| |
| |
| |
C
[C]
C als getalmerk 100.
| |
[CCCCCCC.]
CCCCCCC. = Comische chique Charmante Café-Concert-corps-Club is een gezelschap van Groninger studenten, dat vaak de opbrengst zijner soirées tot liefdadige doeleinden bestemt.
| |
[C]
C op Oostenr. munten beteekent Prag, op fr. munten: Saint-Lo, en daarna Caen, op pruis. Cleve, later Dusseldorf.
| |
[CC]
CC op munten bet. Besançon, op die van de jaren 1811 en 14: Genua.
| |
[CL]
CL met een scheepssnavel bet. Genua in 1811 en 14.
| |
[C.]
C., vóór oud-rom. namen, afk. van Cajus, C als getalmerk centiem of honderd.
| |
[C.C.]
C.C. twee honderd enz.
| |
[C.]
C., honderdduizend (welk getal ook wel uitgedrukt wordt door C.C.C. | ƆƆƆ).
| |
| |
[C.A.]
C.A., Caesar Augustus.
| |
[c.a.]
c.a., cum annexis (l.) met het bijgevoegde, enz.
| |
[ca]
ca, circa (l.)ongeveer, omtrent, rondom.
| |
[c.a.d.]
c.a.d., c'est à dire, (fr.) dat is te zeggen, dat beteekent.
| |
[caput]
caput, (l.) hoofd, hoofdstuk.
| |
[cf.]
cf. of conf., confer, vergelijk, men vergelijke.
| |
[C.F.]
C.F., cum figuris (l.) met platen.
| |
[C.F.]
C.F., AE n., cum figuris aeneis (l.) met koperen platen.
| |
[C.F. Lign.]
C.F. Lign., cum figúris ligneis (l.) met houtsneêplaten.
| |
[C.L.]
C.L., conto loro, (it.) hunne rekening, ook citato loco (l.) ter aangehaalde plaats.
| |
[C.M.]
C.M., conto mio, (it.) mijne rekening, ook codex manuscriptus (l.) handschrift, geschreven boek.
| |
[C.N.]
C.N., cum notis (l.) met aanteekeningen; ook conto nostro (it.) onze rekening en conto nuovo (it.) nieuwe rekening,
| |
[C.N.V.]
C.N.V., cum notis variorum (l.) met aanteekeningen van verschillenden, d.i. met opgaaf der verschillende lezingen.
| |
[Cod.]
Cod., codex, oorspronkelijk geschrift, handschrift.
| |
[Codd.]
Codd., codices, handschriften.
| |
[Cod M.S.]
Cod M.S., Codex manuscriptus, z.a.
| |
[Comp.]
Comp. of Cie., compagnie.
| |
| |
| |
[Cos.]
Cos., consul; pl. Coss., consules, consuls.
| |
[C.P.]
C.P., caeteris paribus (l.) voor 't overige alles gelijkstaande; ook: Code pénal, (fr.) wetboek van strafrecht.
| |
[c.q.]
c.q., casu quo (l.) in welk geval; voor het geval dat.
| |
[C.s.]
C.s., conto suo (it.) zijne rekening.
| |
[C.s.]
C.s., cum suis (l.) met de zijnen, of cum sociis (l.) met zijne deel- of lotgenooten.
| |
[ct.]
ct., cent; centime.
| |
[Ct.]
Ct. of Crt., courant.
| |
| |
[curr.]
curr., currentis (anni) van het loopende (jaar).
| |
[C.V.]
C.V., conto vestro (it.) uwe rekening, ook: conto vecchio, oude rekening.
| |
[Ca]
Ca, verkorting van circa, ongeveer.
| |
[C.c.]
C.c., verkorting van Conto corrente, (rekening courant).
| |
[C.m.]
C.m., verkorting van conto mio (mijne rekening), of van Conto meta, gemeenschappelijke of halve rekening.
| |
[C.s.]
C.s., verkorting van conto suo (zijne rekening).
| |
[C.n.]
C.n., verkorting van conto nostro, onze rekening.
| |
[C.v.]
C.v., verkorting van conto vestro, uwe rekening, of voor conto vecchio, oude rekening.
| |
[C.l.]
C.l., verkorting voor conto loro, hunne rekening.
| |
[C.f.]
C.f. (in de muziek) eerste toon in elk octaaf van ons toonstelsel, ut; ook de aanduiding der 4/4 maat, die de helft versneld wordt als er door de C een verticale streep is getrokken.
| |
[C.M.]
C.M., verkorting van curr. mensis in de loopende maand.
| |
[Co.]
Co., verkorting van Conto (rekening).
| |
[Cab]
Cab, (eng.) klein, licht rijtuig, van cabriolet, van cabri, een bok, dus eigenlijk bokkenwagen; het eerst in Parijs gebruikt. In 1813 nam Joseph Aloysius Hansom patent voor den verbeterden ‘Safety Cab,’ die naar hem hansom heet.
| |
[Cabaal]
Cabaal, (hebr. cabbâla) overgeleverde wetenschap, in het bijzonder de geheime wetenschap, bijbeluitlegging en godsdienstige symboliek, alleen den priesters bekend, van daar de beteekenis ‘komplot tusschen personen, die hetzelfde doel hebben.’ De onjuistheid der bewering, dat de naam zou afgeleid zijn van de beginletters der namen van de Engelsche ministers (1670-1674) Clifford, Aschley, Buckingham, Arlington, Lauderdale, blijkt uit de omstandigheid, dat het woord in dezen zin veel ouder is. Dat cabal was toen eenvoudig een spotnaam met het oog op fr. cabale.
| |
[Cabaletta]
Cabaletta, (It. muz.) muziekstuk in snel tempo; in de Ital. Opera het vlugge opgewekte tweede hoofdgedeelte van een aria, duett, quartet, etc.
| |
[Cabbala]
Cabbala, (hebr.) De wet der Joden, mondeling overgeleverd van vader op zoon sedert de dagen van Mozes.
| |
[Cabbalist]
Cabbalist, joodsch geleerde, die de cabbala onderwees.
| |
[Cabbalistisch]
Cabbalistisch = mystiek, woordenspel, zie cabbalist.
| |
[Cabinet-portret]
Cabinet-portret, fotografie, waarvan de grootte in evenredigheid is met de wanden van een kabinet.
| |
[Cuboceërs]
Cuboceërs, (port.) Cabeceira = edellieden. Voornaamste inlandsche slaven- en goudbezitters aan de kust van Guinea.
| |
[Caboeger]
Caboeger, zie Karboeger.
| |
[Cabotage]
Cabotage, de kustvaart, de kusthandel, de kennis der kusten.
| |
[Caboteeren]
Caboteeren, de kust bevaren, kusthandel drijven.
| |
[Caboteur]
Caboteur, kustvaarder, loods.
| |
[Cabotin]
Cabotin, oorspronkelijk: ‘reizende tooneelspeler’, thans iemand die al het mogelijke en onmogelijke doet, om de aandacht op zich te vestigen, om front in de wereld te slaan. Zoo was Alcibiades, die zijn prachtigen hond den staart afhieuw, een echte cabotin, en hij, die als biograaf van vorsten optreedt met het doel een ridderkruis te verwerven, is er ook een.
| |
| |
| |
[Cabriolet]
Cabriolet, zie Cab.
| |
[Caca du Dauphin]
Caca du Dauphin, modekleur uit den tijd van Lodewijk XVI. Bild. noemt het ‘d'afgang van Frankrijks Dauphijn.’
| |
[Cacatum non est pictum]
Cacatum non est pictum, (lat.) uit Weber Demokritos VI. 76; besmeerd of opgesmeerd is niet beschilderd, af keurend gezegde van haastig gemaakt schilderwerk of andere kunst.
| |
[Cache-désordre]
Cache-désordre, wijde mantel, om een slordig toilet te bedekken; zoo ook cache-misère, die ellende bedekt, cache-tout die alles bedekt. Ook een prullenmandje.
| |
[Cachemir]
Cachemir, de stof waarvan aanvankelijk prachtige sjaals, later ook andere kleedingstukken vervaardigd werden; van Cachemir de hoofdstad eener gelijknamige provincie in het koninkrijk Lahore, waar die stof het eerst vervaardigd werd, van de wol der schapen.
| |
[Cachenez]
Cachenez, geweven wollen, katoenen of zijden das, die ook over den mond en den neus ging, dus diende pour cacher le nez. (Vgl. bouffante.)
| |
[Cachet]
Cachet, (fr.) zegelstempel om op lak af te drukken en zoo den brief te sluiten (fr. cacheter). In de uitdrukking ‘een horloge met gouden ketting en cachetten’ denke men aan den op den buik hangenden korten horlogeketting met twee zulke cachetten en een sleutel, aan welks einde het horloge in het zakje boven in den broeksband verscholen was.
| |
[Cachet]
Cachet, Lettres de, (gezegelde brieven) schriftelijke orders door het zegel van een Franschen koning, voor de revolutie, gewaarmerkt, waarin de houder een naam naar believen kon invullen om daardoor den aangeduiden persoon in of uit de gevangenis te helpen,
| |
[Cacoëthes]
Cacoëthes, (gr.) (Sp.ka-ko-é-thees), slechte gewoonte. Cacoëthes scribendi, zucht naar het auteurschap.
| |
[Cadet]
Cadet of kadet, kweekeling eener militaire school of academie; van de gewoonte, weleer in Frankrijk bij de adellijke familiën in zwang, dat de jongste zoon, of een der jongeren voor officier opgeleid werd, daar het grootste vermogen bleef aan den oudste.
| |
[Cadet fijn]
Cadet fijn, (mil. verouderd) volontair, die tot officier wenscht opgeleid te worden, of die veel geld heeft, een heertje, voornamelijk bij het Instructie bataillon gebruikelijk.
| |
[Cadmus, zwarte kindertjes]
Cadmus, zwarte kindertjes, de letters, de Grieken beweerden, dat zij het letterschrift hadden gekregen, van Cadmus, die uit Phenicië zou gekomen zijn. Het laatste moet nog bewezen worden.
| |
[Cadúceus]
Cadúceus, (lat.) Een witte stok die door de Romeinsche ambtenaren gedragen werd, wanneer zij over vrede gingen onderhandelen. Mercurius draagt als bode der goden den caduceus met gevleugelde slangen omwonden.
| |
[Caducifer]
Caducifer, bijnaam van Mercurius, als drager van den vredestaf (caduceus.)
| |
[Caelo Musa beat]
Caelo Musa beat, Horatius, Carmina 4, 8, 29. De Muze schenkt (hem, dien zij bezingt,) de onsterfelijkheid.
| |
[Caesar]
Caesar, sedert Hadrianus (138 v. Chr.) de titel van troonopvolger in Rome, later Caesar = Keizer.
| |
[Caesar aut nullus]
Caesar aut nullus, (lat.) of Caesar of niets.) Alles of niets, dus het hoogste of niets zijn; C. wilde liever in een dorp de eerste zijn, dan de tweede in Rome.
| |
[Caesar non supra grammaticos]
Caesar non supra grammaticos, de Keizer staat niet hooger dan de taalgeleerden. Op het congres van Constans maakte de aartsbisschop Placentius eene aanmerking over een taalfout door keizer Sigismund gemaakt, waarop deze antwoordde: Ego sum rex Romanus et supra grammaticam, d.i.: Ik ben Romeinsch koning en sta boven de spraakleer. Vgl. Molière les femmes savantes 1I. 6. La grammaire qui sait régenter jusqu'aux rois.
| |
[Caesar's vrouw moet boven verdenking zijn]
Caesar's vrouw moet boven verdenking zijn, (sprw.) Toen de naam van Julius Caesar's gemalin in een rechtzaak gemengd werd, liet hij zich daarom van haar scheiden.
| |
[Caesar's woord:]
Caesar's woord: Quid times? Caesarum vehis! = Waarom vreest gij? Gij vaart Cesar. Hij zou dit gezegd hebben, toen hij van Dirachium naar Brindusium varende door een storm overvallen werd.
| |
| |
| |
[Caesar's zwaard, (Julius]
Caesar's zwaard, (Julius - Crocca mors, de gele dood.
| |
[Caestus]
Caestus, (rom.) lederen riemen met looden knoppen er in, waarmede men zich de handen omwond voor het vuistgevecht.
| |
[Café noir]
Café noir, (fr.) zwarte koffie, koffie zonder melk, die men na den eten drinkt; ook demi-tasse.
| |
[Caftan]
Caftan, ook Kaftan, (pers.) zeer wijd overkleed, eeregewaad der Turken.
| |
[Cagliostro]
Cagliostro, de graaf van Cagliostro of Giuseppe Balsamo van Palermo, die eene eeuwige jeugd voor geld heette te verschaffen, een der grootste oplichters der nieuwere tijden, die ook voor toovenaar doorging en zeldzamen invloed op het publiek schijnt uitgeoefend te hebben.
| |
[Caïn-baard]
Caïn-baard, rossige baard, Caïn en Judas komen op oude tapijtwerken voor met baarden van die kleur, als zinnebeeld van haat of nijd.
| |
[Caïnieten]
Caïnieten, discipelen van Caïn. een pseudo-gnostische secte uit de 2e eeuw. Zij verwierpen 't Nieuwe Testament en hadden in plaats daarvan ‘Het Evangelie van Judas,’ dat den ontrouwen discipel alsook de kruisiging van Jezus rechtvaardigde.
| |
[Caïn's teeken]
Caïn's teeken, herkenningsteeken des misdadigers. Caïn zou na den moord van zijn broeder, door God geteekend zijn, opdat allen hem konden herkennen; later heetten alle misdadigers zoo geteekend te zijn. ‘Hij draagt het Caïn's teeken op het voorhoofd’ beteekende dan: Hij werd geschuwd, veracht.
| |
[Ça ira]
Ça ira, (fr.) volkslied uit den tijd der Fransche revolutie, woorden van den liedjeszanger Ladré; het refrein: ça ira, ça tiendra is ontleend aan een gezegde van Franklin over de revolutie. Het werd gezongen op de wijs van Marie Antoinette's ‘Carillon National’, muziek van Bécourt, trommelslager aan de groote opera. Het was ook de hereenigingskreet der Federalisten, na het woord van Franklin ‘ça ira.’ Het refrein was: Ha! Ha! 't will speed, 't will speed, 't will speed! Resistance is vain, we re sure to succeed.
| |
[Calamiteus]
Calamiteus, van polders gesproken, polders, die aan groote overstrooming en beschadiging der dijken blootgesteld zijn. Letterlijk is calamiteit (van calamus = een riet) een storm, die de korenaren neervelt.
| |
[Calando]
Calando, (it. muz.) lett. zakkend, van toon en vlugheid van tempo verminderend.
| |
[Calatrava]
Calatrava, (orde van de 1e Spaansche ridderorde, gesticht door den Cistercienser Abt Raimundus, toen koning Sancho III van Castilië de stad Calatrava aan de Cistercienscher orde ten geschenke gaf in de helft der 12e eeuw. De ridders droegen een witten mantel en op de linkerborst een rood kruis, vandaar ‘de roode ridders.’ De vrouwelijke orde werd gesticht (1209) door Gonzalez Yanes, grootmeester van de ridderorde van Calatrava.
| |
[Calceus]
Calceus, (rom.) een schoen, die vastgestrikt of geregen wordt; de calceus senatorius had kruisbanden, die om den voet en de kuit werden gebonden.
| |
[Calculatie]
Calculatie, de berekening over ontvangen goederen, de prijs van enkele stukken in verhouding tot het geheel.
| |
[Calculatie-boek]
Calculatie-boek, het boek, waarin de berekeningen over ontvangen goederen gebracht worden.
| |
[Cal'culus Minervae]
Cal'culus Minervae, eig steentje van Minerva; indien n.l. de stemmen der rechters betreffende de schuld of onschuld van een beschuldigde gelijk waren, zoodat ze staakten, dan werd Minerva verondersteld haar steentje in de schaal der onschuld te werpen en de beschuldigde werd vrijgesproken.
| |
[Caldarium]
Caldarium, de zweetkamer in eene badinrichting. Zie Balneum.
| |
[Calderari]
Calderari, (it.) lett. ketellappers, staatkundige vereeniging gedurende de eerste decennien dezer eeuw in het Koninkrijk der beide Sicilien. De C. vormden de tegenhangers der Carbonari en waren vrienden der dynastie en van het onbelemmerd koningschap.
| |
| |
| |
[Caledonie]
Caledonie, naam, dien de Romeinen aan Schotland gaven; verbastering van het Celtische calyddon = een bewoner van wouden en bosschen. Ook 't woord celt is een verbastering van hetzelfde woord celyd en beteekent hetzelfde.
| |
[Caledonie, (Nieuw]
Caledonie, (Nieuw - Fransche kolonie, waarheen de politieke bannelingen uit Frankrijk gezonden worden.
| |
[Calembourg]
Calembourg, (fr.) een woordenspel of verwisseling van uitdrukkingen van dubbele beteekenis; volgens sommigen van den naam van den Westfaalschen Graaf Van Kalemberg, die aan het hof van Lodewijk XV het Fransch zoo zonderling verhaspelde, dat hij vaak geheel iets anders te kennen gaf, dan hij wilde zeggen; volgens anderen naar den nar Von Kahlemberg, Wigand von Theben. De meest waarschijnlijke verklaring werd door V. Sardou (Figaro van 31 Jan. '75) gegeven, die haar in een handschrift van den dramaticus Fuzelier beweert te hebben gevonden. De gasten van den premier general Mareuil, op het kasteel van Montjean, moesten immer een liedje vervaardigen en voordragen. Een, de abt Chérier, was daarmede sinds lang in gebreke gebleven. Eindelijk, den 26 Febr. 1720, begon hij te zingen: Pleurons tous en ce jour. Men lachte om dien zonderlingen aanhef, de abt raakte in de war, tot hij eindelijk liet volgen: Du bois de calembour (houtsoort van het maleisch kalambak). Dat laatste woord klonk de aanwezigen zoo koddig in de ooren, dat het zijnen weg vond. Fuzelier schreef dan ook: Le mot est devenu proverbe. Bevoegde philologen gelooven daarentegen den oorsprong van calembour in calembourdaine) thans calembredaine = kletspraatje) te ontdekken.
| |
[Calendarium]
Calendarium, kerkelijke almanak, het renteboek, waarin de bankiers en geldschieters de renterekeningen met hunne klanten boekten.
| |
[Calendas (Ad - Graecas]
Calendas (Ad - Graecas, bij de Romeinen heette de eerste dag der maand calendae. Daar deze bepaling in den Griekschen kalender niet voorkwam, heeft: ad calendas Graecas, d.i.: tot op de Grieksche calendae, den zin van nooit.
| |
[Calenderbroeders]
Calenderbroeders, (Calandsbroeders of Calenderheeren), eene vereeniging van geestelijken en leeken, die op den eersten dag van elke maand bijeenkwamen, om voor de zielen van overleden bloedverwanten te bidden, terwijl zij zich na afloop aan een feestdisch schaarden; van Calendae (den eersten dag van iedere maand).
| |
[Calessáren]
Calessáren, straatjongens te Napels, jonge ledigloopers, die op de paarden passen, den reizigers hun diensten aanbieden; van it. calessa = kalés, fr. calêche = rijtuig.
| |
[Caligae Hispanicae]
Caligae Hispanicae, Spaansche laarzen, naam van een foltertuig; van lat. caliga, (mv. caligae) = voet- of zoolbekleeding der oud-Romeinsche soldaten. Het been des ongelukkigen werd tusschen de twee laarsvormige stukken hout geklemd en deze werden dan toegedraaid, zoodat vleesch en been verbrijzeld werden.
| |
[Calicot]
Calicot, (eng.) katoenen stof, genoemd naar Calicut of Calcutta, stad en haven in Madras (Eng. Indië), waar die stof wordt vervaardigd.
| |
[Caligo]
Caligo, duisternis, ironisch wel eens toegepast als letterkeer van logica.
| |
[Calixtijnen]
Calixtijnen, secte van de Boheemsche Hussieten; van lat. calix = kelk, omdat zij, verlangende dat deze bij het H. Avondmaal ook aan de leeken zou worden uitgereikt, een kelk in hunne banieren voerden.
| |
[Calliope]
Calliope, (gr.) lett. met schoone stem, Muze der epische poëzie, afgebeeld met wastafeltjes in de eene en een schrijfstift in de andere hand.
| |
[Calomniez, calomniez, il en reste toujours quelque chose]
Calomniez, calomniez, il en reste toujours quelque chose, Beaumarchais, Barbier de Seville II. 7, laster maar voort, er blijft altijd wat van hangen. Ook bij Baco de Augmentis scientiarum VIII. II: Sicut enim dici solet de calumnia: audacter calumniare, semper aliquid haeret. Aldus pleegt men Baziles ontboezeming in Le Barbier de Sevilla, II, 8 samen te vatten, hoewel het ongeveer in dien vorm niet daar, maar in De la Dignité et de l'Accroissement des sciences (Boek VIII, kap. II) van Francis Bacon (1561-1626) voorkomt,
| |
| |
namelijk aldus: Va! calomniez hardiment, il en reste toujours quelque chose. Bacon laat er de woorden aan voorafgaan: Comme on dit ordinairement. Het was dus toenmaals (1623) dus lang vóór Beaumarchais, reeds een spreekwoord.
| |
[Calorifère]
Calorifère, warmtegeleider, tegenwoordig vaak een verwarmingstoestel of groote kachel met geleidepijpen aanduidend.
| |
[Calorimeter]
Calorimeter, warmtemeter, een werktuig om de soortgelijke warmte der lichamen te onderzoeken.
| |
[Calottine]
Calottine, (calotine), schimpdicht, dat de gebreken der groote wereld geeselde (ten tijde van Lodewijk IV); van calotte = een glad, zwart nauwsluitend mutsje, vooral zulk een, dat de tonsuur des geestelijken bedekt. Ten tijde van Lod. XIV had men in Frankrijk een vereeniging van calottendragers (régiment de la calotte) die de gebreken der groote wereld door calottines geeselde.
| |
[Caestuarii]
Caestuarii, (l.) vuistvechters in het onde Rome, van Caestus (l.) = strijdhandschoen, waarmede de vuistvechters zich wapenden.
| |
[Calumniare audacter, semper aliquid haeret]
Calumniare audacter, semper aliquid haeret, (lat.) Laster brutaal, er blijft altijd iets van hangen. Zie Calomniez.
| |
[Calumet]
Calumet, de vredepijp, in N.-Amerika bij de Indianen ter bevestiging van een verbond in gebruik. De kop is van gepolijst rood marmer, de versierde steel van riet. De aanbieding van de vredepijp is een blijk van welgezindheid; de weigering om haar aan te nemen een daad van vijandschap.
| |
[Calvarieberg]
Calvarieberg, (r.k.) bij verkorting voor groep, hetzij in schilder- of beeldhouwkunst, voorstellende Christus aan het kruis, en Maria en Johannes er naast, aan weerskanten.
| |
[Calvarieberg]
Calvarieberg of Golgotha, (schedel) (calva = naakte schedel, naakte schedelplaats) de plaats waar Christus gekruist is, zoo genaamd naar den vorm van den heuveltop.
| |
[Calvariëntocht (een]
Calvariëntocht (een - een zware tocht, vol moeilijkheden, een lijdenstocht; naar den tocht van Jezus naar den berg Golgotha, ook Calvariënberg geheeten.
| |
[Calville]
Calville, gewoonlijk calvinea of kalvijnen geheeten, de naam van een soort van appels, tot de kantappels behoorende.
| |
[Calvinisme]
Calvinisme, de Hervormde leer naar de leerstellingen van Calvyn; de vijf hoofddogma's zijn:
Voorbeschikking of persoonlijke uitverkiezing; |
Onweerstaanbare genade; |
Oorspronkelijke of erfzonde; |
Persoonlijke verlossing; |
Volharding der heiligen. |
Een sombere, alle vreugd ontwijkende Godsdienst wordt ook wel Calvinisme genoemd.
| |
[Calix]
Calix, (l.) de witte streep in de renbaan, die het einde van den te doorloopen afstand aanwees.
| |
[Calydonische jacht]
Calydonische jacht, de jacht op het Calydonische wilde zwijn, dat de landen van Oeneus koning van Calydon (een havenstad in Adolië) verwoestte, wijl Oeneus eens aan alle goden een offer bracht, behalve aan Artemis (Diana) de godin der jacht.
| |
[Calypso]
Calypso, (myth.) de koningin van het eiland Ogygia, thans Gozzo bij Malta, waar Ulysses zeven jaar werd opgehouden. In Fénélon's Télémaque wordt Madame de Montespan met dien naam aangeduid.
| |
[Calza, (Ordine della]
Calza, (Ordine della - een Venetiaansche ridderorde, in 1332 door eenige edellieden gesticht met het doel om den krijgsmansgeest bij de jongelingen op te wekken; genoemd naar het ordeteeken calza, een rijkversierde laars.
| |
[Cam en Isis]
Cam en Isis, (eng.) de hoogescholen van Cambridge en Oxford, zoo genoemd naar de rivieren, waaraan zij gebouwd zijn.
| |
[Camaschedienst]
Camaschedienst of -geest, zie Kamaschen.
| |
[Camaïe]
Camaïe, schilderij van ééne kleur in verschillende tonen; misschien van oudfransch camahe (camée), een uitgesneden gesteente.
| |
| |
| |
[Camaldulenser kloosterorde]
Camaldulenser kloosterorde, Congregratio Camaldulensis, eene in 1018 door den H. Romualdus van Ravenna gestichte afdeeling van de Benedictijner orde in het dal Camaldoli bij Arezzo in de Apennijnen; zij wijdde zich uitsluitend aan een bespiegelend leven, verspreidde zich over vele landen van Europa, weerstond niet den schok der Fransche omwenteling en bestaat thans alleen nog te Camaldoli.
| |
[Camarilla]
Camarilla, (sp.) oorspronkelijk hofpartij van koning Ferdinand VII van Spanje en van Dona Christina en Dona Isabella II, zoo genoemd naar het zaaltje (camara), waar zij hare zittingen hield. Later: samenzweringspartij, die streng optrad en gevaarlijk was, of hofpartij die den monarch omringt. Vandaar de beteekenis: hovelingen-club, die invloed op staatszaken wil oefenen.
| |
[Cambrai]
Cambrai, (eng. Cambrick) kamerdoek, fijn linnen van Kamerijk = fr. Cambrai.
| |
[Cambrië]
Cambrië, oude naam van Wales.
| |
[Cambrinus]
Cambrinus, ook genoemd Gambrinus, de koning der bierdrinkers, een legendarische koning van Brabant tijdens Karel den Grooten, die uitvinder der bierbrouwerij zou geweest zijn. Volgens sommigen ten onrechte niemand anders dan Jan I, Jan Primus, hertog van Brabant, beschermer van het brouwersgild.
| |
[Cambrische formatie]
Cambrische formatie, de oudste sedimentaire fossielen bevattende lagen der aardkorst, die aldus genoemd zijn naar het Cambrisch gebergte in Wales, waar men het eerst deze formatie bestudeerde en als een zelfstandige groep van aardlagen leerde beschouwen. Ook wordt door vele geologen de Cambrische formatie wel als een onderafdeeling der Silurische beschouwd.
| |
[Cambronne, (het woord van]
Cambronne, (het woord van - zie La garde meurt, et ne se rend pas.
| |
[Cameleon]
Cameleon, onbestendig, zeer veranderlijk mensch; van den cameleon, soort van hagedis, waarvan men zegt, dat zij de kleur aanneemt van 't voorwerp, waarop zij geplaatst wordt.
| |
[Camelia]
Camelia, eigenlijk camellia, bloem, naar G.J. Camelli, een pater-jezuiet, botanicus en zendeling, die ze in 1639 van de Philippijnsche eilanden naar Europa bracht.
| |
[Camelot]
Camelot of kamelot, een kleedingstof oorspronkelijk van geitenhaar, later met wol of zijde vermengd. Stof van geringe waarde, vandaar de bet. prullegoed en venter van prullegoed.
| |
[Cameo]
Cameo, Camée, een reliëf gesneden op een steen met een andere kleur tot onderlaag, of ook op schelpen.
| |
[Camera]
Camera (niet Caméra), (it.) kamer, als in camera obscura donkere kamer, camera lucida lichte kamer.
| |
[Camera lucida]
Camera lucida, camera clara. Spiegelkastje dat bij 't landschapsteekenen goede diensten kan bewijzen, daar zich daarin het beeld, dat men schilderen wil afteekent.
| |
[Camera Obscura.]
Camera Obscura. Donker kastje, waarin een beeld van een landschap bol, door een lens op een matglazen plaat wordt geworpen en 't zoodoende verkleind weergegeven wordt.
| |
[Camera stellata]
Camera stellata of sterrenkamer, weleer een Engelsch gerechtshof, dat zitting hield om vonnis te spreken over de misdrijven van aanzienlijke mannen. Het ontleende zijn naam aan de sterren, die het plafond der zittingszaal versierden en werd ten tijde van Karel I ontbonden.
| |
[Cameralia]
Cameralia, leer der Staathuishoudkunde; wetenschappen die over het beheer der vorstelijke inkomsten handelen.
| |
[Cameronianen]
Cameronianen, godsdienstige secte in de 16e eeuw, gesticht door Richard Archibald of Cameron, die zich afscheidde van de Presbyterianen, wijl deze een indulgentie hadden aangenomen, uitgevaardigd door Karel II.
| |
[Camisada]
Camisada, eene overrompeling bij nacht; (van 't Spaansche camisa = hemd), bepaaldelijk die van Prins Willem in zijne legerplaats bij Nijvel (fr. Nivelles) door Romero in 1572, bij welke gelegenheid zijn hondje hem het leven redde.
| |
| |
| |
[Camisards]
Camisards, de hervormden in Languedoc, die na de opheffing van het Edict van Nantes in 1685 een hardnekkigen oorlog voerden tegen Lodewijk XIV tot in 1707, toen de Camisards voor een deel uitgeweken en voor het andere deel gedood waren. Hun naam ontleenden zij aan camise = hemd, omdat de boeren linnen kielen over hunne wapenrusting droegen.
| |
[Camorra]
Camorra, is de naam van een geheim genootschap, welks leden over het voormalig koninkrijk Napels waren verspreid, en onder den naam Camorristi het recht van den sterkste deden gelden.
| |
[Campagne, (entrée de]
Campagne, (entrée de - (mil.) geldelijke toelage, die aan officieren verstrekt wordt, zoo zij in oorlogstijd te velde moeten trekken.
| |
[Campania]
Campania, d.i. de Terra-di-Lavoro = het vlakke land in den omtrek van Capua. Vandaar de naam Campanula, aan een klokvormige bloem, en de naam campanella aan klokketoon-achtige muziek gegeven, wijl in Campanië de eerste (lui-)klokken werden vervaardigd.
| |
[Campanilla]
Campanilla, (arch.) Vrijstaande toren van kleine afmeting, naast eene kerk, waarin de klokken hangen; van het Italiaansch Campana - klok.
| |
[Campeador]
Campeador, (sp.) Kampioen, bijnaam van den Cid; zie aldaar.
| |
[Campo santo]
Campo santo (it.) kerkhof.
| |
[Campus Martius]
Campus Martius, Campus, het veld, een groot veld ten N.W. van Rome. Het was oorspronkelijk Kroondomein; maar werd onder de koningen aan Mars gewijd en werd gebruikt voor openbare spelen, monstering van troepen, lichaamsoefeningen, volksvergaderingen en dergel.
| |
[Canada balsem]
Canada balsem, getrokken uit den pinus balsamea, een plant uit Canada.
| |
[Canadasche ziekte]
Canadasche ziekte, (morbus canadensis) een vorm van syphilis, dien men het eerst aan de baai van St. Paul in Canada heeft waargenomen.
| |
[Canaille]
Canaille, (it.) canaglia, van lat. canis = hond, het gepeupel, Janhagel.
| |
[Canaille, (La - de l'Europe c'est l'aristocratie des Indes]
Canaille, (La - de l'Europe c'est l'aristocratie des Indes, d.i. het schuim van Europa is de aristocratie van Indië. Fransche zegswijze, die het karakter der Oostgangers uit vroeger dagen teekende.
| |
[Canal boy (the]
Canal boy (the - James Abram Garfield, 2e president der Vereen. St. (1881), die zijn leven begon als jager voor een schuit.
| |
[Canapé]
Canapé, dat in het Fransch van Rabelais conopée luidde, heette in 't Latijn conopeum van een Grieksch woord kônôps, dat mug beteekent. Oorspronkelijk was het een gordijn van lichte stof, dat om den slaper werd uitgespannen om de muggen te weren. Later noemde men de rustbank, binnen het muggenwerend kleed, ook zoo.
| |
[Canard]
Canard, (fr.) een verzonnen courantenbericht, volgens sommigen ontleend aan zeker krantenbericht, hoe van twintig eenden telkens één door de overige werd opgegeten, tot er ten laatste slechts één overbleef, die dus de andere 19 had opgepeuzeld.
| |
[Canaux, canards, canaille]
Canaux, canards, canaille, de kortst mogelijke omschrijving van Nederland en het Nederlandsche volk, gezien met het temperament van den Franschen satiricus; het wordt toegeschreven aan Voltaire, maar het komt in zijne werken niet voor.
| |
[Cancan]
Cancan, (fr.) gemeenzaamheid; een zeer losse, alle grenzen der betamelijkheid overschrijdende dans in plaatsen van openbaar vermaak, in (het vroegere) Mabille, Châteaux des fleurs, Closerie des lilas, Moulin rouge, de volksbals en derg.
| |
[Cancan]
Cancan of Chahut. Beruchte dans, eigenlijk de Fransche Contredans, ontstaan in de openbare danshuizen te Parijs omstreeks 1822. De politie verbood hem als onzedelijk. In 1851 en later werd hij (heimelijk) vooral gedanst in La Chamière (stroohut), een groot danslokaal te Parijs op den Boulevard du Mont-Parnesse, bij de Barrière de l'Enfer. In de Parijsche volkstaal bet. cancan geraas, leven, drukte.
| |
| |
| |
[Candida pax homines, trux decet ira feros]
Candida pax homines, trux decet ira feros, (lat.) Ovidius, Ars amatoria 3, 502. Opgeruimde kalmte voegt den mensch, woeste drift het wild gedierte.
| |
[Candidaat]
Candidaat, iemand, die naar eenig ambt staat, of daartoe wordt aanbevolen; van lat. candidus = wit, naar het Romeinsch gebruik, volgens hetwelk zij, die een ambt van consul, quaestor, praetor enz. begeerden, in wit gewaad rondgingen om voorspraak te zoeken. Wit beteekende onbevlekte trouw en nederigheid.
| |
[Caudijnsche vorken (tusschen de - doorgaan]
Caudijnsche vorken (tusschen de - doorgaan gedwongen worden tot een vernederend vredesverdrag. De uitdrukking ziet op het smadelijk verdrag, waartoe de Romeinsche legioenen in het jaar 321 v.C. gedwongen werden, toen zij door de Sammieten in de berg-engte bij Cadium (Cadijnsche vorken geheeten) ingesloten waren.
| |
[Canephorae]
Canephorae, (bouwk.) (gr.) mandendragers, figuren van jonge lieden van beiderlei kunne, met een mand op het hoofd, als kariatiden aan een gebouw gebruikt. Die figuren zijn ontleend aan de oude godenfeesten der Atheners, waarbij meisjes korven met gewijde voorwerpen droegen.
| |
[Caniculair jaar]
Caniculair jaar, het oude zonnejaar der Egyptenaren, gerekend van het verschijnen der hondster, (hond = canis) en overeenkomend met de overstrooming van den Nijl.
| |
[Canis]
Canis, de vier éénen, de slechtste worp in het dobbelspel.
| |
[Canis a non canendo]
Canis a non canendo, de hond heet canis omdat hij niet zingt (non canit), aangehaald òf om eene dwaze woordafleiding te bespotten (vgl. lucus a non lucendo) of wel om iemand aan te duiden, die niet in staat is zijne ambtsplichten naar eisch te vervullen; zoo bijv. director a non dirigendo, een dirigent, die niet dirigeert.
| |
[Cannae]
Cannae, de plaats, waar Hannibal door de Romeinen onder Paulus Aemilius werd verslagen, bij uitbreiding een veldslag, die een keerpunt vormt in de roemrijke loopbaan van een veldheer: Moscou was Napoleon's Cannae.
| |
[Cannebière]
Cannebière, de breede en schoone hoofdstraat van Marseille.
| |
[Cano]
Cano of Kano, in de overzeesche gewesten een inlandsche boot, hgd. kahn; afr. cane = schip; lat. canna, holle rietsteel, vergel. Kanon, Kanaal.
| |
[Cánon]
Cánon, richtsnoer, regel.
