening bij Olympiaden neemt een aanvang met 776 v.C. en eindigt met 393 of 394 n.C. | |||||||||
[Olympus]Olympus, (myth.), een berg op de grens van Thessalië en Macedonië, waarvan sommige toppen zeer hoog zijn en den hemel schijnen te raken. Komt bij Homerus het eerst voor als benaming voor den zetel der onsterfelijken of woouplaats der goden. Ook wel ter aanduiding van de bovenste zitplaatsen in den schouwburg gebruikt. | |||||||||
[Omein]Omein, (amen), (hebr.). Zie Amen. In de volkstaal bij de Israëlieten vaak gebruikt als bevestiging bij een wensch, bij een plechtige verzekering, eeds-uitdrukking, etc. Omein Selo! (amen sela!) aan de Psalmen ontleende Hebr. uitroep; welcens gebruikt als bevestiging van een gebed of een heilbede. | |||||||||
[Omertijd]Omertijd of Oumertijd, de zeven weken tusschen het Israël. Paaschfeest en het Wekenfeest; zoo genoemd naar de omertelling (zie Oumeren). | |||||||||
[pagina 849]
| |||||||||
[Omnes poenarum facies labor hic unus habet]Omnes poenarum facies labor hic unus habet, (lat.). Letterl. alle vormen (eigenschappen) van straf heeft deze arbeid alleen. Wordt wel gebezigd omtrent pijnlijk, uiterst lastig letterwerk. Woord van den Leidschen hoogleeraar Joseph Justus Scaliger († 1609). | |||||||||
[pagina 850]
| |||||||||
21, verhaalt hetzelfde van den dichter Simonides, Seneca (De constantia sapientis 5, 3. Epistola, 9, 15) en Plutarchus van den philosoof Stilpon. | |||||||||
[Omphale]Omphale, (myth.), koningin van Lydië, dochter van lardanus, echtgenoote van Tmolus, na wiens dood zij zelve de teugels van het bewind in handen nam. Toen Hercules wegens 't ombrengen van Eurytus' zoon Iphitus in razernij vervallen was en daarvan niet kon genezen worden, dan wanneer hij zich in slavernij begaf, verkocht hij zich aan Omphale. Hij werd verliefd op haar en diende haar vrijwillig met spinnen en andere vrouwelijke bezigheden, ten bewijze hoe ver de liefde zelfs 't dapperste gemoed kan verteederen en verzwakken. | |||||||||
[On aime sans raison, et sans raison l'on hait]On aime sans raison, et sans raison l'on hait, (fr.), men bemint zonder reden en men haat zonder reden, Regnard, les Folies Amoureuses, in de rol van Agathe; vgl. Catullus, Epigr. LXXXVI:
Odi et amo, quare id faciam fortasse requiris?
Nescio, sed fieri sentio et excrucior.
(Ik haat en bemin tevens; gij vraagt wellicht waarom ik zulks doe? Ik weet het niet, maar ik voel dat het zoo is, en ik word er door gekweld). | |||||||||
[pagina 851]
| |||||||||
in zwang kwam en in onze dagen nog vrij dikwerf wordt gebezigd. De zegswijs schijnt van zekeren Boudou af te stammen, die zich toenmaals, onder den naam van l'homme à la tête de veau = de man met den kalfskop, in verschillende landen liet bezichtigen en als zanger deed hooren, en wiens gelaat inderdaad aan een kalfskop deed denken. | |||||||||
[On dit, et sans horreur je ne puis le redire]On dit, et sans horreur je ne puis le redire, (fr.), men zegt, en zonder huiveren kan ik 't niet navertellen, Racine, Iphigénie, IV, 6, woorden van Achilles tot Agamemnon, waar hij vraagt, of hij gelooven moet, wat hij bij gerucht gehoord heeft, dat Agamemnon zijne dochter Iphigenia aan de goden ten offer zal brengen, teneinde daardoor volgens 't orakel van Delphi een gelukkigen overtocht naar Troje te erlangen. | |||||||||
[On doit des égards aux vivants; on ne doit aux morts que la vérité]On doit des égards aux vivants; on ne doit aux morts que la vérité, (fr.), den levenden is men eerbied, den dooden alleen waarheid schuldig. Dit gezegde wordt ten onrechte aan Voltaire toegeschreven, die het in zijn eerste Lettre sur Oedipe gebruikte. Het is echter reeds in de Réflexions sur la critique van Houdar de la Motte (1673-1731) te vinden. | |||||||||
[On entre, on crie,
| |||||||||
[On ne meurt pas d'amour]On ne meurt pas d'amour, (fr.), liefde doodt niet. Refrein van verschillende romances. Ofschoon men er echter nog eéne, muziek van Romagnesi, tekst van Firmin (1824) kent, die Je meurs d'amour = ik sterf van liefde, is getiteld, behoeven verliefden niet te duchten noodzakelijk in doodsgevaar te verkeeren. | |||||||||
[On ne peut contenter tout le monde et son père]On ne peut contenter tout le monde et son père, (fr.), men kan niet iedereen tevreden stellen en zijn vader er bij. Lafontaine, Fables III, 1, le Meunier, son fils et l'âne. Zie ook Contenter. | |||||||||
[On ne prend jamais le roi, pas même aux échecs]On ne prend jamais le roi, pas même aux échecs, (fr.), men neemt den koning nimmer, zelfs niet in 't schaakspel. Men verhaalt, dat die woorden, in een gevecht te Brenneville, tegen koning Hendrik I van Engeland (1119), door koning Lodewijk den Dikke van Frankrijk, een ridder van het vijandelijk leger werden toegevoegd, op het oogenblik dat de laatste hem gevangen wilde nemen. | |||||||||
[On ne s'attendait guère
| |||||||||
[pagina 852]
| |||||||||
wordt gemengd, die er niet bij tehuis behoort. | |||||||||
[On ne tombe jamais que du côté où l'on penche]On ne tombe jamais que du côté où l'on penche, (fr.), men valt slechts aan de zijde, waarnaar men overhelft, een zeer dikwerf aangehaalde volzin, dien Guizot (1787-1874) den 5n Mei 1837 in de Fransche Kamer der Afgevaardigde bezigde, om de oppositie er voor te waarschuwen niet naar de Fransche binnenlandsche staatkunde van het einde der vorige eeuw over te hellen. Zelfs Napoleon III gebruikte de aangehaalde woorden, terwijl hij daarvan het vaderschap van Guizot erkende, in een schrijven van 13 Januari 1867 aan Emile Ollivier (geb. 1825), bij diens optreding als minister, terwijl de keizer er als toelichting bijvoegde: ‘Ik wil rechtuit en flink voorwaarts, zonder nu eens naar rechts, dan weder naar links te wankelen (je veux marcher droit et ferme, sans osciller tantôt à droite tantôt à gauche). | |||||||||
[On peut entasser tant qu'on voudra les colères, les injures, les calomuies: on ne les élèvera jamais à la hauteur de mon dédain]On peut entasser tant qu'on voudra les colères, les injures, les calomuies: on ne les élèvera jamais à la hauteur de mon dédain, (fr.), men kan zooveel drift, beleedigingen en lasteringen als men wil op elkander stapelen: de hoogte mijner verachting zullen zij nimmer bereiken. Woorden van Guizot (1787-1874), in de Kamer der pairs toen hem de oppositie, in 1840 bij de beraadslagingen over het Adres, in antwoord op de troonrede, zijn gedrag gedurende de Honderd dagen verweet. | |||||||||
[On s'éveille, on se lève, on s'habille et l'on sort,
| |||||||||
