Algemeen wijsgeerig, geschiedkundig en biographisch woordenboek voor vrijmetselaren. Deel 3
(1845)–Anoniem Algemeen wijsgeerig, geschiedkundig en biographisch woordenboek voor vrijmetselaren– Auteursrechtvrij
[pagina 190]
| |||||||||||||||
1793, 8vo.), wenschte hij zinnendorfs stelsel gezuiverd en verbeterd te zien. Het werk, hem eerst euvel geduid door de Grosse Landes-Loge te Berlijn (zie pruissen), deed nogtans hier en daar iets aan het vele bestaande verkeerde veranderen. | |||||||||||||||
[Ramsay, (Andreas Michaël)]RAMSAY, (ANDREAS MICHAëL) Schotsch Baronet en Doktor der regten, geboren te Daire, in Schotland, in 1686, en overleden te St. Germain-en-Laye, in 1743, was een man, begaafd met eene vurige verbeelding, veel kunde, geest en welgemanierdheid. Hij had zich eerst toegelegd op de studie der letteren en wetenschappen, maar had die sedert eenigen tijd vaarwel gezegd, om zich in te laten met de theologiesche twisten, die Engeland beroerden. In de Presbyteriaansche kerk opgevoed, had hij beurtelings de Anglikaansche godsdienst en de leer der kwakers omhelsd. Later naar Frankrijk geweken zijnde, had hij zich te Kamerijk gevestigd, en was daar in vriendschapsbetrekkingen gekomen met fenelon, die hem tot het katholicismus had overgehaald. Hij had zich der partij van de stuarts aangesloten, en diende die met volkomene zelfopoffering. Tot dat einde liet hij zich aannemen in de Vrijmetselarij, in welke hij een geschikt middel meende te vinden, om het welslagen zijner zaak te bevorderen. Hij was, van 1724 af, te Rome, gedurende omtrent anderhalf jaar, belast met de opvoeding van de beide zonen van den Pretendent, de zoon van jakob II van Engeland. Hier legde hij waarschijnlijk den grond tot zijn plan, zijne nieuwe Riddergraden op de V∴ M∴ te enten. In 1728 of 1730, wilde hij zelfs te Londen een geheel nieuw Maç∴ stelsel grondvesten, wat hem nogtans niet gelukte. Ofschoon het ook in Frankrijk evenmin dadelijk gelukte, was zijn streven toch oorzaak, dat de latere Apostels der hooge graden en van het Maç∴ Tempeliersstelsel, gemakkelijker ingang vonden. Hij is tevens autheur van het bekende, voor zijnen kweekeling, den Ridder stuart (karel eduard), geschreven werk, getiteld: A new Cyropaedia. Om zijn systeem aan de V∴ M∴ vast te schakelen, | |||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||
wendde hij voor: dat de Maçonnieke Orde in het heilige land, ten tijde der kruistogten was ontstaan, dat vele Ridders, meestal tot de Orde van den Tempel behoorende, zich toen verbonden hadden, om de kerken, door de Sarracenen vernield, weder op te bouwen; dat de ongeloovigen, om zulk een vroom oogmerk te doen mislukken, zendelingen hadden uitgezonden, welke zich onder het masker van het Christendom, met de Bouwheeren vermengd en alle middelen aangewend hadden, om hunne pogingen te verlammen; dat de Ridders, na het ontdekken van dit verraad, eene zorgvuldige schifting onder hunne leden gemaakt, en teekens en woorden van herkenning vastgesteld hadden, om zich voor de inmenging van ongeloovigen te vrijwaren; dat zij, daar er dagelijks nieuwe Christenen in het land aankwamen, welke meestal weinig van hunne godsdienst wisten, verschillende zinnebeeldige plegtigheden bij de aangenomen teekens hadden gevoegd, ten einde hun de gronden van hun geloof en hunne zedelijke pligten te onderwijzen; maar dat de Broeders, door het steeds aanwassen van de magt der Sarracenen, van het voortzetten hunner bedoeling hadden moeten afzien; dat in dezen staat van zaken, een Koning van Engeland hen had uitgenoodigd naar zijne Staten te komen, hetwelk zij hadden aangenomen; dat zij zich aldaar niet enkel hadden toegewijd aan het voortplanten van goede zeden, en al wat het algemeen welzijn des menschdoms kon bevorderen, maar ook aan den bloei van bouw-, beeldhouw-, schilder- en toonkunst enz. Ramsay schoorde voorts zijn stelsel met eenige, en daaronder ook verwrongen, historiesche feiten, als: de deelneming der Tempelridders aan de werkzaamheden der Maçonnieke genootschappen van de middeleeuwen, en het bouwen van het kollegie der Tempeliers te Londen, in de twaalfde eeuw, dat, naar hem, volvoerd zou zijn, door eene Broederschap van Metselaars, welke uit het heilige land kwamen. Door dit alles, trachtte de Ridder, de V∴ M∴, ook in Engeland, langzamerhand aan zijne staatkundige plannen dienstbaar te maken, de partij van den Pretendent te doen aanwassen, en tevens den weg te banen tot diens terugkomst. | |||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||