1o. | Canon der H. Schrift, verzameling der Schriften, die tot den Bijbel gerekend worden. |
2o. | Canones, regels voor geloofs-zedeleer en kerkelijke tucht, vastgesteld op de Concilies, b.v. de Canons van het Concilie van Trente. |
3o. | De kerkelijke wetten en verdere bepalingen omtrent de kerkelijke tucht, vandaar Canoniek recht of kerkelijk recht. |
4o. | Canon van de H. Mis, dat gedeelte van de H. Mis, dat niet verandert naar de verschillende feestdagen. De voornaamste deelen der H. Mis behooren tot den Canon. |
| |
[Canonbord]
Canonbord, drie bedrukte bordjes of tabellen, die gedurende de H. Mis rechtstandig op de altaartafel geplaatst zijn, de grootste in het midden, de twee kleinere aan den kant en waarop de canon der Mis staat. Zij zijn gewoonlijk met duidelijke letters op carton gedrukt, achter glas gezet en met een lijst, soms van zilver, omgeven.
| |
[Canon van Polykletos]
Canon van Polykletos, de regel van de verhoudingen der verschillende lichaamsdeelen, welke reeds aan de Grieksche beeldhouwers tot grondslag diende om een menschbeeld van de grootste volkomenheid te scheppen.
| |
[Canonici]
Canonici, de priesters, die volgens den regel (canon) van Chrodegank van Metz (760) te zamen in het huis van den bisschop en onder diens opzicht als in een klooster leven. Zij werden onderscheiden in canonici secularis (= wereldsche) en regulares (die de kloostergeloften hadden afgelegd). De Ned. vorm van het woord is kanunniken. Aan hen was het bestuur over de goederen van het bisdom opgedragen en sinds het concordaat ook de bisschopskeus.
| |
[Canoniek recht]
Canoniek recht, rechts-uitspraak gegrond op Kerkelijke wetten of voorschriften.
| |
| |
| |
[Canonieke boeken]
Canonieke boeken, zijn die bijbelboeken, waaraan men een goddelijken oorsprong en geldende bewijskracht toekent en die daarom dan ook op de door de synoden en conciliën vastgestelde lijst (canon) geplaatst waren.
| |
[Canonisatie]
Canonisatie, zie beatificatie.
| |
[Canoniseeren]
Canoniseeren, = heilig verklaren (van lat. cánon = lijst); in de lijst der heiligen opnemen.
| |
[Canopeum]
Canopeum, (r.k.) een gordijn gewoonlijk van zijde, dat den tabernakel van het altaar geheel bedekt.
| |
[Canossa (Naar - gaan]
Canossa (Naar - gaan, wordt gezegd als de wereldlijke heerscher van een land in een strijd met de kerk het onderspit delft, en zich vernederende voorwaarden moet laten welgevallen, naar de vernedering, die Paus Gregorius VII in 1077 keizer Hendrik IV op het middeleeuwsche bergslot Canossa (in het voormalig hertogdom Modena) deed ondergaan, gelijk het zeer sterk gekleurd en bijzonder overdreven verhaal zou doen gelooven. Bismarck verklaarde in den rijksdag: ‘Wij gaan niet naar Canossa’ en deze woorden leest men ook op het Bismarck-gedenkteeken op den Burgberg bij Harzburg.
| |
[Causaal-nexus]
Causaal-nexus, (Lat.) ook Causaal-verband, - want nexus beduidt ‘verband’, - d.i. verband van oorzaak en gevolg. Causalis oorzaaklijk, van causa, oorzaak, beweeggrond.
| |
[Cantabile]
Cantabile, (it. muz.) een gedragen zangwijze, het langzamere, eerste hoofdgedeelte in de It. Opera van een aria, duet, quartet, etc.
| |
[Cantabile]
Cantabile, Zangstuk, bestaande uit aria's recitatieven, koren en koralen.
| |
[Cantate]
Cantate, de 4de Zondag na Paschen, naar het begin van de Mis op dien Zondag ps. 98 ‘Cantate Dominum Canticum novum.’
| |
[Cantecleer]
Cantecleer, (fr. Chante-clair) de haan, o.a. in het dierenepos. ‘Reinaard de Vos.’
| |
[Cantharus]
Cantharus, drinkbeker met ooren, gelijk die aan de beelden van Dionysus meestal voorkomt.
| |
[Cantica]
Cantica, bijbelsche gezangen, die benevens de psalmen in het breviergebed zijn opgenomen, b.v. het Canticum van Mozes uit Ex. 15:1-19, het Magnificat Luc. I 46-55 enz. ook het Hooglied.
| |
[Cantica Canticorum]
Cantica Canticorum, het hooglied van Salomo.
| |
[Cantine]
Cantine, restauratie in kazernen, gevangenissen of legerkampen, van it. cantina dat uit canovettina, dim. van canova = kelder, ontstaan is.
| |
[Cantinière]
Cantinière, (mil.) gehuwde vrouw van een soldaat of korporaal, die de troepen te veld volgt.
| |
[Cantor]
Cantor, of kooropzichter, koorregent of voorzanger.
| |
[Cantores amant humores]
Cantores amant humores, (lat.) zangers houden van nattigheid (zijn dorstig).
| |
[Canvasser]
Canvasser, (eng.) verkiezingsagent, agent die een kandidaat bij de kiezers gaat aanbevelen en de nalatigen onder dezen op den dag der verkiezing met rijtuig afhaalt en naar de stembus voert.
| |
[Canzone]
Canzone, (it.) Provencaalsche dichtvorm, veel in de middeleeuwen in gebruik, sedert de Renaissance tot het begin van deze eeuw minder aangewend. Dante en Petrarca muntten uit in en door hun Canzoni. In de muziek een stuk afgeronde kortere wijze, veelal met refrein.
| |
[Caorcini]
Caorcini, ook catorcini, caorsini en corsini, Italiaansche kooplieden, die in de 12e eeuw in verschillende landen van Europa een beruchten woekerhandel dreven; van Cahors, de hoofdstad van Quercy; of van de handelaarsfamilie Corcini te Florence.
| |
[Capa y espada]
Capa y espada, zie Comedias.
| |
[Capaciteiten-kiesrecht]
Capaciteiten-kiesrecht, lett.: = kiesrecht der bekwaamheden. Het duidt een stelsel aan, waarbij alle burgers, die een zekeren wetenschappelijken of ambtelijken graad bezitten, daardoor van zelf kiesrecht hebben al voldoen zij ook niet aan de kiesrecht voorwaarden aan andere burgers gesteld.
| |
| |
| |
[Cape et d'épée, (Roman de]
Cape et d'épée, (Roman de - ridderromans, waarin de helm en het zwaard der ridders een hoofdrol spelen.
| |
[Cape sedem]
Cape sedem, (lat.) neem een stoel.
| |
[Capetingisch]
Capetingisch of Capétisch schrift, schriftsoort voor oorkonden in Frankrijk gebruikt gedurende de eerste twee eeuwen van het Capetingische huis.
| |
[Capillair]
Capillair, (van het Latijn capillus hoofdhaar) zoo fijn als een hoofdhaar. Capillaire buisjes, haarbuisjes zijn glazen buisjes van den kleinst mogelijken diameter.
Capillariteit, werking der haarbuisjes het naar boven stijgen van vocht door nauwe openingen.
| |
[Capita aut navim]
Capita aut navim, gelief koosd spel der Romeinsche jeugd, ons ‘kruis of munt.’ Men raadde, of het dubbele Janushoofd (capita) dan wel de scheepssnavel (navis) van een opgeworpen muntstuk zou komen bovenliggen.
| |
[Capitaine, (En grand]
Capitaine, (En grand - als een groot (voornaam) kapitein, Capitaine, kapitein, is afgeleid van lat. caput = hoofd en beteekent hoofdman; vroeger hopman, hgd. Hauptmann.
| |
[Capitano]
Capitano, (it.) een personage in de vroegere It. kluchtspelen, de dappere man, de vuurvreter.
| |
[Capitatiae]
Capitatiae, (ned.) hoofdgeld aanslag naar het aantal hoofden in elk gezin.
| |
[Capitool]
Capitool, naam van een gebouw, waar de volksvertegenwoordigers vergaderen bijv. te Washington; van het Capitool, de burcht van het oude Rome gelegen op den kleinsten der zeven heuvelen, Mons Capitolinus, volgens de Romeinsche grammatici naar caput Toli, het hoofd van Tolus, dat bij den bouw zou opgegraven zijn.
| |
[Capittel]
Capittel, een hoofdstuk uit den bijbel. Hoofdbestuurders eener geestelijke instelling?
| |
[Capitulariën]
Capitulariën, verzamelingen van wetten van Karel den Groote en latere vorsten.
| |
[Capitulatie, (Keizerlijke]
Capitulatie, (Keizerlijke - voorwaarden, die de keurvorsten in Duitschland den tot Keizer gekozene voorstelden, en die hij teekende, alvorens erkend te worden; het kiesverdrag.
| |
[Capitulatiën]
Capitulatiën, de verzameling reglementen, waarnaar de vreemdelingen in Constantinopel en de Levant door hun consuls geoordeeld worden.
| |
[Caporal, (le petit]
Caporal, (le petit - lett. de kleine korporaal, naam, waarmee de Franschen, na den slag bij Lodi, onder elkander den lateren Napoleon I aanduidden en onder welken naam hij populair bleef.
| |
[Capote anglaise]
Capote anglaise, capotje, foedraal, scheede, tegen de venerische besmetting.
| |
[Capoudjis]
Capoudjis, (turk.) (beter Kapoedsjis van turk. kapu = deur) deur- of poortwachters.
| |
[Cappa]
Cappa, een mantelvormig, aan de voorzijde open en met een kap voorzien kleed, eertijds door mannen en vrouwen, door geestelijken en leeken gedragen. Later werd de cappa bijna uitsluitend gebruikt door monniken en kanunniken. Tegen de 12de eeuw werd de cappa een uitsluitend liturgisch kleed. Als zoodanig wordt de cappa o.a. ook genoemd pluviale, koorkap.
| |
[Capriccio]
Capriccio, (it.) van capri (bok), bokkesprongerig, een gril, een grillig muziekstuk.
| |
[Captain]
Captain, (cricketspel) de leider van het spel; hij regelt de volgorde waarin elk der spelers achtereenvolgens de eene of andere plaats in het spel zal innemen.
| |
[Captatio benevolentiae]
Captatio benevolentiae, bede om een toegevend, welwillend gehoor; poging om een gunstige beoordeeling te verwerven.
| |
[Captie]
Captie, tegenstelling. Captie-maken tegenstribbelen (in de volkstaal kapsies maken).
| |
[Captuur]
Captuur, vangst buit, inhechtenisneming van een schuldenaar op last van den schuldeischer.
| |
| |
| |
[Capucijner]
Capucijner, kloosterling, wiens verplicht hoofddeksel een capuche of kap was van bijzonderen vorm. Daarnaar eene soort van erwten in den kloostertuin der C. het eerst gekweekt. Ook een bloem.
| |
[Capucinade]
Capucinade, slechte preek, belachelijke redevoering; van Capucijn, kapmonnik, Franciscaner monnik; en dit weder van capuchon, naar de groote spitse kap, die deze monniken droegen. Vgl. de ‘Kapuziner Predigt’ in Schiller's Wallensteins Lager, oorspronkelijk van pater Abraham a Sancta Clara.
| |
[Capulet]
Capulet, een adellijk geslacht in Verona; tegenstanders van het geslacht van Montecchi; Julia behoorde tot het eerste, Romeo tot het laatste.
| |
[Caput Mortuum]
Caput Mortuum, (lat.) doodekop, bij de oude scheikundigen het residu van behandelde stoffen, waaruit dus al wat waarde had, verdwenen was. Doodekop, ijzeroxyde, ook wel colcothar genaamd, een fijn rood of bruin poeder, dat dient als polijstmiddel voor glas.
| |
[Carabas, (Markies van]
Carabas, (Markies van - een edelman uit den voortijd met groote ijdelheid, die gaarne de slaafsche dwaasheid van de regeering van Lodewijk XIV wilde herstellen; iemand met de beurs van Fortunatus, die nooit ledig was. Het karakter is genomen uit Perrault's sprookje van de ‘gelaarsde kat,’ waarin de kater dien naam voor zijn meester bedacht.
| |
[Caracoleeren]
Caracoleeren, een caracole of zwenking maken, gezegd van een ruiter, die zijn paard in vollen ren vlugge wendingen en omdraaiingen doet uitvoeren.
| |
[Carambole]
Carambole, (munt) = Ecu van Lodewijk XIV, geslagen voor Fransch Vlaanderen 1686-1705.
| |
[Carambole]
Carambole, (biljart) het achtereenvolgens raken van twee van elkaar verwijderd liggende ballen in één stoot.
| |
[Caramel]
Caramel, van Lat. canna, suikerriet en mellis, honig; een soort van suikergoed of lekkernij, ook als geneesmiddel aanbevolen.
| |
[Carbatinae]
Carbatinae, soort van boerenschoenen uit één stuk leder vervaardigd en met kruisbanden om het been bevestigd.
| |
[Carbonade]
Carbonade, van Carbo, kool. Een stuk vleesch geschikt om op een rooster boven kolen gebraden te worden.
| |
[Carbonade]
Carbonade, zwarte diamant, van carbo, kool.
| |
[Carbonade]
Carbonade, harder dan diamant.
| |
[Carbonari]
Carbonari, (it.) houtskoolbranders; een geheime politieke vereeniging in het Koninkrijk der beide Sicilien, ontstaan in 1820; strevende naar uitbreiding der volksregeering; hunne vereenigingsplaats noemden zij ‘de hut,’ de binnenzijde ‘de plaats, waar zij houtskool verkochten’ en de buitenzijde ‘het woud,’ hun politieke tegenstanders: ‘wolven.’ De vereeniging had weldra vertakkingen door geheel Italië en vormde de kern der partij, die de bewegingen van 1848 en 1859-60 deed ontstaan.
| |
[Carbone atro notare]
Carbone atro notare, Horatius, Satirae 2, 3, 246 e.a. Met een zwarte kool teekenen (afkeuren).
| |
[Carcel-lamp]
Carcel-lamp, lamp, waarin de olie door een veer naar boven wordt geperst; eigenlijk Carousel-lampen waarbij de olie gegoten werd in een rand waarop de ballon rustte en die hol was terwijl een klein afvoerpijpje de olie van lieverlede bij de pit bracht.
| |
[Carcer Mamertinus]
Carcer Mamertinus, gevangenis te Rome aan het Forum gelegen, bestond uit drie verdiepingen, waarvan slechts ééne boven den beganen grond was. Hier werden de licht gestrafte gevangenen in hechtenis gehouden (custodia communis). De middelste verdieping was een onderaardsch gewelf, waartoe slechts eene opening in de zoldering toegang verleende en waarin men geketend de zware gevangenisstraf onderging (custodia arcta). Daaronder lag een nog afgrijselijker kerkerhol, evenzeer alleen met een opening van boven, waarin de doodstraf werd voltrokken.
| |
[Carcer]
Carcer, (hgd.) strafvertrek aan scholen in Duitschland, schoolgevangenis.
| |
[Cardamom]
Cardamom, een Indische plant van de gember-familie, gebruikt als toekruid en als medicijn.
| |
[Carga]
Carga of Cargo, (hand.) de lading van een schip, de bestemming der geladene goederen.
| |
| |
| |
[Carga]
Carga, in vorige eeuwen de gevolmachtigde die de lading van een schip vergezelde, om die op de bestemmingsplaats te verkoopen; werden hiertoe twee personen gebezigd, dan heette de eerste supercarga.
| |
[Cargadoor]
Cargadoor, tusschenpersoon, die de bevrachting van een schip bezorgt door voor de kooplieden scheepsruimte en voor de reeders lading op te zoeken.
| |
[Cargazoen]
Cargazoen, lading. Zie Carga.
| |
[Caricatuur]
Caricatuur, (it.) van caricare = overdrijven (in schilderijen), dwaze teekening of voorstelling, belachelijk door vergrooting van enkele eigenschappen.
| |
[Carillon]
Carillon, (fr.) klokkenspel, van lat. quadrilio, omdat oorspronkelijk een klokkenspel uit den samenklank van vier klokken bestond.
| |
[Carinae]
Carinae, Romeinsche vrouwen, gehuurd om bij eene begrafenis te weenen, naar de stad Caria, vanwaar de meeste kwamen.
| |
[Carlisten]
Carlisten, aanhangers van Don Carlos, pretendent in Spanje 1833-1845.
| |
[Carludovica]
Carludovica, panama-hoed, vervaardigd van Carludovica palmata, zoo geheeten naar Karel (Carlos) IV van Spanje.
| |
[Carmagnole, (Nieuwe]
Carmagnole, (Nieuwe - de oude, een voor het Hof beleedigend republikeinsch lied (met dans) kwam, tijdens de Fransche Revolutie, in 1792 bij de inneming van Carmagnola (in Piemont, prov. Turyn), - vanwaar de naam, - in zwang. De nieuwe werd gedicht en gezongen bij gelegenheid dat de Communistische vereeniging ‘Le Citoyen et la Bataille’ 12 Mei 1883 den jaardag harer stichting vierde met een banket van 1200 personen. Het refrein luidde: ‘Dansons la Carmagnole, vive le son du canon.’ Andere republikeinsche liederen ook de roode muts en driekleurige gordel der Jacobijnen; de redevoeringen tegen Lodewijk XVI en de dans rondom de guillotine, droegen evenzoo dien naam.
| |
[Carmelieten, (de Orde der]
Carmelieten, (de Orde der - in 1156 op den berg Carmel door Berthold van Calabrië gesticht, de monniken zijn aan strenge regelen gebonden.
| |
[Carmina burana]
Carmina burana, (lat.) verzameling van Duitsche en Latijnsche liederen en half Duitsch half Latijnsche liederen, uit de 12e en 13e eeuw, afkomstig van de Vaganten (z.a.), ruwe, satyrisch-polemisch, zoowel als echt vrome en diep gevoelde. Bloemlezingen zijn Gaudeamus! Carmina vagorum selecta en Carmina burana selecta.
| |
[Carnaval]
Carnaval, (lat.) carnivale, feest dat bepaaldelijk gevierd wordt op den Zon-, Maan- en Dinsdag vóór Aschdag.
| |
[Carnaval de Venise]
Carnaval de Venise spelen, op een viool met een snaar = iets onnoodigs en vervelends doen met vertooning van veel moeite en kennis.
| |
[Carolien]
Carolien of Charles d'or, een gouden munt, ruim f 12, waard.
| |
[Carolina]
Carolina, lijfstraffelijke wetgeving of het halsrecht van Karel V.
| |
[Carolini libri]
Carolini libri, d.i. Karolingische boeken; een viertal boeken op last van Karel den Grooten opgesteld, en gericht tegen de aanbidding der beelden.
| |
[Carolus]
Carolus, gouden munt geslagen in 1520 't laatste goud, dat voor 20 stuivers is uitgegeven bestond uit 1.70 gr. goud 0.90 gr. zilver, 0.30 gr. koper. In 1542 sloeg men den zilveren carolus, bevat 19 gr. fijn zilver.
| |
[Carotten]
Carotten, bundels sterk saamgeperste tabaksbladen in den vorm van een groote sigaar, dienende tot het maken van snuif, die men vroeger daarvan afschraapte.
| |
[Carpe diem, quam minimum credula postero]
Carpe diem, quam minimum credula postero, Horatius, Carmina I, 11, 8 (aan Leuconde) (lat.) Pluk (d.i. geniet) elken dag, zoo min mogelijk rekenende op den volgenden.
| |
[Carpent tua poma nepotes]
Carpent tua poma nepotes, (lat.) Vergilius, Bucolica 9, 50. Het nakroost zal uw ooft plukken. - De vruchten, die uwe nakomelingen zullen plukken, zullen zij aan u verschuldigd zijn.
| |
[Carpet bagger]
Carpet bagger, letterlijk, iemand, die zijn heele bezitting in een carpet bag (reiszak) meedraagt; na den oorlog in Noord Amerika tusschen Noord en Zuid: politieke fortuinzoekers uit het Noorden, die het Zuiden afreisden.
| |
| |
| |
[Carrousel]
Carrousel dagteekent uit de 16e eeuw, en is afkomstig uit Frankrijk als plaatsvervanger der tornooien. Het bestond oorspronkelijk uit equestrische evolutiën, ringrijden, kopslaan en derg. De Place du Carrousel te Parijs heet naar een prachtig carrousel, dat Lod. XIV op dit plein gaf. Het carrousel behoort nu in de manége te huis. Het grondwoord is carro, wagen, waaruit blijkt, dat men evenals bij de Romeinen, aanvankelijk ook met aangespannen wagens in het renperk kwam en in een cirkel reed of rond reed. Thans wordt het ook gebruikt voor een draaimolen of mallemolen.
| |
[Carte blanche]
Carte blanche, (fr.) wit blad papier, geteekend door den afgever, waarop de ontvanger eene som gelds naar believen kan invullen om daarover te disponeeren; ook: onbepaalde volmacht (blanco-volmacht) om naar eigen goedvinden te handelen.
| |
[Carte blanche]
Carte blanche, (fr.) witte kaart, waarop men dus schrijven kan wat men wil. ‘Ik ben c. bl.’, d.i. gij kunt over mij beschikken, ik kan doen of laten wat gij goedvindt. 't Zelfde wordt uitgedrukt door papier blanc.
| |
[Carte de correspondance]
Carte de correspondance, (fr.) correspondentie-kaart. Van de tegenwoordige briefkaarten hierdoor onderscheiden, dat deze open zijn, en de C. gesloten met afzonderlijke frankeering.
| |
[Carte de visite]
Carte de visite, (fr.) visitekaartje, naamkaartje. De Hertog van Parma trok in 1857 door Nizza en voerde daar de gewoonte in, zijn portret op den achterkant van zijn visitekaartje te laten vervaardigen.
| |
[Cartellone]
Cartellone, programma van de opera's, die gedurende een seizoen zullen worden gegeven.
| |
[Cartelschip]
Cartelschip, vaartuig met parlementairen, d.i. onderhandelaars; met de vredevlag; een oorlogschip, dat de gevangenen inheeft, die door twee oorlogvoerende mogendheden tegen elkander worden uitgewisseld; waarin cartèl = verdrag tot uitlevering, uitwisselingstractaat.
| |
[Cartesiaansche duiker]
Cartesiaansche duiker, een merkwaardige toestel, door den beroemden Franschen maar in Holland woonachtigen natuurkundige Descartes (Cartesius) uitgevonden, en bestaande uit een glazen pop in den vorm van een duiveltje (en daarom ook wel Cartesiaansch duiveltje geheeten), die in een wijde flesch vol water van boven met een blaas gesloten, naar de wet van Archimedes rijst of daalt al naar men op de blaas drukt of niet.
| |
[Cartesianismus]
Cartesianismus, wijsgeerige school, welker hoofd Renatus Cartesius of René Descartes, (1596-1650) een van de hervormers der wijsbegeerte, tevens zeer beroemd wiskunstenaar, was.
| |
[Carthago delenda est]
Carthago delenda est, (lat.) Florus, Epitome rerum Romanarum (2, 15) (1, 31) e.e. (Cato inexplicabili odio delendam esse Carthaginem et cum de aliis consuleretur, pronuntiabat). Ceterum censeo, Carthaginem essa delendam. Carthago moet verdelgd worden; woorden waarmedeCato de oudere elke redevoering in den Romeinschen Senaat besloot. Nu beteekenen zij: ‘Wat onze grootheid in den weg staat, moet ten koste van alles uit den weg geruimd.’
| |
[Carteso]
Carteso, loopjongen in de zwavelmijnen op Sicilië, die langs een weg van honderden treden naar boven draagt wat door den werkman in de diepte losgebroken werd.
| |
[Caryatiden]
Caryatiden, (bouwk.) vrouwelijke figuren in lang gewaad, uit steen gehouwen of van metaal gegoten, welke tot zuilen dienen, om een zolder van een voorportaal of een balcon te dragen; van den naam der stad Carya in den Peloponnesus, vanwaar de Grieken alle vrouwen als slavinnen medevoerden. Een dergelijk mansbeeld heet Persiek (z.a.).
| |
[Carroccio]
Carroccio, (it.) groote wagen door ossen getrokken, waarop het beeld van den schutsheilige en de standaard zich bevonden, omgeven door een eerewacht bij optochten in de Noord-Italiaansche en Toskaansche steden gedurende den bloeitijd der middeleeuwen.
| |
[Casco]
Casco, de romp van een schip.
| |
[Casco-assurantie]
Casco-assurantie, een assurantie, die schip en lading te zamen verzekert, van (sp.) casco, hol van een schip.
| |
| |
| |
[Cashmere]
Cashmere, (ook fr. cachemire wol van geiten uit de bekoorlijke vallei van Cashmere in Voor-Indië, waarvan de kostbare Indische shawls gemaakt worden.
| |
[Casino]
Casino, oorspr. een klein casa of huis, nabij een schouwburg, waar men na afloop van 't stuk ging dansen of musiceeren; thans, een besloten gezelschap of plaats eener gezellige vereeniging, waar muziek gemaakt en gedanst wordt.
| |
[Casu quo]
Casu quo, in geval dat, gebruikelijk als: ‘indien dit mocht voorkomen’ of ‘eventueel.’
| |
[Cassandra]
Cassandra, (gr. myth.) de dochter van Priamus en Hecuba, zuster van Paris en Hector; zij ontving van Apollo de gave der profecie; toen zij echter zijne omhelzingen afweerde, sprak hij den vloek over al hare voorspellingen uit, weshalve ze voortaan enkel ongeluk verkondigen en nergens geloof vinden zou.
| |
[Cassatie]
Cassatie, vernietiging van een vonnis door den Hoogen Raad.
| |
[Cassatie]
Cassatie, (mil.) straf, die alleen aan officieren kan worden opgelegd, waardoor zij vervallen van hun militaire betrekking. Er bestaan 3 soorten van cassatie. Zij kan ook gepaard gaan met gevangenis of verbanning.
| |
[Casser sa pipe]
Casser sa pipe, fr. sterven. Mercier, een lieveling van het publiek, dat de volksschouwburgen van den boulevard du Temple, te Parijs, pleegde te bezoeken, speelde eens de rol van Jean Bart, waarbij hij immer met een pijp in den mond ten tooneele verscheen. Daar werd hij door een aanval van beroerte getroffen, die een einde aan zijn leven maakte. De pijp viel, en was gebroken. 's Anderen daags verhaalden de mindere lui elkander de treurmare aldus: ‘Tu sais bien, Mercier, et bien, il a cassé sa pipe hier pour tout de bon.’ Dat is de oorsprong der zegswijs.
| |
[Cassiterides]
Cassiterides, tineilanden, nu Scilly- of Sorling-eilanden, door de Phoeniciërs druk bezocht.
| |
[Castagnetten]
Castagnetten, duimratel, klepperhoutjes; schelpvormige, nauwkeurig op elkander passende houten schalen tot klepperen, bij Spaansche dansen in gebruik; ontleenen hun naam aan hun overeenkomst in vorm met de kastanje.
| |
[Castalia]
Castalia, bron op den Parnassus, aan Apollo en de Muzen gewijd; wie van het water uit deze bron dronk, werd met dichterlijke geestdrift vervuld; zij is genoemd naar eene nimf, die er in gesprongen was, daar zij de liefde van Apollo niet beantwoordde en aan zijne vervolgingen niet konde ontkomen.