[Onanie]Onanie, zelfbevlekking, onnatuurlijke prikkeling der geslachtsdeelen, die het huwelijk onvruchtbaar maakt. Aldus geheeten naar Onan, Genesis XXXVIII:9, die onwillig was, om, naar den wil zijns vaders, voor zijn overleden broeder Er, bij diens weduwe Thamar, kroost te verwekken. Zie Leviraatshuwelijk. | |||||||||
[Onbekenden God (Den -]Onbekenden God (Den -, opschrift van een altaar, door den apostel Paulus aangetroffen in het oude Athene, volg. Hand. XVII:23. Als in Athene heden ten dage iemand een eed moet afleggen voor den rechter, dan steekt hij de rechterhand omhoog, om God tot getuige der waarheid aan te roepen, maar legt de linker op een Bijbel, en wel bij Hand. XVII:23, het woord, dat Paulus op den Areopagus sprak. | |||||||||
[Onbesnedene]Onbesnedene, het is nog zoo'n onbesnedene, zoo'n ongedoopte, (1 Sam. XVII:26). Uitdrukkingen om personen van lageren rang, onbeschaafden en onwetenden aan te duiden. Minachtend onder oud-Israël gezegd omtrent alwie niet tot dat Israël behoorde, omdat de besnijdenis het teeken was, waardoor een Israëliet in de gemeente van het Godsvolk werd opgenomen. | |||||||||
[Onbetuigd]Onbetuigd, zich niet onbetuigd laten. (Hand. XIV:17). Bijbeltekst, beteekenende, dat God 't den heidenen niet had laten ontbreken aan getuigenissen van zijn bestaan. Maar in gemeenzamen zin duidt men er ook mee aan, dat iemand den disch, waaraan hij aanzit, alle eer aandoet, door goed te eten of in eene vergadering door veel te spreken. | |||||||||
[pagina 853]
| |||||||||
[Onbevlekte ontvangenis]Onbevlekte ontvangenis, lat. Conceptio Immaculata, het leerstuk der R.-K. kerk, dat Maria, door Gods bijzondere genade niet ‘in zonde ontvangen en geboren’ is. Eerst in 1854 is het door de kerk als een uitdrukkelijk te belijden geloofsartikel vastgesteld. Doch reeds bij de Kerkvaders der eerste eeuwen wordt er, althans indirect, gewag van gemaakt. | |||||||||
[Oncle]Oncle, (fr.), (met mon of notre -), oom. Bijnaam van Francisque Sarcey (geb. 1828). De oorsprong er van is te danken aan Louis Salis (1852-97), die, omdat Sarcey het eerst van het door Salis te Parijs gestichte lokaal Le Chat noir schreef, bij de verschijning van het weekblad van denzelfden naam, het eerste nummer aan onzen oom Sarcey opdroeg; parrain = peetoom ware juister geweest. | |||||||||
[Onesimus]Onesimus, slaaf van Philemon (een aanzienlijk christen, te Kolosse), die uit vrees voor straf wegens oneerlijkheid gevlucht was; te Rome gekomen, wendde hij zich tot Paulus, die aan Philemon eene dringende aanbeveling schreef, om O. in gunst weder aan te nemen. Omdat Paulus daarin zegt, dat Philemon den slaaf terugkrijgt, beter, dan toen hij zijn meester verliet, is de naam Onesimus wel de titel van boekjes voor verwaarloosde jongens, bv. van het Jaarboekje voor Mettray. | |||||||||
[Onkel (Der gelbe -]Onkel (Der gelbe -, (hgd.), gele oom. Bij de schooljeugd het Spaansche riet, waarmede de schoolmeester zijne ondeugende leerlingen pleegt te tuchtigen. Men zegt ook gelber Friedrich = gele Frederik, spanischer Gesandter = Spaansche gezant of Süssholz eigenes Gewachs = eigengeteeld zoethout. | |||||||||
[Onna shisho]Onna shisho, (jap.), de vier boeken der vrouwen, eene soort van handleiding met voorschriften in gemakkelijk verstaanbaren vorm. Die vier boeken zijn, de Onna Daigaku, Onna Shogaku, Onna Chuyo en Onna Imagawa. Het eerstgenoemde boek, of ‘Groote onderrichting der vrouw’, werd geschreven door Kaibara Yehiken (ao 1631-1716), en vertaald in 1878 door Chamberlain. | |||||||||
[pagina 854]
| |||||||||
[Onnoozele kinderendag]Onnoozele kinderendag, (r.k.), 28 December. Ook allerkinderendag. Onnoozel = onschuldig. De moord, aan de kinderen te Bethlehem door Herodes den Groote gepleegd, naar Matth. II:16, wordt in Engeland op eigenaardige wijze herdacht, o.a. met kindergodsdienstoefeningen. Deze dag is van oudsher beschouwd als de ongelukkigste dag van het jaar; wellicht omdat men oudtijds op dien dag eene kastijding gaf aan al de kinderen van het gezin, ‘om de herinnering aan de onnoozele martelaren des te sterker te maken’. Men durfde op den ongeluksdag zich niet de nagels knippen, geen nieuwe kleederen aandoen, en vooral niet trouwen. Edward IV stelde zijn kroning uit, om die niet op dien dag te doen vallen. De huismoeders in Cornwall schrobben en schuren nog altijd niet op dien dag. Op dien dag was ook het gezag van den jongen, die in de Middeleeuwen op St. Nicolaasdag tot bisschop werd gekozen, vervallen. Eng. childermass (kinderen-mis), en innocentsday, fr. fête des innocents, hgd. Kindeltag (z.a.). Ook in N.-Brabant, maar vooral in Limburg werd die dag door de kinderen gevierd. Dan liepen zij langs de straat in een kleedingstuk der ouders of met den hoed van vader. Ook bekwamen zij op dien dag het volle gezag, zelfs over de ouders, voor zoover die er zich aan wilden onderwerpen. | |||||||||
[Oog]Oog in Schiermonnikoog is het Latijn-Friesche woord âchia (nfrs. éach) = eiland; alzoo het eiland der schiere, d.i. grauwe monniken. Callantsoog (N.-Holland) heette weleer Callinghe op het Oghe; het lag vroeger werkelijk op een eiland, evenals Huisduinen. Vgl. eng. ey in Jersey, Anglesey, e.v.a. | |||||||||
[Oog eener naald gekropen (Dat is door het -]Oog eener naald gekropen (Dat is door het -, zie Naald. | |||||||||
[Oog om oog, en tand om tand.]Oog om oog, en tand om tand. Matth. V:38, de straf der wedervergelding (jus talionis), als rechts-grondslag vastgesteld bij Mozes' wet. De Joden, zooals in het N.T. wordt voorgesteld en door de verklaarders van het N.T. nader wordt uitgewerkt, strekten dit recht ook uit tot allerlei bijzondere beleedigingen, en stelden dat men niet zondigde, wanneer men anderen slechts niet meer kwaad aandeed, dan men van hen ondervonden had, ja dat men verplicht was, gelijk met gelijk te | |||||||||
[pagina 855]
| |||||||||
vergelden. 't Is een variant van òns leer om leer, sla je mij, ik sla je weer De Talmud echter gaat steeds van het standpunt uit, dat het ‘oog om oog tand om tand’ alleen als juridische grondslag voor boetebepaling en schadevergoeding dient, doch nooit in werkelijkheid worden toegepast. | |||||||||
[Oogen (De schillen vallen hem van de -]Oogen (De schillen vallen hem van de -, uit Hand. IX:18. Saulus' bekeering op den weg naar Damascus. Schillen = schubben. Met volkomen klaarheid zien, wat men vroeger niet bevatten kon, waarbij dus het stoffelijk zien op verstandelijk zien wordt overgebracht. | |||||||||
[Oogstmaand]Oogstmaand, dubbelnaam van Augustus, naar den Rom. keizer Augustus († 14 n.C.) oorspr. genoemd; door Karel den Groote aranmonoth [koren-maand of vergader-maand], bij Kiliaan aramaendt geheeten. Oogst komt van Augustus. De Vlaming spreekt nòg van alf oest = half-Augustus. Deze maand heet ook bouw- en weitmaand. | |||||||||
