Algemeen wijsgeerig, geschiedkundig en biographisch woordenboek voor vrijmetselaren. Deel 1
(1844)–Anoniem Algemeen wijsgeerig, geschiedkundig en biographisch woordenboek voor vrijmetselaren– AuteursrechtvrijB.B∴ De verkorting van het woord Boas. B∴ Verkorting voor Broeder; BB∴ is Broeders. Zie verkortin gen. B∴ A∵ De verkorting der Fransche woorden Buisson Ardent (het brandende bosch), waarvan men zich in alle schrifturen en acten der laatste hooge graden van het oud-Engelsch uit Amerika naar Frankrijk gevoerde systema, uit 33 graden bestaande, bedient, en waarin men niet in het oosten van Parijs, maar bij het brandende Bosch zegt. | |||||||||||||||||||||
[Baden. (Het Groot-Hertogdom)]BADEN. (Het Groot-Hertogdom) De Vrijmetselarij, zoowel als alle andere geheime genootschappen, werden in 1785 te Beijeren, en ook te Manheim, dat toen nog tot Beijeren behoorde, door een keurvorstelijk bevel op het strengste verboden, weshalve de medeleden der, in den jare 1778 door de Loge Royal York zur Freundschaft te Berlijn, geconstitueerde Loge Karl zur Einigkeit, in Manheim, dezelve sloten. In 1805 werd daar eene nieuwe Loge geopend, en onder toe- | |||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||
lating van het Gouvernement, een Groot-Oosten van Baden gesticht, welks eerste Grootmeester de Vorst karl van ysenburg was, en hetwelk zich aan het Groot-Oosten van Frankrijk aansloot. Op den 16den February 1833 vernieuwde de Groot-Hertog karel frederik van Baden, het verbod van alle geheime genootschappen zonder onderscheid. | |||||||||||||||||||||
[Balahate]BALAHATE. De naam der Priesters van de 5de klasse der oude Egyptische geheimen. Zie egypte. | |||||||||||||||||||||
[Baldakijn]BALDAKIJN. (Zie troon.) De bewolkte Baldakyn (troonhemel), van verscheidene verwen, welke de Loge bedekt, is een grondzinnebeeld der Vrijmetselarij. De zin van dit schoone leerteeken is niet duister. Men bedenke, dat de Loge oorspronkelijk geen afgesloten gebouw beduidt, dat de Loge algemeen is en tot den hemel reiken moet. Zoo vernemen wij in dit beeld de leer, dat de Vrijmetselarij bestemd is, om onder alle hemelstreken en in alle jaargetijden door de broederschap uitgeoefend te worden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||
aan welke salomo, na het wedervinden van hirams lijk, volgens de legende van eenige hooge graden, het bestuur van den Tempel opdroeg, en ze tot zijne vertrouwelingen maakte. | |||||||||||||||||||||
[Banket]BANKET. Een woord, dat wel eens gebezigd wordt voor Tafelloge (zie dat Art.), als verkleinwoord van Bank, en overdragtelijk voor tafel en gastmaal. Banken gebruikte men wel voor eten, zoo als aangeduidt wordt door het spreekwoord de waarheid kan nergens banken, d.i. zij kan nergens onthaal vinden. Van hier, dat een Confiturier of Suikerbakker nog Banketbakker wordt genoemd, als vervaardigende het gebak en het beeldwerk voor de gastmalen. | |||||||||||||||||||||
[Barnaart (W.P.)]BARNAART (W.P.) werd den 24sten Junij, van het jaar 1812, tot Grootmeester der groote Nationale Loge van de Nederlanden verheven, en vervulde die betrekking op eene zeer waardige wijze. Het Groot-Oosten van Frankrijk, tijdens de overheersching der Nederlanden door napoleon, het Groot-Oosten van Nederland willende vernietigen, en in dat van Frankrijk (Parijs) inlijven, had de beruchte Graaf de celles (Belg van geboorte en den 5den November 1841 te Parijs overleden), tijdens het Keizerrijk Prefekt te Amsterdam, waar hij zich door zijne willekeur en wreede handelwijs zeer gehaat maakte, geen moeds genoeg, zich tegen dezen onbillijken eisch te verzetten. Wat deze niet durfde, of mogelijk niet wilde, volbragt de Edele, voor Neêrlands Vrijmetselaren nooit te vergeten Grootmeester Nationaal, barnaart, niettegenstaande hij, als Maire van Haarlem, aan de celles Prof∴ ondergeschikt was. Hij weêrstond dien eisch, en handhaafde als echte Vrijmetselaar op eene waardige wijze het zelfstandig bestaan en de regten der Nederlandsche Vrijmetselarij, zoo dat men de verijdeling der poging van het Groot-Oosten van Frankrijk voornamelijk aan hem te danken heeft. Zie ook napoleon. | |||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||
[Barruel (De Abt)]BARRUEL (De Abt) is bekend door zijn berucht werk, getiteld: Gedenkschriften van de Geschiedenis der Jacobijnen, hetwelk hij te Londen, ten jare 1797 en 1798, in 4 Deelen, gr. 8vo uitgaf; en waardoor hij niet alleen de Vrijmetselarij in de oogen van het algemeen benadeelde, maar ook aan deszelfs leden de grootste onaangenaamheden veroorzaakte. De Monthly Review zegt daarvan: ‘De Abt barruel maakt van den aanhang der Vrijmetselaren, door hem op een millioen personen gerekend, de hatelijkste schilderij. Alles, wat ten nadeele van denzelven bedacht kan worden, is door hem op de vijandigste wijze bijeenverzameld, door stekelige welsprekendheid misvormd, en door onheusche Kanselkunstenarij verzwaard, om daardoor een' nieuw alarmwekkend spook op te roepen. Van dezen geest maakt hij een allerverschrikkelijksten bullebak, door denzelven te omhangen met het bloedig kleed uit zijn eigen land, en daarbij eene geheele, weinig zamenhangende lijst anecdotes van Fransche snoodheid, Fransche trouweloosheid, Fransche wreedheid te doen verschijnen.’ Barruel's doel wordt door hem zelven, in de Voorrede, met deze woorden opgegeven: ‘Ik noem, in deze gedenkschriften, Jacobijnen, elk en een ieder, die ingewijd is in de grondbeginselen van die gelijkheid en vrijheid, die alles sloopen, en al de snoodheden en rampen der Fransche omwenteling hebben voortgebragt. De geheime geschiedenis dezer lieden, van hunne hoofden en aanhangers (adepten) nagaande, heb ik gezien, dat hunne Secte min hatelijk is, door de slechte daden, welke zij reeds begaan heeft, dan zij geducht is door de uitgebreidheid en algemeenheid van die, op welke zij nog bedacht is. Uitheemsche volken hebben gesidderd voor het lot van Frankrijk; maar zij weten niet genoeg, wat hen te wachten staat, indien het Jacobinisme de overhand houdt. Om hetzelve zoo veel mogelijk voor te komen, bestem ik deze gedenkschriften, om de driedubbele zamenzwering, de driedubbele Secte, van welke de Jacobijnen slechts het rampzalig uitwerksel zijn, uit de diepe duisternissen ten voorschijn te halen, waarin de Jacobijnen die bedolven houden. De orde, | |||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||
welke ik zal volgen, om deze Secte en deze zamenzweringen te ontwikkelen, zal volstrekt dezelfde zijn, als die, volgens welke zij zich gevormd hebben. 1o. Zamenzwering der Sofisten van de ongodsdienstigheid tegen den God van het Christendom, tegen alle Christelijke godsdienst, zonder uitzondering, zonder onderscheid van Protestant of Katholijk, Engelsch Episcopaal of Presbyteriaan, tegen alle Altaren van Geneve, Londen, Amsterdam, zoo wel als tegen die van Parijs of Rome. 2o. Zamenzwering der Sofisten van ongodsdienstigheid en wederspannigheid, tegen al de Koningen. 3o. Zamenzwering der Sofisten van ongodsdienstigheid en regeringloosheid, tegen alle godsdienst en tegen alle regering, ja zelfs zonder onderscheid tegen elke burgerlijke maatschappij en allen eigendom hoegenaamd. De eerste van deze zamenspanningen was van die lieden, welke zich Wijsgeeren noemden. De tweede, die van de Wijsgeeren, vereenigd met de Loges der Vrijmetselaren. De derde die der Wijsgeeren en der Vrijmetselaren, vereenigd met de Illuminaten. De zamenvoeging der Wijsgeeren, Vrijmetselaren en Illuminé's vormden de Jacobijnen.’1 Ten einde echter te vermijden, dat men hem van leugen en laster konde overtuigen, heeft zijn vertaler en schrijver der voorrede, de voorzigtigheid gehad, overal valsche bij te voegen, als: valsche Loges, valsche VV∴ MM∴, enz. waardoor hem altijd een schuilhoek bleef. | |||||||||||||||||||||
[Bayreuth (De Vorst van)]BAYREUTH (De Vorst van) werd in 1741 te Neurenberg ingewijd. Kort na zijne inwijding rigtte hij eene Loge in die stad op, welker eerste bijeenkomst nog in dat jaar in zijn paleis plaats vond, van waar de BB∴ met den Vorst aan het hoofd, in plegtigen optogt naar het Logebouw trok, waar de Tafelloge gehouden werd. | |||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||