Jaarboekje uit de eerste helft dezer eeuw; prachtalmanak.
| |
[Castaliden]
Castaliden, naam aan de Muzen of zanggodinnen gegeven; naar Castalia, eene bronnimf, z.a.
| |
[Castellum]
Castellum, (lat.) fort of kleine vesting, Castellum aquae, reservoir bij eene waterleiding, dikwijls een smaakvol gebouwde en met beeldwerk en zuilen versierde soort van watertoren, vanwaar het water dan naar de verschillende fonteinen en gebouwen werd geleid.
| |
[Castigat ridendo mores]
Castigat ridendo mores, motto van de Opéra Comique en de Comédie Italienne: het geeselt lachende de zeden.
| |
[Castigatio]
Castigatio, (lat.) tuchtiging; jus castigationis, het recht der vaderlijke tucht, castigatio paterna.
| |
[Castor en Pollux]
Castor en Pollux, (gr.) tweelingbroeders, zonen van Jupiter en Leda, Van daar: onafscheidelijke broeders of vrienden.
| |
[Castrum]
Castrum, (lat.) sterkte, kasteel; meerv. castra, Romeinsche eigenplaats.
| |
[Castrum doloris]
Castrum doloris of Chapelle ardente, burcht der smarte of verlichte kamer, de met zwart behangen en met waskaarsen verlichte zaal, waar het lijk van een aanzienlijk persoon op een katafalk wordt tentoongesteld.
| |
[Casualist]
Casualist, = aanhanger van de leer, dat alles van het blinde toeval afhangt; van lat. casus = geval; toeval.
| |
[Casuïst]
Casuïst, beoefenaar der casuïstiek. In ongunstigen zin ook iemand, die Casa conscientiae (gewetensbezwaren) oplost, door woorden te verdraaien, weg te laten of in te lasschen.
| |
| |
| |
[Casuïstiek]
Casuïstiek, de wetenschap, vooral op het gebied van kerkrecht, om voor nieuwe gevallen (casus), in de wet niet uitdrukkelijk genoemd, den maatstaf ter beslissing te vinden. Later vooral: de beslissing in gevallen, waarbij strijd van gewetensbezwaren ontstond, fig.sophistische redeneering in zaken van moreelen aard.
| |
[Casus belli]
Casus belli, (lat.) een aanleiding tot oorlog; een oorzaak om oorlog te verklaren.
| |
[Catacomben]
Catacomben, doodenstad, verschillende rijen boven elkander liggende onderaardsche gangen aan de helling (ad catacumbas) van de Via Appia in Rome, waar de Christenen hunne dooden begroeven. Verzamelplaats van menschenbeenderen in onderaardsche gangen te Parijs.
| |
[Catapulten]
Catapulten, (oud mil.) werptuigen (ballisten), waarmede men ten tijde van Alexander den Groote, ijzeren voorwerpen, steenen en soms ook onreinheden in eene belegerde sterkte slingerde om zoodoende vernieling en ziekte teweeg te brengen. Tegenwoordig een gevorkte stok met elastieken band om steentjes te werpen.
| |
[Catechumeen]
Catechumeen, (gr.) Katechoumenos, iemand, 'die mondeling onderwijs ontvangt, vooral in de kerkleer.
| |
[Catenen]
Catenen, geschriften, waarin bijeenverzamelde schriftuurverklaringen van verschillende schrift verklaarders, vooral van Kerkvaders, aan elkander geregen zijn, zonder echter tot een geheel te zijn verwerkt.
| |
[Cathari]
Cathari, (gr.) eig. de reinen, naam van vele secten, die door de R.C. kerk vervolgd werden; vandaar de naam ketter.
| |
[Cathedra]
Cathedra, zetel, stoel, in het bijzonder de pauselijke of bisschoppelijke troon of zetel. Cathedra Petri, neemt men ook in de beteekenis van feest der vestiging van Petrus stoel b.v. te Antiochië, te Rome (22 Febr., 18 Jan.).
| |
[Catheda, (Ex]
Catheda, (Ex - (lat.) uit de hoogte, op een toon, die geen tegenspraak duldt. Pauselijke uitspraak ex cathedra, eindbeslissing door den Paus.
| |
[Cathedraal]
Cathedraal, hoofdkerk van een diocees, zoo genoemd omdat de bisschop er zijn eigen stoel (cathedra) of troon in heeft.
| |
[Catilina est aux portes, et l'on délibère]
Catilina est aux portes, et l'on délibère, Catilina is voor de poorten en men beraadslaagt nog; Goupil de Préfeln op de constitueerende vergadering 1789. Vgl. Hannibal ad (ante) portas en Dum Roma deliberat etc., ook aangehaald als Catilina ad portas.
| |
[Cato, Een]
Cato, Een - een man van eenvoudige leefwijs, strenge zeden, zelfverloochenende gewoonten, strikte rechtvaardigheid, forsch optredend, onomwonden zijn gevoelen uitend en van onverdachte vaderlandsliefde, zooals de Romeinsche Censor van dien naam.
| |
[Cato esse, quam videri bonus malebat]
Cato esse, quam videri bonus malebat, Cato wilde liever goed zijn dan schijnen. Sallust, Catilina VL. 5.
| |
[Cat o' nine tails]
Cat o' nine tails, (Eng.) marineterm. Letterl. Kat van negen staarten. Touwzweep. Ook lichamelijke tuchtiging in 't algemeen. Aldus geheeten naar de negen reeen, waarop de zweep is saamgesteld. O' = of (Eng. van).
| |
[Catoniseeren]
Catoniseeren, den zedenmeester spelen, streng recht doen, streng beoordeelen, van Marcus Porcius Censorius Cato, ook de wijze (sapiens) of de oudere (major) bijgenaamd; een zeer streng, zedelijk Romein, die verschillende hooge ambten in den Staat bekleedde (239-149 v.C.). Den bijnaam Censorius verwierf hij door zijn moedigen strijd tegen alle ondeugden.
| |
[Cats, (Wormerveersche]
Cats, (Wormerveersche - bijnaam van Jan Claesz. Schaep, geb. te Wormerveer in 1640, die in 1660 een dikwijls herdrukten bundel gedichten heeft uitgegeven getiteld: Bloemtuyntje.
| |
[Cautio]
Cautio, (lat.) gewoonlijk cautie, elke handeling, hetzij borgstelling, pandgeving, schuldbekentenis, kwitantie of belofte, waardoor men iemand een waarborg geeft tegen mogelijke schade.
| |
[Cavage]
Cavage, de onkosten bij het transport in eenen kelder, keldergeld. Van fr. cave = kelder.
| |
| |
| |
[Cavalcade]
Cavalcade, een optocht van heeren en dames te paard; de naam komt reeds voor in ons land in 1688 en is afgeleid van paard, lat. equus caballus.
| |
[Cavalier]
Cavalier, van lat. caballus = paard, ruiter, ridder, edelman.
| |
[Cavaliere serviente]
Cavaliere serviente, (it.) vroeger cicisbeo, en in het Spaansch cortejo = geleider, een heer, die eene gehuwde dame begeleidt, haar alle mogelijke diensten bewijst en haar, veelal met medeweten en goedkeuring van haar onverschilligen echtgenoot, het hof maakt.
| |
[Cavata]
Cavata, (hand.) de omzetting van een wissel tegen geld; het bedrag van een verkochten wissel.
| |
[Cave canem]
Cave canem, (lat.) Pas op den hond; waarschuwing door de Romeinen dikwijls aan ingangen van huizen of hoven geplaatst. Varro bij Nonius, p. 152, 33 Petronius, Satirae c. 29.
| |
[Cave State]
Cave State, (amer. holenstaat, Tenessee.
| |
[Cavea]
Cavea, (lat.) een kooi (kevie) traliewerk, afrastering; meer in het bijzonder de ruimte, welke in amphitheater, circus of theater voor de toeschouwers was bestemd.
| |
[Caveant consules]
Caveant consules, of wel: ne detrimentum capiat respublica; of ne quid respublica detrimenti capiat (lat.) laat de regeeringsleden toezien, dat de staat geen schade lijde.
| |
[Cave tibi a signatis]
Cave tibi a signatis, (lat.) wacht u voor de geteekenden, d.w.z. voor hen, die op eene of andere wijze misvormd zijn, daardoor altijd aan bespotting hebben blootgestaan, en zoodoende gevat en scherp zijn geworden. Hetzelfde wordt uitgedrukt door de spreuk: Cautus homo cavit, quotquot natura nota vit, een voorzichtig man neemt zich in acht voor die door de natuur geteekend zijn. Wij hooren ook vaak: Wacht je voor die van God geteekend zijn; naar het middeneeuwsch geloof, dat alleen in een schoon lichaam een schoone ziel woonde. Zie ook Cainsteeken.
| |
[Caviare to the general]
Caviare to the general, kaviaar voor het volk. Shaksp. Hamlet II. z. Paarlen voor de zwijnen; caviaar is eene spijs uit steurkruit bereid, zeer gezocht en zeer kostbaar. De uitdrukking staat ook bij Vondel in het gedicht aan Tesselschade over den Eng. dichter Donne.
| |
[Ce n'était pas la peine, Non, pas la peine, assurément, De changer de gouvernement]
Ce n'était pas la peine, Non, pas la peine, assurément, De changer de gouvernement, Clairette in La Fille de Madame Angot opera comique van Clairville Girardin en Koning (1872) 1e bedr. 14e toon. Het was waarlijk de moeite niet, om daarvoor de regeering te veranderen m.a.w. nu er zoo weinig veranderd is, had men zooveel beweging niet behoeven te maken. Zie ook Plus cela change.
| |
[Ce que l'on conçoit bien, s'énonce clairement (Et les mots pour le dire arrivent aisément).]
Ce que l'on conçoit bien, s'énonce clairement (Et les mots pour le dire arrivent aisément). Boil. Art poétique. Wat men goed begrijpt, kan men duidelijk uitdrukken (en de woorden om het te zeggen komen gemakkelijk).
| |
[Ce qu'il y a de meilleur dans l'homme, c'est le chien.]
Ce qu'il y a de meilleur dans l'homme, c'est le chien. Het beste wat er in een mensch is, is de hond. Ontleend aan het onderschrift van een in 1837 verschenen steendrukplaat van Charlet, waarop een soldaat, die een hond streelt.
| |
[Ce qui ne vaut pas la peine d'être dit, on le chante.]
Ce qui ne vaut pas la peine d'être dit, on le chante. Beaumarchais, le Barbier de Seville I. 2. Wat niet de moeite waard is gezegd te worden, dat zingt men. Als je 't niet zeggen kunt, zing het dan maar.
| |
[Ceci tuera cela]
Ceci tuera cela, dit zal dàt dooden. Woorden van Claude Trollo in Notre Dame de Paris van Victor Hugo (V boek 1e hoofdstuk), waarmede Trollo voorspelt, dat het gedrukte woord de kerk zal dooden.
| |
[Ce sabre est le plus beaujour de ma vie]
Ce sabre est le plus beaujour de ma vie, gemeenlijk gebezigd ter kenschetsing van gezwollen beelden, die geen steek houden. De woorden zijn ontleend aan een toespraak, die door Monsieur Prudhomme in Grandeur et décadence de M. Joseph Prudhomme comedie van H. Monnier en G. Vaez (1852, 2 bedr. 13 toon.) worden gericht tot eenige jeugdige kunstenaars, die hem een eeresabel komen aanbieden. Alphonse Karr sprak echter reeds in de Guêpes van Dec. 1839 van een rede van een kapitein der burgerwacht, die aldus aanving: ‘Votre suffrage est le plus beau-jour de ma carrière.’
| |
| |
| |
[Cecilia, St.]
Cecilia, St., eene Romeinsche maagd, die in de 3e eeuw den marteldood onderging, de patrones van de musici, wegens hare groote bedrevenheid in die kunst; zij smeekte God om de stemmen der Engelen te mogen hooren. Men beweert, dat zij door hoogere ingeving bezield, het orgel uitvond. Eene andere meening heeft L'art chrétien 1888 bl. 37.
| |
[Cecropia]
Cecropia, oude naam der Acropolis van Athene, bij dichters ook de stad zelve, naar den stichter Cecrops.
| |
[Cedant arma togae, concedat laurea linguae.]
Cedant arma togae, concedat laurea linguae. Cicero, De officiis I, 22, 77, vgl. Oratio in Pisonem 30, 73, (lat.) Dat de wapenen wijken voor de toga (de dracht der Romeinen in vredestijd) en de lauwerkrans wijke voor de tong. De oorlog moet onderdoen voor den vrede, de zege der wapenen voor die der welsprekendheid.
| |
[Cede majori]
Cede majori, (lat.) zie Majoricede).
| |
[Cedent]
Cedent, iemand, die van iets ten behoeve van anderen afstand doet.
| |
[Ceder-appel]
Ceder-appel, naam ten onrechte gegeven aan de vrucht, door de Israëlieten op het Loofhuttenfeest bij de ceremonie van de opheffing des plantenbundels genomen, overeenkomstig Leviticus XXIII:40. Zie Ethrog.
| |
[Cederboom, die op den Libanon is, tot op den hijsop, die uit den wand groeit]
Cederboom, die op den Libanon is, tot op den hijsop, die uit den wand groeit, (Hij sprak van den 1 Kon. IV:33). De wijze koning Salomo kende het machtigste in de natuur, zoowel als het nederigste.
De cederboom, vooral in het Libanongebergte is een indrukwekkend trotsch geboomte. De hijsop (origanum) is een nederig plantje, dat uit oude muurspleten of als struikje in den grond groeit.
| |
[Cederen van den Libanon worden zoowel afgehouwen als de hysop, (De]
Cederen van den Libanon worden zoowel afgehouwen als de hysop, (De -. I Kon. IV:33. De grooten en machtigen der aarde zijn zoowel aan de wet der vergankelijkheid onderworpen als de kleinen en geringen.
| |
[Cedite Romani scriptores, cedite Grai]
Cedite Romani scriptores, cedite Grai, (lat.) Propertius, Elegiae 3, 32 (34), 65 (2, 34b, 68).
Maak plaats Romeinsche, maak plaats Grieksche auteurs. - Propertius zegt dit t.a.p. met het oog op de Aeneis van Vergilius. Tegenwoordig gebruikt men het ironisch, als er sprake is van onbeduidende en verwaande schrijvers.
| |
[Cedo nulli]
Cedo nulli, (lat.) Ik wijk voor niemand; spreuk van Desiderius Erasmus.
| |
[Ceïsche (de - dichter]
Ceïsche (de - dichter, Simonides van Ceos.
| |
[Cela fera du bruit dans Landerneau]
Cela fera du bruit dans Landerneau, dat zul in Landerneau opzien wekken. Voor iets dat opzien zal wekken; vooral in ironischen zin gebezigd. De volzin is ontleend aan Les Héritiers ou le Naufrage, eene comedie van Al. Duval (1796).
| |
[Celadon]
Celadon, (fr.) verliefd herder, smachtende minnaar; naar een persoon uit de Astrée, een eenmaal zeer beroemde roman van d'Urfé van 't jaar 1610.
| |
[Celadon]
Celadon, eene soort van groen porcelein, die in het Oostersch en ook in het Sèvres en het Saksisch porcelein voorkomt.
| |
[Celestijnen]
Celestijnen, eenegodsdienstige orde in 1254 gesticht door Pietro Morone, later paus Celestinus V, opgeheven in 1718.
| |
[Celibaat]
Celibaat, ongehuwde staat, verplichting voor alle geestelijken, die de wijding van het Sub diaconaat ontvangen hebben (dus ook voor de priesters) om ongehuwd te leven. Ook zijn zij tot het celibaat verplicht, die de gelofte van zuiverheid hebben afgelegd. Ingevoerd door Gregorius VII.
| |
[Cella]
Cella, nis van het afgodsbeeld in de heidensche tempels, kelder, bergplaats (cella frumentaria, olearia, vinaria), graankelder, oliekelder, wijnkelder; kleine, meest gewelfde, kamertjes of cellen, die tot slaapkamervertrekjes in de herbergen dienden.
| |
[Cellarius]
Cellarius, de monnik, die in een klooster belast is met de zorg voor den kelder.
| |
[Cellebroeders]
Cellebroeders, ook Alexianen en Lollaarden geheeten, in de Middeleeuwen geestelijken, wier roeping het was, de smarten hunner medemenschen te lenigen.
| |
| |
| |
[Cellist]
Cellist, verkorting van Violoncellist.
| |
[Cenobieten]
Cenobieten, monniken, die in gemeenschap leefden; van gr. koinos (gemeenschappelijk) en bios (leven). Tegenstelling van eremieten alleenlevenden.
| |
[Cenotaphium]
Cenotaphium of tumulus honorarius of inanis, graf heuvel of graftombe zonder lijk, ter eere van iemand, wiens lijk men niet had kunnen vinden, of die elders was begraven.
| |
[Censor]
Censor, ook censor morius (lat.). Zedenmeester. Te Rome waren er twee, die tot den magistraat behoorden, de door de burgers te betalen schatting moesten bepalen en op de zeden toezien. M. Porcius Cato is een bijzonder streng Censor geweest. Zie boven, Catoniseeren.
| |
[Census]
Census, de telling, de schatting van het vermogen des volks.
| |
[Censuur]
Censuur, oorspronkelijk berisping, later straffen, waarvan de Kerk zich bedient, om den zondaar tot besef van zijn misdrijf, tot berouw en tot verbetering zijns levens te bewegen. Toezicht van de regeering op boeken, tijdschriften, couranten, tooneelstukken o.a. in Rusland, Duitschland en Frankrijk.
| |
[Cent]
Cent, (fr.) cent = 100, het honderdste deel van een gulden. In Amer. het honderdste deel van een dollar, dus 2½ cent van onze munt. De centen werden als proeven geslagen in 1817 en 18 en kwamen voor het eerst in omloop in 1819 ter vervanging van de duiten.
Een cent met een gaatje is een ‘gelukscent’, vandaar de spreekw.: ‘een cent met een gat geeft altijd wat.’
| |
[Cent Jours]
Cent Jours, (fr.) lett. honderd dagen, de tijd verloopen tusschen 20 Maart en 28 Juni 1815, gedurende welke Napoleon na zijn terugkeer van Elba in Frankrijk regeerde.
| |
[Cent Nouvelles Nouvelles, dites les Nouvelles du Roi Louis XI]
Cent Nouvelles Nouvelles, dites les Nouvelles du Roi Louis XI, een oude verzameling van novellen, allereerst gedrukt in 1733, doch van de tweede helft der 15e eeuw afkomstig. Vele zijn van Italiaanschen oorsprong. De beste uitgave is die van Paul Lacroix (Bibliophile Jacob).
| |
[Centaur]
Centaur, monster uit de Grieksche mythologie, half man, half paard.
| |
[Centenaar]
Centenaar, gewichtseenheid van honderd pond of 50 Kilogrammen; in verschillende landen zijn echter onderscheidene centenaars in gebruik.
| |
[Centennial State]
Centennial State, Colorado, V.S. zoo genoemd omdat de Staat in 1876, dus honderd jaar nà de onafhankelijkheidsverklaring, aan de Unie werd toegevoegd.
| |
[Centerboard]
Centerboard, (zeet.), zeilvaartuig, scherptoeloopend, met slechts één zwaard, dat zich in een koker in 't midden van 't schip bevindt.
| |
[Cento]
Cento, (lat.) een gedicht, dat uit de woorden en verzen van andere gedichten is samengesteld; van cento, een uit honderderlei brokjes saamgevoegde lappendeken, zoogen. bedelaarsdeken.
| |
[Centraalzon]
Centraalzon, een hemellichaam, dat, bovenal volgens de meening van den sterrenkundige Mädler, als het middelpunt of zwaartepunt van ons sterrenstelsel beschouwd moet worden, waarom de verschillende groepen van sterren zich in regelmatige banen bewegen. Mädler zocht dit lichaam in de Plejaden. De meening van dergelijke centraalzon is echter hevig aangevallen, en de nieuwere onderzoekingen leeren vele feiten kennen, welke met haar bestaan in strijd zijn.
| |
[Centralisatie]
Centralisatie, de vereeniging van uiteenloopende zaken in een middelpunt, samenbrenging onder een hoofd; zoodanige verdeeling van de taak der overheid, dat het centraal gezag zelf regelt en bestuurt en weinig overlaat aan lagere colleges.
| |
[Centre halfback]
Centre halfback, (Voetbalspel) de speler, die midden in de tweede rij, (van drie) vóór den doelverdediger (goal keeper) staat.
| |
[Centre forward]
Centre forward, (Voetbalspel) de speler, die midden in de derde rij (van vijf spelers) vóórden centre half back staat.
| |
[Centrum]
Centrum, in vele wetgevende vergaderingen de partij in den regel voor orde en bedachtzamen voortgang gestemd. In den Duitschen Rijksdag de Roomsch Katholieke partij.
| |
| |
| |
[Centumviri]
Centumviri, (lat.) honderdmannen een gerechtshof bij de Romeinen, dat alle zaken van testamentaire beschikkingen en erflatingen behandelde, bestaande uit 105 leden, drie uit elk der vijfendertig standen, later uit 180 leden.
| |
[Centunculus]
Centunculus, (lat.) de veelkleurige rok of mantel, dien de toonspelers in het oude Rome droegen.
| |
[Centuriae Magdeburgenses]
Centuriae Magdeburgenses of Maagdeburgsche centuriën, de eerste Protestantsche kerkgeschiedenis, vooral geschreven om de aanspraken der Katholieken te bestrijden. Het werk heet zoo, omdat het naar eeuwen is ingedeeld. Het is in het Latijn en beslaat in de oorspronkelijke uitgaaf 13 deelen. In het jaar 1552 te Maagdeburg begonnen onder de leiding van Flaccus Von Faber, Corvinus, Holzhuter, Wigand en Judex; hoofdzakelijk door Flaccus Illyricus bewerkt en vooral bestreden door Eysengrein.
| |
[Centurio]
Centurio, een Romeinsch officier die het bevel voerde over 100 man, eene centurie, een stok was zijn waardigheidsteeken. In den Bijbel: ‘hoofdman over honderd.’
| |
[Centweight]
Centweight of Hundredweight, bij verkorting cwt.; het Engelsche Centenaar = 112 pond aver du poids = 50.8 kilogr.
| |
[Cepay]
Cepay of Cipay, (ind.) gewoonlijk cipayer, inlandsche soldaten in dienst der Engelschen in Hindostan.
| |
[Céphaline]
Céphaline, strook van gekleurde wol, over de ooren gaande en onder de kin vastgemaakt met koordjes of kwastjes. (Hoogd. Ohrwärmer,) fr. van gr. kephale (hoofd).
| |
[Cephas]
Cephas, (arameesch) de eernaam door Jezus aan Simon den zoon van Jona gegeven, beteekent rots, of rotsman, gr. = Petrus.
| |
[Cera]
Cera, (lat.) was, door de ouden o.a. gebruikt om er de houten schrijf plankjes mede te bestrijken, waarop men dan met een stalen schrijfstift of stilus schreef.
| |
[Ceramicus]
Ceramicus, (lat.) pottenbak kerswijk; plein en fraaie voorstad van Athene, het laatste begraafplaats van gesneuvelde helden.
| |
[Cerast]
Cerast, hoornslang, naar het Grieksche cerastus = gehoornd.
| |
[Cerberus]
Cerberus, een grimmig, waakzaam oppasser, voogd, bewaker, enz., naar den driekoppigen hond, die volgens de Grieksche mythologie den ingang van den Hades bewaakte om de boozen te beletten, te ontsnappen.
| |
[Cercle]
Cercle, (fr.) kring, gezelschap. Rondom den vorst is het cercle, wanneer een uitgelezen hof kring over een bepaald onderwerp van staatsbelang methem verhandelt. Van 't Lat. circulus (cirkelomtrek).
| |
[Cerealiën]
Cerealiën, het feest ter eere van Ceres, de godin van den landbouw.
| |
[Ceremoniarius]
Ceremoniarius, (r.k.) de geestelijke, die bij kerkelijke plechtigheden zorg moet dragen voor den ordelijken en geregelden gang der plechtigheden.
| |
[Ceres sine Cerere et Baccho friget Venus]
Ceres sine Cerere et Baccho friget Venus, (Tarent. Eun IV, 5, 6) woordel. zonder Ceres en Bacchus is Venus koud, die liefde met gebrek bekoelt spoedig.
| |
[Cervantesk]
Cervantesk of Cervantisch, naar den stijl, de manier van Cervantes, den schrijver van den Don Quijote (Don Quichotte.)
| |
[Cervelaatworst]
Cervelaatworst, eene soort van vleeschworst, gemaakt van sterk gekruid gehakt vleesch (van 't It. cervelata van cervello = hersenen).
| |
[Cerveny]
Cerveny, naam ter aanduiding van den oorsprong van allerlei (meest nieuw uitgevonden) muziekinstrumenten, naar een wereldberoemden Boheemschen fabrikant van dien naam, geb. 1819, firma Cerveny en Zonen sedert 1876.
| |
[Ce sera moy, Nassau]
Ce sera moy, Nassau, Ik Nassau, zal het zijn, spreuk van Graaf Engelbrecht II van Nassau.
| |
[Cessante causa cessat efiectus]
Cessante causa cessat efiectus, (lat.) Met de oorzaak houdt ook de werking op, b.v. met de betaling van een schuld eindigt de vervolging.
Men vindt ook: Cessante conditione cessat conditionatum, met de voorwaarde vervalt ook het van de voorwaar de afhankelijk gestelde.
| |
[Cessio]
Cessio, (lat.) overdracht van een zaak of van een recht. Eene in iure cessio was eene formeele overdracht ten overstaan van den praetor.
| |
| |
| |
[Cessio bonorum]
Cessio bonorum, (lat.) afstand zijner goederen door eenen schuldenaar.
| |
[C'est du Nord aujourd'huf que nous vient la lumière]
C'est du Nord aujourd'huf que nous vient la lumière, tegenwoordig komt het licht voor ons uit het noorden, eene vleierij van Voltaire aan Catharina II van Rusland, de 8e regel van de aan haar gewijde Epître.
De regel kwam hier te lande weer algemeen in gebruik na de zegepraal der liberale partij in Groningen; in de letteren werd die spreuk (1885-90) herhaaldelijk gebezigd na de verheerlijking van de Noorsche en Russische schrijvers.
| |
[C'est la faute à Voltaire]
C'est la faute à Voltaire, waarmede men gewoonlijk ironisch de schuld der schadelijke gevolgen eener leer op een ander gooit, zooals overigens uit het versje blijkt waaraan die woorden zijn ontleend:
Quand l'eau manque à la rivière,
C'est la faute à Voltaire.
Quand la rivière manque d'eau,
C'est la faute à Rousseau.
| |
[C'est le chien de Jean de Nivelle, que s'enfuit quand on l'appelle]
C'est le chien de Jean de Nivelle, que s'enfuit quand on l'appelle, voor iemand die zich juist verwijdert, wanneer men hem roept. Men wil den oorsprong dezer woorden zoeken in het feit dat Jan van Montmorency zou hebben geweigerd te komen, toen hij, volgens dezen door zijn vader, volgens genen door den rechter werd opgeroepen, omdat hij zijn vader had mishandeld. Waarschijnlijker echter is deze verklaring: Eertijds bevond zich op den toren van Nijvel (België) een ijzeren beeld, Jean de Nivelle genaamd, dat de uren aankondigde, door met een hamer op een klok te slaan. Elk uur werd door een beeld voorgesteld, dat telkens verscheen, om onmiddellijk weder te verdwijnen, hoewel ‘Jean de Nivelle’ het scheen te roepen. Daarom vergeleek men iemand, die zich uit de voeten maakte als men hem riep bij les heures de Jean de Nivelle. Allengs deed men den laatste voor de uren in de plaats treden, en ten laatste, waarschijnlijk nadat de heer van Nijvel den bijnaam ‘de hond’ had verworven, sprak men van le chien de Jean de Nivelle.
| |
[C'est le commencement de la fin]
C'est le commencement de la fin, 't is het begin van het einde, d.i. het einde nadert, een gezegde van Talleyrand, of liever dat deze zich liet aanleunen, nadat de Vitrolles het hem had toegeschreven. Vgl. Shakesp, Midsummernights dream V. 1: That is the true beginning of our end.
| |
[C'est plus qu'un crime, c'est une faute]
C'est plus qu'un crime, c'est une faute, dat is erger dan eene misdaad, het is eene misgreep, oordeel van Talleyrand over de terechtstelling van den Duc d'Enghien.
| |
[C'est selon]
C'est selon, (Fr.) dat is er naar; dat is met onderscheid. Als men bedenking maakt tegen de bewering van een ander.
| |
[Ce sont là jeux de prince]
Ce sont là jeux de prince, (qui ne plaisent qu'à ceux qui les font), is een oud spreekwoord, dat zijn vorstenspelen waarin alleen zij behagen scheppen, die ze spelen. Lafontaine bezigde het in zijn fabel Le Jardinier et son Seigneur. Andrieux gebruikte het als slotsom voor zijn fabel Le Meunier de Sans-Souci, waar hij van Frederik II van Pruissen zegt: Il mit l'Europe en feu. Ce sont la jeux de prince. On respecte un moulin, on vole une province.
Hij zett' Euroop in vuur en vlam.
[Zoo iets heet vorstenspel;
Men steelt geen molen neen, maar
Kortom, men bedoelt met jeux de prince belangrijke, voor velen schadelijke handelingen, die door de vorsten, de bedrijvers, gering geacht worden.
| |
[C'est un droit qu'à la porte on achète en entrant]
C'est un droit qu'à la porte on achète en entrant, het is een recht, dat men bij het binnenkomen aan de deur koopt; gebruikt, wanneer er sprake is van goed- of afkeuring van tooneeluitvoeringen en andere genoegens, waarvoor men betaalt. Boil Art. poét. III, 150.
| |
[C'est une autre paire de manches]
C'est une autre paire de manches, onder Karel VI van Frankrijk droegen de rijken vrij eenvoudige nauwe, en daarover wijdere, weelderiger en kostbaarder mouwen. Om nu een voorwerp, dat duurder dan een ander is, aan te duiden, nam men de aangehaalde zegswijs aan: ned. Dat's andere thee dan thee met klontjes.
| |
| |
| |
[Cestus]
Cestus, de geborduurde gordel van Aphrodite, die de draagster onwederstaanbare bekoorlijkheid schonk.
| |
[Cet âge est sans pitié]
Cet âge est sans pitié, die leeftijd kent geen medelijden (de kinderleeftijd namelijk); afkomstig uit La Fontaine's Les deux Pigeons.
| |
[Cet animal est très méchant; quand on l'attaque il se défend]
Cet animal est très méchant; quand on l'attaque il se défend, dit dier is zeer ondeugend; als men het aanvalt, verdedigt het zich. Men pleegt deze woorden toe te passen op iemand, die zich niet straffeloos laat aanvallen. Zij vormen het refrein van een oud, grappig lied, getiteld La Ménagerie, woorden van Théodore P.... K...., muziek van Edm. Thuillier. De zanger wordt geacht uit te leggen, wat in de menagerie te zien is. Elk couplet wordt met het aangehaalde refrein besloten.
| |
[Cetera desunt]
Cetera desunt, (lat.) de rest ontbreekt
| |
[Ceteris optimis]
Ceteris optimis, (lat.) als al het overige best of zeer goed is. Bij examens, kritische verslagen, enz.
| |
[Ceterum prosit!]
Ceterum prosit! (lat.) met het overige (volgende) moge het goed gaan!
| |
[Chabouk]
Chabouk, (perz.) lange zweep; de zweepslagenstraf in Perzië en China.
| |
[Chahut]
Chahut, (fr.) oorspronkelijk in de volkstaal de cancan of een twist, thans wordt daarmede in het algemeen, lawaai aangeduid. Vandaar het ww. chahuter = lawaai maken.
| |
[Chair à canon]
Chair à canon, (fr.) kanonnenvleesch. Zoo worden wel eens soldaten genoemd, die op gevaarvolle posten gesteld, bijv. in Atjeh, groote kans loopen om te worden doodgeschoten.
| |
[Chais]
Chais of sjees, het bekende open rijtuigje op twee hooge wielen voor één paard, heeft haren naam van de chaises roulantes (rolstoelen), rijtuigen op twée lage wielen en de chaises volantes op hooge wielen, die in 1676 reeds in Amsterdam in gebruik en uit Frankrijk afkomstig waren. De oorspronkelijke Fransche chaise roulante werd door één man getrokken. De echte Noordhollandsche sjeezen zijn pronkstukken van houtsnijwerk, verguldsel en lakwerk.
| |
[Chaise longue]
Chaise longue, (fr.) lange stoel, luierstoel. Zie bij chais.
| |
[Chaldeërs]
Chaldeërs, oude Armenische volksstam, die later naar Babylonië trok en aldaar de heerschende stam werd, totdat Nebukadnezar, de Chaldeër, het Chaldeeuwsch-Babylonische rijk stichtte.
| |
[Chaldeeuwsch]
Chaldeeuwsch, tak van de Arameesche taal. die in Babylonië gesproken werd.
| |
[Chaldeesche Christenen]
Chaldeesche Christenen, bekeerde en met Rome vereenigde Nestorianen, die onder een patriarch in het vroegere Chaldea leven.
| |
[Châlet]
Châlet, (fr,) het in den vorm eener Zwitsersche kaas, d.i. in den vorm van een afgeplatten kegel, die van onderen breeder uitloopt.
| |
[Cham]
Cham, de kunstenaarsnaam (zoo men liever wil: schuilnaam) van Amédée de Noé, een Fransch caricatuurteekenaar (1819-1879). Hij heeft veel tatyrieke caricaturen geleverd in Charivari en andere tijdschriften.
| |
[Chamade, (De]
Chamade, (De - slaan of blazen, met de trom of de trompet een signaal geven, dat men wil capituleeren; fig. zich terugtrekken, achteruitkrabben; van it. chiamata van chiamare, lat. clamare (roepen).
| |
[Chambercloak]
Chambercloak, wijd afhangend kleed, morgenjas voor heeren, kamerjapon, is geen Engelsch en in Engeland onbekend; het is hoogstwaarschijnlijk uit het Turksch jamurlyk = regenmantel, of Bulgaarsch jamurluk = jas van een stalknecht. Men moet het dus sjamberloek, spellen.
| |
[Chambertin]
Chambertin, een der beste merken Bourgognewijn uit Chambertin in Frankrijk.
| |
[Chambre ardente]
Chambre ardente, (fr.) vurige of helder verlichte kamer, het aloude inquisiteurshof in Frankrijk in 1559 door den Kardinaal de Lorraine ingesteld, waar de beschuldigden steeds tot den vuurdood veroordeeld werden, genoemd naar het met zwart behangen en door vele kaarsen verlicht vertrek, waar de rechters vergaderden; fig. strenge beproeving; ook de rouwkamer, waar het lijk van een vorstelijk persoon bij het licht van tallooze kaarsen wordt ten toon gesteld. Zie Castrum doloris.
| |
| |
| |
[Chambre introuvable, La]
Chambre introuvable, La - d.i. een Kamer zooals men er niet gemakkelijk eene wedervindt, was de Tweede Kamer van 1815-1816 in Frankrijk, naar men wil door Lodewijk XVIII zelf zoo genoemd wegens hare zonderlinge reactionaire besluiten. De spotlust nam op hare wijze die woorden over en maakte er van: Une chambre plus royaliste que le roi, d.i. een Kamer die meer koningsgezind is dan de koning zelf.
| |
[Chambre mi-partie]
Chambre mi-partie, (Fr.); camera bipartita (Lat.). Verdeelde kamers. Opgericht volgens art. 21 van het Munstersche tractaat ao 1648, wier leden hadden te onderzoeken de kwesties over de niet uitvoering van dat tractaat en de contraventiën van dien, welke bij tijd en wijle mochten komen te rijzen. In 1652 saamgesteld, en wel uit zestien rechters, waarvan de helft door den Koning van Spanje, de wederhelft door onze Staten benoemd werden. Van hier mi-partie. De Instructie voor deze Kamer, tot beslechting der geschillen tusschen de wederzijdsche onderdanen, is te vinden in het ‘Groot Plakkaetboek’ II, kol. 987. Ze was in 1739 reeds lang weder opgeheven.
| |
[Champ de Mars]
Champ de Mars, (fr.) Maartveld heetten tot 755, de bijeenkomsten der aanzienlijke Franken om hun vorst hulde te doen of aanwijzing omtrent aanstaande krijgstochten te vernemen. Of echter daarnaar het bekende plein te Parijs is vernoemd, is niet bewezen, daar zijn er, die den naam van dat plein opvatten in den zin van den Campus Martius der Romeinen, veld van Mars. z.a.
| |
[Champ de Mai]
Champ de Mai, (fr.) Meivelden, naam van dezelfde bijeenkomsten later in de Meimaand gehouden. Het laatste Meiveld hield Napoleon I den 1sten Juni 1815.
| |
[Championaat]
Championaat, (sport), kampioenschap bij een wedstrijd, dat den winner van den eersten prijs als eeretitel wordt toegekend als voorvechter voor de eer van zijn land of van zijn tak van sport.
| |
[Champooing]
Champooing, (eng.) hoofdwassching, oorspronkelijk met de asch van Indische kruiden.
| |
[Chamsin]
Chamsin, verstikkend heete zuiden wind, die in Maart en April over de Sahara tot in het Oostelijk gedeelte der Middellandsche zee waait.