[Rawendi]RAWENDI. De naam van de leden eener geheime maatschappij of sekte, onder de Mahomedanen, welke de zielsverhuizing leerde. Zij ontstond in de tweede helft der 8e. eeuw te Koressan, onder Khalif manzoer. Uit die sekten vloeiden achtervolgens voort de Karmathieten en de Ismaëlieten, of de Assassynen. Zie het Art. moordenaars. (orde der) | |||||||||||||||
[Receptie tot Vrijmetselaar]RECEPTIE TOT VRIJMETSELAAR. Zie aanneming. Bij het daar vermelde, voege men nog het volgende, verkort getrokken uit het Konstitutieboek (uitg. van 1815), handelende over het voorstellen, aannemen en bevorderen (of proposing members, of making, passing and raising). Nademaal door onoverdacht voorstellen, aannemen, of bevorderen de Orde benadeeld wordt, zoo is er bepaald, dat voortaan het overtreden of veronachtzamen van eene der volgende wetten, de Loge die er tegenhandelt, zal doen uitstrijken van de registers der Gr∴ L∴; aangezien drang (emergency) geenszins tot verontschuldiging kan strekken.
| |||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[Recipiendaire]RECIPIENDAIRE (De) is degene, die zich onder de gebruikelijke proeven laat inwijden. Zie kandidaat. | |||||||||||||||
[Redenaar]REDENAAR (De) heeft eene der belangrijkste en moeijelijkste posten der Loge. In de eerste plaats is hij, bij eene getrouwe vervulling van zijn ambt, het tegenwigt van den reg∴ M∴, bij mogelijke overschrijding zijner magt, en is de beste waarborg voor de vrijheid, de gelijkheid en de regtvaardigheid. Wanneer het moeijelijk valt een reg∴ M∴ te vinden, gelijk hij behoort te zijn, het vinden van een zoodanig redenaar is nog veel moeijelijker. Wanneer alles regelmatig gaat, behoort de Loge nimmer een besluit te nemen, dan na vooraf den Redenaar in zijne konkluzie te hebben gehoord, hij moet dus de wetten en statuten in den grond kennen en hunne handhaving voorstaan. Hij behoort regtschapen man in den hoogsten graad | |||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||
te zijn, een vereischte, dat bij hem nog noodiger is dan de welsprekendheid. Hij is de Officier, welke in rang op de beide Opzieners volgt. Zijne verpligtingen zijn: den Kandidaten door doelmatige voordragten de zinnebeelden der Orde uit te leggen, de Broederen in de Loge te onderrigten; bij de beraadslagingen eener Loge de wetten te handhaven, bij gebrek van eenen voorbereidenden Broeder diens plaats te vervullen, en, bij het houden van Instruktie-Loges, de gapingen aan te vullen waar de een of ander mogt te kort schieten. | |||||||||||||||
[Regelmatig en Volkomen]REGELMATIG EN VOLKOMEN. Regelmatig heet eene Loge, wanneer een aantal van drie Broederen tot den arbeid vereenigd zijn, en volkomen in den Leerlings- of Medgezellengraad, wanneer zeven Vrijmetselaren verzameld zijn, als: de achtbare Meester, twee Opzieners, twee Meesters, een Medgezel en een Leerling. In den Meestergraad moeten er negen te zamen zijn, als: behalve de achtbare Meester en de beide Opzieners, nog zes Broederen die den Meestergraad bezitten. Wettig is zij, wanneer zij door het Maç∴ hoofdbestuur des lands is erkend. | |||||||||||||||
[Regerend Meester]REGEREND MEESTER Zie meester (achtbare). De post van Regerend Meester eener Loge, behoort even als die van den Redenaar, en in eenige opzigten ook die der Opz∴, tot de meest moeijelijke; verstand, kennis, goedheid, regtvaardigheid, broederliefde moet hij bezitten, en vreemd zijn van kleingeestigheid en heerschzucht, | |||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||