[Beaujeu (Pierre de)]BEAUJEU (PIERRE DE) was, luidens de tijdrekening der stricte observantie, in 1273 tot Grootmeester der Tempelieren verkozen. Volgens de overleveringen van het Zweedsch systema, is hij de neef van jacob molay geweest, en heeft, gedurende de vervolging der Tempelieren in Frankrijk, benevens eenige andere Ridders naar Schotland gevlugt zijnde, aldaar de orde der Vrijmetselarij voortgezet. Ook heeft hij daar gelegenheid gevonden, om de asch van den ter dood gebragten Grootmeester (jacob molay) te verzamelen, en hem een gewijd graf onder eenen langen vierkanten steen, met het volgende geheimzinnige grafschrift, te bezorgen:
| |||||||||||||||||||||
[Begraving]BEGRAVING. Het geval komt zelfs hier te lande nu en dan voor, dat een afgestorven B∴ door zijne Loge of door BB∴ ter laatste rustplaats geleid wordt. Meestal bepalen zich de plegtigheden dan hierbij, dat het lijk door de daartoe opgeroepen BB∴ gevolgd wordt, terwijl in zeer enkele gevallen de Reg∴ M∴ der Loge, in eenige woorden, de verdiensten van den overleden B∴ bij het graf gedenkt. In vele andere landen geschiedt dit nogtans op eene veel plegtstatiger wijze. In Frankrijk, b.v. wordt het lijk gevolgd door de BB∴ der L∴, waartoe de overledene heeft behoord, met de Officieren en den Meester aan het hoofd, waarop de andere uitgenoodigde en vrijwillig opgekomen BB∴ volgen. Bij het geopende graf aangekomen, kleeden zich de BB∴ geheel, en vormen een kring om de baar. De Meester en de Redenaar treden in het midden, en doen eene aanspraak, in welke de Maç∴ levensbaan, de deugden en verdiensten van den overledene geschetst worden, dat mede gedaan wordt door diegenen van des overleden vrienden, die zich daartoe opgewekt gevoelen, waarna men, soms onder het zingen van een daartoe vervaardigd graflied, de kist in het graf | |||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||
nederlaat en die met aarde bedekt, waarna de BB∴ hunne kleeding afleggen en naar huis keeren. In Schotland en Amerika zijn de BB∴ reeds bij den optogt versierd met hunne schootsvellen, enz. In Engeland moeten zij hiertoe eerst verlof van het Hoofdbestuur hebben. Heeft men dit verlof in het laatste land niet verkregen, dan kleeden zij zich eerst op de grafplaats; in het tegenovergestelde geval versieren zij zich in het sterfhuis met schootsvel, handschoenen en ambtsband. Elke Loge heeft hare banier. Elke Loge gaat afzonderlijk, voorafgegaan door de minst in rang zijnde Officieren, en gevolgd door de beide Opzieners, den Reg∴ en den afgetreden Meester, alle met hunne onderscheidingsteekenen. Het laatste komt de Loge, waartoe de overledene heeft behoord, welker leden ruikers of lintstrikken in de hand hebben. Aan het hoofd gaat de dekker met zijn uitgetogen zwaard, en voor de leden, de kapel met gedempte en befloersde instrumenten, en eindelijk tusschen den afgetreden en den reg∴ Meester, het oudste lid, met den Bijbel en de statuten op een kussen; voorts de Kapelaan, en na dezen een koor zangers; nu volgt de doodkist, op welke zich het schootsvel, de band, (want in Engeland draagt elke Meester een band en sautoir, met een' aanhangenden winkelhaak; in Frankrijk, België, enz. wordt die en echarpe gedragen) en twee gekruiste degens bevinden. De punten van het dekkleed der kist worden elk door een' Bf∴ gehouden. Na het lijk komen de verwanten en een paar Officieren der Loge. Bij het graf aangekomen, vormen de BB∴ een' kring, in dezelfde orde van den optogt, in welks midden de kapel, het koor, de Chaplain, de beide Meesters en verdere Officieren zich plaatsen. De Chaplain (zie dat Art.) doet een gebed, waarna het lijk, onder het zingen van een graflied, in het graf nedergelaten en met aarde bedekt wordt; hierna keert de stoet in de vorige orde naar het sterfhuis, waar die uiteen gaat. | |||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||
neelen van plundering bij de VV∴ MM∴ veroorzaakte, welke met moeite bedwongen werden, leidt een zeer kwijnend bestaan. In het geheele rijk is zij verboden, behalve in de Rijnprovinciën, waar dan nog acht Loges bestaan, werkende in den Schotschen Ritus, en behoorende onder de Loge zur Sonne te Bayreuth, welke de G∴ Loge is. Het Beijersch bestuur tracht nogtans de V∴ M∴ ook dáár door alle middelen te ondermijnen, zoo als b.v. door een verbod aan alle ambtenaren en officieren, om zich te doen inwijden, in 1841 opgevolgd door het verbod aan de schoolmeesters en onderwijzers, om zich te doen aannemen, terwijl de reeds aangenomenen voor hun lidmaatschap moeten bedanken. Op deze wijze zoekt men het toetreden van mannen van bekwaamheid te beletten; want men diene te weten, dat niet slechts geestelijken, maar ook advokaten en geneesheeren in Beijeren aangezien worden als staatsbeamten, en dus onder dit verbod begrepen zijn. (Zie verder illuminaten, weishaupt en knigge.) | |||||||||||||||||||||
[Beker]BEKER. (Bittere) Een drank, welke men in sommige landen gewoon is den Kandidaat bij zijne receptie te geven, en welke eerst een zoeten en daarna een bitteren smaak heeft, door het inmengen eener bittere vloeistof; zinspelende hierdoor op 't genot en de bitterheden des levens, welke de mensch gewoonlijk beide smaakt. | |||||||||||||||||||||
[Belgie]BELGIE. De geschiedenis der orde is, wat het ontstaan en de eerste jaren betreft, onzeker en duister. Eene halve eeuw voor de vereeniging met Frankrijk bestonden er zestien wettige Loges, welke hunne constitutiën hadden ontvangen, hetzij van de G∴ L∴ van Engeland, hetzij van die van Holland, of wel van provinciale Groot-Meesters. Hiervan bestonden er zes te Brussel, van welke er vijf later weder te niet gingen. Naar men wil, zoude de G∴ L∴ van Engeland, in 1721, de Loge la Parfaite Union, te Bergen, in Henegouwen, en in 1750 la Parfaite Union, te Gend, geconstitueerd hebben. | |||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||
Keizer jozef II, vernomen hebbende, dat men in de Belgische Loges over staatkundige aangelegenheden handelde, nam op den 9den Januarij 1786 een besluit, waarbij bepaald werd, dat er in elke provincie slechts ééne Loge mogt bestaan, en wel alleen in de hoofdstad. Zouden er echter te veel BB∴ in die stad aanwezig zijn, om door ééne Loge bevat te worden; dan mogten er tot drie Loges, zonder meer, opgerigt worden, terwijl elke Loge onder de verpligting lag, om aan het Hoofdbestuur der Policie kennis te geven van de plaats, den dag en het uur harer bijeenkomst. Bij de strafbepalingen tegen de overtreders werd tevens gevoegd, dat de naam van hem, die zoodanige overtredingen bekend maakte, geheim zoude blijven, en dezulke niet gestraft zoude worden, al behoorde hij tot de overtreders. Het Oostenrijksche bestuur vernam nogtans, dat de Belgische Loges, bij voortduring, dezelfde staatkundige strekking bleven houden, die des te bedenkelijker was, dewijl de voornaamste edellieden aan het hoofd stonden, die daarenboven op dat oogenblik de democratische beginselen aanhingen, en dus dubbelen invloed bij het volk kregen. Zelfs de geestelijken waren in dien tijd de warme aanhangers der V∴ M∴, zoodat de Prins Bisschop van Luik, en het groote Kapittel, in 1770 tot de Luiksche Loge behoorden, terwijl al de Officieren dier Loge uit de hoogere geestelijkheid waren. De Loge l'Heureuse rencontre te Brussel, bestond in dat jaar 1786, uit 42 leden, zijnde de aanzienlijkste personen, als de Markies van chasteler, Reg.∴. M∴, de beruchte van der noot, de Hertogen van ursel en van aremberg, de Prinsen van ligne en van gavre, enz. (Over de, geheime handelingen dier personen vindt men veel in een anders zonderling Werk, getiteld: de Fransche Spion, en geschreven door zekeren de beaumanoir, onder den verdichten naam van lesueur). Dienvolgens nam jozef II, in Mei van hetzelfde jaar, een besluit, waarbij al de Loges in België opgeheven werden, met uitzondering van twee of drie te Brussel, en met name l'Heureuse Rencontre, l'Union en Les vrais amis de l'Union, welke nu den Baron von seckendorff aan het hoofd keegen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||