| |
[Chandika]
Chandika, eene der drie dochters van Vishnu, vertegenwoordigende zijn ‘verwoestende kracht.’
| |
[Changé]
Changé, (Nous avons - tout cela) Wij hebben dat alles veranderd. Sganarelle in het 2e b. 6e t. van Molières Médecin malgré lui. Gemeenlijk gebezigd, om eene hervorming te kenschetsen, die met de werkelijkheid of het gezond verstand niet is overeen te brengen; hij plaatst in zijne onwetendheid de inwendige lichaamsdeelen aan de verkeerde zijde en op zijne vergissing gewezen, geeft hij brutaal ten antwoord: Nous avons enz.
| |
[Changeant]
Changeant of weerschijn, in ons land bij de geringere klasse onder den naam van sjan-sjan bekend, is een veelgedragen stof van zijde, wol of katoen, zóó geweven, dat het kleed, bij wisselenden lichtval er op, ook afwisselende kleuren vertoont.
| |
[Chant du départ]
Chant du départ, (fr.) afscheidslied, na de Marseillaise het beroemdste lied der Fransche omwenteling. J.M. Chénier schreef het voor een openbaar feest 11 Juni 1794, ter herdenking van de bestorming der Bastille. De muziek is van Méhul. Het thema is:
La République nous appelle,
Sachons vaincre ou sachons périr;
Un Français doit vivre pour elle,
Pour elle un Français doit mourir.
| |
[Chaos]
Chaos, (gr.) verwarring; oorspronkelijk de onmetelijke ledige ruimte, die bestond, voordat iets geschapen was, volgens lateren de vormlooze massa, waarin alles, wat later een afzonderlijk bestaan kreeg, verward dooreen lag.
| |
[Chaos]
Chaos, (gr., uit cháo. gapen, uiteengaan, barsten), eig. bajert, de vormlooze stof, uit welke alles is voortgekomen; wordt wel toegepast op iederen ongeordenden, verwarden toestand. Ook tautalogisch: een choas van verwarring. Onderscheiden van een ‘Babel van verwarring’, hetgeen, volg. Gen. XI v. 7, gebezigd wordt van een gezelschap van verward door elkaar pratende lieden.
| |
| |
| |
[Chapatties]
Chapatties, kleine ongezuurde brooden in Behar (Britsch Indië), die in verband met godsdienst-praktijken onder de Hindoes op zekere tijden worden rondgedeeld. Met hetzelfde doel zag men er in April 1894 Mangoboomen besmeerd met een mengsel van slijk en haar, welk geheimzinnig merkteeken thans in verband werd beschouwd met den eerdienst in eene plaats waar onlangs een groot vat werd opgegraven; het moest als middel dienen om de groote menigte belang in te boezemen voor de bijeenkomst bij de heilige vaten van Janakpur, waar, volgens het volksgeloof, de goden orakels zouden uitspreken tot bescherming van het vee en tot verdrijving der Europeesche indigoplanters.
| |
[Chapeau]
Chapeau, (fr.) Hoed. Aldus heet de begeleider van (jonge of oude) dames, wanneer 't om het geleide van een heer of mannelijk persoon te doen is.
| |
[Chapeau-bas-spelen]
Chapeau-bas-spelen, den hoed in de hand houden, onderdanig zijn tegen iemand, hem kruiperig vleien.
| |
[Chapeau du Capitaine]
Chapeau du Capitaine, (fr.), kaplaken, premie waarmede de scheepsvracht soms verhoogd wordt.
| |
[Chapelgorries]
Chapelgorries, (sp.) (spr. tsjapelghorries), eng. roodhoeden, roodmutsen, onregelmatige Baskische troepen der Christinos in Spanje aanhangers van Koningin Christia, tegenstanders van Don Carlos.
| |
[Chaperon]
Chaperon, (fr.) kapje (van chapeau, hoed) het hoofddeksel door de duenna's, gouvernantes of hofmeesteressen van jonge dames, in Spanje gedragen.
| |
[Chaperonneeren]
Chaperonneeren, (fr.) begeleiden, van een jong meisje door eene bedaagder dame of van dames door een heer; vandaar dat de begeleider wel eens de chapeau genoemd wordt, vooral, wanneer de begeleider alleen voor den vorm meegaat, bijv. een jongen of jongeling als begeleider van oude dames.
| |
[Chaperon rouge]
Chaperon rouge, (fr.) Roodkapje, het sprookje van Perault's Moeder de Gans.
| |
[Character indelebilis]
Character indelebilis, (r.k.) onuitwischbaar merk van de ziel, door een sacrament, door doopsel, vormsel of priesterwijding verkregen.
| |
[Charade en action]
Charade en action, een geliefd winteravond-kinderspel, waarbij eenige handelingen vertoond worden, die elke voor zich een woord te raden geven; de woorden samen vormen eene spreuk of een woord, bijv. clef, eau, pâtre (Cleopatre), de eerste groep vertoont iets, waarbij men een sleutel (clef) ziet of er aan denkt, de tweede water (eau) en de derde een herder (pâtre).
| |
[Charbon-velours]
Charbon-velours, (Papier). Letterl. houtskool-fluweel. Papiersoort, waarop landschappen bijzonder fraai weergegeven kunnen worden.
| |
[Charge]
Charge, (hand.) partij, een overeenkomst, betreffende de scheepsvracht, het contract tusschen den bevrachter en schipper of gezagvoerder over den aard en de bestemming der lading en de daarvoor te betalen vracht.
| |
[Charge]
Charge, (mil.) onstuimige aanval door cavalerie.
| |
[Charge]
Charge, (toon.) overdreven karikatuurachtige voorstelling van eene rol. Wie zich daaraan schuldig maakt chargeert (eigenlijk surchargeert.
| |
[Charing Cross]
Charing Cross, (eng.) oude poort en wijk in Londen. Verbastering van ‘Chère Reine Cross’ opgericht op de plaats waar het lichaam van Eleonora, de vrouw van Eduard I, het laatst werd neergezet; op den weg naar Westminster Abbey.
| |
[Charisme]
Charisme, uit het Grieksch, doch niet het classieke, maar dat van het N. Testament, bijv. Romeinen 1 v. 11, enz., 1 Kor. 1 v. 7 enz., 2 Kor. v. 11, 1 Tim. 4 v. 14, 2 Tim. 1 v. 6, 1 Petr. 4 v. 10. Geestelijke begaafdheid.
| |
[Charistia]
Charistia of Caristia, (lat.) een feest, dat in Februari te Rome gevierd werd daags na het feest der feralia of parentalia, ter eere der afgestorvene familieleden; op dit tweede feest werden, zooveel mogelijk, familiegeschillen bijgelegd.
| |
[Chariten]
Chariten of Charitinnen, (myth.) de bevalligheden of gratien, naam der drie gezellinnen van Venus: Aglaja, Thalia en Euphrosyne.
| |
| |
| |
[Charivari]
Charivari, naam van een nog bestaand tijdschrift in 1832 te Parijs gesticht, waarin de volksvertegenwoordigers, de ministers, koning Lodewijk Philips zelfs in scherpe zetten en geestige caricaturen werden op de kaak gesteld; van Charivari = ketelmuziek, woest getier en geraas, vergezeld van gefluit en van het gebons van tegen elkaar geslagen keukengereedschap, waardoor het volk zijn afkeer pleegt te kennen te geven over de eene of andere handelwijze, hetzij van een burger of van een overheidspersoon. Vandaar, dat die naam ook gegeven werd aan de ornamentjes, die omstreeks 1850 aan een horlogeketting werden gedragen, naar het rammelend geluid, dat ze lieten hooren. De Fransche naam is bréloques.
| |
[Charlatan]
Charlatan, (it.) ciarlatano = een praatjesmaker; breedsprakerig publiek verkooper van velerlei waren, meest geheimmiddelen, een kwakzalver.
| |
[Charlemagne]
Charlemagne, (fr. van lat.) Carolus Magnus = Karel de Groote. Charlemagne's Paladijnen, (zie Paladijn =) zijn zwaard, la Joyense, ned. flonkerstraal, (Alb. Th.).
| |
[Charlière]
Charlière, een met waterstofgas gevulde luchtbol; naar den uitvinder Charles. In tegenstelling met de Montgolfieres, naar den uitvinder Montgolfier.
| |
[Charon]
Charon, stugge, norsche veerman of schipper; naar Charon (gr.), den veerman der onderwereld, die de zielen der afgestorvenen over den Styx, de rivier der onderwereld, voerde; vandaar ook Charonsboot, de dood, de overgang tot een ander leven.
| |
[Charon's tolgeld]
Charon's tolgeld, een klein geldstuk, (obolus) dat de Grieken in de hand of den mond van hun dooden legden om den veerman Charon den overtocht over den Styx naar de Elyseesche velden te betalen.
| |
[Charta Magna]
Charta Magna, groot charter, de groote oorkonde, welke de grondwet der Engelsche staatsinrichting bevat, en in 1215 door Jan zonder Land is gegeven. Vgl. bij ons het Groot Privilegie van Maria van Bourgondië.
| |
[Charter]
Charter, een oorkonde, een handvest; ook de inhoud van een schip of de scheepsruimte.
| |
[Charter-partij]
Charter-partij, (hand). chertepartij, schriftelijke akte van de overeenkomst van de huur van een tot de vaart uitgerust schip in zijn geheel, of een gedeelte daarvan, tot het doen van een of meer reizen.
| |
[Chartisme]
Chartisme, de politiek der volkspartij, het staatkundig stelsel der Engelsche Chartisten, die in 1838 door William Lovelt een nieuwe grondwet, charte, vroegen met vijf hoofdbeginsels: algemeen stemrecht; parlementen voor één jaar; bezoldigde vertegenwoordigers; stemming met balletjes; kiesdricten.
In Portugal de aanhangers der constitutie in 1826 door don Pedro gegeven.
| |
[Chartreuse]
Chartreuse, likeur oorspronkelijk alleen door de Karthuizer monniken van La Chartreuse bij Grenoble gestookt.
| |
[Charybdis]
Charybdis, draaikolk op de kust van Sicilië.
| |
[Charybdis verzeild raken, (Van Scylla naar]
Charybdis verzeild raken, (Van Scylla naar - van het eene gevaar in het andere vervallen; naar de beide gevaarlijke draaikolken ter weerszijden van de straat van Messina. Het lat. spreekwoord luidt: incidis in Scyllam, cupiens vitare Charybdin, ontleend aan den Alexandreïs (14e eeuw) van Philippe Gualtier van Rijssel, boek V, 301 spreekw. bij Apostolius. Cent. XVI, 49 het verhaal van Scylla en Charibdis staat bij Homerus, Odyssee XII 85-110.
| |
[Chasidan]
Chasidan, (hebr.) ‘de vromen’, naam eener Joodsche sekte, vooral in Rusland, Gallicië en Hongarije verbreid, die eenerzijds door innigen blijden godsdienstzin en strenge inachtneming van geloofsplichten uitmunt, doch anderzijds vaak tot alles doordringend mysticisme en sterk bijgeloof overhelt. Zij ontstond omstreeks 1700.
| |
[Chasse-poussière]
Chasse-poussière, schertsend voor plumeau of stof bezem van lange veeren.
| |
[Chasseurs de Vincennes]
Chasseurs de Vincennes, (fr.) scherpschutters van den Hertog van Orleans, zoo geheeten naar hun garnizoensplaats (1835).
| |
| |
| |
[Chassepots (Nos - ont fait merveille)]
Chassepots (Nos - ont fait merveille), uitdrukking, door generaal Failly gebezigd, in het bulletin waarin hij den uitslag van het gevecht van Mentana (3 Nov. 1867), d.i. de vernietiging van Garibaldi en diens troepen aankondigde. Het was de eerste maal dat het Fransche leger het Chassepotgeweer ‘in ernst’ bezigde.
| |
[Chassez le naturel, il revient au galop]
Chassez le naturel, il revient au galop, verdrijf het natuurlike, het komt ten snelste terug. Destouches, in het blijspel le Glorieux III. 5; ten onrechte schrijft men dit vers dikwerf aan Boileau toe, waarschijnlijk omdat hij in zijn IIe satire iets soortgelijks (Le naturel toujours sort, enz.) zeide. Vgl. Naturam expellas furca enz.
| |
[Chatelaine]
Chatelaine, lint, band of ketting, door de dames om het lijf gedragen, en waaraan sleutels, reukfleschjes en dergelijke hangen; van middeneeuwsch chatelaine = burgvoogdes, die ook een derg. keten droeg.
| |
[Chatouille goederen]
Chatouille goederen, de private bezittingen van een vorst; van chatouille (en dit van it. scatola = doos) oorspronkelijk de naam van een kastje, waarin geld, belangrijke papieren en kostbaarheden bewaard werden.
| |
[Chauffeurs]
Chauffeurs, voetschroeiers, voormalige Fransche roovers en moordenaars.
| |
[Chauve-souris]
Chauve-souris, maskerkleed, zwarte domino met overgeslagen kap; van het gelijkluidende fr. C. = vleermuis.
| |
[Chauvinisme]
Chauvinisme, oorspronkelijk de vertooning van staatkundige, geestdriftige bewondering van het eerste keizerrijk in Frankrijk. Niet in Le Soldat laboureur van Francis Bragiez en Dumersan (en niet van Scribe, zooals men dikwerf ten onrechte beweert), maar in La cocarde tricolore, een vaudeville der gebr. Cogniard (19 Maart 1831) voert een soldaat den naam Chauvin. Waarschijnlijk echter is die naam aan de werkelijkheid ontleend. Immers Jacques Arago beschreef hem (1853) en de Vieux Parasien van den Figaro (1882) beweerde hem persoonlijk te hebben gekend. Hij had onder Napoleon I gediend en dweepte niettegenstaande al hetgeen hij had doorgestaan (hij werd 17 maal gewond), steeds met den keizer. Overigens kende men reeds in 1824 een plaat van Charlet, waarop een loteling is voorgesteld, die Chauvin heet. Het woord chauvinisme komt het eerst voor in de vaudeville Les Aides de camp van Bayard en Dumanoir (1 April 1842). Bij uitbreiding beteekent het thans de kleingeestige bewondering der naaste omgeving, die belet daar buiten iets goeds te zien.
| |
[Che sarà sarà]
Che sarà sarà, (it.) Wat zijn zal, zal zijn. Spreuk van Russell en van Ridder Theodoor van Rodenburgh.
| |
[Chebek]
Chebek, (ar.) klein oorlogsschip in de Middellandsche zee, met drie masten en verder eenigszins op eene galei gelijkende.
| |
[Cheilek]
Cheilek, (isr.) deel; (barg.) aandeel in den diefstal; ook wordt cheilek gemaakt, als eenige personen zich op eene verkooping verbinden eenige voorwerpen samen te koopen.
| |
[Chenapan]
Chenapan, (fr.), deugniet, van het Duitsche Snapphahn, geweer. Bij de invoering van dat wapen schijnt men de manschappen, die zich slecht gedroegen in de voorste, met geweren gewapende gelederen te hebben geplaatst. De overigen droegen lansen.
| |
[Chenille]
Chenille, boordsel of koordwerk van fluweel, zijde of wol, rupsvormig bewerkt (van het Fransch chenille = rups).
| |
[Chéquard]
Chéquard, (fr.), deze uitdrukking kwam in 1892, bij de ontdekking van het Panama-schandaal in de mode. Zij moest hen aanduiden, die zich (met chèques) hadden laten omkoopen.
| |
[Chequeriana]
Chequeriana, (Bonte Ruiten, op de wijze der Schotsche ruiten, geschakeerde verhalen) de titel van een werkje door Bern. Koster Jr. (Joh. W.C. Zimmerman, † 1888) uitgegeven in 1868. Van Eng. to chequer ons schakeeren.
| |
[Cherchez la femme]
Cherchez la femme, zoek de vrouw, m.a.w. er is eene vrouw in het spel, de aanleidende oorzaak van het gebeurde. Een woord van Dumas fils.
In Les Mohicans de Paris van Dumas, den vader, roept Jackal echter reeds ergens uit: Dans tout ce qui arrive, cherchez la femme. En Richardson schreef reeds in zijn Sir Charles Grandison (1753): Such a plot must have a woman in it.
| |
| |
| |
[Cherub]
Cherub, meervoud: cherubim, (hebr.) een fabelachtig wezen, volgens Ezech. I:10 met vier gezichten: mensch, leeuw, stier en adelaar (wat tevens de attributen der evangelisten zijn) met vier vleugelen en armen. Op het deksel van de Arke des Verbonds in het Heilige der Heilige stonden twee Cherubs. In Gen. III:24 is een Cherub bewaker van het Paradijs.
| |
[Cherubijnen]
Cherubijnen (r.k.) een der negen choren van engelen, waarin o.a. de H. Gregorius de Groote de hemelsche heerscharen verdeelde.
| |
[Ches]
Ches, (barg.) chesse jongen, vertrouwd persoon.
| |
[Chester]
Chester, (eng.) uitgang van vele plaatsnamen van ags. caester, en dat van lat. castra, versterkt kamp, dus caestershire, stad gebouwd in de ‘shire’ of landstreek nabij een oud castra. Ook een soort van Eng. kaas.
| |
[Cheval de bataille]
Cheval de bataille, lievelingsonderwerp, lijfstukje, stokpaardje; van fr. C.d.b. = strijdpaard.
| |
[Cheval de bronze]
Cheval de bronze, Fransche opera, muziek van Auber († 1871) woorden van Scribe († 1861), naar een ‘bronzen paard,’ dat de koning van Arabië aan Cambuscan, koning van Sarra in Tartarije zond en dat den berijder onmiddellijk heenvoerde naar de plaats, waar hij zijn wilde, zoodra deze den naam der plaats genoemd en aan een pin gedraaid had.
| |
[Cheval de retour]
Cheval de retour, in Frankrijk een misdadiger, dien men opnieuw snapt. In de Belgische gevangenissen heet zulk een vieux rat, bij ons recidivist, in Duitschland Rückfällige of Gewohnheitsverbrecher. De soc. dem. noemden deze personen das Lumpenproletariat.
| |
[Chevalier]
Chevalier, louis d'or met het Malteezer kruis, geslagen in Frankrijk van 1718-1720.
| |
[Chevalier d'industrie]
Chevalier d'industrie, (fr.), fortuinzoeker door oneerlijke praktijken, oplichter.
| |
[Chevalier de la triste figure]
Chevalier de la triste figure, (fr.) Ridder met het armzalige voorkomen, geschilderd door (Miguel de) Cervantes (Saavedra), ± 1616, in zijn wereldberoemden roman Don Quijote, een vlijmende satire op het Middeneeuwsch ridderwezen. Wordt in scherts gebezigd van een ‘armzalig heertje.’
| |
[Chevalier sans peur et sans reproche]
Chevalier sans peur et sans reproche, (fr.) ridder zonder vrees of blaam. Dat was Tancredo (± 1112), een der hoofden van den eersten kruistocht, in 't gevolg van Godfried van Bouillon, vóór Jerusalem; Tasso verheerlijkte hem in zijn dichtwerk ‘Gerusalemme Liberata.’
| |
[Chevalier sans peur et sans reproche]
Chevalier sans peur et sans reproche, d.i. ridder zonder vrees of blaam, een historisch bekend gewerden bijnaam van den heldhaftigen Pierre du Terrail, chevalier de Bayard (1476-1524).
| |
[Chevaliers de l'aune]
Chevaliers de l'aune, (fr.) Ridders van de el. Dus noemde Lodewijk XIV, Ao. 1672, spottend onze Algemeene Staten, omdat daarin Amsterdam, de destijds zoo vermogende koop- en handelsstad, een overwegenden invloed had. Nog schertsend aangaande rijkgeworden handelsmannen, die zich onder de Patriciërs oriënteeren.
| |
[Chevaux de Frise]
Chevaux de Frise, (fr.) (Friesche ruiters), balken, doorstoken met uitstekende ijzeren lansen, om de paarden te keeren; zoo geheeten naar hun aanwending bij het beleg van Groningen 1594.
In Duitschland heet zulk een voorwerp ‘een Spaansche ruiter’ (ein spanischer Reiter).
Bij ons is een ‘Spaansche ruiter’ de dwarsboom naar beneden onder de boegspriet, dienende om de kluiverboom recht te houden.
| |
[Chevîllard]
Chevîllard, (fr.) de slagers der slachthuizen van La Villette, Villejuif en Grenelle, nabij Parijs, die vleesch in het groot verkoopen.
| |
[Cheyne Stokes, (Ademhalingsverschijnselen van]
Cheyne Stokes, (Ademhalingsverschijnselen van - zekere verandering der gewone ademhaling. Zij openbaart zich door een vrij lang ophouden der ademhaling, eerst gevolgd door een flauwen, schier onmerkbaren ademtocht en dan door een gedurig diepere ademhaling, die allengs weder flauwer wordt. De naam is ontleend aan de beide Engelsche artsen George Cheyne (1671-1743) en William Stokes (1804-1878), die dit verschijnsel het eerst hebben beschreven.
| |
| |
| |
[Chi va piano va sano, chi va sano va lontano]
Chi va piano va sano, chi va sano va lontano, (it.) die langzaam gaat, gaat zeker en die zeker gaat, gaat lang of: langzaam gaat zeker; zachtjes aan, dan breekt de lijn niet enz.
| |
[Chiara-oscuro]
Chiara-oscuro of chiraoscuro, (fr. clair obscur) (it.) licht en donker. De tintverdeeling van licht en schaduw op een schilderij.
| |
[Chic]
Chic, de juiste beteekenis van dit woord is niet weer te geven. Zij dwarrelt tusschen ‘zwierig’, ‘geestig’ en naar den laatsten smaak’.
| |
[Chicaneeren]
Chicaneeren, uitvluchten zoeken, moeielijkheden opwerpen, om zich aan iets te onttrekken. Van chicane, middeleeuwsch Grieksch Zykanion (jeu de mail) en dus oorspr. kibbelarij bij het spel, later vooral in 't recht.
| |
[Chiesa libera in libero stato]
Chiesa libera in libero stato, eigenlijk: Frate! Frate! libera chiesa in libero stato = Broeder! broeder! de vrije kerk in den vrijen staat. Cavour's laatste woorden. Hij richtte die, eenige oogenblikken vóór zijnen dood (6 Juui 1861), tot frater Giacomo.
| |
[Chiffonnière]
Chiffonnière, hooge latafel; van fr. chiffon = vod, zoodat het woord oorspronkelijk ‘bergplaats voor vodden of nesterijen’ beteekend heeft.
| |
[Chignon]
Chignon, een bundel valsch haar, dat men stopt onder het nekhaar; van fr. chignon van chainon = nek, later: nekhaar.
| |
[Chilliasmus]
Chilliasmus, leer van het toekomstig duizendjarig rijk van Christus op aarde; geloof aan der menschen vooruitgang tot zedelijke volkomenheid; van gr. chilioi = duizend.
| |
[Chimère]
Chimère, geheel ongegronde veronderstelling, hersenschim, ongerijmd, verdichtsel, inbeelding, droomerij, gril; van Chimaera (gr. myth.) een driekoppig vuurspuwend monster, van voren een leeuw, in 't midden een geit, van achteren een draak, door Bellerophon gedood.
| |
[Chinaman (John]
Chinaman (John, de Chineezen eerst sedert 1819 uit ‘A letter to the Committee of Management of Drury Lane Theatre.’
| |
[Chincilla]
Chincilla, zacht, fraai bont van de vacht der viverra chinche, Zuid-Amerikaansche wezel, het dier heet bij ons Peruviaansch stinkdier.
| |
[Chineesche biggetjes]
Chineesche biggetjes, zie Guineesche biggetjes.
| |
[Chineesche muur (Een]
Chineesche muur (Een - tal van onoverkomelijke bezwaren, naar den Chineeschen muur, die 300 geographische mijlen lang is en het Chineesche Rijk vroeger langs de noordelijke grenzen afsloot als bescherming tegen de Toeranische volkeren. Gelijk deze alle vreemden weerden, zoo weert fig. een Chineesche muur veranderingen af.
| |
[Chineesche schimmen]
Chineesche schimmen, in de vorige eeuw het eerst door Italianen in ons land vertoond, waren in de hooge oudheid reeds een volkvermaak in China, Tegenwoordig worden de schaduwen op het doorschijnende doek voortgebracht door bordpapieren of blikken beeldjes, òf door levende acteurs achter het doek.
| |
[Chios (De man van]
Chios (De man van - Homerus, die op het eiland Chios geboren was.
| |
[Chique, Grand chique]
Chique, Grand chique, (fr.) keurigheid tot den ‘bon ton’ der hoogere standen behoorend. Bijv. liedjes zingen op eene wijze, die de kritiek d'un chic très select noemt. Zie Chic.
| |
[Chiragraaf]
Chiragraaf, oorkonde, tweemaal op één stuk perkament geschreven, op de tusschenruimte werd oorspronkelijk de naam van den gever der oorkonde, later letters naar willekeur geplaatst en deze dan langs een golvende lijn doorgesneden, zoodat het aaneenpassen van perkament en letters later 't bewijs voor de echtheid van beide stukken kon geven.
| |
[Chiragra]
Chiragra, van gr. cheir (hand), handjicht, tegenover podagra, voetjicht.
| |
[Chirographaire schuldeischers]
Chirographaire schuldeischers, concurrente schuldeischers, die geenerlei recht van voorrang hebben.
| |
[Chirographische schuldeischer]
Chirographische schuldeischer, een boekschuldeischer; hij die eene op eene kwitantie of contract gegronde schuldvordering heeft.
| |
[Chirographum]
Chirographum, het schuldbewijs, de kwitantie. Letterlijk: het met de hand geschrevene.
| |
| |
| |
[Chiroplast]
Chiroplast, handhouder, handladder; een door Hogier voor het pianoonderricht uitgevonden werktuig, om den leerling aan eene juiste en vaste houding van de hand te gewennen; van gr. cheir, chiro (hand), en plaster (vormer).
| |
[Chirurgijn]
Chirurgijn, van het Grieksche cheir = hand en ergon = werk, is thans uitsluitend een heelmeester. Voormaals noemde men den barbier ook wel chirurgijn, omdat tot het werk van den wondheeler behalve het aderlaten, het koppenzetten enz. ook het baard scheren en haarsnijden behoorde.
| |
[Chitarnio]
Chitarnio, (It. muz) kleine gitaar, vooral in de 16e, 17e eeuw gebruikt, meest voor serenades en aubades. In vorm gelijkt de Ch.: de mandoline, en in toon evenzeer.
| |
[Chloë]
Chloë, de beminde herderin uit de pastorale (herderroman) van Longus, getiteld ‘Daphnis en Chloë’. De bron van ontelbare herderromans bij schier allê Europeesche volken, o.a. van ‘Paul en Virginië’.
| |
[Chlofe (Faire la -]
Chlofe (Faire la -, slapen; een der vrij talrijke woorden, die zich, zooals couetchas (pruimen), crumpires (aardappelen), choumaque (schoenmaker), choufliqueur (schoenlapper; van daar ook choufliquer), enz. van Duitschland naar Frankrijk hebben overgeplant. Ook choucroute (een afstammeling van Sauerkrant) heeft een ww. - choucrouter, zuurkool eten - in het leven roepen.
| |
[Chochem (]
Chochem (ook gochem), (isr.) wijs, verstandig, slim.
| |
[Chocolade-letters]
Chocolade-letters, groote, lange, zwarte letters, waarmede de naam van een artist of leverancier op aanplakbiljet, affiche enz. staat uitgedrukt.
| |
[Cholera]
Cholera, (gr.) galziekte; Aziatische braakloop; van gr. cholos = gal; (spr. chólera).
| |
[Cholera]
Cholera, De naam dezer vreeselijke ziekte is misschien reeds aan den Griekschen geneeskundige Hypokrates († 377 v. Chr.) bekend geweest; hoewel vele schriften op zijn naam eerst in den tijd derPtolemaeussen vervaardigd zijn. Sedert kende men de cholera als de ziekte waarbij met hevigheid alle vochten door braking en stoelgang uit het lichaam als uitstroomen. Ook in de Spreuken van Jesus Sirach 34 (31) v. 20 komt het woord voor, verbonden met ‘strophos’ (snijding in 't lijf), en is door Van der Palm (31 v. 21) met ‘braking’ vertolkt. De Bijbel ao 1477 (op Jesus Sirach (31 vs. 21) heeft Colera. Een lichte aanval van cholera heet cholerine.
| |
[Chomarchie]
Chomarchie, het vreemde woord voor polderbestuur, van chooma = dijk en archein = besturen.
| |
[Chocrouter]
Chocrouter, zie Chlofe.
| |
[Choette]
Choette, in de Fransche volkstaal mooi, flink.
| |
[Choufliqueur, choufliquer]
Choufliqueur, choufliquer, zie Chlofe.
| |
[Choumaque]
Choumaque, zie Chlofe.
| |
[Choragus]
Choragus (gr.) chef d'attaque (fr.) koorleider, de eerste koorzanger, die de overige zangers leidt.
| |
[Chloris]
Chloris, (gr.) de godin der bloemen zie Flora; ook veel voorkomende vrouwennaam in de herderspoëzie.
| |
[Chouans]
Chouans, de aanhangers van het Koningschap in Frankrijk, geheeten naar hunnen aanvoerder Jean Cottereau bijgenaamd Chouan (chat huant) (de uil; omdat hij zijn makkers bijeenriep door 't geluid van een uil te doen hooren), gedurende de jaren 1793-1799; de opstand der Chouans Chouannerie, begon in Bretagne, en strekte zich spoedig uit over de Vendée, zelfs tot bij Parijs. Hij ontwaakte nog eenmaal 1814-1815, maar verloor door de nederlaag van Napoleon in den slag van Waterloo alle reden van bestaan.
| |
[Chrestomatie]
Chrestomatie, bloemlezing van het beste uit een of meer schrijvers, uit het Grieksch van chrestos goed, voortreffelijk, en manthano leeren.
| |
[Christ-kindel]
Christ-kindel, in den Gelderschen Achterhoek, het Kerstkindeke of kindeke Jezus.
| |
[Chrisma]
Chrisma, (r.k.) de gewijde zalfolie, bij sacramentale handelingen in gebruik. Ook af korting van het woord Christus in de handschriften of inschriften.
| |
| |
| |
[Chrismale]
Chrismale, wit doek, den gezalfden gedurende acht dagen om het voorhoofd gebonden, dat de zalfolie er blijve.
| |
[Christmas Box]
Christmas Box, (eng.) spaarpot, welks inhoud op Kerstmis onder de armen van 't kerspel verdeeld werd; tegenwoordig een geschenk op Kerstmis aan bekenden.
| |
[Christmas rose]
Christmas rose, (eng.) bloem, die tegen Kerstmis begint te bloeien.
| |
[Christophorus (St.)]
Christophorus (St.), volgens de legende een reus, die reizigers en pelgrims over de rivier droeg, waar hij in kon loopen, zonder dat zijn hoofd onder water kwam. Toen hij eens een kind wilde overdragen, gevoelde hij, dat hij dit haast niet torsen kon. Dat was Christus, die zich nu aan hem bekend maakte en op zijn verzoek hem, den heiden, doopte. De naam beteekent Christusdrager. Afgeleide vorm is Christoffel.
| |
[Christusdaalder]
Christusdaalder, naam van munten en medailles, waarop Christus' geboorte is afgebeeld.
| |
[Christus-orde]
Christus-orde, 1o. ridderorde, in 1317 gesticht door Don Dionysius, koning van Portugal ter verdediging der grenzen van Algarvië tegen de Mooren. 2o. ridderorde door Paus Joannes XII voor Italië gesticht. 3o. tegenwoordig nog een ridderorde van verdiensten met slechts eene klasse (cavaliere dell' ordine di Christo) en wordt door een apostolische breve verleend.
| |
[Chromatische, (de - schaal]
Chromatische, (de - schaal (muz.) in verschillende op elkander volgende halve tonen op- of afgaande.
| |
[Chromopsie]
Chromopsie, (gr.) kleurenblindheid, lett. het zien van vele kleuren, nl. zonder ze van elkander te onderscheiden. Zie Daltonisme.
| |
[Chronique scandaleuse]
Chronique scandaleuse, thans algemeen gebezigd in den zin van ‘schandelijke stadsnieuwtjes,’ oorspronkelijk de titel van een historisch werk over Lodewijk XI, waarvan de schrijver waarschijnlijk Jean de Croyes was.
| |
[Chronologie]
Chronologie van 't gr. chronos = tijd en lego = zeggen; kennis van den tijd (waarin 't een of ander feit is voorgevallen), tijdrekenkunde.
| |
[Chronometer]
Chronometer = tijdmeter; hoogst nauwkeurig loopend en zeer kostbaar uurwerk en ten getale van 2 of 3 aan boord van zeeschepen, die steeds den Greenwichtijd aanwijzen en waarmede men bepaalt op welke ‘lengte’ men zich op zee bevindt.
| |
[Chrysanthemum]
Chrysanthemum, bloem uit Japan afkomstig; de naam is afgeleid van gr. chrusos, goud, en anthemos, bloem; de gele kleur komt nam. het meest voor.
| |
[Chrysostomus]
Chrysostomus, eerenaam van verscheiden om hun welsprekendheid vermaarde mannen, b.v. Dio van Prusa, in de laatste helft der eerste eeuw n.C., van wien wij nog 80 fraaie redevoeringen bezitten; Johannes, patriarch van Constantinopel (347-407); eeretitel ook o.a. aan den Hoogleeraar Abraham des Amorie van der Hoeven (1798-1855) gegeven; van gelijkluidend gr. C. = guldemond, goudmond, fig. de welsprekende.
| |
[Ciborie]
Ciborie, 1o. op vier zuilen rustende hemel boven het oud christelijk altaar. 2o. heilig vaatwerk ter bewaring van het H. Sacrament des Altaars, gewoonlijk gemaakt van edel metaal in den vorm van een kelk en met een deksel gesloten.
| |
[Cicerf]
Cicerf, (it.) erwten. Dat woord moesten bij de Siciliaansche Vespers allen uitspreken, die wegens hunne nationaliteit door de Palermitanen werden gewantrouwd, daar de Franschen dit niet juist konden zeggen. Zij, die dit niet konden, werden gevangen genomen of vermoord.
| |
[Cicero]
Cicero, bijnaam, dien volgens Plutarchus een der voorouders van den grooten redenaar zou hebben gekregen van een wratje, dat hij op de punt van zijn neus had, naar lat. cicer = erwt.