[Ooilam (Dat is zijn -]Ooilam (Dat is zijn -, d.i. zijn eenige en zeer dierbare bezitting. Ontleend aan 2 Sam. XII:1-4, alwaar de profeet Nathan koning David, berispend over het verraderlijk uit den weg ruimen van Uriah, den man van Bathseba, de schoone parabel verhaalde van het ooilam, dat de rijke liet ontstelen aan den arme, die niet dan dat éene lam bezat. | |||||||||
[Oom Tom]Oom Tom, uit De Negerhut, de neger Clark, dien Harriet Beecher Stowe tot model koos voor den hoofdpersoon van haar beroemd boek ‘Uncle Tom's Cabin’, verkeerde, naar men berichtte te Lexington (Kentucky) Maart 1896, in zeer ellendige omstandigheden. Toen hij, in de kracht van zijn leven, door De Negerhut de held van den dag werd en er duizenden kwamen om hem te zien, is er veel geld door zijn handen gegaan. | |||||||||
[Oord]Oord of Oort, vierde part, meestal een vierde stuiver. De naam bestaat nog in uitdrukkingen als ‘geen oordje waard’, ‘zijn Zondagsoordje versnoepen’. Aanvankelijk van zilver, werden ze in de 16e eeuw van koper gemaakt en waren ook in de 17e eeuw nog in ons land gangbaar. In de Spaansche en Oostenrijksche Nederlanden heetten de oordjes op zijn Fransch liards, en waren aldaar tot het begin onzer eeuw gangbaar. | |||||||||
[Oordeel (Denk op het -, daar niemand zal hebben voordeel]Oordeel (Denk op het -, daar niemand zal hebben voordeel (= voorrang, voorrecht); vgl. Matth. XXIV:42; 2 Kor. V:10. Zie Jongste dag. | |||||||||
[pagina 856]
| |||||||||
[Oorlam]Oorlam, uit 't mal. orang lama, bet. een mensch van den ouden tijd; het is eene verkorte spreekwijze geworden voor orang lama datang, d.i. een mensch die lang geleden gekomen is, een oudgast, in tegenstelling met een orang baroe datang, een pas aangekomene, een nieuweling, een baar. In de Kompagnie's tijd waren beide uitdrukkingen aan de Kaap de Goede Hoop in gebruik. De rechtstreeks uit patria komenden noemde men orambari (orang baroe) en de uit Indië repatrieëerenden orlam. Daar deze terugkeerende matrozen, schippers, enz. gedurende hun verblijf aan de Kaap wel eens de perken der matigheid te buiten gingen is oorlam waarschijnlijk ook de benaming geworden voor een borrelaar en vervolgens voor borrel, in welke laatste beteekenis het woord nog aan boord van de schepen in gebruik is. Een derde beteekenis heeft 't woord oorlam ook aan de Kaap gekregen en wel - tengevolge van de tegenoverstelling van baar, nieuweling - die van een ervaren, een schrander man. In die beteekenis hebben Hottentotsche stammen, bv. de Namaquas, het woord overgenomen en zich oerlams genoemd. Zie sub Oerlam. | |||||||||
[Oorvrede]Oorvrede, (m.-ned.), verdrag in der minne of bij rechterlijk gewijsde gesloten tusschen twee partijen, om vrede te houden, totdat zij over hun geschil verzoend of vereenigd zijn, of dat het bij vonnis van den rechter is beslist (Dr. de Jager, Taalk. Magazijn I, 163). Heeft bijkans de beteekenis van het meer bekende oervede; zie Oorvede. | |||||||||
[Oosten (Het -]Oosten (Het -, het gebruik zich naar het oosten te keeren bij godsdienstplechtigheden is bij verschillende volken en godsdiensten in zwang. De oostwaartsche richting van kerk en altaar heet: ‘de heilige linie’; maar de gewoonte om het altaar aan het oostelijk einde der kerk te plaatsen dient ter herinnering aan Christus als den ‘oorsprong des lichts’ en de ‘opstanding’. Vandaar de begraving met de voeten naar 't O. als ziende naar het ‘Licht’. | |||||||||
[Oostenrijksch volkslied]Oostenrijksch volkslied, Gott erhalte Franz den Kaiser, Uns'ren guten Kaiser Franz, enz. In 1796, een jaar van woelingen, toen de pogingen der omwentelingsmannen om in Oostenrijk vasten voet te krijgen, aanleiding gaven tot vervolgingen en terechtstellingen der Jacobijnen in het gansche rijk, droeg de Oberstkanzler, Graaf Saurau, een nieuw volkslied wenschend in te voeren, aan den dichter Haschka het schrijven der woorden, en aan Joseph Haydn het componeeren der melodie op, en zoo ontstond het vermaarde lied, dat 12 Febr. 1797, op 's Keizers verjaardag, voor het eerst werd gezongen, en ras zeer populair werd. Haydn moet echter de melodie hebben overgenomen van die van C.E. Graaf ‘op de installatie van Prins Willem V in 1766’, gelijk valt op te maken uit de treffende overeenkomst tusschen beide melodieën. | |||||||||
[pagina 857]
| |||||||||
(† 1482), eerste gemalin van keizer Maximiliaan I van Duitschland. | |||||||||
[Oostmeiertje spelen]Oostmeiertje spelen, (amst.), baldadig verwoesten, in 't honderd gooien, zooals kinderen doen. Een muur op het Muntplein te Amsterdam, die, toen alle huizen afgebroken waren, alleen moest blijven staan, omdat Oostmeier er eene advertentie op had, werd in den nacht, volgend op de gala-voorstelling in den Stadsschouwburg, ter eere van de inwijding der Amsterdamsche Universiteit, zoo gehavend, dat die moest worden opgeruimd. Sedert werd O. steeds Muurmeijer genoemd. | |||||||||
[Op staanden voet]Op staanden voet, onmiddellijk. ‘Voet’ is hier een rechts-symbool; want de uitdrukking is ontleend aan eene Middeleeuwsche rechtsgewoonte, krachtens welke de schelding van een oordeel (het in hooger beroep komen van een vonnis), in dezelfde terechtzitting dadelijk op het oordeel moest volgen, dus ‘up stapfinden fuze, standes of onverwantes voets’, vóordat de terechtzittenden waren opgestaan, ‘als hij gheet ende steet’ (landbrief van Twente). Dit had tot 1593 plaats, want alstoen gold het voorschrift, dat het ‘wederspreken’ of ‘scelden’, het in beroep komen van een vonnis binnen tien dagen na de wijzing van dat vonnis zou mogen geschieden. - Niet te verwarren met staandevoets (zie Stante pede). | |||||||||
[Open helm]Open helm, (wap.), in het Britsche Rijk, toen daar nog helmen op de wapens gevoerd werden, het teeken der landed gentry of edelen van den laagsten rang (= jonkheeren); op 't vasteland een helm zonder vizier, volgens sommigen door koningen te voeren; de Fransche herauten daarentegen verstaan onder koninklijke helm een met negen viziertraliën. | |||||||||
[pagina 858]
| |||||||||
[Opera]Opera, (it., muz.), eigenlijk (voluit) opera in musica; dus, wat in hgd. Musikwerk heet. Onze opera heette in it. dramma per musica, letterlijk wat Wagner Musikdrama noemt. Sedert men van opera buffa, opera seria en opera semi-seria sprak, kreeg het woord opera zijne tegenwoordige beteekenis. Fr. grand-opéra = ernstige opera, en opéra comique = opera, waarin de dialoog gezegd wordt. | |||||||||