Bij het uitbarsten der Fransche omwenteling, besloot de Keizer nogtans de V∴ M∴ in al zijne Staten te verbieden, en alle ambtenaren en krijgslieden te bevelen, den eed te doen, dat zij nimmer tot geheime genootschappen zouden behooren, en wel op straffe van afzetting. Tijdens België tot het Fransche rijk behoorde, stonden de Loges onder het G∴ O∴ van Frankrijk. Toen België met Nederland vereenigd werd, werden er twee Mac∴ Hoofdbesturen gevestigd voor elke der beide afdeelingen van het rijk. Dat voor België voerde den naam van Groote Loge van Bestuur voor de Zuidelijke Provinciën, en was te Brussel gevestigd, terwijl deze tevens de Loges in de West-Indische koloniën onder haar beheer kreeg, en de Prins de gavre als gesubstitueerd Groot-M.∴ Nat∴ aan het hoofd stond. De Loge l'Esperance te Brussel; had den toenmaligen Prins van Oranje (thans Z.M. willem II) tot haren M∴ van Eer benoemd, terwijl die Z∴ V∴ B∴ hare werkzaamheden meermaals bestuurde. Dezelfde Loge l'Esperance vierde dan ook onderscheidene malen feest, ter eere van haren doorluchtigen Meester van Eer, waarbij meestal eene schitterende pracht werd ten toon gespreid. In dien tijd werd er door de Loges l'Esperance te Brussel, en de Loge des Trinosophes te Parijs, die beide vele uitstekende mannen telden, eene onderlinge affiliatie gesloten. Vele woelingen hadden er gedurende al dien tijd, in de Maç∴ wereld in België plaats, zoo als ook eene poging gedaan werd, om het Mitzraïmitische stelsel in te voeren, waarbij men zelfs stukken uitgaf, van onderteekeningen voorzien, welker echtheid door sommige der personen, daarbij bedoeld, openlijk ontkend werd, aan welke pogingen echter voor en goed gedeelte perk gesteld werd door het verbod van den H∴ E∴ M∴ Nat∴, bij Circulaire van 18 November 1818. (Zie Annales Maçonniques, T. III. part. 2. bl. 400, no, 88). Ook aan andere twisten ontbrak het niet, zoo als, b.v. over de heerschappij in de Schotsche graden, waarbij men niet altijd even kiesch op de middelen was, zoo als er, b.v. den | |||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||
19den Maart 1818 vijf stukken verschenen, met de dagteekening van Namen, en waarvan het geleidende stuk geteekend was door p.c. marchot, aankondigende, dat er een oorspronkelijk Schotsch stelsel in werking gebragt zoude worden, dat voorgegeven werd, in 1770 aldaar ingevoerd te zijn, door constitutie van eene groote Moeder-Loge te Edimhurg van die Ritus, welke Moeder-L∴ nimmer heeft bestaan, gelijk er ook personen opkwamen, die verklaarden, dat men misbruik van hunne namen had gemaakt, vermits zij niet daartoe behoorden, gelijk men, om de menigte te verblinden, had opgegeven in eene naamlijst van BB∴ die tot de hoogere graden van dat stelsel zouden behooren. Veel hierover vindt men in de Annales Maç∴ T. III en IV. Later bleek, dat dit geheele stelsel van 33 gewijzigde graden uitgebroeid was door zekeren Advokaat marchot, te Nivelles, in wiens persoon en eenige vrienden weiligt bij uitsluiting al het personeel zal hebben bestaan. In 1838 hernieuwde de Geestelijkheid hare, reeds tijdens de vereeniging, op de Broederschap gedane aanvallen met klem, welke op het hoogste toppunt gebragt werden door de wapenkreet tegen de Vrijmetselarij, vervat in het Mandement (zie dat Art.), bij gelegenheid der vasten van 1839 uitgevaardigd door van bommel, Bisschop van Luik, en welk Mandement op eene zeer belangwekkende wijze is beantwoord door eene brochure, getiteld: Lettre d'eustache le franc, à Monseigneur corneille richard antoine van bommel, pour la plns grande utilité du St. Siège, pour la mortification et le chatiment du Clergeé Wallon, Evêque de Liège, etc. Behalve dat men den Schrijver niet kende, zijnde lefranc een verdichte naam, wist men er zelfs den drukker niet van, als vermeldende het titelblad slechts: Liège, de l'Imprimerie des Missions, Er zijn onderscheiden uitgaven van verschenen, ofschoon dit boekje thans zeer zeldzaam is geworden. Over het algemeen maakten dergelijke tegenschriftep een' zoodanigen opgang, dat er een was, van 't welk tot 10,000 exemplaren, en wel met zulke gretigheid werden verkocht, dat de Uitgever de ge- | |||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||
wapende magt moest te hulp roepen, om ongelukken door overgrooten aandrang te voorkomen. De vervolgingen der Geestelijken namen hand over hand toe, zoodat een der elkander opvolgende ministeriën, den Baron de stassart, (in Nederland genoeg bekend) die na de afscheiding Groot-Meester Nationaal der Belg∴ V∴ M∴ was geworden, een' door hem bekleeden post afnam, en hem geen anderen in de plaats wilde geven, ten ware hij de V∴ M∴ afzwoer, of althans voor zijn G∴ Meesterschap bedankte, waartoe hij zich liet belezen, wat hem dan ook met eenen gezantschapspost is beloond geworden. Ter gedachtenis van de plaats gehad hebbende vervolgingen is er eene keurige, door den stempelsnijder hart te Brussel, gegraveerde medaille geslagen, verbeeldende op de voorzijde eene slang, die zich om eene vijl kronkelt en in dezelve bijt, terwijl het omschrift wordt gevormd door de woorden: La Maçonnerie vivra, Dieu le veut, Gr∴ Or∴ de Belgique, 5838. De keerzijde van den penning bevat een aantal Maç∴ grondregelen. Het Belg∴ Gr∴ O∴, dat in 5833 zijn statuten heeft uitgegeven, bestaat uit een onafhankelijken suprême conseil voor de Schotsche graden, en een eigenlijk Gr∴ O∴, dat 27 Loges telt, terwijl er drie zijn, welke zich onafhankelijk hebben verklaard, en vier Loges zich hebben begeven onder het G∴ O∴ van Nederland. | |||||||||||||||||||||
[Belly-Paaro]BELLY-PAARO. De naam van eene geheime rereeniging bij de negers van Guinea. De geheimen worden drie of vier malen in eene eeuw gevierd. De Kandidaten worden voor hunne aanneming van alle versiersels en kleedingstukken ontdaan, en daarna in een bosch gevoerd, waar zij ingewijd worden. Gedurende hunnen leertijd, die eenige jaren duurt, ontvangen zij ook een' nieuwen naam, en brengen dien tijd afgezonderd van alle oningewijden en vrouwen door. Na hunne inwijding keeren zij in de maatschappij terug, waar zij te onderkennen zijn aan hunne kleeding en ook aan diepe insnijdingen op onderscheiden ligchaamsdeelen, welke zij bij hunne aanneming ontvingen. De ingewijden worden door het volk geëerbiedigd en als heiligen beschouwd. | |||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||
[Belzoni. (G.)]BELZONI. (G.) Deze bekende reiziger was geboren te Padua, en vertrok om staatkundige gebeurtenissen in 1800 van daar en vestigde zich te Rome. Hij was voornemens monnik te worden, toen het bezetten dier stad door de Franschen hem daarvan afbragt. In 1803 in Engeland aangekomen, huwde hij aldaar. Zich sterk op de waterbouwkunde hebbende toegelegd, vatte hij later het voornemen op, om naar Egypte te gaan, dewijl hij dacht, aldaar als waterbouwkundige goede vooruitzigten te hebben. Nadat hij eene reis naar Spanje, Portugal en Malta gemaakt had, begaf hij zich met zijne echtgenoot naar Egypte, waar hij van 1815-1819 bleef. Daar te lande hield hij zich ook hoofdzakelijk bezig met nasporingen van de overblijfselen der oudheid. Hij opende een van de twee beroemde pyramiden van Gizeh, en onderscheidene graven van de Koningen van Thehe. Een dezer, welke het graf was van Ousirei, is tot nu toe het voornaamste, volmaakste en prachtigste gedenkteeken in die streken. Hij onderzocht eveneens voor het eerst den tempel van Ysambul, in de nabijheid van den tweeden waterval van den Nijl, deed eene reis langs de kust der Roode Zee, bezocht de stad Berenice, enz. en keerde vervolgens naar Engeland terug, waar hij hoogstgewigtige kunstschatten medebragt, welke zich thans hoofdzakelijk nog aldaar bevinden. In 1823 door het Engelsche gouvernement gezonden, om eene reize in het binnenland van Afrika, en wel bijzonder naar Houssa en Tombuctoo te maken, kreeg hij op zijne reize derwaarts te Benin eene kwaadaardige koorts met dyssenterie, en stierf op den 3den December 1823, te Guto, in het Koningrijk Benin, aan de gevolgen. Hij was een ijverig Br∴ en behalve de waarde zijner ontdekkingen voor de beeldende kunsten, is er ook menige onder, welke voor de orde van het hoogste gewigt is, en welk laatste gedeelte men hoop heeft, door toestemming van den bezitter der bescheiden, ten nutte der orde openbaar te zien maken. | |||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||
[Benedictus XIV]BENEDICTUS XIV. Geboren in het jaar 1675, te Bologna, werd den 17den Augustus 1740 opvolger van Paus clemens XII, en stierf den 3den Mei 1758. Zijn familienaam was prosper lambertini. Hij was een man van eene uitgebreide kennis en een groot beschermer der kunsten en wetenschappen. Hoewel hij de Bul tegen de geheime genootschappen van zijnen voorganger vernieuwde, zoo werden de Vrijmetselaren onder zijne regering toch niet vervolgd; zelfs houdt men het er algemeen voor, dat hij zich in de orde heeft doen aannemen, om zich van deszelfs doel te overtuigen. (Zie bul.) | |||||||||||||||||||||