De Britsche Cicero: William Pitt, Lord Chatham (1708-1778); |
de Christelijke Cicero: Trimianus Lactantius, een kerkvader † 330; |
de Fransche Cicero: Jean Baptiste Massillon (1663-1742); |
de Cicero van Duitschland: Johan III, keurvorst van Brandenburg (1455-1499). |
| |
[Cicero, (een]
Cicero, (een - een groot redenaar. Naar Marcus Túllius Cicero, den beroemden Romein, † 43 v. Chr.
| |
| |
| |
[Cicerone]
Cicerone, (Ital.) een figuurlijke Cicero (Ital. Ciceróne), een uitlegger. Vanhier, iemand, die als gids den vreemdelingen de bizonderheden van hun tocht in en door Italië uitlegt. Voorts, leidsman in 't algemeen, doch in hoogeren trant van beschaving, dan een condottiére (geleider).
| |
[Cicerone]
Cicerone, (it.) in het algemeen gids, oorspronkelijk in Rome de jeugdige geleerde of wetenschappelijke geestelijke, die aan vreemdelingen tot leidsman dient bij het bezichtigen der oudheden. Die woordenrijke leidslieden vergeleek men met den welsprekenden redenaar Cicero; vandaar de naam.
| |
[Ciceronianen]
Ciceronianen, geleerden (vooral in de 16de eeuw), die geen Latijn voor zuiver hielden, dat niet volkomen aan het Latijn van Cicero beantwoordde.
| |
[Ciceronische invloeden]
Ciceronische invloeden, door deze laat zich beheerschen alwie in zijn stijl zich toelegt op kunstmatigen zinsbouw. Naar denzelfde.
| |
[Cicerootje (een]
Cicerootje (een, in den mond hebben, = heel aardig Latijn spreken, naar Cicero, den redenaar, wiens Latijn voor het zuiverste gehouden werd. Zie Ciceronianen.
| |
[Cicisbeo]
Cicisbeo, (it.) een man van beschaving en manieren, die in het openbaar en met medeweten en goedkeuring van den man de begeleider was van eene aanzienlijke getrouwde vrouw. Vgl. Cavaliere serviente.
| |
[Cicisbeo]
Cicisbeo, (mode) de strik van zijde of lint aan waaiers, wandelstokken, regen-, zonneschermen en derg.
| |
[Cid]
Cid, (ar. saïd) (Heer), don Rodrigo Laynez, Ruy Diaz (zoon van Diaz), graaf van Bivar. Hij heette mio ci del campeador = mijn heer de Kampioen, wegens zijn strijd tegen de Mooren (1040-1099).
De Portugeesche Cid, Nunez Alvarez Pereira, generaal en diplomaat (1360-1431).
| |
[Ci-devants]
Ci-devants, spotnaam der voormalige adellijke en vorstelijke personen in Frankrijk; van ci-devant = voor dezen, eertijds, wijlen.
| |
[Ciel (Le - défend, de vrai, certains contentements,
Mais il est avec lui des accommodements]
Ciel (Le - défend, de vrai, certains contentements,
Mais il est avec lui des accommodements,
Mol. Tartuffe IV:5.
Het is waar, de Hemel verbiedt sommige genoegens, maar men kan zich met hem verstaan (er kunnen schikkingen gemaakt worden). Tartuffe, de huichelaar, wordt betrapt op eene (mislukte) poging om de vrouw zijns weldoeners te verleiden en verklaart in deze regels, hoe zulk een poging toch niet met zijn godsdienst in strijd is.
| |
[Cijfer-methode]
Cijfer-methode, eene door Galin, Paris en Chevé uitgevonden schrijfwijze van muziek. De cijfers drukken de onderlinge verhouding der tonen uit.
| |
[Cilicium]
Cilicium, boetkleed vvn ruwe stof, kemelshaar enz., dat onder de kleeding op het bloote lichaam gedragen wordt.
| |
[Cimier]
Cimier, (wap.) (fr.) helmteeken; de versierselen boven op den helm.
| |
[Cimmerische Bosphorus, (De]
Cimmerische Bosphorus, (De - de straat van Kaffa.
| |
[Cimmérische duisternis, (De]
Cimmérische duisternis, (De - volslagen duisternis; van de Cimmériërs, een fabelachtig volk, dat, volgens Homerus, in het verre westen de kust van den oceaan bewoonde en altijd in nacht en nevel gehuld was.
| |
[Cincinnatus-orde]
Cincinnatus-orde, eene orde van de Amerikaansche Unie, na het eindigen van den vrijheidsoorlog door officieren gesticht met het doel, om de verkregen rechten te handhaven. Zij noemden zich Cincinnatussen, daar elk van hen bij der vrede naar zijn gewoon bedrijf terugkeerde, evenals de Romeinsche dictator Cincinnatus (5e eeuw v.C.) deed.
| |
[Cincinnatus van het Westen]
Cincinnatus van het Westen (amer.) William Henry Harrison, pre sident der V.S. 1797-1802, genoemd naar den grooten Romein L. Quintius Cincinnatus, den overwinnaar der Volsken in 459 v.C., die even vaardig de ploeg als het zwaard hanteerde.
| |
[Cingel]
Cingel, van 't lat. cingulum, een gracht, die eene stad omringt, vandaar rondom de meeste Hollandsche en vele andere steden: de Buitencingel of Singel.
| |
| |
| |
[Cinxene]
Cinxene, middeleeuwsche benaming van Pinksteren, van 't lat. quinquagesima (dies), d.w.z. de 50ste dag na Paschen.
| |
[Cinderella]
Cinderella, asschepoester, de heldin van een sprookje van Perrault, die alle nederige huiselijke bezigheden moet verrichten, terwijl hare zusters bals bezoeken. Door een toovergodin op een koninklijk bal gebracht verliest zij een glazen muiltje en wordt daardoor de gade des prinsen. Glazen muiltje is de vertaling van pantoufle en verre, maar er stond oorspronkelijk pantoufle en vair, muiltjemet bont van eene soort eekhoorn.
| |
[Cinderelladans]
Cinderelladans, dans, die vóór middernacht eindigt; naar Cinderella of asschepoester, die op last der toovergodin voor middernacht thuis moest zijn.
| |
[Cingulum]
Cingulum, gordel, een wit koord, aan de einden van kwasten voorzien, dat dient om de Albe van den priester op te binden.
| |
[Cingulum Veneris]
Cingulum Veneris, liefdegordel, Venusgordel, dien Venus om de heupen droeg, en waaraan men het vermogen toekende om liefde in te boezemen en harten te veroveren. Vgl. Cestus.
| |
[Cinque cento]
Cinque cento, (it.) vijfhonderd, in Italië de lagere kunst der zestiende eeuw (na 1500) in tegenstelling van die der vijftiende, de quatre cento. Leonardo, Mich. Ang., Benv., Cellini enz. enz.
| |
[Cinq minutes]
Cinq minutes, aan dobbelsteenen gesneden en gekruid vleesch, dat in vijf minuten gekookt is; van fr. cinq minutes = vijf minuten.
| |
[Cipier]
Cipier, gevangenbewaarder; van oudfr. cippier, en dit van lat. cippus = stok, een strafwerktuig waarin men de voeten der misdadigers sloot. Alzoo was de oude beteekenis van cipier = stokbewaarder.
| |
[Circassienne]
Circassienne, fijn gekeperd halflaken of wollen stof, gelijk de Circassische vrouwen dragen.
| |
[Circe]
Circe, verleidelijke boeleerster; van C., vermaarde toovenares, eene nymph, die het fabeleiland Aeaoe bewoonde, en door haar tooverdrank de tochtgenooten van Ulysses in zwijnen veranderde; Ulysses weerstond haar door een tooverkruid, hem door Mercurius gegeven.
| |
[Circensische spelen]
Circensische spelen, worstelingen en kampspelen in het oude Rome, genoemd naar den circus, waarin zij gegeven werden.
| |
[Circulaire]
Circulaire, omzendbrief, een rondgaande, veelal gedrukte brief, waardoor aan onderscheidene personen hetzelfde bericht medegedeeld wordt.
| |
[Circulair-credietbrief]
Circulair-credietbrief, een tot verscheidene personen, op verschillende plaatsen gerichte credietbrief. (z.a.)
| |
[Circulatie-bank]
Circulatie-bank, eene bank, die kwitantiën (banknoten, bankbiljetten) als baargeld in omloop brengt en aan toonder op vertoon tegen contant geld weder inwisselt.
| |
[Circumvalatie-linie]
Circumvalatie-linie, (mil.) oude benaming voor aanvalswerken bij het belegeren van vestingen.
| |
[Circumvallatieliniën]
Circumvallatieliniën, (mil.) aarden borstweringen, die opgeworpen werden tot bescherming tegen eenen vijand, die mogelijk tot ontzet zou komen opdagen. (Zijn tegenwoordig in onbruik).
| |
[Cisatlantisch]
Cisatlantisch en transatlantisch, aan deze en aan de overzijde van den Atlantíschen Oceaan.
| |
[Cispadanisch]
Cispadanisch en transpadanisch, aan deze en aan de overzijde van de Po (Padus). Even zoo cisrhenanisch en transrhenanisch (Rhenus = de Rijn; cisalpinisch en transalpinisch; cisjordaansch en transjordaansch, enz.
| |
[Circumstantiae rem variant]
Circumstantiae rem variant, (lat.) de omstandigheden wijzigen de zaak.
| |
[Cisterciënser]
Cisterciënser, kloosterorde, waarvan de leden naar het voornaamste klooster, nabij Citeaux, genoemd werden.
| |
[Cisterne]
Cisterne, (lat.: cisterna) een onderaardsch waterbekken, een gegraven bron.
| |
[Cita mors ruit]
Cita mors ruit, de dood rijdt snel, titel van een gedicht van Geibel, denkelijk naar den regel uit Bürger's Lenore nl. Hurrah, die Toten reiten schnell.
| |
[Citer]
Citer, zessnarig, vroeger viersnarig instrument, van gr. cithara, en dit van pers. ciar = vier en tar = snaar.
| |
[City]
City of Brotherly Love, (Amer.) stad der broederliefde Philadelphia naar den naam, Grieksch voor broederliefde.
| |
| |
| |
[City]
City of Churches, (amer.) stad der kerken is Brooklijn, N.-York, om de vele kerken.
| |
[City]
City of Elms, (amer.) stad der olmen, is New Haven, Connecticut, naar de boomen, waarmede enkele straten beplant zijn.
| |
[City]
City of Magnificent Distances, stad der prachtige afstanden de stad Washington de hoofdstad V.S. die elf vierkante mijlen beslaat.
| |
[City]
City of Notions, stad der prulletjes (kleine handelsartikelen) Boston middelpunt van de Yankees.
| |
[City]
City of Rocks, (amer.) rotsstad bijnaam van Nashville, Tennessee.
| |
[City]
City of Spindles, (amer.) stad der weefgetouwen is Lowell in Massachusetts met de grootste spinnerijen en weverijen der V.-S.
| |
[City]
City of Straights, (amer.) de stad der straat nam. Detroit fr. détroit = straat, zeeëngte) = the straights naar de rivier, waaraan de stad ligt en die het Erie-meer met het meer St. Clair verbindt.
| |
[Civet, civetkat]
Civet, civetkat (ar. door fr. tot ons gekomen) eigenlijk zebed d.i. schuim, het dier behoort in Soudan thuis, wordt sterk met vleesch gevoed en dan geplaagd. Het geheele lichaam wordt dan bedekt met een dik wit schuim, dat aan de lucht blootgesteld zwart wordt en zorgvuldig wordt verzameld.
| |
[Civiele lijst]
Civiele lijst, tegenwoordig de uitgaven voor het onderhoud der vorstelijke huishouding, vroeger al de uitgaven van den openbaren dienst, uitgezonderd die voor leger en vloot.
| |
[Civil Service reform]
Civil Service reform, (amer.) stelsel van verbetering der ambtenaarswereld, door te verhinderen, dat verdienstelijke ambtenaren wegens staatkundige partijzucht ontslagen te worden.
| |
[Clabaccarium]
Clabaccarium, (stud.) bureau van politie. Zie Klabak.
| |
[Claim]
Claim, afgebakend stuk grond, vooral in de goud- en diamant-velden.
| |
[Clairvoyante]
Clairvoyante, vrouw die in den magnetischen slaap verborgen dingen ziet; fr. clairvoyante = helderziende.
| |
[Clan]
Clan, in Schotland families of geslachten onder een bepaald familie-opperhoofd.
| |
[Claque; claqueurs:]
Claque; claqueurs: de betaalde toejuiching door handgeklap en de toejuichers zelve. Santon organiseerde in 1820 te Parijs de claque. Hij leverde somtijds 500 toejuichers tegelijk voor een stuk.
De commissaires leerden het stuk en wezen de mooie gedeelten aan; de lachers (rieurs) schaterden bij aardige passages; de weeners (pleureurs), meest vrouwen, weenden als 't pas gaf; de bisseurs moesten bis roepen. Ook de Romeinen hadden hunne Laudicoeni. Men noemt ze ook romains of chevaliers du lustre.
| |
[Clarence]
Clarence, (fr.) geliefd vervoermiddel van den Hertog van Clarence, later Willem IV.
| |
[Claret]
Claret, (fr.) zekere wijnsoort, afgeleid van clair, omdat het wijn van lichtere kleur is; in de middeleeuwen kruidenwijn (eigenlijk onze hipocras (z.a.) naar ‘claret’, in Engeland de naam voor alle Bordeaux-wijnen.
| |
[Clarissen]
Clarissen, geestelijke orde van vrouwen, gesticht door de H. Clara leerling van S. Franciscus van Assisi in 1212.
| |
[Classieken]
Classieken, de voornaamste schrijvers van een volk, vooral zij, die tot den bloeitijd zijner letterkunde behooren; van lat. classici, met welken naam men vooral die Romeinsche burgers bestempelde; die tot de eerste of voornaamste klassen behoorden.
| |
[Claudite lam rivos]
Claudite lam rivos, pueri, sat prata biberunt. Vergilius, Bucolica, iii. (lat.) Sluit nu de kanalen, jongens, de weiden hebben genoeg gedronken. Ironisch voor: al genoeg.
| |
[Claude os, aperi oculos]
Claude os, aperi oculos, (lat.) Den mond dicht, de oogen open! - Zwijg en zie.
| |
[Clausule, (valuta]
Clausule, (valuta - uitdrukkingen ‘waarde ontvangen’ of ‘waarde in rekening’, voorkomende op eenen wissel.
| |
[Clausule cassatoria]
Clausule cassatoria, (hand.) vermelding op de secunda en tertia en ook op quarta en verdere wisselexemplaren, dat de betaling daarvan de kracht der vorige te niet doet.
| |
| |
| |
[Clausuur]
Clausuur, 10. technische benaming voor het afgesloten zijn der kloosterlingen van het verkeer met de buitenwereld; 20. meestal door muren afgesloten ruimte van het kloostergebied, waarin niet-kloosterlingen niet komen mogen en die de kloosterlingen niet verlaten mogen zonder bepaalde vergunning.
| |
[Clavicula Salomonis]
Clavicula Salomonis, (toov.) Salomons-sleutel, geheimzinnige teekenen, waarmede men de geesten kon dwingen; ook het tooverboek, waarin al die teekens te zamen voorkwamen.
| |
[Claviger]
Claviger, pedel der Latijnsche scholen, eigenlijk sleuteldrager, van lat. clavis (sleutel) en gero, ik draag.
| |
[Clavis]
Clavis, (lat.) verklaringssleutel, toelichtingen op schrijvers, bijv. Ciceroniana (op de werken van Cicero, door Ernesti), Hildebrandiana (op de Camera Obscura, door Hildebrand).
| |
[Clean bowley]
Clean bowley, (sport) (cricketspel) een bal zoo mikken op de houtjes (wickets), dat hij deze omwerpt zonder door de bat (slaghout) te zijn aangeraakt.
| |
[Clearing-House]
Clearing-House, een instelling in Londen waar schulden en schuldvorderingen der banken en bankiers door wederzijdsche afrekening worden vereffend. Het eerste Clearing-house werd als privaatonderneming opgericht in 1775. Door het toenemend gebruik van Cheques in Engeland, d.i. geldaanwijzingen op een derde, nam de beteekenis dier inrichting zeer toe, zoodat het tegenwoordig het centraalpunt van den Engelschen geldomloop is.
| |
[Clementinen]
Clementinen of Clementijnen, dat gedeelte van het corpus juris canonici, dat de door Paus Clemens V aangelegde verzameling van besluiten bevat.
| |
[Cleopatra en haar parel]
Cleopatra en haar parel, Cleopatra zou op het feest voor Antonius een parel in wijn of sterk zuur opgelost, verzwolgen hebben; maar azijn lost geen parel op en sterker zuur zou ondrinkbaar zijn.
| |
[Cleresie of Oud-Bisschoppelijke Cleresie]
Cleresie of Oud-Bisschoppelijke Cleresie, naam van de Oud-Roomschen, een genootschap, dat wel in hoofdzaak de leer der Roomsche kerk aanneemt, maar de Pauselijke oppermacht in geloofszaken niet erkent. Daar bij hen zich voor en na volgelingen van Jansenius aansloten, worden ze wel, doch geheel ten onrechte, Jansenisten genoemd.
| |
[Clerici]
Clerici (clerus), (r.k.) mannen, die door 't ontvangen eener wijding of het afleggen van kloostergeloften op bijzondere wijze aan den dienst van God zijn toegewijd.
| |
[Clericus]
Clericus, (r.k.), man, dien de kerkelijke overheid door toediening der kruinschering op een bijzondere wijze aan den dienst van God heeft toegewijd.
| |
[Clerikale kleeding]
Clerikale kleeding, (r.k. en eng. kerk) wit: beeld van reinheid, gedragen op de hooge feesten, heilige dagen en bij het toedienen der sacramenten; behalve biecht en oliesel; rood: bloed en vuur, gedragen op martelaarsdagen en op den eersten Pinksterdag; groen: gedragen op dagen, waarop geen bijzonder feest gehouden wordt; purper: gedragen op Advent-Zondagen vasten en quatertemper; zwart: gedragen op Goeden Vrijdag en bij lijkmissen.
| |
[Clerikale titels]
Clerikale titels, (eng. kerk): Parson: de vertegenwoordiger der gemeente in alle zaken. Clerk (lat. clericus = geestelijke), daar de geestelijke lezen en schrijven verstond, ging deze naam over op ieder, die menschen bij 't schrijven bijstaat. Curate (lat. curare = zorgen), de verzorger der zielen. Rector (lat.) (bestuurder), de man, die de kerkelijke zaken leidt. Vicar (lat.) afgevaardigde, hulpprediker, eigenlijk plaatsvervanger.
| |
[Clericus clericum non decimat]
Clericus clericum non decimat, (lat.) De eene geestelijke heft geen tienden van den anderen; de eene kraai pikt den anderen de oogen niet uit. Het wintert fel, als d' eene wolf den anderen eet.
| |
[Cleris]
Cleris, de stand en orde de geestelijken, clerici (z.a.) Uit gr. kleros, eig. lot, erfgoed, vandaar, de uitgelezene, bevoorrechte stand.
| |
[Client]
Client, bij de Romeinen hadden de mannen uit het volk een aanzienlijk man tot beschermer, die hen met raad en daad bijstond, en vooral in rechtszaken zich met hunne verdediging belastte. Die aanzienlijke man heette hun patronus, zij zijne clienten. Vandaar, dat nog heden hij, die eene rechtzaak heeft, de client heet van den advokaat, die hem verdedigt.
| |
| |
| |
[Cliënt]
Cliënt, de persoon, die door een ander in rechten wordt bijgestaan.
| |
[Climactéricus (annus]
Climactéricus (annus of het climacterische jaar, d.i. het trapjaar, n.l. het door 7 en 9 deelbare levensjaar, waaraan het bijgeloof een bijzonder gewicht hechtte, bijz. het 45e bij de vrouwen.
| |
[Clio]
Clio, (myth.) de muze der historische of epische dichtkunst, het heldendicht en de geschiedenis; lett.: de roemende.
| |
[Cloak]
Cloak, voor vijftig jaar een ruime, blauwgrijze manteljas (vaak van een voor regen ondoordringbare stof, grein genaamd) gewoonlijk met Schotsch geruite voering.
| |
[Cloaken]
Cloaken, (lat.) de onderaardsche afvoerkanalen of riolen bij de Romeinen.
| |
[Clou]
Clou, (fr.) lett, spijker, de voornaamste handeling of daad in een verhaal of in een drama, soms van beperkten omvang, waarbij al het, vaak belangrijkere, bijwerk wordt aangebracht, werk, dat anders onbruikbaar zou zijn.
| |
[Cloveniersgilde]
Cloveniersgilde, schuttersgilde; naar de coloveriers, later colveniers of cloveniers genoemd, die hunnen naam hadden naar de colovers, (fr. couleuvres) eig. adders, maar toegepast op kleine kanonnen met langen, dunnen loop, later ook op vuurroeren.
| |
[Clover]
Clover, soort van kanon onder het voormalig veldgeschut. Uit couleuvre (fr.), d.i. adder; want voorheen onderscheidde men de kanonnen meestal door dierennamen. Vgl. ‘veldslang’ fr. couleuvrine (z.v.a. addertje).
| |
[Clowns]
Clowns, de drie beroemdste zijn Joseph Grimaldi (1779-1837), Carlin 1713-1783) en Richard Tarlton, die in Engeland onder Koningin Elisabeth in ‘Belle Sauvage’ speelde. De clown is lett. en oorspronkelijk een boer, een man, die door onbeschaafde manieren zonderling en lachverwekkend bij zijne omgeving afsteekt.
| |
[Club]
Club, vereeniging van personen, die hetzelfde streven hebben. Ook vergaderlokaal; vereenigingsgebouw voor de leden, naar een besloten gezelschap in Engel. in de 18e eeuw, waar alle leden denzelfden club, knods of wandelstok medebrachten.
| |
[Cluricaune]
Cluricaune, (ierschemyth.) een elf van boosaardige natuur, die gewoonlijk verschijnt als een gerimpeld oud man, en die geheime schatten kent.
| |
[Clym of the Clough]
Clym of the Clough, een berucht bandiet, die met Adam Bell en William van Cloudesly het noorden van Engeland onveilig maakte, zooals Robin Hood en Kleine John het midden. Clym of the Clough = Clement of the Cliff.
| |
[Coadjutor]
Coadjutor, (r.k.) adjunct, toegevoegd kerkelijk ambtenaar òf voor een tijd (coadjutor temporarius) òf blijvend (perpetuus), in dit laatste geval kan hij ook het recht van opvolging hebben (cum jure succedendi).
| |
[Coaguline]
Coaguline, (fr.) glaslijm. Het Lat. coagulare bet. doen stollen, stremmen.
| |
[Coalitie]
Coalitie, vereeniging van mogendheden met het doel zich te verdedigen tegen een machtigen tegenstander of vijand, van lat. coalesco = samengroeien, afgeleid van alo, voeden, doen groeien.
1e Coalitie-oorlog: Engeland, Nederland, Spanje, Portugal, Napels en Rome tegen de Franschen 1793-1797. |
2e - Engeland, Oostenrijk, Rusland, Turkije, 1799-1801. |
3e - Engeland, Rusland, Oostenrijk, Zweden, 1805. |
4e - Engeland, Rusland, Pruisen en Saksen, 1806-1807, alle tegen de Franschen. |
| |
[Coalitie]
Coalitie, vereeniging van werkgevers of van werklieden.
| |
[Cocagne, (Land van]
Cocagne, (Land van - denkbeeldig land van traagheid en weelde, het onderwerp van een der oudste Engelsche dichtwerken. Londen wordt ook met dien naam aangeduid en Boileau past hem toe op Parijs; wij spreken van Luilekkerland, waar men ‘lui’ en ‘lekker’ leeft; de Duitschers van Schlaraffenland.
| |
[Cocagnemast]
Cocagnemast, mast bij volksspelen, om tegen op te klimmen en de aan den top opgehangen prijzen er af te halen: eetwaren, kleedingstukken of sieraden. Terwijl anders het klimmen in den mast aan gevaar bloot stelde, was het hier alleen pret en voordeel als in het ‘land van Cocagne’. De eerste te Parijs in 1768 (z.a.)
| |
| |
| |
[Cocarde]
Cocarde, het schijfje met de nationale kleuren of eene daarvan, dat de soldaten vóór of aan de linkerzijde van hun hoofddeksel dragen. De cocardes verschenen het eerst in Frankrijk in den veldtocht van 1688 en werden algemeen in dien van 1701. De naam is afgeleid van coq, haan, en kan zoowel ontleend zijn aan den hanekam, als aan den bos haneveêren, die de Poolsche, Hongaarsche en andere soldaten op hunne mutsen droegen.
| |
[Coccejanen]
Coccejanen of Coxianen, aanhangers van den Hollandschen Protest. Theolog. Professor Johannes Coccejus (eig. Cox of Cock). 1603-1669. Hij stichtte een theologisch-wetenschappelijke richting vooral in Bijbelverklaring, die in de 17e en 18e eeuw veel aanhangers telde.
| |
[Cockney]
Cockney, een echte Londenaar, ontleend aan een Fransch gedicht uit de 13de eeuw ‘Het land van Cocagne’ = Luilekkerland. De Franschen noemden eertijds de Engelschen Cockaigne men, bon vivants, vleesch- en puddingmannen.
| |
[Cockney-school]
Cockney-school, naam in 1817 door Lockhart gegeven aan de dichters Leigh Hunt, Hazlitt, Shelly en Keats. (Zie Cockney.)
| |
[Cocytus]
Cocytus, (gr.) kokuo = weeklagen, een der vijf rivieren der onderwereld, de rivier der klachten.
| |
[Code Napoléon]
Code Napoléon, burgerlijk wetboek van Napoleon, bij ons in gebruik gebleven tot 1838.
| |
[Code-telegram]
Code-telegram, het internationaal telegraaf-bureau te Bern gaf in den aanvang van 1894 eene officieele lijst uit van de woorden welke voor deze telegrammen gebruikt mogen worden. De lijst telt ongeveer 200.000 woorden, in alfabetische orde gerangschikt en aan acht talen ontleend. Code (fr.) uit 't Lat. Codex, beduidt ‘Wetboek’.
| |
[Codex]
Codex, de oude naam voor boek, omdat de ouden houten (caudex) tafeltjes met was overtrokken, gebruikten om er op te schrijven.
| |
[Codex]
Codex, Een gedeelte der wetgeving van Justinianus (Corpus juris).
| |
[Codex argenteus]
Codex argenteus, (spr. argenteüis) het voornaamste handschrift van Wulfilas' Gotische bijbelvertaling, berustende in de Bibliotheek der hoogeschool te Upsala in Zweden, met zilveren letters op purperkleurig perkament geschreven, gevonden in de abdij te Werden aan de Roer en uit Italië afkomstig, waar het in de 6e eeuw vervaardigd schijnt.
| |
[Codex giganteüs]
Codex giganteüs, lett. reusachtig handschrift; duivelsbijbel; zeer groot folioboek in de Koninklijke bibliotheek te Stokholm, van achteren met een gekleurd afbeeldsel des duivels.
| |
[Coehoorns]
Coehoorns, (mil.) kleine mortieren van ongeveer 12 cM. kaliber; zoo geheeten naar Menno Baron van Coehoorn, den Nederlandschen vestingbouwkundige.
| |
[Coena]
Coena of Cena, (lat.) de daaglijksche hoofdmaaltijd, gewoonlijk te 3 of 4 uren des namiddags.
| |
[Coenobieten]
Coenobieten, (gr. Koinobios), samenlevende monniken, in onderscheiding van hermieten of anachoreten. Zie Cenobieten.
| |
[Coeur de Lion]
Coeur de Lion, (fr.) Leeuwenhart, bijnaam van Richard I van Engeland; verkregen door de wonderen van persoonlijken moed, die hij in het heilige land verrichtte. Lodewijk VIII van Frankrijk en Boleslaw I van Polen voerden denzelfden toenaam.
| |
[Coeur leger]
Coeur leger, in de zitting van het Wetgevend lichaam van 15 Juli 1870, zeide de toenmalige minister van binnenlandsche zaken Emile Ollivier, bij de beraadslaging over de oorlogsverklaring aan Pruissen: ‘Oui, de ce jour, commence pour les ministres mes collegues et moi, une grande responsabilité. Nous l'acceptons le coeur léger’. En nadat de Hr. Boduin hem, ‘Dites attristé’ en de Hr. Esquiros, ‘Vous avez le coeur léger et le sang des nations va couler’ had toegeroepen liet de Hr. Ollivier nog volgen: ‘Oui, d'un coeur léger, et n'équivoquez pas sur cette parole’.
| |
[Cogito, ergo sum:]
Cogito, ergo sum: (lat.) Ik denk, dus ben ik. De grondstelling, waarop Descartes, na van alle overgeleverde begrippen, afstand gedaan te hebben, zijn wijsgeerig stelsel bouwde.
| |
| |
| |
[Cognac]
Cognac, (fr.) brandewijn van de beste soort, naar een stad in Zuid-Frankrijk, waar ze voornamelijk geproduceerd werd.
| |
[Cognaten]
Cognaten, (lat.) bloedverwanten; tegenover agnaten, verwanten door verzwagering; in enger geschiedkundige beteekenis: cognaten verwanten door afstamming in vrouwelijke lijn (spil-linie), agnaten verwanten door afstamming in mannelijke lijn (zwaard-linie).
| |
[Cognoscente]
Cognoscente, (it.) meervoud cognoscenti, een veelweter, een wandelende encyclopaedie.
| |
[Colcothar]
Colcothar, zie Caput mortuum.
| |
[Cold cream]
Cold cream, (spr. koold kriem) verkoelende witte zalf tegen uitwendige ontsteking en ruwheid van de huid; lett. koude room (eng.).
| |
[Colin Tampon]
Colin Tampon, spotnaam voor een Zwitser, zooals John Bull voor een Engelschman, broeder Jonathan voor een Noord-Amerikaan en Monsieur Capaud voor een Franschman.
| |
[Coliseum]
Coliseum, groot en prachtig gebouw voor openbare vermakelijkheden; colosseum werd later sedert de 8ste eeuw n. Chr. het groote, door keizer Vespasianus aan den zuidoostkant van het Forum Romanum gebouwde amphitheater genoemd.
| |
[Collaar]
Collaar, (r.k.) band, dien de geestelijken om den hals dragen. Bij een priester is deze zwart, bij een bisschop paars, bij een kardinaal rood, bij den paus wit.
| |
[Collas-manier]
Collas-manier, de door den Franschman Cl. Collas in 1830 uitgevonden handelwijze om namaaksels van verheven voorwerpen in kopergravure voort te brengen.
| |
[Collatie]
Collatie, (r.k.) in het kerkrecht de overdraging of verleening van een kerkelijk ambt; geestelijke toespraak naar aanleiding van de H. Schrift; licht avondmaal, dat op vastendagen is toegestaan, behalve het middagmaal. Men kan de collatie ook 's middags ten 12 ure voor het middagmaal gebruiken.
| |
[Collation]
Collation, koude maaltijd, hoofdzakelijk uit koude spijzen en ooft bestaande; van het gebruik voormaals in de kloosters in zwang, om bij den kouden maaltijd, dien men 's avonds gebruikte, een hoofdstuk voor te lezen uit de Collationes patrum van Johannes Cassianus.
| |
[Collecten]
Collecten, (r.k.) gebeden, die in de H. Mis voor het lezen van het Epistel gebeden worden; ook: inzameling van giften voor een godsdienstig of liefdadig doel.
| |
[Collegae]
Collegae, ambtgenooten of wel overheden, die onder gelijke auspiciën gekozen zijn. Zoo zijn de praetoren collegae minores der consuls, de magister equitum collega minor van den dictator.
| |
[College]
College, lat. collegium, van colligere, vereenigen. Vereeniging van personen, die dezelfde waardigheid bekleeden of hetzelfde vak beoefenen.
| |
[Collegehengst]
Collegehengst, (stud.), iemand, die zonder verzuim al de colleges bij woont.
| |
[Collegianten]
Collegianten, eene kleine godsdienstige secte, in de 17e eeuw gesticht door de drie broeders Jan, Adriaan en Gijsbert van der Codde, te Rijnsburg, onder de leus van volkomen gelijkheid en vrijheid voor alle gemeenteleden. De Collegianten of Rijnsburgers hadden veel overeenkomst met de doopsgezinden.
| |
[Collegium]
Collegium, college van ambtgenooten b.v. collegium pontificum, - corporatie tot eenig bepaald doel.
| |
[Collegium]
Collegium, (Tres faciunt letterlijk: Drie (personen) maken een college uit. 't Is een rechtsregel van de Pandecten. L. 16. In ons spraakgebruik is 't ook wel: Alle goede dingen bestaan in drieën.
| |
[Colloquium doctum]
Colloquium doctum, (lat.) geleerde samenspreking, welke een hoogleeraar als anderszins in zijn hoedanigheid ambtelijk houdt met iemand, van wiens wetenschappelijke bekwaamheden hij zich vergewissen moet, opdat deze voor een ambt bevoegd zij. Zulk colloquium treedt dan in de plaats van een examen, en wordt gehouden met personen, die zich aan de gewone examens niet konden of niet weer kunnen onderwerpen, inzonderheid met buitenlandsche geleerden.