[Operette]Operette, (muz.), aanvankelijk kleine opera, d.i. kort en niet ernstig, en waarin zang en gesproken dialoog elkaar afwisselen; later vervangen door de opera bouffe, werd ze door Offenbach, Lecocq en Strauss eene karikatuur van de opera, met een libretto, waarin ze niet alleen schertsend maar zelfs plat komisch wordt voorgesteld en waarbij de muziek elk ernstig effect vermijdt. | |||||||||
[Ophir]Ophir, landstreek in den Bijbel herhaaldelijk genoemd, 1 Kon. IX:28; X:11; 2 Kron. VIII:18; IX:10, vanwaar de oude Israëlieten apen, pauwen, elpenbeen, edelgesteenten, zilver, en vooral goud haalden. In de Septuag. Soeph(e)ir, Sooph(e)ir, Soophára = Indië. Salomo liet het bezoeken om er goud en ivoor te halen voor den tempelbouw. Men heeft nog geen volkomen zekerheid, waar het Ophir moet gezocht worden. Enkelen plaatsten het in Indië, bij het volk der Abhira, waartoe de naam-overeenkomst aanleiding gaf. Anderen zochten het aan de oostkust van Afrika. 't Aannemelijkst schijnt, dat Ophir in het oosten van Arabië aan de Perzische Golf moet gelegen hebben, terwijl de Arabieren de produkten van Ophir meest van Oost-Afrika verkregen. | |||||||||
[Opium]Opium, (lat.), vaak amfioen genoemd, en apioen = het opium in ruwen staat, zooals 't door den handel geleverd wordt. Is het gezuiverd, dan heet 't bij den inlander tjandoe; is het met of zonder tabak voor zijn gebruik gereed gemaakt, dan noemt hij het madat. Amfioen is echter geen Maleisch. De Maleiers en Javanen zeggen apioen of apjoen. De naam is aan het Grieksch opion ontleend, Latijn | |||||||||
[pagina 859]
| |||||||||
opium. Van de Grieken is die naam ook in den vorm afioen tot de Arabieren overgegaan. | |||||||||
[Oppidans]Oppidans, (eng.), letterl. stedelingen, poorters. Studenten aan het Koninklijk college te Westminster, die niet in het gebouw van het Eton (Eaton) college, maar in het stadje Eton of in den omtrek wonend, ten getale van gewoonlijk 350. In onderscheiding van de 70 koninklijke scholieren, uit de eerste familiën van Engeland, die in het gebouw wonen der door koning Hendrik VI in 1440 gestichte school te Eton, de beroemdste des lands, waar zij kosteloos hunne opleiding ontvangen. | |||||||||
[Oppidum]Oppidum, (lat.), stad, versterkte plaats, vesting; beduidde in mid.-lat. eene veste = met wallen en grachten verschanste plaats. Hoewel dikwijls er mede verwisseld, toch in zóover onderscheiden van civitas, dat hierdoor bij de latere Middeleeuwsche schrijvers eene grootere stad, door oppidum daarentegen een stadje of vlek wordt aangeduid. | |||||||||
[Opportunist]Opportunist, lid eener (staatkundige) partij, welke, onder vaststelling slechts in hoofdtrekken van haar program, zich daaraan niet onvoorwaardelijk bindt, en zich voorbehoudt bij voorkomende gelegenheden naar bevind van zaken en omstandigheden te handelen. - In Spanje noemt men de opportunisten possibilisten, en spreekt van possibilistische republikeinen, en van plattelands-possibilisten. - Fr. opportun, en lat. opportunus beteekenen goed, gunstig gelegen, geschikt. De richting zelve heet opportunisme. | |||||||||
[pagina 860]
| |||||||||
[Opus cedro dignum]Opus cedro dignum, (lat.), een werk de cederolie waardig. Omtrent een standaardwerk, dat verdient altoos te blijven bestaan. Horatius, Epist. ad Pisones, 332, spreekt van carmina linenda cedro, gedichten, die verdienen met cederolie bestreken of ingewreven te worden, d.i. der onsterfelijkheid gewijd. Wat met die olie werd gedrenkt, werd geene prooi der wormen. | |||||||||
[Opus operatum]Opus operatum, (lat., r.-k.), een verricht werk; de uitdrukking komt alleen voor in de zegswijze: ex opere operato in tegenstelling van: ex opere operantis, en wordt vooral gebezigd van de Sacramenten, om aan te duiden, dat deze genademiddelen zijn, genadekracht bezitten, uit kracht van hun instelling door Christus, onafhankelijk van de verdiensten van hem die ze toekent. Bv. een doopsel, toegediend door een booswicht, bewerkt even goed de zuivering van de erfzonde, als een doopsel, toegediend door een heilige. | |||||||||
[Orang baroe]Orang baroe (bharoe), (mal.), nieuw mensch. Een oorspronkelijk Indisch blijspel in drie bedrijven van den oud-luitenant-kolonel Nederl. Ind. leger A.S.H. Booms (Dec. 1896), voert ten titel Orang bharoe = nieuwelingen. Zie boven, baar (k.m.a.). | |||||||||
[pagina 861]
| |||||||||
[Orang-séka's]Orang-séka's, de zeevarende bevolking van Billiton, welke op hare prauwen wordt geboren, leeft en sterft. Vóor de oprichting van de Billiton-Maatschappij leefden zij van zeeroof en ook van visch- en tripangvangst, thans wijden ze zich alleen aan de twee laatstgenoemde takken van bestaan. | |||||||||
[Orang-toea]Orang-toea of toewah, (mal.), oudste, titel om hoofden en notabelen aan te duiden. Zie bij Moekim. | |||||||||
[Orangie-taneyh koleur.]Orangie-taneyh koleur. ‘Welk vreemd gesigt mij in gedagte bragt de phantasie en verbeelding van Mevrouwe de Marquise of Marck-gravinne van Nieu Kasteel (New-Castle), van een natie waer in 't volck van Orangie was, en de Koning van Purper’. - Uit het bij Rasphuis aangehaalde werk ao 1668. In Engeland droegen vroeger de Joden mutsen van zulk een kleur, gedwongen natuurlijk. Sommigen meenen dat dit een toespeling was op baard- en hoofdhaar van Judas. Mutsen van die kleur schijnen ook door geldschieters en lakeien gedragen te zijn. | |||||||||
[Oranje]Oranje, van pers. nârang; waarvan de Europeanen naranja en naranza maakten, de Italianen arancio, vandaar schrijft Kiliaen aranie-appel; de Latijnsche naam anarantium werd in verband gebracht met lat. aurum (goud) en denkend aan de kleur schreef men aurantium, vanwaar het fr. orange, en òns oranje. De stad Orange in Frankrijk heette bij de Rom. Aurasio en voert in haar wapen drie oranjeappelen. De kleuren van 't Prinsdom Oranje zijn echter rood, wit en blauw, maar het verband met de oranjeappel deed het rood de oranjekleur aannemen. Vandaar werd oranje de kleur der Nassausche Vorsten, die van de Prinsen van O. afstammen en dus ook die van onze Koningin. | |||||||||
[Oranje-bloesem]Oranje-bloesem, een krans van oranje-bloesem draagt tegenwoordig iedere bruid die ter trouw gaat. De gewoonte is van Oosterschen oorsprong, de bloesem was daar het zinnebeeld van vruchtbaarheid. Tegenwoordig draagt de bruid haar als symbool van reinheid, kuischheid, om het wit van de bloem. Ook meisjes, die ter eerste communie gaan, dragen een krans van oranjebloesem als zulk een symbool. | |||||||||