[Bengalen]BENGALEN. De Vrijmetselarij is in dit land, zoowel als in alle Engelsche bezittingen in de Indiën, zeer geacht en geëerd. De eerste Loge werd daar in 1729 gesticht door george pomfret, esq., welke door de groote Loge van Engeland (modern Masons), tot Provinciaal Grootmeester dezer gewesten benoemd werd. | |||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||
[Bern]BERN. De Raad van dit Kanton in Zwitserland verbood, bij eene verordening van den 5den Maart 1745, de Vrijmetselarij onder zware straf. In vervolg van tijd werden de Maçonnieke vereenigingen in stilte geduld, en daarna in 1782 op nieuw verboden; voor het tegenwoordige vindt zij aldaar vele warme en werkzame voorstanders. | |||||||||||||||||||||
[Bewind]BEWIND. (Het) Dezen naam draagt dat aantal leden eener Loge, hetwelk met het administrative van dezelve belast is; het bestaat uit zoodanige Broeders, welke den Meestergraad bezitten. Dergelijke directiën worden jaarlijks herkozen. In eenige systema's maken de bezitters der hoogere graden zulk een bestuur uit. | |||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||
hij geen lid is, bij te wonen. Alvorens toegelaten te worden, moet de bezoekende broeder visiteur zich aan een onderzoek onderwerpen. Sedert het midden der vorige eeuw moet men bovendien van een diploma voorzien zijn; overigens wordt hem eene aan zijnen graad passende plaats gegeven. Zie diploma. | |||||||||||||||||||||
[Bibliotheken]BIBLIOTHEKEN. Ongeacht de nuttigheid en het aangename eener Loge-Bibliotheek, en ofschoon vele Loges dezelve bezitten, zoo heeft toch geene derzelve zich door volkomenheid en grootte beroemd gemaakt. Twee Loges hebben echter daarin den grootsten naam bekomen, namelijk, de Loge Zorobabel zum Nordstern, en Friedrich zur gekrönten Hoffnung, te Koppenhagen. | |||||||||||||||||||||
[Bieleveld, (Jacob Friedrich van)]BIELEVELD, (JACOB FRIEDRICH Baron VAN) geboren den 31sten Maart 1717, Koninklijk Pruissisch geheimraad en Gezant van frederik II in den Haag, overleden den 5den April 1770, heeft zich in de Vrijmetselarij bijzonder bekend gemaakt, niet alleen door het schrijven van Maçonnieke werken, maar ook door zijn Grootmeesterschap in de Loge zu den drei Weltkugeln, van den jare 1754-1757. | |||||||||||||||||||||
[Blaauw]BLAAUW. (Azuur.) Is de allegorische kleur der trouw, welke kleur de Vrijmetselarij aangenomen heeft. In alle systema's is zij de kleur der drie eerste of St Johannes-graden, en vaak ook van alle versierselen en bekleedingen der Broeders, weshalve men ook deze drie graden de blaauwe, in tegenstelling van de roode Vrijmetselarij of hooge graden noemt. | |||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||
lieden hun loon ontvingen. Dit woord behoort zoowel tot de Johannes- als tot de andere graden. | |||||||||||||||||||||
[Boetselaar, (Karel van)]BOETSELAAR, (KAREL Baron VAN) werd in 1759 tot Grootmeester der Groote Nationale Loge der Vereenigde Nederlanden verkozen, en bekleedde deze betrekking 39 jaren. Aan zijne onderhandelingen met de G∴ L∴ van Engeland van de nieuwere VV∴ MM∴, heeft de G∴ L∴ van Holland hare onafhankelijkheid van genoemde Groote Loge te danken, dewijl hij met deze den 25sten April 1770 een Concordaat sloot, waarbij de onafhankelijkheid der Groote Loge van Nederland plegtig erkend en te gelijker tijd werd vastgesteld, dat het Nederlandsch Groot-Oosten geene Loge in Groot-Brittanje, noch in eene der Engelsche bezittingen in de Indiën, mogt constituëren. Zie concordaat. | |||||||||||||||||||||
[Boheme]BOHEME. De eerste Loge aldaar ontving hare Constitutie in 1749 van de Gr∴ L∴ van Schotland. In de hoofdstad van dat rijk bestonden er in 1776 vier Loges, welker leden buitengewoon vele weldaden verspreidden, zoo als zij dan ook niet slechts in datzelfde jaar een weeshuis oprigtten, maar bij eene plaats gehad hebbende overstrooming der stad, met verachting van eigen gevaar, honderden ongelukkigen van een' gewissen dood redden, en later, ter hunner ondersteuning, eene hoogst aanzienlijke som bijeenbragten, zoowel door eene inzameling onder de Broeders, als door een aantal der welsprekendste leden af te vaardigen, welke zich aan de deuren der kerken plaatsten, en de kerkgangers opwekten tot ruime giften. Bij het uitbarsten der Fransche omwenteling werden echter de Loges in Boheme, gelijk in al de Oostenrijksche landen, door die regering verboden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||
[Born, (Ignatius)]BORN, (IGNATIUS Edler van) geboren den 26sten December 1742, overleden den 28sten Augustus 1791, was Keizerlijk-Koninklijk Hofraad bij de Hofkamer te Weenen, voor 't Munt- en Bergwezen, en een zeer geacht mineraloog. Toen in 1785 de Keurvorst van Beijeren, door een edict, aan al zijne staatsbeambten voorschreef, zich tegen de Vrijmetselarij te verzetten, en dezelve af te zweren, schreef hij twee zeer krachtige brieven terug, in welke hij zeide, te meenen, dat men in Beijeren zich meer op verlichting en beschaving toelegde; dat hij de Keurvorstelijke verordening, welke de uitroeijing der Vrijmetselarij ten doel had, niet zoude opvolgen, en liever zich zelven zoude willen opofferen. Hij rigtte, kort na de troonsbeklimming van josef II, eene Loge te Weenen op, onder den naam van zur wahren Eintracht, in welke hij zich steeds een ijverig aanhanger der Vrijmetselarij betoonde, en zulks bleef tot aan het einde zijns levens. | |||||||||||||||||||||
[Bouilly]BOUILLY. Deze voortreffelijke man wijdde zijn geheele leven toe aan de belangen der V∴ M∴ Hij was een Metselaar en gesubstitueerd Grootmeester, die de roem uitmaakt der Fransche VV∴ MM∴ Een geleerd en weldenkend mensch, de vader en vriend der kindschheid, de leidsman door allerlei levensperken, een innemend zedemeester en bevallig schrijver, en een beminnenswaardig voorbeeld der ware Vrijmetselaren. | |||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||
[Bouwheeren]BOUWHEEREN. Zie afrikaansche bouwheeren. Ter aanvulling van het vorige art. dient, dat die vereeniging in Silezië een groot gebouw had doen daarstellen, waar het Hoofd-Kapittel gehouden werd, en dat van eene boekerij en van eene scheikundige werkplaats voorzien was, terwijl de vereeniging jaarlijks een prijs uitreikte, voor het best geschreven stuk over de Vrijmetselarij. | |||||||||||||||||||||
[Brandenburg, (Karel Willem Frederik)]BRANDENBURG-Onolzbach, of Anspach-Bayreuth, (KAREL WILLEM FREDERIK, Markgraaf van) geboren den 12den Mei 1712, overleden den 3den Augustus 1757, werd den 20sten Julij 1740, door frederik II, in de orde aangenomen, en later tot Grootmeester der Moeder-Loge zu den drei Weltkugeln in Berlijn benoemd, welke waardigheid hij tot zijnen dood bekleedde. | |||||||||||||||||||||
[Brazilie]BRAZILIE. In dit rijk is de Vrijmetselarij reeds sedert eenigen tijd doorgedrongen, en tijdens Don pedro dat rijk als Keizer regeerde, werd hij in 1822 ingewijd, en nog in datzelfde jaar tot Grootmeester-Nationaal benoemd. Het Braziliaansche Groot-Oosten bearbeidt het nieuwe of Fransche stelsel, heeft zijn zetel in Rio de Janeiro, en telt omstreeks vijftien Loges onder deszelfs gebied. Afgescheiden van dat G∴ O∴, bestaat er ook een Hooge Raad voor den 33sten graad van het oude en aangenomen Schotsche stelsel. Van dat laatste bestuur heeft zich echter, ten gevolge eens geschils, een deel afgescheiden, en vormt een afzonderlijk ligchaam. | |||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||
[Broederkus]BROEDERKUS. (De) Van oudsher waren de Broederen, gelijk de eerste Christenen, gewoon, elkander bij de sluiting der Loge, ten blijke van opregte broedermin, te kussen. De nieuw ingewijdde ontving dadelijk na zijne aanneming, den kus het eerst van den Achtbaren Meester. Thans nog bestaat in enkele landen de gewoonte, dat de Broeders, bij het sluiten van den broederketen en het eindigen van den arbeid, elkander driemaal omhelzen, en dat de aannemeling door den A∴ Meester omhelsd wordt. | |||||||||||||||||||||