| |
| |
| |
[Coelestijnen]
Coelestijnen, (spr. Celestijnen) monniken eener in 1264 door den lateren paus Coelestinus (5e eeuw) gestichte orde.
| |
[Colombina]
Colombina, = Duifke, is een vrouwelijke gemaskerde figuur uit de Italiaansche commedia dell' arte en wel gewoonlijk de kamenier der dochter van Pantaleone; de prima donna in de Arlequinade; de minnares of de vrouw van Arlekijn.
| |
[Colonne]
Colonne, zuildaalder, piaster in het voormalige Spaansche Amerika, met de afbeelding van de kolommen of zuilen van Hercules.
| |
[Colonne]
Colonne, (mil.) troepen in verschillende afdeelingen achter elkander, op afstanden, opgesteld of in beweging.
| |
[Colo Pesce]
Colo Pesce, (lett. Klaas de Visch) de beroemde duiker die tijdens koning Friedrich II in den draaikolk Garafolo (Charybdis) onderdook. Schiller maakte op hem de ballade: ‘Der Taucher’.
| |
[Colophoon]
Colophoon, laatste bladzijde in onze boeken, met opgave van den naam van schrijver en drukker en van het jaartal; van fr. C. top; spits; de sluitsteen.
| |
[Colorado]
Colorado, (sp.) gekleurd, zinspeling op de schilderachtige bergketens van 't land.
| |
[Colorado-kever]
Colorado-kever, aardappel-kever, naar den Am. Staat Columbia, waar hij het eerst gevonden werd.
| |
[Colossaal]
Colossaal, of Kolossaal. Reusachtig, ontzaglijk groot. Zie Colossus.
| |
[Colossus]
Colossus, een zeer groot standbeeld, reuzengestalte, reuzenbeeld; inz. het 34 M. hooge aan den zonnegod gewijde metalen beeld aan den ingang der haven van Rhodus een kunstwerk van Chares, dat tot de zeven wonderen der oude wereld behoorde, in 280 v. Chr. geplaatst.
| |
[Colossus of Independence]
Colossus of Independence, John Adams, 2e president der Ver. St. (1797-1801).
| |
[Colporteur]
Colporteur, reiziger voor den boekhandel, die inteekenaars op een of ander werk poogt te vinden; fr., van col = hals en porteur = drager, omdat eertijds rondreizende kooplui hun waren om den hals hingen.
| |
[Colt's Revolver]
Colt's Revolver, een vuurwapen, waaraan een draaiende camera met vijf of meer kogels bevestigd is, die door de beweging met den trekker voor den loop worden gebracht. Colonel Samuel Colt nam daarvoor patent in de Ver. Staten in 1835.
| |
[Columbarium]
Columbarium, duiventil; ook een grafkelder met een aantal rijen van nissen boven elkander om lijkbussen in te plaatsen. Onder elke nis is op een plaatje de naam van den overledene vermeld.
| |
[Columbia]
Columbia, een der V.S. van N.A. naar Christoffel Columbus. Slechts dit gedeelte van Noord-Amerika is naar den ontdekker genoemd, hoewel in 't begin het geheele werelddeel zoo geheeten werd.
| |
[Columbus]
Columbus, (handteekening van)
S. d.i. Servidor
S.A.S. Sus Altenas Sacras
X.M.Y. Iezus Maria Isabel
Xto. FERENS Christo-pher
El Almirante
El Almirante
In 't Nederl. ‘Dienaar - onder hunne heilige Hoogheden - Iezus Maria en Isabella - Christophorus - de admiraal.
| |
[Coma Berenices]
Coma Berenices, Berenice, dochter van Magas, koning van Cyrene en vrouw van Ptolemaeus Euergetes, koning van Egypte. Zij deed eene gelofte haar schoone haar (lat. coma) voor den veiligen terugkeer van haar echtgenoot van de Syrische expeditie aan Aphrodite te offeren; na haar dood werd het als sterrenbeeld naar den hemel overgebracht.
| |
[Combat de générosité]
Combat de générosité, (fr.) wedstrijd in edelmoedigheid. Wordt ook wel ironisch gezegd, nopens menschen, die elkander in de wielen rijden.
| |
[Comedias de capa y espada]
Comedias de capa y espada, een soort van tooneelstukken bij Lope de Vega en verv., zoo genoemd omdat hun voornaamste personen als behoorende tot de deftige klasse der maatschappij ‘met mantel en zwaard’ opkomen, ter onderscheiding van stukken met vorstelijke personen of karakters uit de volksklasse.
| |
[Comedie]
Comedie, (gr.) een gr. woord van komos, feest, gelag en ode, gezang, dus eigenlijk feestlied, want de beginselen der comedie waren lyrisch.
| |
| |
| |
[Comes]
Comes, sedert Constantijn den Groote een titel voor hooge staats- en hofbeambten als: comes stabuli; keizerlijk opperstalmeester, comes sacrarum largitionum, opperschatmeester e.a. Er waren comites in actu, in dienst, vacantes buiten dienst, en ook honorarii.
| |
[Coming events cast their shadows before]
Coming events cast their shadows before, aanstaande (groote) gebeurtenissen werpen haar schaduw vooruit. Th. Campbell, Lochiel's Warning. Belangrijke gebeurtenissen worden voorzien, de voorboden zijn niet te miskennen.
| |
[Comissatio]
Comissatio, een drinkgelag als voortzetting der coena, meestal tot diep in den nacht.
| |
[Commanditaris]
Commanditaris, stille compagnon vennoot die, zonder zich met de leiding der zaken in te laten of tegenoveer derden op te treden, zich bepaalt tot 't verschaffen van zeker kapitaal, waarvoor hij in de winst zal deelen of in de verliezen meedragen, het laatste echter tot geen verder bedrag dan hij zich verbonden heeft in te brengen.
| |
[Commandite]
Commandite, (hand.) eene bijzaak op eene andere plaats; - eene vennootschap met een of meer stille of geldschietende deelhebbers.
| |
[Comme de l'an quarante) Se moquer de quelque chose]
Comme de l'an quarante) Se moquer de quelque chose, deze zegswijs dagteekent uit de middeneeuwen. Op grond der apocalypse verwachtte men, dat de wereld in het jaar 1000 zou vergaan. Toen die voorspelling niet uitkwam, beweerde men, dat de 1000 jarige termijn eerst bij den dood van Christus aanving. Doch de wereld overleefde ook het jaar 1033. Nu riep men het cabbalistische cijfer te hulp en herinnerde men zich dat God den 7en dag had gerust. De wereld zou dus in 1040 vergaan. En nadat ook die voorspelling niet was uitgekomen, kon men gerust verklaren dat men zich ‘om het jaar 40 niet bekreunde.’
| |
[Comment en un plomb vil l'or pur s'est il changé]
Comment en un plomb vil l'or pur s'est il changé, hoe is het zuiver goud in 't vuile lood verkeerd. Voor eene groote verandering vol schande en hoon, gelijk hier, waar de tempel ontheiligd wordt. Rac. Athalie, III, 7.
| |
[Commediante! tragodiante!]
Commediante! tragodiante! woorden door Alfred de Vigny den Paus, gedurende een onderhoud met Napoleon in den mond gelegd.
| |
[Commemoratie]
Commemoratie, (r.k.) in liturgische zin, herinnering, gedachtenisviering, feestelijke viering, van een gewichtige gebeurtenis, in het breviergebed het herdenken van een heilige, wiens feestdag met een hoogeren feestdag samen valt.
| |
[Commensaal]
Commensaal, (lat.) lett. hij, die mede aan tafel (mensa) eet; kostganger.
| |
[Commentarii]
Commentarii, (fr.) Mémoires, gedenkschriften, dagboek, de aanteekeningen der pontifices, welke in den Gallischen brand verloren gingen, Caesar noemde zoo zijn beroemde werken over den Gallischen oorlog en den Burgeroorlog; ook waren zoo geheeten: commentarii pontificum.
| |
[Commerce]
Commerce, handel, nering of verkeer, van com (mede) en merce, van merx, mercis (koopwaar).
| |
[Cemmercium]
Cemmercium, (rom.) de bevoegdheid om volgens streng Rom. recht eigendom te verkrijgen en te vervreemden. Het zwaartepunt er van lag in het testament- en erfrecht. Wie toch het commercium niet bezat, kon van een burger niet erven, noch hem iets bij testament vermaken.
| |
[Comodore]
Comodore, (eng.) zeeofficier, die, zonder admiraal te zijn, tijdelijk over een eskader het bevel voert.
| |
[Commonwealers]
Commonwealers, (eng.) met verhollandschten uitgang. Zoekers van het ‘algemeene welzijn’. Aldus noemen zich aanhangers van den dweper Coxey, de ‘soldaten’ van zijn ‘leger’; 't zijn werkloozen en landloopers, die de omstreken van Washington in 't begin van Mei 1894 verontrustten.
| |
[Commilitones]
Commilitones, (lat.) strijdgenooten, ook voor ‘medestudenten’.
| |
[Commune-mannen]
Commune-mannen of Communards, (fr.) wel te onderscheiden van de communisten, een socialistische partij. Tegen het einde van den Fransch - Duitschen oorlog maakten zij, door den opstand van 19 Maart 1871 zich meester van Parijs; hun hoofddoel was de zege- | |
| |
praal der ultra-democraten en hun middel een vernietiging der centralisatie, die Frankrijk gedurende het tweede keizerrijk (1852-1870) bekneld had. De communemannen werden zoo genoemd, omdat zij aan de gemeente (commune) van Parijs de grootst mogelijke mate van zelfstandigheid wilden geven.
| |
[Commune Sanctorum]
Commune Sanctorum, (r.k.) eene afdeeling van de Missale en van het Brevier. Men vindt er samengevat alle gebedsformulieren, die gebruikt worden ter viering der feesten van verschillende klassen van heiligen.
| |
[Communiebank]
Communiebank, de bank, waarop de geloovigen knielen, bij 't ontvangen van de hostie.
| |
[Communisme]
Communisme, de leer van het gemeenschappelijk bezit, alles voor allen, geheel gelijkelijk en gemeenschappelijk. Die leer verwerpt elk recht van privaateigendom. Zij bestond in stilbescheiden omvang en in gesloten kring onder de eerste Christenen.
Zij trad echter aanvallend, eischend en dreigend op voor ruim honderd jaar en neemt nog heden dit standpunt in.
| |
[Compagnie]
Compagnie, afdeeling soldaten en bij de infanterie de taktische eenheid; vereeniging om handel te drijven; vennootschap; van it. compagnia = gezelschap; van mlat. companium = broodgenootschap, van cum = met en panis = brood.
| |
[Compascuum]
Compascuum, (lat.) gemeenschappelijk bezit van weilanden of recht van veeweiden. Eene buurschap heet aldus te Emmen, in Drenthe, alwaar aanvang Juni 1894 een waterschap ‘Barger-Compascuum’ is opgericht.
| |
[Compelle intrare]
Compelle intrare, (lat.) Luc. XIV:23. Dwing ze om in te gaan, dikwijls aangehaald, om het gebruiken van geweld tegenover ketters te rechtvaardigen.
| |
[Compensatierecht]
Compensatierecht, het recht volgens hetwelk eene schuld te niet gaat door het bestaan eener tegenvordering tot een gelijk of hooger bedrag; schadeloosstelling; het recht van een gefailleerde, om zijne schuld door eene tegenvordering te betalen, bij de jongste faillieten-wet weer geldend gemaakt.
| |
[Competitie]
Competitie, (sport) cricket en voetbalspel) is een wedstrijd tusschen eenige clubs onderling, zoodat elke club tegen elke der overige clubs afzonderlijk speelt.
| |
[Complementaris]
Complementaris, beheerende vennoot, v. die de leiding in handen heeft in tegenstelling met commanditaris.
| |
[Complexie]
Complexie, lett. wat omvat of bevat, de huidkleur: een bloedrijke huid teekent een sanguinisch, een donkere een melancholisch, een bloedlooze, een flegmatisch temperament.
| |
[Completorium]
Completorium, (r.k.) het gedeelte van het Brevier, dat het Officie van den dag sluit, het laatste der kleine uren, als het ware een kerkelijk avondgebed.
| |
[Compliment aan Abigeltje]
Compliment aan Abigeltje, genoeg zoo! brisons là dessus! Schwamm darüber! 't Is onzeker, of dit in verband staat met Abigaïl, (I Samuel XXV). In Zeeuwsch-Vlaanderen zegt men met dezelfde bedoeling: Compliment aan Tannetje.
| |
[Compos]
Compos, (lat.) eener zake machtig; Compos mentis, zijns verstands machtig; zijn verstand ten volle bezittende.
| |
[Comprimari]
Comprimari, (it. muz.) de zangers, die kleine ondergeschikte partijen in de opera vertolken.
| |
[Comptometer]
Comptometer, (lat.) rekenmachine. Nieuwste uitvinding van twee Amerikanen, Finck en Tarrant. Ze verricht alle vermenigvuldigingen, aftrekkingen en deelingen, en elke verdere berekening, die met gewone cijfers is te maken.
| |
[Con amore]
Con amore, (it.) lett. met liefde, d.i. met toewijding, met hart en ziel. Zoo wordt een rol gespeeld, een lied gezongen con amore, d.i. met zooveel kunst en kracht, als waartoe de voordragers in staat zijn.
| |
[Concedo]
Concedo, (lat.) ik stem toe.
| |
[Concessie]
Concessie, de toestemming, of door de overheid verleende vergunning tot uitoefening van een deel der overheidstaak, den aanleg van wegen enz.
| |
| |
| |
[Concha]
Concha, schelpvormig vaatwerk van edel metaal, waarmede het water uit de doopvont genomen, en over het hoofd van den doopeling uitgestort wordt.
| |
[Concierge]
Concierge, portier, van fr. comte des Cierges, titel, dien Hugo Capet aan den gevangenbewaarder gaf.
| |
[Concilie]
Concilie, (r.k.) wettelijke vergadering van kerkelijke personen, om kerkelijke aangelegenheden te behandelen; onrechtmatige noemt men Conciabulen of Conventikels.
| |
[Conciliën, (Occumenische]
Conciliën, (Occumenische - algemeene vergadering van geestelijken, de negen Oostersche C. zijn gehouden: 1 te Jeruzalem; 2 en 8 te Nicea 325, 787; 3, 6, 7, 9 te Constantinopel 381, 553, 681, 869; 4 te Ephese 431; 5 te Chalcedon 451. De twaalf Westersche 10, 11, 12, 13, 19 op het Lateraan 1123, 1139, 1179, 1215, 1517; 14 en 15 Synode van Lyon 1245, 1274; 16 Synode van Vienne (Dauphiné) 1311; 17 te Constanz 1414; 18 te Bazel 1431-1443; 20 te Trente 1545-1563; 21 op het Vaticaan 1869.
| |
[Concetti]
Concetti, (it.) puntdichten en spreukdichten vooral gedurende de Renaissance in Italië in zwang en hier bij Hooft, Huygens e.a. Meestal waren zij geïllustreerd of dienden zij zelven als bijschrift bij een plaat.
| |
[Conclave]
Conclave, (lat. con clavis), 1o. de kleine vertrekken op het Vatikaan, waarin de kardinaals zich terug trekken om een nieuwen paus te kiezen; 2o. de vergadering voor die verkiezing. Bij die verkiezing werden de kiezers opgesloten; van lat. conclavis, van cum (met) en clavis (sleutel). Dit wordt bedoeld, maar in klassiek Latijn is conclave reeds een kamertje.
| |
[Concordaat]
Concordaat, overeenkomst tusschen een wereldlijk vorst en den paus over de katholieke onderdanen en de collatie van schenkingen; het meest bekend is het C. van 1801 tusschen Napoleon I en Pius VII.
| |
[Concordantie]
Concordantie, lett. overeenstemming; in 1658 verscheen te Amsterdam de eerste uitgave van Abraham Trommius' Nederlandsche concordantie des bijbels, een bijbelregister, waarin alle woorden des bijbels alphabetisch voorkomen, met aanwijzing van de plaats, waar zij staan. Dergelijke werken bestaan er over verschillende schrijvers.
| |
[Concordia, integritas, industria]
Concordia, integritas, industria, (lat.) Eendracht, rechtschapenheid, vlijt, wapenspreuk der familie Rothschild.
| |
[Concordia res parvae crescunt]
Concordia res parvae crescunt, lett.: door eendracht groeien kleine zaken. Eendracht maakt macht; zinspreuk van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, de fr. wapenspreuk luidt: la concorde fait la puissance en de belg. l'union fait la force.
| |
[Concordia parvae res crescunt, discordia maximae dilabuntur]
Concordia parvae res crescunt, discordia maximae dilabuntur, (Sallust) Bell. Ingurth. 10. door eendracht wordt het zwakke sterk, door tweedracht het sterkste zwak. - Eendracht maakt macht, tweedracht breekt kracht.
| |
[Concordiënboek]
Concordiënboek, vereenigingsboek. De in 1577 verschenen compleete en officieele uitgave van alle Luthersche belijdenis schriften. De formulae concordiae is één dier schriften.
| |
[Concours]
Concours, (hand.) de samenkomst van verschillende crediteuren bij het verleenen van rechtsingang tegen eenen in staat van onvermogen verkeerenden schuldenaar; gerechtelijke verklaring van het onvermogen en afstand van zijne massa bonorum cessio aan zijne schuldeischers. Ook: wedstrijd, lett.: wedloop van fr. concourir.
| |
[Concours hippique]
Concours hippique, (fr.) voor wedrennen of harddraverijen; vooral echter voor wedstrijden, waarbij gelet wordt op bouw, gang enz. der paarden, dus waar niet gerend wordt.
| |
[Conditie]
Conditie, (sport) gebruikelijk om aan te duiden of iemand in een of ander spel in goede of minder goede omstandigheden verkeert, goed geoefend is.
| |
[Conditio sine qua non]
Conditio sine qua non, onvermijdelijke, allernoodzakelijkste voorwaarde, letterlijk: voorwaarde zonder welker vervulling niet kan plaats hebben.....
| |
| |
| |
[Condottiere]
Condottiere, (it.) Aanvoerder en indienstnemer van huursoldaten in Italië. De Condottieri traden weder in sold van verschillende staten; zij behooren tot de bekwaamste legerhoofden, die de geschiedenis kent. In den loop der 14e eeuw ontstonden zij, hun hoogste bloei valt tusschen 1350 en 1450 en in den aanvang der 16e eeuw verdwijnen ze allengs. Cermagnole en Francesco Sforza (later hertog van Milaan) zijn de meest befaamde condottieri.
| |
[Conduite-staat]
Conduite-staat, gedragslijst. Lijst, waarop van dag tot dag, van maand tot maand door hunne superieuren wordt aangeteekend, hoe de militairen zich gedragen. Conduite (fr.) = gedrag.
| |
[Confederatie]
Confederatie, een verbond van kleinere Staten, door een op gemeenschappelijk belang gegrond verdrag verbonden. De Zuid-Amerikaansche Staten werden b.v. geconfedereerden genoemd, om hun verdrag in den strijd tegen de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.
| |
[Conferentie, (De Londensche]
Conferentie, (De Londensche - van 't lat. confero, bijeenbrengen, de bijeenkomst van de gezanten van Oostenrijk, Frankrijk, Engeland, Pruissen en Rusland om de geschillen van Nederland met België te regelen, met tusschenpoozen van Nov. 1830-19 April 1839 is een der meest bekende, vooral in ons land.
| |
[Confessio Augustana]
Confessio Augustana, Augsburger geloofsbelijdenis, of Augsburgsche confessie, z.a.
| |
[Confessio tetrapolitana]
Confessio tetrapolitana, de geloofsbelijdenis der vier steden, nl. Straatsburg, Konstanz, Lindau en Memmingen in 1530.
| |
[Confessionis sigillum]
Confessionis sigillum, (onder) het zegel der biecht, d.i. de geheimhouding van hetgeen de priester van den biechteling hoort.
| |
[Confetti]
Confetti, kleine kalkkogeltjes waarmede in carnevalstijd geworpen wordt in Italië, Spanje en Zuid-Frankrijk. Tegenwoordig veel vervangen door kleine veelkleurige papierschijfjes; ingelegde vruchten.
| |
[Conflskeeren]
Conflskeeren, verbeurd verklaren ten bate der openbare schatkist. Lat. confiscus = met of bij de schattingen.
| |
[Confiteor]
Confiteor, (rk.) eene zondenbelijdenis, die met dit woord, dat ik belijd beteekent, begint en o.a. ook door den geestelijke vóór den eigenlijken introitus der mis aan de trede des altaars wordt afgelegd.
| |
[Conformist]
Conformist, lidmaat van de Engelsche Episcopale kerk. De Conformisten houden zich, in tegenstelling der Puriteinen en afgescheidenen der Engelsche kerk (Nonconformisten), aan de bepalingen der ‘Act of Conformity.’
| |
[Confrater]
Confrater, medebroeder. Wordt wel vervangen door, of afgewisseld met confrère (fr.), hoewel dit laatste, in 't spraakgebruik minder gunstig klinkt. Uit con = cum (lat.), met, mede, en frater (lat.) broeder. Het compositum bestaat echter noch in 't classiek, noch in 't Middeneeuwsch Latijn; doch 't fr. heeft confraternité en confraternel, het ital. confráte.
| |
[Congregantinen]
Congregantinen, nonnen van de orde der congregatie van Notre-Dame.
| |
[Congregatie]
Congregatie, (rk.) 1o. verschillende vertakkingen van dezelfde geestelijke orde, zoo b.v. telt de orde der Benedictijnen verschillende Congregatiën. 2o. vereeniging van mannen of vrouwen, die zich door het afleggen van gewone geloften (van armoede, gehoorzaamheid, zuiverheid), verbonden hebben, volgens bepaalde, door den Paus goed te keuren regelen, te leven. 3o. de Romeinsche Congregatiën, zijn vereenigingen van godgeleerden en rechtsgeleerden, door den Paus benoemd, om verschillende zaken, die het bestuur der Kerk betreffen, te behandelen. 4o. van leeken, door de Kerkelijke overheid goedgekeurd, tot het houden van godsdienstoefeningen; die oefeningen zelve noemt men ook wel congregatiën.
| |
[Congregationalist]
Congregationalist, (eng.) volgeling van Robert Brown, die in tegenstelling der lidmaten van de Eng. kerk, leerde, dat iedere gemeente een onafhankelijk geheel vormt, en gerechtigd is, een eigen raad te benoemen en haar eigen zaken te behartigen.
| |
| |
| |
[Congres]
Congres, van 't lat. congredio = te zamen komen, eene bijeenkomst van afgevaardigden, om over iets te beraadslagen. Men heeft taal- en letterkundige, geneeskundige congressen enz. Ook eenvoudig een club, eene bijeenkomst.
| |
[Congres]
Congres, de Vergadering van de vertegenwoordigers der Vereenigde Staten van N.-A. te Washington.
| |
[Congres, (Het nationaal]
Congres, (Het nationaal = 10 Nov. 1830 te Brussel, bijeenkomst van daartoe gekozen Belgen, verklaarde het Huis van Oranje van den troon uitgesloten, benoemde Leopold tot koning, maakte een grondwet, enz.
| |
[Congres, (Het Weener]
Congres, (Het Weener - van 1 Nov. 1814 tot 9 Juni 1815, eene bijeenkomst der afgevaardigden van de Europeesche mogendheden om den toestand van Europa, die door de handelingen van Napoleon deerlijk in de war was geraakt, opnieuw te regelen.
| |
[Congrevedruk]
Congrevedruk, veelkleurige plaatdruk naar den uitvinder, Sir William Congreve, opziener van het Koninklijk Laboratorium († 1828), genoemd, eene soort van kleurendruk (Chromolithographie), waarbij de vormen uiteengenomen worden, elk deel van de vereischte kleuren voorzien, en dan ineengezet wordt.
| |
[Congrevische vuurpijlen]
Congrevische vuurpijlen, oorlogswerktuig in het begin der 19e eeuw; naar den Engelschen kolonel William Congreve, die in de vervaardiging daarvan verbetering bracht.
| |
[Conjecturaal-critiek]
Conjecturaal-critiek, Oordeelkunde of stelsel van beoordeeling, dat alleen gissingen (conjecturen) oplevert. Iemand die dit stelsel volgt, heet wel een conjecturensmid. Van 't lat. conjectura (gissing, vermoeden).
| |
[Connecticut]
Connecticut, (eng.) Staat in Am., Staat der Unie, van 't Indiaansche Quinnitikut, 't land der groote rivier.
| |
[Connetable]
Connetable, Gallische verbastering van het Latijnsche Comes stabuli = stalmeester. Het was de titel van het hoofd der Keizerlijke ruiterij, een der hooge staatsambten. De Frankische koningen namen titel en waardigheid over en in de 11e eeuw wordt het het hoogste rijksambt in Frankrijk, ongeveer de opperbevelhebber van het gezamenlijke Fransche leger. In 1627 werd het ambt door Lodewijk XIII opgeheven.
| |
[Connossement]
Connossement, verkeerd voor cognossement, (hand.) het schriftelijk bewijs, door den schipper onderteekend, dat hij de daarin vermelde goederen aan boord van zijn schip geladen heeft en lossen zal op de bestemde plaats ter uitlevering aan den houder van het cognossement.
| |
[Connubia sunt fatalia]
Connubia sunt fatalia, (lat.) Huwelijken zijn door het noodlot bepaald (worden in den hemel gesloten).
| |
[Conopeum]
Conopeum, (lat.) een gordijn of deken van lichte stof, waarmede men zich bedekte om in den slaap niet door insecten gehinderd te worden. Van daar de rustbank zelve canapé (z.a.)
| |
[Conopeum]
Conopeum, (r.k.), een gordijn, gewoonlijk van zijde dat den tabernakel van 't altaar geheel bedekt.
| |
[Conguistadòres]
Conguistadòres, eerste veroveraars van Amerika met hunne nakomelingen.
| |
[Conrector]
Conrector, samengesteld uit lat. con, mede en rector, van 't lat. ww. regere, regeeren of besturen. Plaatsvervanger van den rector aan een gymnasium of dergelijke instelling.
| |
[Conscriptie]
Conscriptie, oproeping tot den krijgsdienst van alle dienstplichtigen. Die naam werd voor die zaak 't eerst gebruikt door de Franschen, in de dagen der revolutie en wereldverovering; en wel officieel in de wet van 19 Fructidor van het jaar VI (5 September 1798).
| |
[Conservatoire]
Conservatoire, kweekschool voor beoefenaars van zang en voordracht. In navolging der muziekschool in 1547 te Napels door den Spaanschen priester Giovanni di Tappia, onder bescherming van Santa Maria di Loretto opgericht, stichtte de Baron de Breteuil in 1784 te Parijs het Conservatoire de Musique et de Déclamation, oorspronkelijk ‘École royale de chant et de déclamation,’ en wel, ‘pour propager l'art et le conserver dans sa pureté.’ 't Is dus om de zuiverheid der kunst te bewaren, dat men de ‘bewaarplaats’ der kunst grondvestte.
| |
| |
| |
[Consignant]
Consignant, (hand,) iemand, die anderen eenige goederen ter verkoop zendt.
| |
[Consignataris]
Consignataris of geconsigneerde, (hand.) iemand, die goederen van anderen ter verkoop ontvangt.
| |
[Consignatie]
Consignatie, (hand.) de goederen, die aan een ander gezonden worden om die te verkoopen voor rekening van den afzender; credietbrief (z.a.) voor eenen schipper. (Burg. wetb.) gerechtelijke bewaargeving van gelden, als een schuldeischer weigert eene betaling aan te nemen; die gelden worden dan gestort in de consignatiekas.
| |
[Consigneeren]
Consigneeren, (hand.) goederen in consignatie verzenden; eenen schipper geld aanwijzen.
| |
[Consigneeren]
Consigneeren, (mil.) het arrest opleggen, verplichting om in de kazerne te blijven.
| |
[Consigneeren, (Soldaten in de kazerne]
Consigneeren, (Soldaten in de kazerne, soldaten verbieden de kazerne te verlaten.
| |
[Consignes]
Consignes, (mil.) verplichtingen van postcommandanten en schildwachten.
| |
[Consilium abeundi]
Consilium abeundi, in 't algemeen: de raad om zich te verwijderen; doorgaans (stud.) wegzending van een student, die zich aan een grof misdrijf heeft schuldig gemaakt, van de hoogescholen; dat geschiedt door den Akademischen Senaat.
| |
[Consolatieprijs]
Consolatieprijs, troostprijs. Premie of belooning voor dengene, die bij inzendingen op tentoonstellingen enz. niet bekroond kan worden, maar toch eene onderscheiding wordt waardig gekeurd.
| |
[Console]
Console, bouwk. (fr.), kraagstuk, vooruitspringend bouwdeel, dat dient om iets te ondersteunen.
| |
[Consolidatie]
Consolidatie, (hand.) vaststelling, verzekering; dekking van staatsuitgaven en vlottende schuld door het creëeren eener gevestigde staatsschuld.
| |
[Consols]
Consols, (bank) samentrekking van consolidated annuities, Engelsch 3 percents staatspapier op naam, overeenkomende met het Nederl. Grootboek. In het algemeen bewijzen van geconsolideerde, n.l. als blijvend of perpetueel erkende staatsschuld.
| |
[Constable]
Constable, titel van een Engelsch gerechtsbeambte oorspronkelijk verwant met het Fransche connetable, z, a.
| |
[Constantia-wijn]
Constantia-wijn, zoete kaapsche wijn; wijn uit Constantia, aan de Kaap de Goede Hoop.
| |
[Constituante, (De]
Constituante, (De - van 5 Mei 1789-30 Sept. 1791, de Nat. Vergadering, die eene constitutie voor Frankrijk samen stelde. Deze regeeringsvorm maakte plaats voor de Wetgevende Vergadering (législative) (z.a.).
| |
[Constitueerende Vergadering]
Constitueerende Vergadering, de eerste Volksvergadering der Fransche revolutie. Zie Constituante.
| |
[Constituenten]
Constituenten, personen die leden voor een parlement kiezen, lat. constituo = plaatsen, verkiezen enz.
| |
[Constitutionnel]
Constitutionnel, Louis d'or, geslagen in Frankrijk 1791-1793.
| |
[Consuélo]
Consuélo, de verpersoonlijking van zedelijke reinheid te midden van verzoekingen, naar de heldin uit den roman van dien naam van George Sand.
| |
[Consuetudo quasi altera natura]
Consuetudo quasi altera natura, (lat.) Cicero, De finibus bonorum et malorum 5. 25. 74. De gewoonte is (als 't ware) een tweede natuur.
| |
[Consul]
Consul, (lat. de afleiding is onzeker), eig. naam der beide bestuurders, die na de verdrijving der Koningen aan 't hoofd van den Romeinschen Staat stonden; bij ons zijn consuls de mannen, die door vreemde regeeringen benoemd worden, om op een plaats, waar geen gezant of zaakgelastigde dier natie is, haar in zoover te vertegenwoordigen, dat hij geroepen en verplicht is, haar leden, speciaal op het gebied van handel, maar ook in 't algemeen, alle gewenschte hulp en bijstand te verleenen.
| |
[Consulaat, ('t]
Consulaat, ('t - van 9 Nov. 1799 tot 20 Mei 1804, de vijfde regeeringsvorm van Frankrijk na de revolutie, waarbij de uitvoerende macht berustte bij drie consuls: Bonaparte, Cambacérès en Lebrun. De le consul had dien naam gekozen in navolging van de Romeinsche republiek.
| |
| |
| |
[Consulent]
Consulent, (jur.) raadsman in geschillen, advokaat; (Protest. kerk) plaatsvervangend predikant, die de zaken te behandelen heeft eener vacante gemeente, nabij de zijne.
| |
[Consulent]
Consulent, (lat.) men heeft tegenwoordig ook landbouw- en zuivelconsulenten; de eersten moeten de belangen van den landbouw in 't algemeen behartigen; de laatste hebben toe te zien op de zuiverheid en onvervalschtheid der boterbereiding (het zuivel). In denzelfden trant heeft men
| |
[Consultanten, (Expert]
Consultanten, (Expert - van Bureaux, Reddingmaatschappijen, enz. Expert (fr.) = deskundige, uit het lat. expertus, beproefd, ervaren.
| |
[Consulentschap, (Acte van]
Consulentschap, (Acte van - eene schriftelijke verbintenis door den Hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel aangegaan ten behoeve van Prins Willem V, waarbij hij zich verbond den Prins, zoolang deze 't noodig achtte, van raad en hulp te dienen. Daardoor werd metterdaad de Hertog Stadhouder en de Prins zijn werktuig (1766). In 1784 nam Brunswijk zijn ontslag en werd de acte vernietigd. (Van lat. consulere = raadgeven).
| |
[Consulter Larousse]
Consulter Larousse, in de Parijsche studentaal, de bierhuizen in het Quartier Latin bezoeken, vooral die met damesbediening. Immers, in die lokalen staat een exemplaar der bekende Encyclopedie ter beschikking der bezoekers. De meesten gaan er echter met een geheel ander doel dan uit leergierigheid heen en laten zich minder aan Larousse dan aan la rousse (of la blonde) der ‘damesbediening’ gelegen liggen.
| |
[Consummatum est]
Consummatum est, het is volbracht, volgens Joh. XIX:30, de laatste woorden van Jezus aan het kruis.
| |
[Contenten]
Contenten, (hand.) scheepslijsten, berichten van de binnengekomen schepen, hunne schippers en de ladingen en de ontvangers der ladingen.
| |
[Contenter tout le monde et son père]
Contenter tout le monde et son père, ledereen tevreden stellen en zijn vader er bij, voor: het onmogelijke. Ontleend aan de fabel van La Fontaine Le Meunier, sons Fils et l'Ane.
Parbleu! dit le meunier, est bien fou du çerveau.