[Oranje-Donderdag]Oranje-Donderdag, 5 September 1799, toen August Robbert Baron v. Heeckeren van Suideras uit Lingen een inval in Gelderland deed en te Winterswijk Oranje boven! riep, het Fransche bewind vervallen verklaarde en den Prins tot Stadhouder proclameerde. Overal werden de Oranjevlaggen uitgestoken, maar de beweging werd den volgenden dag gesmoord. Van Heeckeren vluchtte, Freule Van Dorth, op den huize Harreveld bij Lichtenvoorde, die deel aan de onderneming had, werd gefusilleerd. | |||||||||
[pagina 862]
| |||||||||
de balconredenaar, Léon Michel Gambetta (1838-82). | |||||||||
[Oratoristen]Oratoristen, beter gezegd Oratorianen of priesters van het Oratorium, leden eener geestelijke Congregatie, door Philip van Neri uit Florence, in 1548 te Rome gesticht, oorspronkelijk onder den naam van ‘Broederschap der H. Drieëenheid’, met het doel van toewijding aan godsdienstige beschouwingen, werken van barmhartigheid en godgeleerde studiën, zonder door eene kloostergelofte gebonden te zijn. Ook in Frankrijk, Engeland en elders bestaan Oratorianen, van die van Italië en onderling onafhankelijk. Omdat Neri in het oratorium (z.a.) der aan hem en de zijnen door paus Paulus IV overgegeven Benedictuskerk, godsdienstoefeningen hield alvorens met de zijnen bezoeken in de hospitalen af te leggen, kregen zij den aan het hoofd dezes gestelden naam, die echter eerst sedert Neri's dood (in 1595) en canonisatie (in 1622) meer in zwang kwam. De door deze Congregatie ingevoerde eenvoudige populaire geestelijke muziek werd ook Oratorium (z.a.) getiteld. | |||||||||
[Orbilius Popillus]Orbilius Popillus, eerst klerkvervolgens soldaat, ten slotte school, meester te Rome. Bij hem ging Horatius school, die hem (Epist. II, 1, 70) plagosus (slagen-uitdeeler) noemt, ter herinnering aan de klappen, welke Orbilius uitdeelde. Naar hem naam voor een schoolvos, letterzifter of knorrepot. | |||||||||
[Orchidophilen]Orchidophilen, orchideeën-liefhebbers, een club in Febr. 1894 te Utrecht opgericht. Orchideeën is de naam eener kostbare, tropische plantenfamilie met prachtig gekleurde bloemen, in grillige vormen, hier te lande alleen in broeikassen aanwezig. Het gr. orchis bet. plant met bolvormige wortels, standelkruid. Beroemd werd de orchideeën-kweeker Rudolf Brandt, te Charlottenburg, die 9 Maart 1896 zijn 50-jarig beroepsjubilé vierde. | |||||||||
[Ordaliën]Ordaliën, godsoordeelen, in de vroege Middeleeuwen het middel om den schuldige te ontdekken, daar men meende, dat God zelf de proef leidde. Tot de ordaliën rekende men het tweegevecht, de vuurproef, de ketelproef, de broodproef, de waterproef, enz. Zie Godsgericht en Godsoordeel. | |||||||||
[Orde van den H. Geest:]Orde van den H. Geest:
| |||||||||
[pagina 863]
| |||||||||
| |||||||||
[Ordre du jour pur et simple (L' -]Ordre du jour pur et simple (L' -, (fr.), letterl. de zuivere en eenvoudige orde van den dag. Deze in parlementaire vergaderingen ‘aannemen’ is, zonder verdere op- of aanmerkingen over de ter sprake gebrachte zaak, ‘overgaan tot de orde van den dag’, d.i. tot wat aanvankelijk voor dien dag aan de orde was gesteld. | |||||||||
[Ordre moral (Gouvernement de l' -]Ordre moral (Gouvernement de l' -, (fr.), regeering der zedelijke orde. Onmiddellijk nadat de heer Thiers zijn ontslag als voorzitter van het Fransche Gemeenebest ingediend en het Congres, d.w.z. de beide wetgevende Kamers, maarschalk Mac-Mahon (24 Mei 1873), tot diens opvolger benoemd had, richtte deze een schrijven aan de Kamer der Volksvertegenwoordigers, waarin hij o.a. verklaarde: ‘Met Godes hulp, de toewijding des legers, dat immer het leger der wet zal wezen, met den steun aller eerlijke lieden zullen wij te zamen het werk der bevrijding van het grondgebied en van het herstel der zedelijke orde voortzetten’. Het ministerie, onder voorzitting van den hertog de Broglie, dat den volgenden dag tot stand kwam, werd daarom, door diens tegenstanders, de ‘Regeering der zedelijke orde’ geheeten. Men noemde het ook le gouvernement de combat = de Regeering van den strijd, wegens den krijg dien het tegen alles wat vrijzinnig was trachtte te voeren. | |||||||||
[Ordus, orta]Ordus, orta of ortel, bende van Janitzaren te Konstantinopel, zie Oda. Elke ordus had zes officieren. Al de ordus stonden onder het opperbevel van een aga (z.a.), met een kiaja-beg als onderbevelhebber, die wederom vier luitenant-generaals, den Seghan-, Sagardsj-, Sanidsundji- en Turnadsji-bassi onder zich had. Tegenwoordig bestaat de Turksche landmacht uit zes ordus of legercorpsen; enkel Mohammedanen. | |||||||||
[Oreille (Fendre l'- à quelqu'un]Oreille (Fendre l'- à quelqu'un, (fr.), letterl. iemand het oor splijten, in werkelijkheid een officier uit den dienst ontslaan. De uitdrukking komt van de vroegere gewoonte, om jachthonden, die door ziekte of ouderdom hunne rol niet langer konden vervullen, het oor te splijten. | |||||||||
[Oreilles du lièvre (Les -]Oreilles du lièvre (Les -, (fr.), letterl. de ooren van den haas, in werkelijkheid, de voorzorgen, die men behoort te nemen, om een wantrouwig mensch niet tot verdenking te stemmen. Zinspeling op Lafontaine's fabel, V, 4, les Oreilles du lièvre, waarin een door een gehoornd dier gekwetste leeuw alle soortgelijke dieren uit zijn rijk verbant. De haas, vreezende, dat zijne ooren voor horens kunnen worden aangezien, vertrekt vrijwillig. | |||||||||
[pagina 864]
| |||||||||
[Orembaay]Orembaay, ook wel orem-baai geschreven, reisvaartuig of prauw van een inlandschen regent, die van een der naburige eilanden de baai van Ambon in- of uitroeit, of wel dat van een controleur of ambtenaar, die eene inspectiereis gaat maken. Een Amboneesch Radja heeft alleen het recht op zijne orembaay een oranjekleurigen wimpel te laten waaien; de regenten 2e klasse mogen witte, die der 3e kl. blauwe wimpels voeren. | |||||||||
[Orestes]Orestes, (myth.), de zoon van Agamemnon, koning van Mecenae, die te zamen met zijn onafscheidelijken vriend Pylades, den dood zijns vaders, door Klytaemnestra en haren boel Aegisthos omgebracht, door het dooden zijner moeder wreekte; daarop werd hij door de Eumeniden vervolgd en krankzinnig. Hij is een der voorname helden van de Grieksche tragedie. | |||||||||