[Bruggenbroeders]BRUGGENBROEDERS. (De) Eene orde in de middeleeuwen, in welke de geloften van bescherming der reizigers, verpleging der zieken, het bouwen van bruggen, daarstellen van wegen en ziekenhuizen, van in armoede en ongehuwd te zullen leven, werden afgelegd. Later ontstonden door deze orde de gasthuizen, of vereenigden reeds bestaande gasthuizen zich met dezelve. Onderscheiden daarstellers van hooge graden in Frankrijk hebben gepoogd deze Bruggenridderschap daar te lande weder te doen herleven; vooral was dit het geval met de Ridders van den Degen, doch zonder iets anders uit te werken dan het daarstellen eener nieuwe wijze van zich te decoreren. | |||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||
[Bul]BUL (Eene) is eene pausselijke verordening over kerkelijke aangelegenheden, welke, op perkament geschreven en met een looden zegel voorzien is. Dit, der VV∴ MM∴ geheel vreemde woord, heeft voor de BB∴ van het R. Katholijk kerkgenootschap een allergrootst gewigt bekomen, door de banvloeken van Paus clemens XII, van den 29sten Mei 1738, van benedictus XIV, van den 15den April 1751. Door het Edict, hetwelk de Staatssecretaris van Paus pius VII, de Kardinaal gonsalvi, van 13 Augustus 1814, tegen de orde vaststelde (zie dit Edict in het Italiaansch en Spaansch, in de Acta Latomorum, enz. door thory, II. D. bl. 220-231). Bij deze Bullen werden de deelhebbers, in de meeste Katholijke staten, met gevangenis, verbeurdverklaring hunner goederen, verbanning, ja zelfs somtijds met de doodstraf bedreigd; alsmede de bul van Paus leo XII, van den 3den Maart 1826; zijnde die van clemens XII bekrachtigd door benedictus XIV, en die van leo XII, de voornaamste, van den navolgende inhoud:
Bul van clemens XII, van den 29sten Mei 1738, bekrachtigd in denzelfden vorm door zijnen opvolger, benedictus XIV. Omnis enim qui male agit odit lucem.... et qui facit veritatem venit ad Lucem. De Bisschop clemens, Dienaar der Dienaren van God, aan al de getrouwen van jezus christus. Heil en Apostolischen zegen!
Door de goddelijke Voorzienigheid verkozen tot den hoogsten graad van den Apostolischen Stoel, hoe onwaardig wij dat ook zijn, hebben wij, volgens den pligt der herderlijke waakzaamheid, welke ons is toevertrouwd, en ondersteund door de goddelijke genade, onze aandacht met allen ijver gevestlgd op alles, wat dwaling en ondeugd zou kunnen te weeg brengen, en dat dienen kan, om de zuiverheid der ware godsdienst tegen te gaan, | |||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||
in deze voor ons zoo moeijelijke en gevaarlijke tijden. Wij hebben door geruchten vernomen, dat zich elken dag zekere genootschappen vereenigen, met nieuwe vorderingen; sluipgezelschappen, bekend onder den naam van Vrijmetselaren, of onder eene andere benaming voorkomende, in welke zich de leden van verschillende godsdienstige Kerkgenootschappen vereenigen, door een verdrag, zoo naauw als ondoordringbaar, volgens wetten en statuten, zoo als zij gemaakt en door dure eeden bezworen zijn op den Bijbel, en op zware straffen zich verbindende tot het bewaren hunner geheimen. Maar het ligt in de natuur der misdaad, dat zij zich zelve verraadt door kreten, die haar doen ontdekken en haar aanklagen; zoo hebben dan ook genoemde genootschappen zware verdenkingen te weeg gebragt bij de getrouwen, die zich in dezelven hebben doen aanwerven; dat bij menschen van voorzigtigheid en eerlijkheid gelijk staat, met zich door het kenteeken van boosaardigheid en slechtheid te besmetten; want zoo zij geen kwaad deden, dan zouden zij het licht niet schuwen, en deze verdenking is zoodanig toegenomen, dat deze genootschappen in verschillende landen reeds sedert lang verjaagd en gebannen zijn, als strijdig met de veiligheid der Staten. Het is daarom, dat wij, de groote onheilen overdenkende, die gewoonlijk uit deze genootschappen voortvloeijen, niet alleen voor de tijdelijke rust der Staten, maar ook voor het heil der zielen, waardoor zij niet kunnen overeenkomen met de burgerlijke en kannonnieke wetten, en aangezien de Godspraak ons den pligt voorschrijft, van dag en nacht te waken, als een getrouw en voorzigtig dienaar van het huisgezin des Heeren, opdat dit slag van menschen niet als dieven het huis inbreken, en als vossen den wijnstok vernielen, noch het hart der eenvoudigen bederven, noch in het geheim hen met hunne vergiftige dolken doorboren; om den zeer breeden weg te sluiten, die zich daardoor voor de ongeregtigheden zou kunnen openen, en die straffeloos zouden begaan worden, en om andere bij ons bekende regtvaardige en redelijke oorzaken, hebben wij, op den raad van velen onzer eerwaardige Broederen Kardinalen van de | |||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||
Heilige Roomsche Kerk, en uit eigene aandrift, na rijpe overweging, op stellige overtuiging, en krachtens onze Apostolische magt besloten, deze uit te vaardigen, en te veroordeelen en te verbieden deze genoemde genootschappen, vergaderingen, vereenigingen, bijeenkomsten en beraadslagingen van Vrijmetselaren, of onder elken anderen naam bekend, zoo als wij die veroordeelen en verbieden door de tegenwoordige lastgeving, ook in alle eeuwigheid geldig. Daarom verbieden wij bij deze ernstig, uit aanmerking van de heilige gehoorzaamheid, aan ieder en elk der getrouwen van jezus christus, van welken staat, graad, rang, betrekking en waardigheid hij zij, leeken of geestelijken, wereldlijken of geordenden, welke zelfs eene bijzondere melding verdienen, om onder welk voorwendsel, hoegenaamd ook, in de genoemde gezelschappen der Vrijmetselaren, of anders genoemde vereenigingen, te treden, of om die te bevorderen, te onderhouden, die bij zich te ontvangen, of die elders eene schuilplaats te bezorgen, of die te verbergen, of om zich bij dezelven te doen inschrijven, of te verbinden, die vereenigingen bij te wonen, of deze de magt en de middelen te geven, om te vergaderen, dezelve iets te verschaffen, middellijk of onmiddellijk, openlijk of bedekt, raad te geven, te helpen, of ondersteuning te bezorgen, zoo door zich zelven, of door anderen, als ook, om anderen te vermanen, of aan te moedigen, om zich bij deze genootschappen te doen inschrijven, dezelven te helpen, bij te wonen, bij te staan en te ondersteunen, op welke wijze dit ook zij, of om die raad te geven; maar wij bevelen hen volstrekt, zich van deze genootschappen geheel te onthouden, en wel op straffe van excommunicatie voor elken overtreder, door de daad alleen en zonder verdere verklaring, van welken ban niemand anders de weldaad van absolutie kan verkrijgen, dan door ons, of door den alsdan bestaanden Roomschen Paus, ten ware hij op sterven lage. Wij willen ook en bevelen, dat zoowel alle Bisschoppen, zoo hoogere als gewone Prelaten, als ook alle Inquisiteurs der ketterij, naauwkeurig zullen onderzoeken, wie zich hier tegen ge- | |||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||
dragen; en tegen hen te handelen, van welken rang, stand of betrekking zij mogen zijn, die overtredingen te keer te gaan, en de overtreders te straffen met de verdiende straf, als zwaar verdacht van ketterij; want wij geven elk van hen vrije magt, om onderzoek te doen, en te handelen tegen gezegde overtreders, hen te keer te gaan, en met de verdiende straffen te kastijden, te dien einde tevens, des noodig, de hulp der wereldlijke magt inroepende. Wij willen ook, dat men aan deze afschriften, geteekend door eenen openbaren Notaris, en gezegeld met het zegel van eenen wettigen persoon, die eene geestelijke betrekking bekleedt, hetzelfde geloof hechte, hetwelk men er aan zoude hechten, wanneer deze in het oorspronkelijke voorgesteld of vertoond zoude worden. Het worde niemand geoorloofd, om deze Bulle van onze bekendmaking, veroordeeling, dit bevelschrift, deze verbanning en dit verbod, door eenigerhande roekelooze onderneming tegen te werken, of er inbreuk op te maken. Zoo iemand zich verstout, om zoodanigen aanslag te wagen, dat hij dan wete, dat hij zich de verontwaardiging van den Almagtigen God en van onze welzalige Apostels petrus en paulus op den hals haalt. Gegeven te Rome, te St Maria Maggiora, in het jaar onzes Heeren MDCCXXXVIII, den vierden der Kalenden van Mei, (28 April), het achtste onzer Pausselijke regering. Bulle of Pauselijke brief van Paus leo XII, tegen de Vrijmetselaars, en in het algemeen tegen alle geheime en verborgen genootschappen, van den 13den Maart 1826. Leo, Bisschop, enz.