Qui pretend contenter tout le monde et son père.
Laatstelijk veranderd in: contenter tout le monde et sa belle-mère.
| |
[Conticuere omnes, intentique ora tenebant]
Conticuere omnes, intentique ora tenebant, Virg. Aen. II:1; vertaald bij Vondel met: Elck zweegh, en zag hem aen, met aendacht en verlangen.
| |
[Continentaal stelsel]
Continentaal stelsel, (van continent = vasteland) een besluit door Napoleon I 21 Nov. 1806 te Berlijn uitgevaardigd, waarbij alle handel op Engeland verboden werd en dit rijk aldus van het vasteland werd afgesloten.
| |
[Conto a mea]
Conto a mea, (hand.) rekening met een ander op gelijk aandeel in winst en verlies.
| |
[Conto finto]
Conto finto, denkbeeldige of gefingeerde rekening, die aan een handelsvriend gezonden wordt, om hem een overzicht te geven van de vermoedelijke winsten op eenigen koop of verkoop
| |
[Conto pro diverse]
Conto pro diverse of per diverse, eene rekening in het koopmansboek, die voor verschillende personen onder een hoofd geopend wordt.
| |
[Contorniant-munten]
Contorniant-munten of Contorniati, ook Crotoniati geheeten, koperen Romeinsche gedenkpenningen met verhoogden rand.
| |
[Contra-]
Contra- of tegenzegel, (zeg.) kleiner zegel op den rug van het groote.
| |
[Contrabande]
Contrabande, sluikhandel; ook sluik- of smokkelwaar; goederen, die in oorlogstijd niet mogen vervoerd worden zooals wapens enz.; van lat. en it. contra = tegen, en bando = afkondiging van een verbod.
| |
[Contractus]
Contractus, overeenkomst, zoodanig, dat overtreding of niet naleving er van grond oplevert tot eene rechtsvordering.
| |
[Contradictio in terminis]
Contradictio in terminis, (lat.) tegenstrijdigheid in de bepaling, wanneer het begrip in 't eene woord vervat, dat van 't andere opheft, rechtstreeks tegenspreekt.
| |
| |
| |
[Contralto]
Contralto, (it. muz.) lett. de hooge tegenstem (fr. haut-contre). Laagste der vrouwenstemmen: ligging van klein sol of la = g of a tot tweegestreept fa of sol = f of g.
| |
[Contraponeeren]
Contraponeeren, (hand.) eenen verkeerd geboekten post door bij- en afschrijven herstellen.
| |
[Contrapunt]
Contrapunt, kunstvorm in de muziek, waarbij de verschillende stemmen tot een harmonisch klinkend geheel worden vereenigd. De naam stamt uit de dagen toen de noten door eene rij punten werden aangewezen. Een tweede stem werd dus aangegeven door een tweede of tegen-punten rij.
| |
[Contraria contrariis curantur]
Contraria contrariis curantur, (lat.) het tegengestelde wordt door het tegengestelde genezen. Dit is het beginsel der allopathie, tegenover dat der homoepathie: Similia similibus curantur het gelijke wordt door het gelijke genezen.
| |
[Contravallatieliniën]
Contravallatieliniën, (mil.), aaneenschakeling van borstweringen met grachten aan de zijde van de belegerde sterkte, teneinde uitvallen gemakkelijker te kunnen afslaan, (zijn tegenwoordig in onbruik).
| |
[Contra vim mortis non est medicamen in hortis]
Contra vim mortis non est medicamen in hortis, (lat.) voor den dood is geen kruid gewassen.
| |
[Contra vim non valet jus]
Contra vim non valet jus, (lat.) tegen 't geweld is het recht niet bestand. Macht gaat boven recht.
| |
[Contre-coup]
Contre-coup, in de taal der Fransche anarchisten een meesterknecht, (contre-maître).
| |
[Contredans]
Contredans, (fr. contredanse) is in 't algemeen een dans, waarin de deelnemers gedurig tot elkander naderen, en zich weder van elkander verwijderen (in ons land en Duitschland ook vaak française of quadrille geheeten); van eng. country-dance = landelijke dans.
| |
[Centrepassatie]
Centrepassatie, (hand.) wederafstand eens wissels.
| |
[Contrôle]
Contrôle, (hand.) tegenrekening; tegenboek, de narekening, om mogelijke abuizen te ontdekken.
| |
[Controle]
Controle, het opzicht over de ambtenaren bij de belastingen; van contre-role of tegenlijst, zijnde een afschrift van de lijst, volgens welke ondergeschikte ambtenaren weleer de inkomsten van den staat moesten ontvangen of uitgaven bewerkstelligen.
| |
[Contrôle]
Contrôle, (mil.), gedeelte van een register bij administratieve onderdeelea.
| |
[Contubernales]
Contubernales, de krijgsmakkers, die in dezelfde tent kampeerden; ook de jonge Romeinen van aanzienlijken huize, die zich vrijwillig als comites bij den veldheer aansloten, om zich in de krijgskunde te oefenen en die in de veldheerstent, het praetorium, met den veldheer het middagmaal gebruikten. In de studententaal zijn twee of meer studenten, in 't zelfde huis wonend, elkanders contubernalen.
| |
[Contumacia]
Contumacia, (lat.) de afleiding is onzeker; het beteekent in de eerste plaats standvastigheid, verv. hardnekkigheid, eindelijk weigerachtigheid, vooral van hem, die behoorlijk gedaagd, weigerde voor den rechter te verschijnen; hij werd dan in contumaciam, bij verstek, veroordeeld.
| |
[Contumacie]
Contumacie, (hand.) zie Quarantaine.
| |
[Connubium]
Connubium, (lat.) de bevoegdheid, volgens de wet, om een rechtsgeldig huwelijk, matrimonium instum of legitimum te sluiten. Dit bestond in de oudheid niet tusschen burgers van verschillende staten, tenzij zulks uitdrukkelijk bij verdrag bepaald was; ook niet tusschen burgers van denzelfden staat, als zij tot verschillende standen behooren; bekend is de strijd, over dit recht te Rome tusschen Plejebers en Patriciërs gevoerd.
| |
[Convenanter, (Scottisch]
Convenanter, (Scottisch - (eng.) iemand, die the convenant of het verbond onderteekend had, tegen de politieke of kerkelijke besluiten van Karel I
| |
[Conventbier]
Conventbier, kloosterbier, bier der conventualen of kloosterbroeders, in onderscheiding van het sterke bier, dat de paters dronken; half bier, kleinbier of dunbier.
| |
| |
| |
[Conventie, (Nationale]
Conventie, (Nationale - van 21 September 1792-26 Oct. 1795, de vergadering, in Frankrijk bijeengeroepen, om eene republikeinsche constitutie uit te vaardigen, duurde onder binnenlandsche oorlogen tot het schrikbewind en maakte plaats voor het directoire (z.a.).
| |
[Conventie-geld]
Conventie-geld, (hand.) de munt, die geslagen is volgens den in 1753 door de Duitsche rijksvorsten vastgestelden muntvoet van 20 florijnen uit een mark fijn zilver.
| |
[Conventikel]
Conventikel, 1o. vereeniging van monniken tot verzet tegen de verkiezing van een voorgestelden abt; 2o. samenkomst van afvalligen van een kerkgenootschap; stichtelijke bijeenkomsten buiten de bestaande.
| |
[Conventioneele interessen]
Conventioneele interessen, interessen die de schuldenaren volgens de gemaakte overeenkomst aan den crediteur moet betalen.
| |
[Conventions-Münze]
Conventions-Münze, het geld, dat tengevolge der gesloten overeenkomst sedert 1753 naar den Weener muntvoet is geslagen; vandaar ook Conventiedaalders, geldende 2⅖ gulden.
| |
[Convitorist]
Convitorist, kostganger van een klooster, gymnasium (in Duitschland), enz., lett. samenlever, uit lat. convivere.
| |
[Conversie]
Conversie of converteering, (hand.) van eene staatsschuld, den interestvoet verminderen, een oude geldleening vervangen door een nieuwe.
| |
[Convivium]
Convivium, drinkgelag na den maaltijd, iets, waarvan Grieken en Romeinen hartstochtelijke liefhebbers waren. Het drinken was echter geen hoofdzaak; men kortte den tijd door vermakelijke vertooningen en door gesprekken, waarbij ernst en scherts afwisselden. Een beeld daarvan vinden wij in het Convivium van Plato en vooral in dat van Xenophon.
| |
[Convolvulus]
Convolvulus, plantnaam, van 't Latijnsche con, te zamen, volvere, rollen ned.: windekelken.
| |
[Convooi]
Convooi, (mil.) transport van levensmiddelen, munitie, enz. (Zie Konvooi).
| |
[Convooilooper]
Convooilooper, (hand.) de afgever der in- en uitvoer-biljetten voor koopvaardijschepen, oorspr. de persoon die zich belastte met het betalen der convooigelden (die geheven werden ter bekostiging van 't convooi, zie boven) thans tusschen-persoon, die de in- en uitklaringen in orde maakt.
| |
[Convulsionairen]
Convulsionairen, leden eener dweepzieke partij, die zich in de le helft der 18e eeuw in een der voorsteden van Parijs op het kerkhof van den H. Medardus - bepaaldelijk op het graf van François de Paris - vereenigden en aldaar door stuiptrekkingen (convulsions) werden aangetast.
| |
[Cool as a cucumber]
Cool as a cucumber, zoo koud als een komkommer, is uit Colman's Heir at law. Wij zeggen: zoo koud als marmer.
| |
[Coöperatieve Vereeniging]
Coöperatieve Vereeniging, heeft hoofdzakelijk ten doel de welvaart van eene bepaalde klasse te bevorderen, hetzij door aankoop in 't groot van levensmiddelen, die weder in 't klein aan de consumenten verkocht worden, hetzij door gemeenschappelijke productie van die klasse (vooral de arbeidende), of door het opnemen van gelden, waarvoor de vereeniging zich tegenover de geldschieters aansprakelijk stelt en die door de vereeniging weer aan hare leden wordt uitgeleend, enz.
| |
[Copernicus, (stelsel van]
Copernicus, (stelsel van - noemt men de door Copernicus (Pruisisch geestelijke die de sterrenkunde beoefende, 1473-1543) opgestelde theorie, waardoor de schijnbare dagelijksche en jaarlijksche beweging der zon om de aarde uit de dagelijksche wenteling der aarde om haar as en de gelijktijdige jaarlijksche beweging om de zon verklaard werd. De baan der aarde om de zon nam hij als een excentrische cirkel aan. Zijne theorie bleek later in hoofdzaak juist te zijn.
| |
[Copperheads]
Copperheads, (amer.) sedert 1863 scheldnaam voor Noordelijken, die sympathie hadden voor de zaak der Zuidelijken; naar den naam van een zeer vergiftige slang. Vroeger scheldnaam voor de Indianen en de Hollandsche kolonisten in N. Amerika en hunne afstammelingen.
| |
[Copronymus]
Copronymus, bijnaam van den Griekschen keizer Constantijn V, dewijl hij bij zijnen doop de vont bevuilde; uit gr. kopros. = drek.
| |
| |
| |
[Copyright]
Copyright, (eng.) recht van een Engelsch schrijver op zijn werken gedurende zijn leven of twee en veertig jaar na de uitgave. De erfgenamen kunnen dit recht opeischen voor het overschot der 42 jaren of gedurende zeven jaar na den dood des auteurs. Daartoe moet een exemplaar worden gezonden aan: 1e het Britsch Museum; 2e de Bodleiaansche bibl. te Oxford; 3e de Universiteits bibl. te Cambridge; 4e de Advocaten bibl. van Schotland; 5e de Trinity bibl. te Dublin.
| |
[Coquetterie]
Coquetterie, de zucht om te behagen, van 't Fransche woord coq = haan. Coquet wil zeggen: zooals een haan; door zijn gang, zijne houding en zijne fraaie veeren heeft dit dier iets pronkerigs.
| |
[Cor unum et anima una]
Cor unum et anima una, (lat.) één hart en ééne ziel. Vertolking naar de Vulgata, van Handel. IV vs. 32.
| |
[Córam nemen, (Iemand]
Córam nemen, (Iemand - in de studenten taal ook: corameeren, hem tot rede stellen, doorhalen, uitschelden; van lat. córam = vóór, in tegenwoordigheid.
| |
[Coram populo]
Coram populo, (lat.) ten aanhoore van het volk, in het openbaar.
| |
[Cordeliers]
Cordeliers, d.i. koorddragers: 1e Franciskaner monnikken, die een koord voor gordel dragen; 2e tijdens de Fransche revolutie de partij, die in het Franciskaner klooster te Parijs bijeenkwam; hare hoofden waren Danton, Hébert, Camille Desmoulins en Marat tegenstanders der Jacobijnen.
| |
[Cordon Bleu]
Cordon Bleu, 1e Een ridder van de Fransche orde ‘du St. Esprit’, wegens het blauwe lint, waaraan het ordeteeken hing. 2e Een uitmuntende keukenmeid; aangezien slechts weinigen in de orde konden opgenomen worden, daar deze tot 100 leden beperkt was, bedoelde men met cordon bleu, iemand van buitengewone verdienste, in het eerst zelfs in elk vak.
| |
[Cordon (Grand]
Cordon (Grand, (fr.) een ridder van het legioen van eer, wegens het groote, breede lint, waaraan in de hoogere graden, het ordeteeken hangt.
| |
[Cordon Rouge]
Cordon Rouge, ridder van de orde van St. Louis, waarvan het ordeteeken aan een rood lint hing.
| |
[Corduaan]
Corduaan, fijn Spaansch leder, uit geiten- of bokkenvellen vervaardigd en geheeten naar de stad Córdova, Córdua.
| |
[Corduroy]
Corduroy, (fr.) voor cordeduroy, weefsel, oorspronkelijk van zijde, waarvan de Fransche koningen jachtbuis en jachtvest lieten vervaardigen; thans bombazijn.
| |
[I Cor. I:2]
I Cor. I:2, toespeling op de geringheid der cijfers en de overeenkomst in klank; gebezigd voor: ‘er zijn maar weinig krenten in 't krentenbrood.’
| |
[Corinthische stijl]
Corinthische stijl, eene der vijf orden in de Grieksche bouwkunst. De schacht der C. kolommen is uitgehold, het kapiteel met Acanthusbladen versierd.
| |
[Corn-Cracker-State]
Corn-Cracker-State, (amer.) Kentucky.
| |
[Cornet]
Cornet, een goudrolletje, het opgerolde reepje, dat door hameren, gloeien en pletten van het broodje (z.a.) ontstaan is. De essayeur bedient zich hiervan bij de gewone goudproef.
| |
[Cornet]
Cornet, 1. muziekinstrumenten; 2. jachthoorn, reeds in oude tijden in gebruik, komt nog in 't wapen van Oranje voor als herinnering aan Guillaume ou cor-nez; 3. stijf geplooide neepjesmuts, 't langst door boerinnen op de Veluwe en door de Amst. dienstmeisjes gedragen; 4. vaandrig (Spaansch); 5. compagnie ruiters (Holl. 17e Eeuw).
| |
[Cornhill]
Cornhill, (eng.) plein in Londen, waar vroeger de korenmarkt gehouden werd.
| |
[Cornua copiae]
Cornua copiae, (lat.) horen van overvloed, zie Amalthea.
| |
[Cornútus syllogismus]
Cornútus syllogismus, (lat.) lett. gehoornde sluitrede, nl. tweeledige sluitrede of dubbelbesluit, waarvan elk in 't bijzonder de tegenpartij vangt en wederlegt.
| |
[Corollarium]
Corollarium, krans met bladeren van goud, zilver of ander metaal, die men aan geliefde tooneelspelers placht toe te werpen, vandaar elk geschenk, boven den bedongen prijs, het bedongen loon, toegift, fooi.
In de mathesis ook: noodzakelijk gevolg van een uitgewerkte stelling.
| |
| |
| |
[Corona civica]
Corona civica, (lat.) burgerkroon van eikenloof, zoo mogelijk met de eikels er aan en met het devies ob civem servatum werd gegeven voor het redden van een kameraad in den slag.
| |
[Corona muralis]
Corona muralis, (lat.) muurkroon, in den vorm van een wal, was voor hem, die het eerst de muren eener belegerde stad had beklommen.
| |
[Corona navalis]
Corona navalis of rostrata, versierd met gouden scheepssnebjes, was voor hem, die een zeeslag gewonnen had.
| |
[Corona obsidionalis]
Corona obsidionalis, (lat.) belegs-kroon, de eenvoudigste doch eervolste van alle, viel den generaal ten deel, die een ingesloten rom. leger had ontzet; zij werd gevlochten uit wilde bloemen, op de plaats zelve geplukt.
| |
[Corona ovalis]
Corona ovalis, (lat.) huldekroon, bij eene ovatio gedragen, was een myrtenkrans.
| |
[Corona radiata]
Corona radiata, (lat.) stralenkroon, stralenkrans, krans aan goden, heroen en later ook wel den keizers aangeboden, waarin reeds meer het begin eener kroon is te zien. Ook is er een sterrenbeeld corona = de krans van Ariadne.
| |
[Corona triumphalis]
Corona triumphalis, (lat.) overwinnaars kroon, een lauwerkrans, soms van goud vervaardigd, door den zegepralenden veldheer gedragen.
| |
[Corona vallaris]
Corona vallaris of castrensis, (lat.) kamp-kroon, bestemd voor hem, die het eerst in een vijandelijk kamp doordrong; een kroon met kleine gouden palissaden versierd.
| |
[Coronach]
Coronach, (ierl.) doodenbeklag of lijklied in Ierland van Keltisch-Gaelisch, cornh ránach = gekrijt met elkander.
| |
[Coroner]
Coroner, (eng.) ambtenaar van de Eng. kroon, belast met het onderzoek betreffende gevallen van plotseling of verdacht overlijden.
| |
[Corpo di Bacco]
Corpo di Bacco, (it.) lett. bij het lichaam van Bacchus, uit de oudheid overgebleven Italiaansche uitroep; vloek.
| |
[Corporale]
Corporale, (it.) fijn, wit linnen doekje zonder gaatje, stopsel of naad, dat de priester op het altaar uitspreidt om daarop de kelk en de hostie te plaatsen.
| |
[Corps]
Corps, (1. corpus) lichaam, het stoffelijk deel van een bezield wezen. Daar het lichaam uit onderscheidene deelen of leden bestaat, heeft het woord ook de beteekenis gekregen van corporatie, vereeniging: muziekcorps, legercorps, e.d.
| |
[Corpus]
Corpus, verschillende hoogte in den lettervorm, die door punten aangegeven wordt. De Paragonletter heeft 18 punten, de Diamant 4 punten. Daartusschen nog Tekst met 16, Augustijn 12, Mediaan 11, Dessendiaan 10, Garmond 9, Galjard 8, Brevier 7½, Collonel 7, Nonpareil 6, Parel 5 punten.
| |
[Corpus delicti]
Corpus delicti, (lat.) stoffelijk bewijs van de begane misdaad.
| |
[Corpus delicti]
Corpus delicti, (lat.) het voorwerp, de stof der misdaad, bijv. het mes waarmede een moord is gepleegd.
| |
[Corpus juris civilis]
Corpus juris civilis, (lat.) in onderscheiding van kerkelijk wetboek. Corpus juris canonici, boek, waarin alle Romeinsche wetten zijn vervat; naam der in de zesde eeuw door keizer Justinianus verordende wetverzameling door latere keizers nog uitgebreide en aangevulde verzameling van Rom. wetten, benevens een kort leerboek van 't Rom. recht.
| |
[Corps Législatif]
Corps Législatif, (fr.) wetgevend lichaam, lagerhuis van dé Fransche vertegenwoordiging. Napoleon I stelde het in op 24 Dec. 1759; opgeheven, werd het door Napoleon III hersteld, maar in 1870 na zijn val afgeschaft.
| |
[Corpus sine pectore]
Corpus sine pectore, (lat.) Horatius Epistolae 1.4.6 - een lichaam zonder ziel, een (schoon) mensch zonder hart.
| |
[Correale obligatie]
Correale obligatie, verplichting of vordering verscheidene personen betreffend en denzelfden oorsprong hebbende.
| |
[Corregidor]
Corregidor, ambtenaar van politie in Spanje en Portugal.
| |
[Corrida]
Corrida, (Sp.) verkorting van corrida de toros = het stierengevecht.
| |
[Corriger la fortune]
Corriger la fortune, het geluk verbeteren, (tegemoet komen) d.i. bedriegen, (valsch spelen). Lessing, Minna, III. 3. Onder Lod. XIV vooral was de zaak zoowel als de uitdrukking vrij algemeen.
| |
| |
| |
[Corriger la nature et assister le bon Dieu]
Corriger la nature et assister le bon Dieu, de natuur verbeteren en onzen lieven Heer helpen, zich door kunstmiddelen mooier en jonger maken.
| |
[Corso, al]
Corso, al - (hand.) naar den loopenden prijs van geld of wissels = ook: renbaan en wedren met versierde wagens; parade met wagens, waaruit men elkaar bloemen toewerpt.
| |
[Cortes]
Cortes, (sp. port.) de Staten Generaal in Spanje en Portugal.
| |
[Cortonisten]
Cortonisten, navolgers van den Italiaanschen schilder en bouwmeester Piétro da Cortóna, eigenlijk Berettini, geboren in 1596. Hij bezat de gave om een aanzienlijke ruimte met een groot aantal figuren te bedekken en tevens door een aangenaam koloriet het oog te bekoren. Het ontbrak hem echter aan scheppende verbeeldingskracht en aan verhevenheid van stijl.
| |
[Corveën]
Corveën, van mlat. corvado, lat. corvagata, opgelegde diensten, diensten, die door de lijfeigenen om niet voor de edelen moesten worden verricht. Ook bij onze militairen, het verrichten van huishoudelijke diensten. 't Is ons woordkarwei.
| |
[Corvina]
Corvina, eigenlijk Bibliotheca Corvina, de wereldberoemde boekerij van koning Matthias Corvinus v. Hongarije († 1490), te Ofen, eene der grootste en kostelijkste uit het tijdperk der Renaissance.
| |
[Corvinus]
Corvinus, (de raaf). Ia'nos Hun'yady, gouverneur van Hongarije, wegens den raaf in zijn schild.
| |
[Corvinniellio]
Corvinniellio, de kunst om door middel van de galvanoplastiek metalen voorwerpen te vervaardigen (schalen, vazen, tafelbladen, enz.) wier oppervlakten naar gemaakte teekeningen met incrustatiën van mozaïk, parelmoer, schildpad enz. zijn bedekt; naar den uitvinder Otto J.B. Von Corvin Wierbitzky, geb. 1810. Vgl. Niëlleeren.
| |
[Corvo rarior albo]
Corvo rarior albo, (lat.) Juvenalis, Satirae 7, 202, zeldzamer dan een witte raaf.
| |
[Corydon]
Corydon, (lat.) een jonkman, een onnoozele, verliefde melkmuil, naar een der herders in Virgilius' Eclogae.
| |
[Coryphaeus]
Coryphaeus, (lat.) in het bijzonder de leider van het koor in de tragedie en comedie, die ook uit naam van het koor het woord voert, wanneer dit niet zingt maar spreekt; ook coryphee, van het (gr.) koruphaios, die aan 't hoofd staat, aanvoerder; het woord komt van koruphe, het hoofd, en staat met koor (gr. choros) in geen verband hoegenaamd; het hoofd, de voorganger in een vak van wetenschap of kunst. Coryphee der grammatici, Aristarchos van Samotrace, (2e eeuw voor Chr.); ook: balletdanseres, tot de eersten van het corps de ballet behoorende.
| |
[Cosas d'Espàńa]
Cosas d'Espàńa, (sp.) Spaansche zaken, aangelegenheden als in Spanje, d.i. verwarde zaken, naar den aanhoudenden opvolgingstwist in Spanje. Ook: zaken waarvan een vreemdeling geen begrip heeft.
| |
[Cosi fan tutte]
Cosi fan tutte, (it.) zoo doen alle vrouwen, titel van eene opera van Mozart.
| |
[Cosmétique]
Cosmétique, (gr.) van kosméo = ik versier mij; elke zelfstandigheid, welke dient om de uitwendige deelen van 't lichaam schoon en frisch te houden of te doen schijnen.
| |
[Costa Rica]
Costa Rica, (sp.) rijke kust.
| |
[Costi, (a]
Costi, (a - (hand.) daar, te uwer plaatse.
| |
[Costige Waaren]
Costige Waaren, (hoogd.) koopwaren, die zich op uwe markt, in uwe stad bevinden; van costi, a costi (it.) = op uwe plaats.
| |
[Costuumfeest]
Costuumfeest, feest om de twee jaar in den Carnavalstijd, georganiseerd door den Verein der Künstlerinnen te Berlijn, waartoe schilderessen uit allerlei streken van Duitschland samenstroomen, en waaraan ook niet-schilderessen, aangeduid onder den term ‘kunstvriendinnen’, tegen betaling mogen deelnemen. Dus geheeten omdat een groot deel der gasten er in manscostuum verschijnt.
| |
[Côteletten]
Côteletten, (fr.) ribbetjes van schapen, kalveren enz., van côte, lat. costa = rib.
| |
[Côteletten]
Côteletten, (naar den vorm) bakkebaarden.
| |
| |
| |
[Coteletten krijgen, (van de]
Coteletten krijgen, (van de - een pak slaag oploopen, men mag vermoeden, met toespeling op côte = rib, (vgl. op z'n ribbekast).
| |
[Coterie]
Coterie, (fr.) kransje, gezelschap, waarin ieder zijn aandeel in de kosten betaalt; bij uitbreiding vereeniging van menschen van gelijken stand, die met en onder elkander leven en anderen uitsluiten; van quote = bijdrage. Voorts kleine, vast aaneengesloten en excusieve partij op staat- of letterkundig gebied, minder door principes, dan door persoonlijke belangen verbonden.
| |
[Cothurnus]
Cothurnus, (lat.) een tot het midden van het been reikende laars, van voren met riemen vastgemaakt. Deze laarzen werden door de jagers gebruikt; sedert Aeschylus werden zij ook op het tooneel gedragen, waar zij, van dikke zolen en hooge hakken voorzien, den tooneelspelers in het treurspel een hoogere gestalte gaven; vandaar wordt het ook metonymisch gebruikt, ned. broozen o.a. ‘op hoog gekurkte broozen’ d.i. op hoogen treurspeltoon.
| |
[Cotillon]
Cotillon, (fr.) een dans uit Frankrijk afkomstig, uit de dagen van Lodewijk XIV, van de cotillon = onderrok; in het volksliedje heet het: ‘Ma commère, quand je danse, mon cotillon, va-t-il bien?’ Bij dezen dans, door acht personen uitgevoerd, hielden de dames n.l. hun lang en sleepend opperkleed op, waardoor de onderrok zichtbaar werd.
| |
[Cottagestelsel]
Cottagestelsel, (eng.) landbouwstelsel, waarbij vereenigingen van menschenvrienden uitgestrekte goederen koopen, deze splitsen, en op ieder stuk van weinige bunders een landbouwwoning (cottage) bouwen, die tegen billijken prijs aan landbouwers verhuurd wordt. Dit moet dienen om de nadeelen te verhelpen van de ophooping van grondbezit in eene hand, waardoor in Engeland bijna geen kleine grondbezitters meer voorkwamen.
| |
[Cotyttische feesten]
Cotyttische feesten, uitspattende, ontuchtige plechtigheden; naar de Cotyttia, nachtfeesten te Athene, Corinthe en elders gevierd ter eere van Cotijs of Cotytto, (gr.) een Thracische godin, welke feesten met uitspattingen vergezeld gingen.
| |
[Coulage]
Coulage of lekkage, (hand.) het verlies, dat vloeistoffen door lekken ondergaan gedurende het transport.
| |
[Couleur de rose]
Couleur de rose, rooskleurig, al te gunstig beoordeeld, zooals men de voorwerpen door een lichtrood gekleurd glas ziet.
| |
[Coulissiers]
Coulissiers, onwettige beursmakelaars te Parijs, beunhazen in effecten; van coulisse = tooneelscherm, daar zij liefst ‘achter de schermen blijven.’
| |
[County council]
County council, te Londen; letterl. Graafschaps- of Landschapsraad; Ned. kantongerecht.
| |
[Coup d'essai, coup de maître]
Coup d'essai, coup de maître, (fr.) lett. proefstuk, meesterstuk; Corneille le Cid II:2.
Mes pareils à deux fois ne se font pas connaître,
Et pour leur coup d'essai veulent des coups de maitre.
Aldus de Cid tegen den graaf van Gormas, op diens vraag of hij, de jongeling, die nooit het zwaard voerde, het wagen zou, zich met hem, den ervaren strijder, te meten.
| |
[Coup d'Etat]
Coup d'Etat, staatsgreep, stoute maatregel, waardoor het gouvernement een gevaar tracht af te wenden door geweldige middelen. De C.d.E. waardoor Louis Napoleon zich de alleen heerschappij toeëigende, had plaats op 2 Dec. 1851.
| |
[Coup de grâce]
Coup de grâce, genadeslag, de laatste slag, waardoor de tegenstander of het slachtoffer wordt geveld of overwonnen; in den riddertijd, de doodsteek met den langen dolk (misericordium) aan den zwaargewonden vijand toegebracht; in sommige hazardspelen een laatste kans aan den speler, die alles verloren heeft, meer en juister tour de grace genoemd.
| |
[Coup de Jarnac]
Coup de Jarnac, verraderlijke stoot. Bij het tweegevecht tusschen Jarnac en La Châtaigneraie (10 Juli 1547), gunsteling van Hendrik II van Frankrijk maakte de eerste eene ongewone scherm beweging, die hem immer lukte en tengevolge waarvan hij ook La Châtaigneraie een wonde toebracht waaraan deze bezweek. Daaraan is de zegswijs haar oorsprong schuldig.
| |
| |
| |
[Coup de main]
Coup de main, handgreep, plotselinge daad, waardoor onverwachte verandering wordt bewerkt; vlugge of handige verrichting.
| |
[Coup d'oeil]
Coup d'oeil, blik, vergezicht; gezichtsindruk van een voorwerp in de massa.
| |
[Coup de soleil]
Coup de soleil, zonnesteek, ziekte veroorzaakt door te sterke inwerking der zon op de hersenen.
| |
[Coupure]
Coupure, (fr.) insnijding; weglating van sommige gedeelten uit een tooneelstuk of een geschrift; ook een soort van groeven of slooten of palissadenwerk in een terrein om den vijand tegen te houden
| |
[Courant-munt]
Courant-munt, (hand) algemeen gangbare muntspeciën.
| |
[Cour des Miracles]
Cour des Miracles, (fr.) eene plaats te Parijs, waar bedelaars en dieven bijeenkwamen. Zoo genoemd, omdat, toen de regeering besloten had, al die blinden, gebochelden en lammen te Bicêtre op te sluiten, zij in eens allen van hun kwalen verlost waren.
| |
[Couronnement (Le - de l'édifice]
Couronnement (Le - de l'édifice, de kroon op het werk. Een gedurende het tweede Fransche keizerrijk dikwerf gebezigde uitdrukking, ter aanduiding van de door den Keizer, in zijne eerste troonrede (12 Febr. 1853) gedane belofte: ‘A ceux qui regretteraient qu'une part plus large n'ait pas été faite à la liberté (in de nieuwe staatsinstellingen) je répondrai: La liberté n'a jamais aidé à fonder d'édifice politique durable; elle le couronne quand le temps l'a consolidé.’
| |
[Cours d'Amour]
Cours d'Amour, (fr.) minnehoven. 15 Mei - 13 Juni 1392 werd het eerste dezer letterkundige spelen (Jeux littéraires publics) gehouden, waarbij elke dichter zijn eigen gedicht of een lied voordraagt. De cours d'amour ontwikkelden zich uit de Tenzonen (tensos, uit tendre, spannen), d.i. mededingers in wedstrijden van Provençaalsche lyriek.
| |
[Court]
Court, (sport) veld, waarop gespeeld wordt.
| |
[Courtage]
Courtage, (hand) het loon, dat een makelaar geniet voor het sluiten van eenen koop of verkoop van kooper en verkooper, of voor het sluiten eener verzekering van den verzekerde en van den verzekeraar.
| |
[Courtille, (Descente de la]
Courtille, (Descente de la - eertijds, te Parijs, de terugkeer der gemaskerden, die gedurende drie etmalen in de, onder den collectieven naam van Courtille bekende kroegen Vastenavond hadden gehouden. Letterlijk afneming of afdaling van de Coutille, wellicht spottende zinspeling op de Descente de la croix, afneming van het kruis.
| |
[Courtine]
Courtine, (mil.) meest teruggetrokken gedeelte van een bastion.
| |
[Couse en goudisch]
Couse en goudisch, (toon.) (hebr.) bazelen, onbegrijpelijke of onverstaanbare dingen zeggen.
| |
[Courtoisie]
Courtoisie, beleefdheid, hoffelijkheid, hoofsche manieren.
| |
[Coûte que]
Coûte que (niet qui) coûte, koste (het) wat het wil; tot elken prijs.
| |
[Covenant]
Covenant, het verbond der Schotsche Protestanten, ter bescherming der nieuwe leer in 1580; van eng. C = verdrag, verbond.
| |
[Covenanter]
Covenanter, de Schotsche presbyterianen, die een plechtig verbond (covenant) sloten om de inbreuken van Karel I op de godsdienstvrijheid tekeer te gaan.
| |
[Covent-garden]
Covent-garden, eig. couvent-garden, (kloostertuin) ooft-, groenten- en bloemenmarkt, en nevens den evenzoo genoemden schouwburg een merkwaardig plein te Londen, oorspronkelijk bij het St. Paul's klooster.
| |
[Coverpoint]
Coverpoint, (sport) een der medespelers in het cricketspel, 't meest rechts van een der batsmen geplaatst met het doel den bal, casu quo van den batsman op te vangen.
| |
[Cowards die many times before their death.