[Organisateur de la victoire (L' -]Organisateur de la victoire (L' -, (fr.), de inrichter der overwinning, eerenaam aan Lazare Carnot (1753-1823) geschonken, wegens het gewichtig aandeel, dat hij, als veldheer, aan de bevrijding van het Fransche grondgebied (1793) nam. In de zitting der Conventie van 27 Mei 1895 werd voorgesteld de overlevende leden van het vroegere Comité du salut public, waartoe ook Carnot had behoord, in staat van beschuldiging te stellen. Terwijl deze zich zocht te rechtvaardigen, riep een der aanwezigen dat Carnot de overwinning had georganiseerd. Die woorden maakten zulk eenen indruk op de vergadering, dat zij overging tot de orde van den dag. Mag men echter Thiers (Histoire de la Révolution française, VIIe deel) gelooven, dan werd die eeretitel toenmaals niet uitgedacht, maar leefde reeds, niet alleen in Frankrijk maar ook in den vreemde. Toch stierf hij in ballingschap, te Maagdenburg. De Antwerpsche bevolking vereeuwigde de nagedachtenis van Carnot, vooral wegens zijne verdediging der stad tegen de verbonden legers, door de oprichting van zijn standbeeld (1865) te Borgerhout. Hij was de oud-oom van Sadi Carnot, die (25 Juni 1894) door den sluipmoordenaar Caserio te Lyon werd doorstoken, na in 1887 het voorzitterschap van het Fransche Gemeenebest te hebben aanvaard. | |||||||||
[Orgelgeschut]Orgelgeschut, zie bij Mitrailleuse. geschut uit de 16e en 17e eeuw, waarbij op hetzelfde affuit verschillende loopen van een klein kaliber bij wijze van orgelpijpen vereenigd waren. Die verschillende loopen konden achtereenvolgens laagsgewijs of allen gelijktijdig worden ontladen. | |||||||||
[Orgeltrapper.]Orgeltrapper. Hoewel dit het geringste baantje in eene kerk is, heet 't toch van een in zijne woonplaats veelvermogend persoon: hij is dáar de man, die het orgel treedt, hij is dáar de orgeltreder, omdat deze door zijn trappen aan het speeltuig wind inblaast, en er zonder hem derhalve niet gespeeld kan worden, alles eindelijk van hem afhangt. Fr. souffleur d'orgues. En oudtijds heette hier te lande de orgeltrapper de blazer. | |||||||||
[Orgia.]Orgia. Hetzelfde als bacchanaliën bij de Romeinen, en dionysia bij de Grieken. Zie Bacchanaliën. Gr. orgia (mrv., 2e nmv. orgioon) = feestelijk offer, inzonderheid die, bij het feest van Dionysos (Bacchus) en de mysteriën van Demeter (Ceres). | |||||||||
[pagina 865]
| |||||||||
[Oriënteeren]Oriënteeren, (r.-k.), het oostwaarts richten van kerk en het hoofdaltaar. (Zie Linie (Heilige)). | |||||||||
[Orients Schätzen beladen (Reich mit des -]Orients Schätzen beladen (Reich mit des -, (hgd.), rijkbeladen met de schatten van het Oosten. Hoewel dikwerf door de Duitschers gebruikt, zijn deze woorden oorspronkelijk van een Fransch lied van Halévy 1802-82) la Jeune Indienne, af komstig, door Kirsch in het Hoogduitsch vertolkt. | |||||||||
[Oriflamme]Oriflamme, van lat. aurea flamma (gouden vlam), het oorlogsvaandel der koningen van Frankrijk. Oorspronkelijk het kerkelijk vaandel der abdij van St. Denis, de lijkwade van St. Denis (den heiligen Dionysius), een stuk rood laken in den vorm van eene banier. Volgens Ducange had ze de gedaante van een gonfanon (z.a.). Haren oorsprong zocht men in den tijd van Karel den Groote; hare historische rol speelt echter eerst in 1077, toen de Koning van Frankrijk het graafschap van Vexin en Pontoise aan de kroon hechtte; zij toch was de bijzondere banier van Vexin. Naar deze Oriflamme heetten aldus in de Middeleeuwen verschillende banieren en standaarden. | |||||||||
[Orlando furioso]Orlando furioso, (it.), razende Roeland, dolzinnig mensch. Onderwerp van Ludovico Ariosto's heldendicht (ao 1532), welks hoofdfiguur is een zoon van Bertha, zuster van Karel den Groote († 814) en Milon, vorst van Saksen of van Anglant (Angelland). Door den Keizer tot stedehouder van Spanje aangesteld, werd hij daar aangevallen door den Moorschen koning Marsili bij Roncevalles (Roncevaux). Te vergeefs blies hij op zijn grooten hoorn, Olifant genaamd; want Karel, die dit noodsein op 8 mijlen afstands hoorde, kwam te laat om hem bij te staan; zoodat hij sneuvelde en zijn beroemd zwaard Durandal (z.a.) moest prijsgeven. | |||||||||
[pagina 866]
| |||||||||
[Oroë raja hadji]Oroë raja hadji, van Langen, Atjeesch woordenboek schrijft oroi - oroi = dag, raja = groot, aanzienlijk, oroi raja bet. feestdag; oroi raja hadji = het feest op den 10e dag van de 12e Mohammedaansche maand, d.i. het groote of offerfeest (Id'oel korban, zie Moh. maanden), als de Mekkagangers offeren op de plaats, waarheen Abraham vroeger zijn zoon ter slachting geleidde. | |||||||||
[Orphéon]Orphéon, naam van zangvereenigingen; naar Orpheus, een persoon der Grieksche oudheid, in wien de sage alle krachten van muziek en poëzie vereenigde; hij roerde de steenen en trok de wilde dieren tot zich aan door zijn spel. Toen hij zijne gemalin Euridice door den dood verloren had, nam hij zijne lier, daalde in de onderwereld neder en trof door hare tonen de helsche machten dermate, dat hij van deze den terugkeer van Euridice verwierf, onder voorwaarde, dat hij niet naar haar zou omzien, voordat hij den aardbodem bereikt had; doch Orpheus was te ongeduldig, om niet zijn oog naar haar om te wenden, en 't gevolg hiervan was, dat Eurydice uit zijn gezicht verdween. De sage leverde aan Gluck de stof voor een zijner meesterstukken. | |||||||||
[Orsini-bom]Orsini-bom, bom, met ontplofbare stoffen, waarmede op 14 Januari 1858 Felice Orsini (geb. 1819), in gemeenschap met Rudio, Pieri en Gomez, een moordaanslag op Napoleon III beproefde, die mislukte. Op 13 Maart d.a.v. werd Orsini met Pieri te Parijs ter dood gebracht, Gomez werd tot levenslangen dwangarbeid veroordeeld. | |||||||||
[Os (De domme -]Os (De domme -, bijnaam voor Thomas van Aquino, hem gegeven door zijn mede-studenten, toen hij nog jong was en schijnbaar moeilijk leerde. Albertus Magnus, zijn leermeester, zei daarom: gij noemt hem den dommen os, maar ik zeg u, dat hij eenmaal een geloei zal laten hooren, dat van het eene einde der wereld tot het andere zal vernomen worden. | |||||||||
[pagina 867]
| |||||||||
[Osmanen]Osmanen, Turken. Naar Osman of Othman, vandaar Ottomaansch, die in 1300 den titel van Sultan aannam, den stichter van de dynastie, uit welke de Sultans tot heden gesproten zijn. Vanhier, Osmanische Porte, zie Porte. | |||||||||
[Ossenhuiden.]Ossenhuiden. Op deze, gezouten zijnde, bouwde men eertijds, naar de volksmeening, wel steenen gevaarten, die op lossen, weeken grond moesten komen te staan. Toen in de 12e eeuw de Mariekerk te Utrecht werd gebouwd, werd de grond vol wellen gevonden, en éen was niet te dempen, zoodat men op het denkbeeld kwam om de wel met ossenhuiden te vullen, en hierop den pilaar te vestigen. Dit gelukte, volgens de legende, weshalve de vermaarde kunstschilder Jan Schorel, er een stierenkop op schilderde, met dit Latijnsch bijschrift: Accipe, posteritas, quod per tua secula narres,
Taurinis cutibus fundo solidata columna est.