Hoe grooter de onheilen zijn, die de kudde van christus, onzen God en Verlosser bedreigen, hoe meer dit de bezorgdheid der Roomsche Opperhoofden moet wekken, aan welken, in den persoon van den heiligen petrus, de magt en zorg is op- | |||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||
gedragen, om haar te hoeden. Zij zijn het waarlijk, die, als bekleeders der hoogste magt in de Kerk, de valstrikken moeten ontdekken, door de vijanden van christus naam gespannen, om de Christelijke Kerk uit de geheele wereld te bannen (iets, dat hen nooit gelukken zal). Het komt hen niet alleen toe, om aan de getrouwen deze valstrikken aan te wijzen, opdat zij zich voor dezelven wachten, maar ook, om die door hunne eigen magt af te wenden en krachteloos te maken. De Roomsche Opperhoofden, onze voorgangers, hebben begrepen, dat zij belast waren met de uitvoering van dezen gewigtigen pligt; daarom waakten zij altijd als goede herders, en trachtten, door middel van vermaningen, onderwijs, besluiten, ja door zelfs hun leven veil te geven, voor het welzijn hunner schapen; de secten, die de Kerk met eenen geheelen ondergang bedreigden, te keer te gaan en te vernietigen. De herinnering aan deze Hoogepriesterlijke bezorgdheid vindt men niet alleen in de oude kerkerlijke jaarboeken; men ziet daarvan ook schitterende bewijzen in de acten, door de Pausen van onze dagen en in die onzer vaderen gemaakt, om zich tegen de geheime secten der vijanden van christus te verzetten. Clemens XII, onze voorganger, gezien hebbende, dat de secte der Vrijmetselaren, en elke andere van dien aard, iederen dag nieuwe krachten verkreeg, en met zekerheid vernomen hebbende, dat deze secte in openbare vijandschap was met de Katholijke Kerk, veroordeelde haar daarom bij eene uitmuntende constitutie, beginnende in emminenti en gedagteekend den 28sten April 1758. (Hier volgt de inhoud dier Bul.) Deze Bul scheen onzen voorganger benedictus XIV, zaliger gedachtenis, niet voldoende te zijn, omdat verschillende personen van oordeel waren, dat dezelve met den dood van clemens XII had opgehouden te werken, en staande hielden, dat de straf van excommunicatie vervallen was, omdat benedictus XIV dezelve niet had bevestigd. Zonder twijfel was het ongerijmd, voor te wenden, dat de wetten der oude Pausen in onbruik moesten geraken, bijaldien zij niet bekrachtigd werden door hunne opvolgers, en het was bekend, dat benedictus XIV, de | |||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||
Bul, door clemens XII afgekondigd, bekrachtigd had. Evenwel om alle voorgewende onzekerheid der sectarissen ten deze te doen verdwijnen, vaardigde benedictus XIV eene nieuwe Bul uit, beginnende aldus: Providas en gedagteekend den 15den dag der Kalenden van April (18 Maart) 1751. Deze bevestigde woordelijk en op de uitdrukkelijkste wijze die zijns voorgangers. (Hier volgt de Bul van benedictus XIV.) Gave God, dat degenen, die de magt in handen hadden, deze bevelen zoo zeer naar waarde hadden weten te schatten, als dit het heil van Kerk en Staat vereischte. Gave God, dat zij overtuigd waren geweest, dat de Pausen, de opvolgers van den H. petrus, niet alleen de Herders, en Opperhoofden der Katholijke Kerk zijn, maar ook, dat zij de hechtste steunsels der Gouvernementen en de ijverigste wachters zijn, om de gevaren te ontdekken, die hen bedreigen en om hen daarvan te onderrigten! Gave God, dat zij hunne magt gebezigd hadden, om de secten, welker trouweloosheid de H. Stoel hen ontdekt had, te bestrijden en te verbannen! zij zouden reeds lang hun doel bereikt hebben; maar, hetzij dat deze sekten zoo behendig waren, hunne aanslagen te verbergen, hetzij men uit strafbare achteloosheid of onvoorzigtigheid de Vorsten geraden hebbe, die vereenigingen te dulden, genoeg is het, dat de Vrijmetselaren het aanwezen hebben gegeven aan nog gevaarlijker en meer verwaten vereenigingen. Aan het hoofd, moet men die der Carbonari in Italië plaatsen, die ze alle in haren boezem scheen te bevatten. Verdeeld in verschillende takken en onder verschillende namen, heeft zij durven beproeven, de Katholijke godsdienst te bestrijden en omver te werpen, en zich tegen de wettige magt te verzetten. Het was om Italië, en bijzonder om de Kerkelijke Staat te bevrijden van dezen geesel, door vreemdelingen ingevoerd, dat onze voorganger pius VII, zaliger gedachtenis, in de iden (6-13) van September 1821 eene Bul uitvaardigde, beginnende met de woorden: Ecclesiam a Jesu Christo, zij veroordeelt de secte der Carbonari, onder welke benaming en in welk land zij zich mogt vertoonen, tot de gestrengste straffen. (Hier volgt die Bul.) | |||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||
Weinig tijds, nadat deze Bul door pius VII was uitgevaardigd, werden wij, hoe zwak onze vermogens ook mogten zijn, geroepen, hem op den H. Stoel op te volgen. Wij legden er ons onmiddelijk op toe, den staat, het getal en de kracht der geheime genootschappen te onderzoeken, en wij hebben dadelijk ondervonden, dat hunne stoutmoedigheid toegenomen was door nieuwe secten, welke er zich mede hadden vereenigd; die, welke men met den naam van Universitaire, bestempelt, trok onze meeste aandacht tot zich. Zij had zich aan verscheidene hoogescholen gevestigd, waar dan jonge lieden bedorven, in plaats van onderwezen zijn geworden. Zij zijn ingewijd in schandelijke geheimen, en het was vervolgens gemakkelijk, hen tot misdaden te vervoeren. Hieruit is dus voortgevloeid, dat de voornaamste Vorsten van Europa zonder nut hunne schitterende overwinningen hebben behaald. De geheime vereenigingen hebben overal brandstichtende fakkels verspreid, en het is vergeefs, dat men gepoogd heeft, dezelve uit te blusschen. In plaatsen zelfs, waar men oude stormen had weten te stillen, vreest men weder, dat die secten nieuwe woelingen zullen ontsteken. Men vreest zelfs, dat de leden dezer vereenigingen, met hunne goddelooze ponjaarden, degenen zullen treffen, die zij in het geheim tot hunne slagtoffers hebben verkoren. Hoe vele gevaren heeft de overheid niet gehad tegen te gaan, om de openbare rust te handhaven! Men moet aan deze genootschappen ook nog de groote rampen toeschrijven, die de Kerk bedroeven, en die ons zoo levendig en pijnlijk ter harte gaan. Men valt met stoutmoedigheid hare heiligste leerstukken en voorschriften aan; men zoekt hare magt te vernederen, en de vrede, op welker genot zij regt had, is niet alleen verstoord, maar men zou kunnen zeggen, dat zij vernield is. Men moet niet denken, dat wij al die ellenden, en nog andere, welke wij niet aanduiden, die geheime vereenigingen aanwrijven, met het doel om haar te belasteren. De werken welke zij durfden uit te geven over de godsdienst, den repu blikeinschen vorm dien zij aannemen, hunne verachting voor | |||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||