The valiant never taste of death but once.]
Cowards die many times before their death.
The valiant never taste of death but once.
Lafaards sterven vele malen voor hun dood, de dapperen smaken den dood maar eens.
Shaksp. Jul. Caes. II. 2.
| |
[Cowboy]
Cowboy, eig. koejongen (amer.) veehoeders in het Westen; - oorspronkelijk de Amer. tories (z.a.) en in 1861 de middenpartij in Nieuw-Engeland.
| |
| |
| |
[Coxeyanen]
Coxeyanen, volgelingen van den Amerikaanschen dweper Coxey, en de soldaten van diens Commonweal-leger. Zie Commonwealers.
| |
[Crackers]
Crackers of Corn-crackers, de arme en onwetende blanken in de Zuidelijke Staten; zoo genoemd naar hun voornaamste sobere voedsel.
| |
[Cracker-State]
Cracker-State, (Amer.) Georgia.
| |
[Cracovienne]
Cracovienne, (Krakowiak), een Poolsche volksdans; van Cracovic (Fr.) = Krakau.
| |
[Cradle of Liberty]
Cradle of Liberty (amer.) wieg der vrijheid gewone naam voor Faneuil Hall een groot openbaar gebouw in Boston, Mass., waar de revolutionnaire redenaars het volk aanzetten tegen de Britsche onderdrukking.
| |
[Craignez honte]
Craignez honte, (fr.) Vrees de schande. Wapenspreuk van het geslacht Bentinck.
| |
[Crambamboeli]
Crambamboeli, punch-brûlé van bier; nl. ale of porter met een weinig rum of brandewijn, suiker en geklutste eieren.
| |
[Crambe repetita]
Crambe repetita, (lat.) Juvenalis, Satirae 7.154 - opgewarmde kool, vervelende herhaling.
| |
[Craneum]
Craneum, (eig. Kranion) cypressenbosch en lustoord bij Corinthe, waar ook de cynische wijsgeer Diogenes des zomers placht te vertoeven.
| |
[Crapaud, (Johnny]
Crapaud, (Johnny - (amer.) Jan Pad, scheldnaam in de V.S. aan de Franschen gegeven. In Engeland Jack Frog = Jan Kikker, de bespotting berust misschien op de omstandigheid, dat de Franschen ook gebraden kikkerbilletjes eten.
| |
[Craquelé]
Craquelé, (fr.) gebarsten porcelein, eene soort, die in China en het Oosten het meest geacht wordt; genoemd naar het glazuur, dat vele barsten vertoont.
| |
[Crassa Minerva]
Crassa Minerva, (lat.) Horatius, Satirae 2, 2, 3 (Minerva = de godin van kunst en handwerk, doch verder ook kunsthandwerk), met plompe kunst, kunsteloos, plomp, ruw enz.
| |
[Crater]
Crater, (lat.) bij de Grieken een groot mengvat, dat in de eetzaal stond, waarin wijn met water vermengd werd en waaruit dit mengsel in de bekers der gasten geschept werd.
| |
[Cravate]
Cravate, das, naar de Croäten, die linnen halsdoeken droegen, welke halsbedekking na 1636 in Frankrijk werd overgenomen bij het regiment Le Royal Cravate.
| |
[Credat Judaenu Apella]
Credat Judaenu Apella, (lat.) Horatius Satirae I, 5, 100. Dat geloove de jood Apella. Apella is een veel voorkomende naam van vrijgelatenen; des dichters bedoeling is: maak dat den eersten den besten bijgeloovigen Jood wijs; en zoo gebruiken ook wij nog die woorden; fig. maak dat anderen wijs.
| |
[Crede mihi bene qui latuit bene vixit, et intra
Fortunam debet quisquis manere suam.]
Crede mihi bene qui latuit bene vixit, et intra
Fortunam debet quisquis manere suam.
Ovid., Trista Lib. III, Eleg. IV.
Geloof mij, hij heeft wel geleefd, die een verborgen leven geleid heeft, en ieder moet in zijn stand blijven.
| |
[Credenstaiel]
Credenstaiel, een vierkante tafel, boven en rondom tot den vloer met zuiver linnen bedekt. Zij wordt bij groote plechtigheden gebruikt en staat aan de Epistelzijde. Men plaatst op die tafel, den kelk met toebehooren, het schouderkleed, het epistel en evangelieboek, de schel, de ampullen, het schenkblad, alsmede twee brandende kaarsen op kandelaars. Buffet, waarop de spijzen geplaatst worden, voordat zij den gasten worden voorgezet. It. credenza = plank, buffet.
| |
[Credietbrief]
Credietbrief, (hand.) een brief van aanbeveling in den vorm eener circulaire, waarbij den houder een crediet bij den ontvanger of geadresseerde geopend, of ook eene bepaalde som ter ontvangst aangewezen wordt, eene volmacht om bij eenen derden persoon gelden voor rekening op te nemen.
| |
[Crediet-vereeniging]
Crediet-vereeniging, (hand.) eene vereeniging die aan hare deelhebbers tot een zeker bedrag en tegen eenen bepaalden tijd geld in voorschot geeft op acceptatiën, wissels en andere geldswaarden.
| |
| |
| |
[Credit]
Credit, (hand.) heeft te goed, al wie of al wat geeft; de rechterzijde van het folio in de koopmansboeken, waarop naar volgorde der datums aangeteekend staat, wat ieders daarboven vermelde persoonlijke of onpersoonlijke rekening te vorderen krijgt.
| |
[Crédit foncier]
Crédit foncier, (fr.) Hypotheekbanken, waarbij geld wordt geleend, op landerijen; voor zekerheid worden pandbrieven uitgegeven. De leening is op zeer langen termijn en ze wordt gewoonlijk afgedaan in annuïteiten.
| |
[Crédit mobilier]
Crédit mobilier, (fr.) maatschappij voor handelsondernemingen in roerende goederen (mobilier), alsmede spoorwegen, schepen enz.
| |
[Crédit mobilier]
Crédit mobilier, (amer.) spotnaam voor the Pennsylvania Fiscal Agency, een hervorming van de Union Pacific Railroad-maatschappij, een der schandelijkste oplichtingen van onzen tijd in de dagen van het 42e Congres.
| |
[Credo]
Credo, (lat.) letterlijk: ik geloof. Met het Credo wordt bedoeld de Apostolische geloofsbelijdenis, omdat deze met dit woord aanvangt. Ook het tweede deel der mis heet in de K. kerk het Credo. Insgelijks in 't algemeen ‘geloofsleus’, bijv. ‘Het anarchisme is voor zijne aanhangers een credo, dat hen tot levensopoffering en doodsverachting in staat stelt.’
| |
[Credo]
Credo, (staat- of letterkundig) staatkundige of artistieke geloofsbelijdenis, van credo = ik geloof; z.a.
| |
[Credo, pugno]
Credo, pugno, ik geloof, ik strijd, devies van den dichter H.J.A.M. Schaepman.
| |
[Credo, quium absurdum]
Credo, quium absurdum, (lat.) ik geloof het, omdat het ongerijmd is, naar Tertullianus, De carne Christi 5, Prorsus credibile est, quia ineptum est..., certum est, quia impossible est. Volgens de leer der wonderen was juist het wonderbaarlijke en onbegrijpelijke een bewijs van hoogere afkomst.
| |
[Credula res amor est]
Credula res amor est, (lat.) Ovidius, Heroides 6, 21. De liefde is lichtgeloovig; vgl. de liefde is blind, de liefde gelooft alle dingen.
| |
[Credunt]
Credunt, (hand.) mv. van Credit, zij hebben te goed.
| |
[Creeft, (De]
Creeft, (De - (barg.) het vleesch.
| |
[Crematorium]
Crematorium, inrichting voor lijkverbranding, lijk-oven. Uit het Lat. cremare (verbranden). Suetonius (2de eeuw n. Chr.) spreekt van cremare alicujus cadaver (iemands lijk verbranden).
| |
[Crême fouettée]
Crême fouettée, mooie woorden, schijnvernuft, zonder grondigheid; van fr. C.f. = tot schuim geklopte room.
| |
[Cremona's]
Cremona's, uitmuntende violen, zooals te Cremona (it.) vervaardigd werden door Andrea Amati, Antonio Amati, Antonius Stradivarius en Giuseppe Stradivarius.
| |
[Cremor tartari]
Cremor tartari, wijnsteenzure potasch; gewoonlijk genoemd cremetart.
| |
[Cremorne Gardens]
Cremorne Gardens, (eng.) park te Londen, genoemd naar Thomas Dawson, Lord Cremorne, op wiens grond het park gelegen was; tot het laatste vierendeel dezer eeuw eene beruchte plaats in Londen, in het genre van (weleer) Mabille te Parijs, maar veel grooter en veel gevaarlijker.
| |
[Creole State]
Creole State, (amer.) Louisiana.
| |
[Creool]
Creool, afstammeling van blanken, geboren in Mexico, Zuid-Amerika en West-Indië, van port. crioulou = neger op 's meesters erf geboren.
| |
[Creographie]
Creographie, het vleescheten, schimpbenaming van de Luthersche avondmaalsleer, die beweert, dat Christus lichaam werkelijk bij het brood der avondmaalsviering aanwezig is.
| |
[Crepida]
Crepida, (lat.) een zool met of zonder hakleder, die op den voet werd vastgeregen. Ne sutor supra crepidam nam. judicet = schoenmaker blijf bij uw leest.
| |
[Crescendo]
Crescendo, (muz.) toenemend in kracht, lett. aangroeiend.
| |
[Crescent City]
Crescent City, (Amer.) halvemaans-stad is New-Orleans, waarvan de oudste helft aan een bocht van den Mississippi in dien vorm gebouwd is.
| |
[Crescit in adversis]
Crescit in adversis, (lat.) Wassend in tegenspoed, devies van Maria de Medici.
| |
| |
| |
[Cretenser in de logica]
Cretenser in de logica, valsche sluitrede: ‘Een Cretenser zei: “Alle Cretensers zijn leugenaars.” Dus loog hij bij 't zeggen, dat alle Cretensers leugenaars zijn. Dus, zij zijn geen leugenaars. Dus, zij spreken de waarheid. Dus die Cretenser sprak ook de waarheid. Dus, de Cretensers zijn dan weer wel leugenaars.’ En zoo voort, zonder einde.
| |
[Crethi en plethi]
Crethi en plethi, of scherprechters en loopers noemde men de lijfwacht van koning David, waarover Benaja het bevel voerde. Crethi waren de Philistijnen van Kreta. Als spreekwoord hebben die beide woorden de beteekenis van een saamgeraapten troep (Jan Rap en zijn maat).
| |
[Cretins]
Cretins, lijders aan kropgezwellen gewoonlijk tevens beperkt van geestvermogens, die vooral in de bergstreken van Europa o.a. de Alpen worden aangetroffen; van Romaansch cretina = creatuur of ongelukkig schepsel.
| |
[Cri-cri]
Cri-cri, (fr.) huiskrekel. Aldus heet een klein instrumentje, dat men in de besloten hand houdend, door lichten druk ongemerkt, het geluid dat de krekel maakt, laat nabootsen.
| |
[Cri-cri, (le Prince]
Cri-cri, (le Prince - spotnaam van een der Fransche vorsten, die bij het hooren van een oproerkreet zou hebben uitgeroepen: quel cri criminel.
| |
[Cri du chacal]
Cri du chacal, kreet van den jakhals. Uitdrukking, door den graaf de Montalembert gebezigd in zijne brochure Un debat sur l'Inde au Parlement anglais (1858), om het leedvermaak der kath. dweepers, over den opstand in Britsch-Indië te kenschetsen. ‘On croit entendre dans une nuit d'Orient,’ schreef hij ‘le cri du chacal entre le roucoulement de la colombe et le murmure rafraichissant des eaux.’
| |
[Cricket]
Cricket, (sport) spel in de open lucht, van Engelschen oorsprong, dat meestal door twee elftallen wordt gespeeld en waarbij de eene partij een drietal paaltjes waarop twee latjes (wickets) tracht om te werpen met een houten bal, hetgeen de tegenpartij met een slaghout belet; van Saksisch cryce (kruk), knods).
| |
[Crillon, (Et tu n'étais pas lá, brave]
Crillon, (Et tu n'étais pas lá, brave, - Crillon was een beroemd kapitein in het leger van den Franschen koning Hendrik IV. Na de overwinning bij Arques schreef de koning hem een brief je van den volgenden inhoud: Pends toi, brave Crillon, nons avons vaincu à Arques et tu n'y étais pas! (en gij waart er niet bij).
| |
[Le crime fait la honte et non pas l'échafaud]
Le crime fait la honte et non pas l'échafaud, Th. Corneille Comte d'Essex IV. 3. De misdaad brengt de schande en niet het schavot.
| |
[Crimen laesae majestatis]
Crimen laesae majestatis, (lat.) misdrijf van gekwetste majesteit. Hieraan maakt zich schuldig, die in woord of geschrifte den eerbied voor gekroonde hoofden uit het oog verliest. Zie Majesteit.
| |
[Crimine ab uno]
Crimine ab uno, (disce omnia (lat.) Vergelius, Aeneis 2,65 Leer uit ééne misdaad alle kennen. - Gewoonlijk vindt men geciteerd: Ab uno disce omnes, niet alleen in den zin van ‘beoordeel naar dit eene individu de gansche soort,’ doch ook van ‘beoordeel naar dit eene staaltje het overige.’
| |
[Crinoline]
Crinoline, paardenharen damesonderrok, van (fr.) crin (haardenhaar) en lin (vlas), waardoor de japon wijd uitstond, het laatst weer mode van 1855, nabootsing van de vertugadales en vertugadins (z.a.) uit den tijd van Lod. XIV en van de baleinen hoepelrokken uit het laatst der 18e eeuw.
| |
[Crispijn]
Crispijn, komische rol van het Fransche tooneel, doorgaans die van een bediende, die door zijne loosheid de bedoelingen van zijn meester bevordert of ze door zijne onnoozelheid verijdelt; in de 18e eeuw de held van menig Nederl. blijspel.
Crispijn, Bijnaam voor schoenmakers naar hun beschermheilige St. Crispijn.
| |
[Crispinaden]
Crispinaden, geschenken op eens anders kosten; naar den bekenden Romeinschen schoenmaker Crispinus (Crispijn) die het leder stal (althans niet betaalde) en de daarvan gemaakte schoenen aan de armen schonk. Als Sint is hij de patroon der schoenmakers. Prof. Kreuser betoogde echter reeds voor jaren, dat men Crispijn door een vertaalfout tot dief maakte. ‘Er stalt Leder’ beteekende hij stelde, leverde leder, en niet hij stal.
| |
| |
| |
[Crithomantie]
Crithomantie, wichelarij uit het gerstemeel, waarmee de offerdieren bestrooid werden; van gr. Crithe = gerstekorrel.
| |
[Critiek, (de vorst der]
Critiek, (de vorst der - Aristarchos van Samothrace, de beroemde schifter en uitgever der gedichten van Homerus 150 v. Chr.
| |
[Le critique est aisée, et l'art est difficile.]
Le critique est aisée, et l'art est difficile.
Destouches, Glorieux acte II, Sc. 5. de kritiek is gemakkelijk; maar de kunst is moeielijk d.i. het is gemakkelijk aanmerkingen te maken, en moeielijk zelf wat goeds te doen.
| |
[Critolaus, (de schaal van]
Critolaus, (de schaal van - Critolaus was een peripatetisch wijsgeer (d.i. aanhanger der wijsbegeerte van Aristoteles), die in 155 v.C. met Caneades en Diogenes den Stoicyn als gezant der Atheners naar Rome werd gezonden. Hij zeide, naar het getuigenis van Cicero, dat, wanneer men de goederen der ziel tegen die des lichaams in de schaal legt, de eerste de laatsten met zulk eene kracht te boven gaan, dat de aardbodem en de zeeën onder dit gewicht moeten bezwijken.
| |
[Croesus]
Croesus, rijk als C. Onmetelijk rijk, evenals Croesus, de koning van Lydië (550-546 v. Chr.) tijdgenoot van Cyrus en door dezen overwonnen. (Zie Gyges).
| |
[Cromlech]
Cromlech, in Engeland, Schotland en Ierland gedenkteekenen uit eene onbekende oudheid, welke bestaan uit naast elkander geplaatste steenen, die een langwerpig vierkant vormen en met steenen gedekt zijn. In Bretagne heeten zij dolmens, en bij ons hunebedden.
| |
[Croupier]
Croupier, boekhouder en hoofd eener speelbank; fr. achteropzitter, van la croupe, d.i. het achterste gedeelte van den rug eens paards.
| |
[Croquemitaine]
Croquemitaine, (fr.) schrikbeeld, naar den roman van dien naam, waarin het tournooi van den Moorschen koning Marsillus en de paladijnen van Karel den Groote, het beleg van Saragossa en het kasteel der Vrees beschreven wordt door l'Espine. In Frankrijk wat bij ons de boeman is voor de kinderen.
| |
[Croquemitaine, (Madame]
Croquemitaine, (Madame - schoolmatres of vrouwelijk boeman, die de stoute kindertjes ‘komt halen’.
| |
[Croquet]
Croquet, (sport) spel in de open lucht van Engelschen oorsprong, waarbij ieder der deelnemers een houten bal door middel van een houten hamer met langen steel door poortjes drijft.
| |
[Crucifix]
Crucifix, een in hout, steen, ivoor enz. vervaardigde afbeelding van den aan het kruis gehechten Heiland; van crux = kruis, en fixus (gehecht).
| |
[Crumpire]
Crumpire, zie Chlofe. Die uit West-Duitschland overgewaaide uitdrukking (Krummbirne), wordt ook in het Walenland gebruikt.
| |
[Cruquius]
Cruquius bij Heemstede, een van de drie groote stoomwerktuigen, waarmede het Haarlemmermeer werd drooggemaakt in 1839-1853, genoemd naar den waterbouwkundige van dien naam.
| |
[Crusado]
Crusado, muntstuk in Spanje en Portugal. In Portugal doet de zilveren f 1.20, de gouden f 3.60 en meer. In Spanje de gouden f 2.10 à 2.70.
| |
[Crusca (Accademia della]
Crusca (Accademia della - of Academia furfuretorum, een der meest wetenschappelijke genootschappen in Italië, in 1582 te Florence gesticht. Deze leden kwamen geregeld bijeen om elkander hunne voortbrengselen voor te lezen, en de zemelen (crusca) af te zonderen van het meel.
| |
[Cruscanten]
Cruscanten, onvoorwaardelijke aanhangers van bovengenoemde academie; taalzuiveraars; puristen.
| |
[Crusoe]
Crusoe, eenzaam man; de eenige inwoner van een plaats; naar het verhaal van De Foe, getiteld Robinson Crusoe, welks held eenzaam op een woest eiland leefde; de echte banneling was Alexander Silkirk, die op Juan Fernandez aan land was gezet.
| |
[Crustal]
Crustal, een algemeene naam voor half verheven beeldwerk, voor kunstig inlegwerk, b.v. goudwerk met edelgesteenten bezet, of van marmer van verschillende kleur ook wel voor stukwerk.
| |
[Crux decussata]
Crux decussata, (r.k.). Zie St. Andreaskruis.
| |
| |
| |
[Crux interpretuus]
Crux interpretuus, (lat.) letterl. kruis der vertolkers. Als zoodanig beschouwt men moeilijke plaatsen bij de classieke en andere schrijvers, welke met elke verklaringspoging spotten. Gewoonlijk zijn die plaatsen van verdachte of onzuivere lezingen het uitvloeisel.
| |
[Crypta]
Crypta, (gr.) thans ondergrondsche ruimte van eenig kerkgebouw, bij de Rom. een lange gang met lichtopeningen of vensters in de muren.
| |
[Crypta]
Crypta, (ook krypt, ned. krocht of kroft), onderaardsche kerk, welke zich gewoonlijk onder het koor bevindt.
| |
[Crypto]
Crypto, (katholiek) iemand, die in het verborgen tot den katholieken godsdienst is overgegaan of daartoe overhelt.
| |
[Cryptogàmisch]
Cryptogàmisch, in verborgen (geheim) huwelijk levende; van gr. Cryptogamen of Cryptogamie = bedekt bloeiende planten) varens, mossen, wieren, paddestoelen).
| |
[Csárdás]
Csárdás, (spr. tsjardasj) een nationale Hongaarsche dans zonder vaste figuren; deze zijn afhankelijk van den luim der deelnemers.
| |
[Csikós, (De]
Csikós, (De - of Hongaarsche paardenherder; hij vangt en dresseert jonge paarden, en vereenigt de eigenschappen van een dapperen huzaar met die van een vermetelen struikroover.
| |
[Cubicula locanda]
Cubicula locanda, (lat.) kamers te huur. Latijnsch opschrift, waarmede in academiesteden de verhuurder bekend maakt, dat hij ‘aan studenten’ kamers verhuurt.
| |
[Cubicula locanda]
Cubicula locanda, (lat.) Schertsend gezegde, wanneer bij het hombre of quadrille-spel een der spelers een heelen inhoud van zijn fiches-doosje verloren heeft.
| |
[Cubiculum]
Cubiculum, (lat.) klein vertrek, van een rustbed of eene slaapstede voorzien. Men onderscheidde de cubicula in diurna en nocturna. Lezen, studeeren, zelfs schrijven geschiedde bij de Rom. veeltijds in liggende houding.
| |
[Cubitus]
Cubitus, (lat.) Romeinsche lengtemaat = 1½ rom. voet = bijna 45 centimeter.
| |
[Cucullus non facit monachum]
Cucullus non facit monachum, (lat.) de kap maakt den monnik niet. Het zijn niet alle koks, die lange messen dragen.
| |
[Cuffee]
Cuffee, (amer.) negers.
| |
[Cui bono?]
Cui bono? Cicero, Oratio pro Sexto Roscio Amerino 30, 84 e.e., wien (was het) tot voordeel? Volgens de aangehaalde plaats beweerde de rechter L. Cassius, dat men altijd hiernaar moest vragen bij het nasporen eener misdaad, vgl. de spreuk: Cui prodest scelus, is fecit. Wij gebruiken het citaat gewoonlijk in den zin van: waartoe dient het of zou dát dienen?
| |
[Cuissage]
Cuissage, (leenrecht) recht van den bruidsnacht; van fr. cuisse = dij, bij ons Avondkout z.a.
| |
[Cuisse-madame]
Cuisse-madame, langwerpige tafelpeer;-wegens vorm en kleur.
| |
[Culage]
Culage, (leenrecht) recht der voorproef (praelibatio, jus primae noctis); van fr. cul = achterdeel, (hier: vrouwelijke schaamdeelen).
| |
[Cul de jatte]
Cul de jatte, menschen zonder beenen, van fr. cul (posterioria) en jatte (kom) daar deze veel in een houten kom zaten en zich met twee houten blokken met de handen voortbewogen.
| |
[Cul de lampe]
Cul de lampe, sieraad of vignet aan 't eind van een hoofdstuk of boek; lett. ondereind der lamp.
| |
[Cul de Paris]
Cul de Paris, opvulsel om de japonnen der dames van achteren te doen uitstaan; naar de plaats (Paris) waar die mode is uitgevonden; thans tournure.
| |
[Cul de sac]
Cul de sac, straat zonder uitgang; doodloopende straat, slop, zak; fig. bewijsvoering, waarbij men zich vastpraat.
| |
[Culmineeren]
Culmineeren, (lat.) het hoogste punt bereiken, de crisis doorstaan, zinspeling op den doorgang van een ster door het bovendeel van den meridiaan: de culminatie; van lat. culmen = top.
| |
[Cultoristen]
Cultoristen, Spaansche dichters, die al de verdiensten der poëzie aan de vormen van den stijl toekennen, van lat. cultura = aankweeking, vorming, veredeling, beschaving.
| |
| |
| |
[Cum annexis]
Cum annexis, (lat.) met hetgeen er bij behoort.
| |
[Cum duo aut plures faciunt idem, non est idem]
Cum duo aut plures faciunt idem, non est idem, (lat.) wanneer twee of meer hetzelfde doen, is 't niet 't zelfde, d.i. men wil soms in en van den een gaarne lijden, wat men in en van een ander kwalijk verdraagt.
| |
[Cum grano salis]
Cum grano salis, (lat.) met een korrel zout d.w.z. met een weinig gezond verstand of oordeel, niet al te letterlijk (iets opvatten).
| |
[Cum halen]
Cum halen, (stud.) examen doen, cum laude (met lof).
| |
[Cum suis]
Cum suis, (lat.) met de zijnen.
| |
[Cunaeisch schrift]
Cunaeisch schrift, (beter cuneïsch), spijkerschrift, keilschrift, waarbij de letterteekens den vorm van zeer lang gerekte driehoeken hebben, afgeleid van 't lat. cuneus, wig.
| |
[Cunctator]
Cunctator, (lat.) draler, bijnaam het eerst van Quintus Fabius Maximus, die door zijn talmen om Hannibal aan te vallen dezen veldheer uitputte; vervolgens van Duguesclin, die evenzoo de Engelschen noodzaakte Frankrijk te verlaten, onder Karel V (den Wijzen).
| |
[Cup]
Cup, (sport), eerebeker als prijs bij wedstrijden uitgeloofd.
| |
[Cupel]
Cupel, een uit beenasch vervaardigd bakje of trogje, door den essayeur gebruikt bij de goudproef en zilverproef langs den drogen weg. Het wordt in den cupeloven gezet, om er goud of zilver in te smelten.
| |
[Cupido]
Cupido (Amor) en Psyche, episode uit den ‘Gouden ezel’ van Apuleius, allegorie van de ziel, die door beproevingen gelouterd eindelijk de hoogste zaligheid deelachtig wordt.
| |
[Cuppa]
Cuppa, (rk.) de kom van de miskelk, zij moet van goud of zilver wezen, in het laatste geval aan de binnenzijde verguld.
| |
[Cura animarum]
Cura animarum, (lat. r.k.) zorg voor de ziel, toezicht der geestelijken.
| |
[Curator]
Curator of curateur, (hand), de voogd van meerderjarigen, de beheerder van eene failliete massa, daartoe door de rechtbank benoemd; ook de beheerder van de goederen of eigendommen van eenig gesticht of van eene erflatenschap.
| |
[Curé de Meudon]
Curé de Meudon, Rabelais, die achtereenvolgens monnik, dokter, provenier van St. Maur en ten slotte Curé (pastoor) van Meudon was. 1484-1553.
| |
[Curée maken]
Curée maken, de honden op de jacht verhit maken door hun een gedeelte van 't geschoten wild voor te werpen; van fr. curée = jagerrecht der jachthonden en jachtvogels.
| |
[Curfew Bell]
Curfew Bell, de klok onder Willem I en II in Engeland geluid, om de menschen te waarschuwen, dat vuur en licht moest uitgedaan worden. Van 't Fransch Couvre-feu met gelijke beteekenis. Onze nachtwachts zongen voorheen: ‘Bewaar je vuur en kaarsje wel, de klok heit tien.’
| |
[Curia]
Curia, een afdeeling van het Romeinsche volk, (Romulus verdeelde het in 30 curiën), vervolgens de plaats, waar die afdeelingen vergaderden, vooral ook de vergaderzaal van den rom. senaat.
| |
[Curie]
Curie, (rk.) de geheele onmiddellijke omgeving van den Paus.
| |
[Curialisten]
Curialisten, personen, die den Paus een onbeperkte macht in de kerk toekennen; van (Roomsche) curie, curia (romána) = pauselijke regeering.
| |
[Curriculum academicum]
Curriculum academicum (lat.) academische loopbaan; curriculum vitae letterlijk levensloop gewoonlijk voor ‘levensbeschrijving.’
| |
[Cursus]
Cursus, (lat.) eig. het loopen, van het werkw. currere, vervolgens ook van schepen, paarden of rijtuigen; wedrennen; voorts onafgebroken voortzetting, vooral lessen, waarbij eenig vak in zijn geheelen omvang of toch een bepaald, afgesloten deel daarvan wordt onderwezen, b.v. cursus in 't boekhouden, teekencursus enz.
| |
[Cursus]
Cursus, (mil.) opleidingsklasse tot den officiersrang.
| |
[Curtis]
Curtis, of vroonhof, in de middeleeuwen hof (hoeve) van den landheer, in tegenstelling van den mansus of meierhof, waarover een onderhoorige was gesteld.
| |
| |
| |
[Curulis sella]
Curulis sella of Curulische stoel bij de oude Romeinen de troon of ambtszetel, waarop aanvankelijk de koningen, vervolgens de hooge overheidspersonen, en eindelijk de keizers plaats namen. Hij was van hout vervaardigd en met ivoor ingelegd.
| |
[Curvimêtre]
Curvimêtre, (mil.) zakinstrument, dienende tot het meten van afstanden langs de wegen, op topographische kaarten.
| |
[Cwt of C.wt]
Cwt of C.wt, een centenaar, honderd pond. C = centum, honderd; wt = weight, gewich. Eng. gewicht = 50.8 K.G.
| |
[Cyclische dichters]
Cyclische dichters, of Dichters van den epischen cyclus, de vervaardigers van Grieksche heldendichten, die tot in het midden der 6e eeuw v.C. de oude heldensagen, herinnerden die in verband stonden met de Ilias en de Odyssee, in den trant en de taal dier heldendichten. Deze gedichten zijn als het ware de kleinere sterren, die zich om die schitterende centra bewegen.
| |
[Cycloop]
Cycloop, eenoogige; (myth.) van gr. Cyclops, (met een rond oog), een ras van wilden of menscheneters met één kogelrond oog midden in het voorhoofd, die zonder god of gebod als herders op Sicilië leefden; één hunner Polyphemus wordt door Odysseus het oog uitgestoken; volgens een andere sage heetten aldus de drie door Cronus in den Tartarus opgesloten giganten, Argos, Steropes en Brontes, die door Zeus ontslagen met het smeden van donder en bliksem belast waren.
| |
[Cyclopische muren]
Cyclopische muren, steengevaarten, die door de oude Pelasgen uit onbehouwen steenklompen waren opgestapeld en in elkaar gevoegd, van welke in Argolis, Arcadië en elders in Griekenland, als ook in Italië, nog enkele overblijfselen te vinden zijn.
| |
[Cyclorama]
Cyclorama, schilderij, die den aanschouwer een geheelen horizon of ook achtereenvolgende gebeurtenissen van een zeker tijdvak te zien geeft.
| |
[Cyllenius]
Cyllenius, bijnaam van Mercurius naar den berg Cyllene in Arcadië.
| |
[Cymbalum]
Cymbalum, (lat.) muziekinstrument ongeveer gelijk aan onze bekkens, in gebruik bij de feesten van Bacchus en Cybele.
| |
[Cynici]
Cynici, cynische wijsgeeren, hondsche wijsgeeren. Anthistenes van Athene, Diogenes, e.a. vandaar cynisch = hondsch. Zij bekommerden zich weinig om de uitwendige vormen der beschaving en verhieven de practische zedenleer tot het onderwerp van alle wijsbegeerte en achtten 's menschen deugd gelegen in zijne onafhankelijkheid van alle stoffelijke zaken.
| |
[Cynisch]
Cynisch, hondsch, van het Gr. woord kuôn, (genet. kunos). Cynisme beduidt zoo wel onbeschaamdheid, schaamteloos gedrag, als de leer der hondsche wijsgeeren (cynici, canini), volgelingen van Anthisthenes.
| |
[Cynophilia]
Cynophilia, lees kynophilia. Vereeniging van hondenliefhebbers, van liefhebbers en fokkers van rashonden. Beter: vriendschap voor honden; liefhebberij in honden.
| |
[Cynoscephalae]
Cynoscephalae, (gr.) van gr. kyon = hond, en kephale = hoofd, naam van twee heuvels in het Z.O. van Thessalië bij Scotussa, die van verre gezien op hondskoppen gelijken. Hier behaalde T. Quinctius Flamninus in 197 de overwinning op Philippus van Macedonia.
| |
[Cynosarges]
Cynosarges, een worstelperk buiten Athene gelegen en aan Heracles gewijd. Hier onderwees Antisthenes (380) zijne wijsbegeerte, welke (zeker ook met toespeling op het woord kuon), naar deze plaats de cynische is genoemd.
| |
[Cynosura]
Cynosura, eene nimf van het gebergte Ida, voedster van Zeus, die onder de sterren verplaatst werd, de kleine beer; ook naam van een voorgebergte in Attica, dicht bij Marathon.
| |
[Cynthia]
Cynthia, de maan; bijnaam van Artemis of Diana, die de maan vertegenwoordigde, naar den berg Cynthus, op Delos, haar geboorteplaats.
| |
[Cynthius]
Cynthius, bijnaam van Apollo broeder van Diana, naar den berg Cynthus.
| |
[Cypersche kat]
Cypersche kat, grijs gestreepte kat van 't eiland Cyprus.
| |
[Cypres]
Cypres, zinnebeeld van dood en rouw; boom aan Pluto, den god der benedenwereld gewijd, omdat hij nooit weer uitspruit, waar hij eens afgehakt is.
| |
| |
| |
[Cypria]
Cypria of Cypris, bijnaam van Venus, naar 't eiland Cyprus, waar zij zeer hoog vereerd werd.
| |
[Cyrenáïsche school]
Cyrenáïsche school, Oud-Grieksche wijsgeerige secte, door Aristippus van Cyrene gesticht, volgens wier leer het hoogste goed in weelde en wellust bestond.
| |
[Cythére]
Cythére en Cytheréa of Cythereis, (gr.) bijnamen van Venus, naar 't eiland Cythera, nu Cerigo, waar haar de hoogste eer werd bewezen.
| |
[Czako]
Czako, (Hong.) (schako) oorspronkelijk: muts der Hongaarsche huzaren, thans bijna overal de naam van den soldaten-hoed. |
|