(Verneem, nakomelingschap, wat gij altoos kunt voort vertellen: deze zuil staat door stierenhuiden bevestigd op den grond). Het zou de pilaar wezen, waartegen de predikstoel stond. Bij het afbreken der Kerk en het weggraven van den pilaar heeft men echter, hoe nauwkeurig men er ook naar gezocht heeft, geen spoor van deze ossenhuiden kunnen terugvinden, en daar de legende ook van andere plaatsen geldt, zou 't wel eens kunnen zijn dat men hier met de eene of andere aardigheid te doen had, die beteekenen moest, dat de slachters of leerlooiers het meeste hadden bijgedragen tot het stichten van dien pilaar. Zie o.a. Broers, Historische Wandelingen door Utrecht. Volgens sommigen is het bouwen op ossenhuiden een fabeltje, ontstaan uit het feit, dat men de metselaars met leeren geld (eene soort noodmunten of fabrieksmunten) zou betaald hebben. | |||||||||
[Ossian]Ossian, de zoon van Fingal, een Schotsch oorlogsheld en dichter (bard). Hij zou in de 3e eeuw geleefd hebben. De zangen van Ossian werden door M'Pherson in 1760 uitgegeven als Engelsche vertaling van het oorspronkelijke. Het is gebleken een literarisch bedrog geweest te zijn. Zij vonden echter bij hun verschijnen een dweepzieke bewondering. Zij zijn o.a. door Bilderdijk vertaald. | |||||||||
[Ostracisme]Ostracisme, (gr.), volksstemrecht door scherven, (ostraka) of een schelp ostrakon onder de oude Grieken, waarop men den naam krabbelde van den persoon, dien men voor de vrijheid van den staat gevaarlijk beschouwde en mitsdien uit Athene voor tien, later voor vijf jaren, wenschte te verbannen. Wie 6000 stemmen tegen zich had, werd verbannen, maar kon krachtens volksbesluit teruggeroepen worden; wat bv. met | |||||||||
[pagina 868]
| |||||||||
Aristides gebeurde; o.a. werd ook de veldheer Themistocles door het ostracisme getroffen. Een der scherven van een zwart verglaasden aarden pot waarop zijn naam met het toevoegsel ‘Phrearrios’ (d.i. uit het distrikt Phrearrioi) was gegrift, werd in Februari 1897 te Athene teruggevonden bij de opgravingen, vanwege het ‘Duitsch Oudheidkundig Instituut’, in den omtrek van den Areopagus gedaan. De laatste, die door ostracisme verbannen werd, was de volksredenaar, later veldmaarschalk, Hyperbolus in 417 v.C. | |||||||||
[Otadschdiia]Otadschdiia, (serv.), vaderland. Naam van een maandschrift, waarvan redacteur is geweest de Med. Dr. Wladan Georgewitsch, gunsteling van koning Milan, en vijand van diens gemalin Natalie en van de radicalen; door diens gunst lid van den gemeenteraad van Belgrado en van de Skjupschtina; daarna in Oct. 1896, eerste minister van Servië. | |||||||||
[Ote-toi de là que je m'y mette]Ote-toi de là que je m'y mette, (fr.), ga daar van daan, opdat ik er kan gaan zitten. Uitdrukking ontleend aan den ‘Catechisme des industriels’ van Saint-Simon (1760-1825), den stichter van het moderne socialisme, en gewoonlijk gebruikt als (in spot toegeschreven) zinspreuk van leiders van politieke partijen, die in de oppositie zijn. | |||||||||
[Otelles]Otelles, (fr., wap.), zonderling soort van figuren, in de wapens van eenige Zuid-Fransche familiën; altoos ten getale van vier, schuinkruislings geplaatst. Volgens sommigen, amandelen; volgens anderen, lanspunten; volgens wederom anderen het veld van een schild, waarin een breedarmig kruis voorkomt. Het eerst gevoerd door Comminges (in Provence), dat aanvankelijk een breedarmig kruis tot wapenbeeld had. | |||||||||
[Otium cum dignitate]Otium cum dignitate, (lat.), rust met waardigheid, eervolle rust. Cicero, De Oratore 1, 1, 1, 1.1. Bij de Romeinen was negotium het werkzaam zijn in een of anderen tak van staatsdienst; otium het tegenovergestelde hiervan, het zich teruggetrokken hebben uit den staatsdienst, het ambteloos leven; en otium cum dignitate, het leven van een ambteloos burger, die echter de algemeene achting genoot. | |||||||||
[Où est la femme?]Où est la femme? (fr.), waar is de vrouw? Vgl. Cherchez la femme. In den eersten dier vormen schijnt die vraag, naar hetgeen hij als de voornaamste drijfveer van de handelingen des mans beschouwde, reeds door koning Karel III van Frankrijk (832-88), te zijn gebezigd, die op zijne beurt daartoe slechts een Spaansch spreekwoord blijkt te hebben gewijzigd. | |||||||||
[Où la vertu va-t-elle se nicher!]Où la vertu va-t-elle se nicher! (fr.), waar de deugd al niet aangetroffen wordt. Deze volzin is, naar Voltaire in diens Vie de Molière verhaalt, van den laatste afkomstig. Deze had eenen armen man een goudstuk geschonken. De bedelaar eene vergissing onderstellend, was Molière nageloopen, om hem den louis d'or terug te geven. Doch de groote man, die ook om zijne edelmoedigheid bekend was, schonk hem een tweede goudstuk, terwijl hij de aangehaalde woorden uitsprak. | |||||||||
[Où peut-on être mieux qu'an sein de sa famille?]Où peut-on être mieux qu'an sein de sa famille? (fr.), waar kan men beter zijn dan in het midden der zijnen? Marmontel, Lucile, IV. De woorden zijn vooral populair geworden door Grétry (1741-1813), die de muziek der bedoelde comedie leverde en deze regels vleugels aanbond. | |||||||||
[pagina 869]
| |||||||||
[Oublie]Oublie, (fr.), eene soort, in een ijzer gebakken wafels, waarvan weinigen zouden vermoeden, dat zij een gewijden oorsprong hebben. Toch was het oorspronkelijk het H. communiebrood der R.-K. Kerk, zooals het woord dan ook van het lat. oblata van oblatus = aangeboden (vandaar het hgd. Oblate = ouwel) afstamt. Later werd het bedoelde gebak in de Parijsche straten door vrouwen uitgevent, die Plaisir des dames plachten te roepen, waardoor het ook onder den naam van plaisir bekend raakte. | |||||||||
[Oublier d'éclairer sa lanterne]Oublier d'éclairer sa lanterne, (fr.), met mooie woorden, maar zonder helderheid eenigerhande leer verkondigen. Naar Florian's fabel, II, 7, Le singe qui montre la lanterne magique = De aap die den tooverlantaarn vertoont, maar slechts ééne zaak vergeet, namelijk den toestel te verlichten, zoodat de toeschouwers niets bespeuren van hetgeen de aap zegt hun te toonen. | |||||||||