de overheid, de haat, die zij voor de oppermagt der goddelijkheid van jezus christus en het bestaan van God aan den dag leggen, welke zij openlijk durven ontkennen, het materialismus (leer der stoffelijkheid), dat zij belijden, hunne wetten en statuten, die hunne ontwerpen en inzigten aan den dag leggen, bewijzen duidelijk, hetgeen wij van hunne pogingen hebben medegedeeld, om de wettige vorsten van hunne troonen te stooten, en om de grondslagen der Kerk te schokken; en dat het tevens even zeker is, dat deze verschillende vereenigingen, hoewel verschillende namen dragende, onderling verbonden zijn door hunne schandelijke ontwerpen. Na al dit voorgestelde oordeelen wij het onze pligt, op nieuw deze geheime vereenigingen te veroordeelen, en opdat geene dezer zouden kunnen voorwenden, dat zij niet begrepen zij in onze Apostolische uitspraak, en zich van het voorwendsel kunne bedienen, om ligtgeloovige menschen te bedriegen, is het, dat wij, na den raad van onze eerwaardige Broeders, de Kardinalen van de Heilige Roomsche Kerk gehoord te hebben, uit onze eigene beweging, en na stellige kennis bekomen te hebben, en na rijpe overwegingen, voor altoos, en onder straffe door onze voorgangers gesteld in de Bullen hier aangehaald, alle geheime genootschappen, zoowel die, welke tegenwoordig bestaan, als die, welke in het vervolg mogten ontstaan, en die, welke met de Kerk en met de wettige Overheid, door hunne zoo even aangeduide ontwerpen, in openbaren strijd zijn, voor eeuwig verbieden. Daarom verbieden wij aan elk Christen, van welken staat, rang, waardigheid of beroep, alle leeken of Priesters, wereldlijke of geordende geestelijken, zonder dat het noodzakelijk is, dezelve in het bijzonder te noemen, en krachtens de heilige gehoorzaamheid, om zich, onder welk voorwendsel ook, ooit te veroorloven, in de gezegde genootschappen te treden, dezelve voort te planten, ze te begunstigen, of te verbergen, in hunne woning of ergens anders te ontvangen, zich in die genootschappen te doen inwijden, in welken graad dit ook moge zijn, noch dulden, dat zij vergaderen, of dat men hen openlijk of bedekt, | |||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||
middellijk of onmiddellijk, raad of ondersteuning verleene, of wel, om anderen aan te raden, te verleiden, op te dringen, of te nopen, zich in de genoemde genootschappen te doen inwijden, in welken graad dit ook moge zijn, of hare vereenigingen bij te wonen, te ondersteunen, of hen op eenige wijze te begunstigen; maar integendeel, dat zij zich zorgvuldig verwijderd houden van de genoemde genootschappen, broederschappen of vereenigingen, op straffe van excommunicatie, waartoe degenen door de daad zelve zullen vervallen, van zich aan deze misdaden schuldig te maken, van welke straffen zij nooit, dan door ons, of onze opvolgers, ontheven kunnen worden, ten ware in doodsgevaar. Wij bevelen bovendien aan elk en een iegelijk, op straffe van voormelde excommunicatie, om alles aan den Bisschop en aan de andere personen, wie het aangaat, kenbaar te maken, zoodra zij kennis zullen bekomen hebben, dat iemand tot gezegde genootschappen behoort, of schuldig is aan eenige der vermelde misdrijven. Wij veroordeelen bovenal en verklaren nietig den goddeloozen eed, door welken zij, die tot deze genootschappen toetreden, zich verbinden, om aan niemand te openbaren, hetgeen deze secten betreft, en de leden dezer vereenigingen met den dood straffen, die ontdekkingen daaromtrent aan hoogerstaande geestelijken of leeken mogt doen. Zou het mogelijk zijn, dat men zich, zonder schuldig te worden, door eenen eed, tot eenen moord kon verbinden, en om de magt van hen te verachten, die met geestelijke of burgerlijke magt zijn bekleed, en om alles na te jagen, wat hunne rust kon storen? Is het niet schandelijk en ondeugend, om God tot getuige te nemen van dergelijke misdaden? De Kerkvaders van het Concilie van Latraan hebben met veel wijsheid gezegd: ‘Non enim dicenda sunt juramenta, sed potius perjuria, quoe contra utilitatem ecclesiasticam et SS. morum Patrum veniunt instituta.’ (Inderdaad, zij kunnen geene eeden, maar veeleer meineeden genoemd worden, welke tegen het kerkelijk belang en de verordeningen der | |||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||
H. Vaders ingesteld zijn.) Kan men de stoutheid, of liever de zinneloosheid dezer menschen dulden, die niet alleen in het geheim, maar ook openlijk zeggen, dat er geen God is; die het in hunne geschriften openbaren, en die in zijnen naam eenen eed durven vorderen van hen, welke zij in hunne secte opnemen? Deze Bul heeft dan ten doel, om al de godslasterlijke en misdadige secten te veroordeelen en te vernietigen. En nu, eerwaardige Katholijke Broeders! Patriarchen! Primaten! Aartsbisschoppen en Bisschoppen! wij vragen, of liever, wij roepen uwe hulp in, besteedt al uwe zorg aan de kudde, welke de H. Geest u heeft toevertrouwd, door u tot Bisschoppen van zijne Kerk te benoemen. Verslindende wolven zullen zich op u storten, en zullen geenszins uwe schapen sparen. Weest zonder vrees, en houdt u niet bezig met hetgene u persoonlijk betreft. Weest overtuigd, dat het heil der menschen, aan uwe godsdienstige zorg toevertrouwd, vooral van u afhangt, en weest volhardend; want hoewel wij in hagchelijke tijden leven, en de gezonde leer nog niet door alle menschen wordt verdedigd, beschouwen echter de meesten der getrouwen hunne herders als dienaren van jezus christus en als verbreiders zijner geheimen. Bedient u dan, ten opzigte uwer schapen, van de magt, welke God u door eene bijzondere genade over hunne zielen heeft gegeven. Deelt hen de listen der sectarissen mede, en de middelen, welke zij moeten bezigen, om zich voor deze te bewaren. Boezemt hen afschuw in voor degenen, die eene valsche leer belijden, die de geheimen onzer godsdienst en de zoo zuivere voorschriften van jezus christus willen belagchelijk maken, en die de wettige overheid aanvallen. Eindelijk, om ons te bedienen van de woorden van onzen voorganger clemens XIII, in zijnen rondgaanden brief aan de Patriarchen, Primaten, Aartsbisschoppen en aan al de Bisschoppen der Kerk, van den 14 September 1758. ‘Repleti simus obsecro fortitudine spiritus Domini judicio, et virtute, ne tanquam canes muti non volentes latrare, greges nostros patiamur fieri in rapinam, et oves nostras in devorationem omnium bestiarum agri, | |||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||
Neque nos quidquàm deterreat, quominus pro Dei gloriâ, et salute animarum ad omnes dimicationes nos metipsos objiciamus. Recogitemus eum qui talem sustinuit à peccatoribus adversus semetipsum contradictionem. Quod si nequissimorum timeamus audaciam, actum est de episcopatu rigore; et de Ecclesioe gubernanda sublimi ac divinâ potestate; nec Christiani ultra aut durare, aut esse jam possumus, si ad hoc ventum est, ut perditorum minus aut insidias pertimescamus.’ [Dat wij, vervuld met den wil en den bijstand van des Heeren geest, volstandig blijven in den gebede, opdat wij niet dulden, dat de stomme honden door hun geblaf onze kudden tot derzelver buit maken, of onze schapen door hen verslonden worden. Dat ons niets afschrikke, om te strijden voor Gods eer en het heil der zielen. Wij maken er hen, die zulken tegenstand van de zondaren moeten verduren, opmerkzaam op, dat, aangezien wij, onderschraagd door de Bisschoppelijke magt, en door de hooge regering, alsmede door het goddelijk vermogen, de stoutmoedigheid van niemand behoeven te vreezen, de Christenen veel meer staande behooren te blijven onder beroeringen, om in geen geval de lagen der verleiders te vreezen.] Katholijke Vorsten! onze waarde Broeders in jezus christus, voor wie wij eene bijzondere genegenheid hebben, wij vragen u ernstig, ons ter hulp te komen. Wij herinneren u de woorden, welke leo de Groote, onze voorganger, en wiens naam wij dragen, hoewel wij onwaardig zijn, bij hem vergeleken te worden, tot Keizer leo zeide: ‘Debes, incunctanter adverteri regiam potestatem tibi non solum ad mundi regimen sed maxime ad ecclesia presidium esse collatam, ausus nefarios comprimendo, quoe sunt bona statua defendas, et veram pacem his quoe sunt turba restituas.’ (Men moet u zonder verwijl onder het oog brengen, dat u de Koninklijke magt niet slechts is gegeven tot het beheer der wereldsche zaken, maar voornamelijk als eerste van de Kerk, ten einde de goede instellingen, door het onderdrukken der goddeloozen, te verdedigen, en de ware vrede te herstellen waar die gestoord zij.) | |||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||
Evenwel, de tegenwoordige omstandigheden zijn zeer verschillende van die, waarin men zich toen bevond; want gij hebt niet alleen de Katholijke Godsdienst te verdedigen, maar gij moet ook waken, voor uwe eigene veiligheid en voor die uwer onderdanen. De zaak der Godsdienst is heden onafscheidelijk van die der maatschappij, dewijl degenen, die deel nemen aan deze vereenigingen, evenzeer de vijanden zijn van uwe magt, als van de godsdienst. Zij vallen beide aan, en wenschen, beide omver geworpen te zien. Weest verzekerd, dat zij op hetzelfde oogenblik, indien zij konden, de godsdienst en de koninklijke heerschappij zouden omver werpen. Zoodanig is de trouweloosheid dezer arglistige menschen, dat, wanneer zij geheime wenschen smeden, om uwe magt omver te werpen, zij veinzen, dezelve te willen uitbreiden. Zij houden staande, en hebben reeds vele menschen diets gemaakt, dat onze magt en die der Bisschoppen binnen enge palen beperkt moet worden, en dat zij zelfs vernietigd moet worden door de wereldlijke magt, aan welke zij de regten van den Heiligen Apostolischen Stoel, die van de voornaamste Kerken, en van de Bisschoppen, welke geroepen zijn, om in onze zorgen te deelen, zouden wenschen op te dragen. Het is niet alleen de haat tegen de godsdienst, die hunnen ijver bezielt, maar de hoop, dat, wanneer de palen, die jezus christus heeft geplant om de magt der Kerk te handhaven, zullen zijn omver geworpen, het alsdan gemakkelijk zal zijn, den vorm des Gouvernements te veranderen of te vernielen. Ook tot u, beminde zonen! die de Katholijke godsdienst belijdt, rigten wij ons in het bijzonder. Vermijdt zorgvuldig degenen, die het licht met de duisternis, en de duisternis met het licht vermengen. En waarlijk, welk voordeel zou het u aanbrengen, door menschen uw vertrouwen te schenken, die aan God en aan de Vorsten hunne magt willen betwisten? die trachten door geheime lagen verdeeldheid tusschen de magten te doen heerschen, en die overal bevestigen, dat zij alleen het welzijn der Kerk en van de maatschappij beoogen, terwijl hun- | |||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||
ne daden bewijzen, dat zij overal verwarring te weeg willen brengen? Deze menschen zijn gelijk aan degenen, van welke johannes zegt: Dat men hen niet moet huisvesten, noch groeten, 2 joh. vs. 10. Het zijn dezelfden, welke onze Kerkvaders de eerstgeborenen des duivels noemden. Wacht u dus voor hunne verleiding en voor de vleijende gesprekken, welke zij zullen bezigen, om u tot hunne vereenigingen over te halen. Weest overtuigd, dat niemand aan hen verbonden kan zijn, zonder zich aan grove misslagen schuldig te maken. Sluit het oor voor de woorden dergenen, die u in hunne vergaderingen willen lokken, en zeggen, dat men er niets tegen rede of godsdienst bedrijft, en dat hunne daden en gesprekken door de eer en de regtvaardigheid ingegeven worden. Men begrijpt ligtelijk, dat men het kwaad, dat hier bedreven wordt niet zegt aan degenen die niet in de hooge graden zijn ingewijd; maar het is integendeel bewezen, dat de magt en de stoutmoedigheid dezer secten aangroeijen, naar mate van het getal der deelhebbers, zoodat de minderen in rang beschouwd moeten worden als medepligtigen van degenen, die hen geleiden. Men kan hen de woorden toevoegen van den Apostel paulus, in zijnen Brief aan de Romeinen, H. I:32. Die zulke dingen doen, zijn den dood waardig, en niet alleen, die dezelve doen, maar ook een welgevallen hebben in degenen, die ze doen. Eindelijk rigten wij ons met genegenheid tot degenen, die, niettegenstaande het onderrigt, dat zij ontvangen hebben, en hoewel zij deel hebben aan de hemelsche gaven, het ongeluk gehad hebben, zich te laten verleiden, en in deze genootschappen zijn getreden, hetzij in gewone, hetzij in hooge rangen of graden. Door onze pligten gedrongen, verzoeken en bezweren wij hen, om tot God terug te keeren. Wij spreken niet meer tot hen, als tot regtvaardigen, maar als tot zondaars; wij willen den herder navolgen, die zijne kudde verlaat, om het verloren schaap op te zoeken. Zonder twijfel hebben zij een groot kwaad bedreven, evenwel moeten zij niet wanhopen aan barmhartigheid; en de lankmoedigheid van God en van zijn' Zoon jezus christus geve, | |||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||
dat zij terugkeeren tot des Heeren wegen; Hij zal ze niet verstooten, maar hen, gelijk de vader van den verloren zoon, zijne armen openen, om hen met teederheid te ontvangen. Om alles te doen, wat in onze magt is, en om hen den weg der boete gemakkelijker te maken, heffen wij, gedurende een jaar na de publicatie van dezen tegenwoordigen Apostolischen brief, in het land, dat zij bewonen, de verpligting op, om hunne broeders aan te klagen, en de uitwerking van den kerkelijken ban, welken zij verdiend hebben, door in die vergaderingen te komen; en wij verklaren, dat zij zelfs, zonder hunne deelgenooten bekend te maken, van die kerktucht ontheven kunnen worden door de Biechtvaders, welke in de plaats, door hen bewoond, erkend zijn door de gewone geestelijke magten. Wij gebruiken dezelfde toegevendheid met degenen, die te Rome wonen. Indien iemand, door den Vader der barmhartigheden teruggestooten zijnde, verhard genoeg was, om deze secten in den door ons voorschreven tijd niet te verlaten, dan zal hij gehouden zijn, zijne deelgenooten aan te klagen, en zal hij, na dien tijd tot inkeer komende, onder het gewigt van den kerkelijken ban moeten bukken, en zal hij geene absolutie kunnen bekomen, dan na het aanklagen zijner deelgenooten, of ten minste na het doen van eenen eed, om dezen in de toekomst aan te klagen. Deze absolutie zal niet gegeven kunnen worden, dan door ons, onze opvolgers, of door degenen, welke van den H. Stoel volmagt hebben verkregen, om den kerkelijken ban op te heffen. Wij willen, dat de gedrukte exemplaren van deze Apostolische Breve, na geteekend te zijn door eenen publieken Notaris, of voorzien te zijn van het kerkelijk zegel van een' Dignitaris der Kerk, dezelfde waarde zullen bekomen, als het oorspronkelijke. Dat niemand zich dienvolgens veroorlove, stoutmoedig te handelen in strijd met onze tegenwoordige verklaring, veroordeeling, bevel, verbod en ban. Indien zich nogtans iemand dit veroorloofde, dat deze wete, dat hij zich daardoor de gramschap van God Almagtig en die der heilige Apostelen petrus en paulus op den hals laadt. | |||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||
Gegeven in Rome, te St. Pieter, in het jaar van de menschwording van onzen Heer 1826, den 3den van de iden (13) van Maart, en van onze Pauselijke regering het derde jaar. (Zie verder pius.) b. Kardinaal Prodatarius. f. cappaccini, Substituut. d. testa, f. lavizzarius. Voor Monseigneur den Kardinaal albain. Gezien van wege de Raadkamer, voorzien met het looden zegel. Geregistreerd aan de Pauselijke Secretarie der Breven. | |||||||||||||||||||||
|