[Oud-Roomschen]Oud-Roomschen, of Roomsch-Katholieken van de oud-Bisschoppelijke Klerezy, afzonderlijk, door de Regeering erkend, van de R.-Kath. Kerk gescheiden kerkgenootschap, aan welks hoofd in Nederland sedert 1723 de aartsbisschop van Utrecht en de bisschoppen van Haarlem (1742) en Deventer (1757) staan. Hun geschil met den Paus dateert reeds uit de dagen der Hervorming; een deel der Utrechtsche geestelijkheid hield nl. vast aan de oude benoeming door de kapittels, zooals die krachtens de regeling van 1559 bestond en ze verzette zich tegen eene benoeming door den paus. Als leden der Katholieke Kerk, gelijk zij zich sedert 1723 bleven noemen, erkennen zij den Paus als het zichtbaar opperhoofd der Christelijke Kerk, doch verwerpen zij o.a. zijne onfeilbaarheid, welke zij in geloofszaken alleen aan het oordeel der Kerk (door al hare bisschoppen vertegenwoordigd) toekennen. Zij verwerpen ook de leer der onbevlekte ontvangenis van Maria. Ten onrechte worden zij ook wel (z.a.) Jansenisten geheeten, naar Cornelis Jansen (Jansenius), een Nederlander, in 1585 geboren, † 1638 te Yperen als bisschop aldaar, om reden zij in enkele opzichten geestverwanten van hem waren, hij trok o.a. krachtig te velde tegen de moraal der Jezuiten. | |||||||||
[Oude garde]Oude garde, opgericht te Amsterdam Nov. 1896, door eenige ‘eeuwige’ studenten, waarbij zich alleen studenten aansluiten, die tien of meer jaren ‘gestudeerd’ hebben. De oudste dezer Muzenzonen telt 15, de jongste 10 studentenjaren. - Ook bijnaam voor de volgers der liberale staatkunde van Thorbecke, toen meer radicale beginselen werden voorgestaan. - Door Dr. Jan ten Brink ook aan letterkundigen en schrijvers voor 1884 (het jaar van den N. Gids) gegeven. | |||||||||
[Oude palen verzetten (Men moet geen -]Oude palen verzetten (Men moet geen -, geen oude instellingen en leeringen veranderen. Ook, geen oude menschen elders onder dak brengen, laten verhuizen; want dan sterven zij, door de verandering van levenswijs en omgeving allicht spoedig. In Spr. XXII:28 en XXIII:10, waaraan men hierbij dacht, is nochtans sprake van ‘grenspalen’ of ‘grenssteenen’, die men niet, in zijn voordeel, verzetten mocht (vgl. Deut. XIX:14, XXVII:17), met oogmerk om een deel van den akker zijns buurmans wederrechtelijk zich toe te eigenen. Derhalve, op den klank af, aan den Bijbel ontleend. | |||||||||
[pagina 870]
| |||||||||
[Oudwijfsche fabelen]Oudwijfsche fabelen, gr. graoodeis muthoi, van graus (2e nmv. grāos) = oude vrouw. Aldus noemt Paulus 1 Tim. IV:7 de (dwaze geestenleer en andere) ongerijmde beuzelarijen, welke men met het Christendom vermengen wilde. Gewis met terugslag op den inhoud der Sibyllijnsche boeken (z.a.). Geheel in strijd daarmeê beweerde Clemens Alexandrinus, dat Paulus zijne hoorders zou hebben vermaand om toch vooral veel de Sibylle te bestudeeren. | |||||||||
[Oui, puisque je retrouve un ami si fidèle,
| |||||||||
[Oui, si nous n'avions pas des juges à Berlin]Oui, si nous n'avions pas des juges à Berlin, (fr.), ja, als wij geen rechters te Berlijn hadden. Zie Il y a des juges à Berlin en Ce sont là jeux de prince. | |||||||||
[Oumeren]Oumeren, (Israël. volkstaal), afgeleid van omer, Hebr. inhoudsmaat, aanduidend het eerstelingen-offer van den nieuwen oogst, dat op den tweeden Paaschdag in den tempel te Jeruzalem werd gebracht. Van dien tweeden Paaschdag tot aan het wekenfeest (Israël. Pinksterfeest) worden zeven weken geteld. (Zie Levit. XXIII:15). Die telling, eene godsdienstige herinneringsplechtigheid, heet oumeren. | |||||||||
[pagina 871]
| |||||||||
[Ouvrez, c'est la fortune de la France]Ouvrez, c'est la fortune de la France, (fr.), doe open, 't is Frankrijks fortuin. Deze woorden zou koning Philippe VI van Frankrijk, na den slag van Crecy (1346) te hebben verloren en 's nachts een schuilplaats in het kasteel van Broye zoekend, den bewoner van het gebouw hebben toegeroepen. Het kan echter thans voor uitgemaakt gelden, dat 's Konings antwoord, op de vraag wie zoo ontijdig toegang verlangde, veeleer luidde: ‘Ouvrez... c'est l'infortuné roi de France’ = doe open, 't is Frankrijks ongelukkige koning. | |||||||||
[Ovatio]Ovatio, kleine triumftocht, die somtijds aan een veldheer werd toegekend, wanneer zijne verdiensten niet groot genoeg schenen voor een werkelijken triomf. De veldheer reed dan niet op een triomfwagen, maar was te voet of te paard; hij droeg geen lauwermaar een myrtenkrans, geen veldheersmantel, maar eene toga praetexta, hij offerde geen stier, maar slechts een schaap (ovis). Onderscheiden dus van triumphus (z.a.). Hieraan is in onzen tijd ontleend ovatie, voor huldebetoon aan een publiek persoon, artist enz. | |||||||||
[Over alles heen]Over alles heen, (wap.), fr. brochant (sur le tout), eng. surmounting of debruising, - zegt men van elke heraldieke of andere figuur, die over andere stukken heen gaat en deze daardoor ten deele bedekt. Bijv. in de wapens van de Talaru, Bulgarini, Vegelin van Claerbergen, enz. enz. | |||||||||
[pagina 872]
| |||||||||
verschillende hoogte), voorzien van een inrichting, waardoor schuiten en schepen door kabels over den dam heen gewonden werden. In lateren tijd (bv. aan den Schinkel bij Amsterdam in 1809) veelal door sluizen vervangen. | |||||||||
[Oxymoron]Oxymoron, (gr.), onzijd., scherpzinnige gedachte, welke op het eerste gezicht eene ongerijmdheid of eene tegenstrijdigheid schijnt te bevatten; woorden, die oppervlakkig dom en eenvoudig schijnen, maar toch eene scherpzinnige beteekenis hebben. Letterl. scherp-dwaas, scherpzinnig-onzinnig, uit oxu en moros. Bv.: discors concordia (oneenige eendracht), (Ovid., Metamorph. I, 433), facto pius et sceleratus eodem (door dezelfde daad vroom en slecht) (ibid. III, 5), insaniens sapientia (onzinnige wijsheid), (Horat., Odae, I, 34, 2), inopem me copia fecit (de overvloed heeft mij arm gemaakt), (Ovidius, Metamorph., III, 466). | |||||||||
[Ozokerit]Ozokerit (ook Erdwachs), (hgd.), van het gr. ozein = slecht riekend en kêros = was. (Fr. ozocérite), eene soort minerale was, die vooral in Galicië en op het eiland Tschelekan, in de Kaspische Zee wordt aangetroffen en, na door smelting te zijn gezuiverd, meer en meer ter vervanging van bijenwas wordt gebezigd. Aldus gezuiverd, noemt men die grondstof ook ceresin of raffinirtes Erdwachs. Voor nadere bijzonderheden zij naar Bergmann, Petroleum und Erdwachs, 2. Aufl., Wien, 1897, verwezen. |
|