[Rehabilitatie]REHABILITATIE. Herstel van eer, van re en habilis, weer geschikt. Het wordt gebezigd van dengeen welke door eenige bevoegde magt ontzet was van posten of regten. In de V∴ M∴ wordt die uitdrukking gebezigd van dengeen, welke door de Maç∴ algemeene hoofdvergadering uit de Orde gebannen geweest zijnde, in zijne vorige regten wordt hersteld. Volgens besluit van het Gr∴ O∴ (5841) kan de ontzette, na verloop van vijf jaren, zijn verzoek om rehabilitatie indienen, en dit geweigerd wordende, zijn aanzoek na vijf jaren hernieuwen. Zie de Art. ontzetten en onwaardig. | |||||||||||||||
[Reprezentant]REPREZENTANT (Een) is de gemagtigde eener Loge bij de vergaderingen van het Groot-Oosten, om de regten zijner Loge te behartigen, en haar van het voorgevallene berigt te geven. Reprezentanten worden ook genoemd zij, die in eene Loge, welke, na het aangaan van een vriendschapsverbond met eene andere, over en weder tot eereleden zijn benoemd, en de geaffilieerde Loge eershalve vertegenwoordigen. | |||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||
[Reprezentatie]REPREZENTATIE. Is de magt, aan elke Loge gegeven, om haar regt op een aandeel in het bestuur der Orde in het algemeen, en de wetgeving, gelijk ook de behartiging harer belangen in het bijzonder, ter vergadering van het Maç∴ hoofdbestuur, op te dragen aan een of meer bepaalde BB∴ Bij het Gr∴ O∴ van Nederland, zijn de MM∴ en Opz∴ bij voorkeur de gedeputeerden, of afgevaardigden ter algemeene vergadering, doch bij hunne ontstentenis, kunnen ook andere BB∴, leden der Loge, daartoe gekozen worden (Art. 161). Elke kan echter niet meer dan drie afgevaardigden zenden (Art 94); welke moeten zijn effektieve en werkende leden der Loge, en voorzien van eenen geloofsbrief naar een gegeven voorschrift (Art. 93). De Loges in onze overzeesche bezittingen, zich gedragende naar Art. 93, kunnen zich thans op gelijke wijze laten reprezenteeren, en oefenen alsdan een gelijk stemregt uit, tellende elke Loge, bij stemmingen, Logesgewijze, voor drie stemmen, en hebbende bij hoofdelijke stemmingen, elk afgevaardigde slechts ééne stem. Doch bij de onmogelijkheid om zich jaarlijks, of wel ooit op zoodanige wijze als bij Art. 93 is omschreven, te kunnen doen vertegenwoordigen, kunnen zij ook eenen reprezentant ter algem∴ verg∴ van het Gr∴ O∴ zenden, gekozen uit de effektieve leden van een der Loges in het moederland, mits uit zoodanige werkpl∴ nimmer meer dan één reprezentant van overzeesche Loges gekozen zij, en onder bepaling dat zoodanige gekozen Br∴ ook slechts ééne werkpl∴ mag vertegenwoordigen.Zoodanige reprezentant heeft dan ook maar alleen stemregt voor die punten van beschrijving, waarvoor hij eenen bijzonderen lastbrief heeft ontvangen, blijvende hij bovendien ten eenenmale verstoken van elke hoofdelijke stemming, en bepaaldelijk van die, bedoeld bij Art. 116 (de benoeming van GG∴ Off∴). Deze bepalingen, ten aanzien van de reprezentanten der Loges in onze overzeesche bezittingen, zijn het gevolg van langdurige en met welsprekendheid en warmte gevoerde diskussiën en opgevolgde besluiten, genomen in de algem∴ verg∴ van het Gr∴ O∴, in 5845. Zij werden genomen nadat een geruimen | |||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||
tijd het regt der reprezentatie aan de Loges in de overzeesche bezittingen, door BB∴ GG∴ Off∴ aanhoudend was betwist geworden. Dit was sedert 5831, als wanneer voor het eerst zoodanige vertegenwoordiging op gelijken voet, is geweigerd aan eene der W.I. Loges (Concordia in het O∴ van Suriname), voor haren vertegenwoordiger den Br∴ jabot, en in 5833 aan eene andere uit hetzelfde O∴ (de Standvastigheid), voor den Br∴ joh. wertheim, gelijk mede in datzelfde jaar aan eene O.I. Loge (de Vriendschap, in het O∴ van Sourabaije), voor den Br∴ penning nieuwland, gereklameerd. Tot op het uitvoerbaar verklaren van het thans bestaande Wetboek van het Gr∴ O∴, in de vergadering van de Gr∴ van Bestuur, van 5837, konde deze weigering en terughouding ten aanzien der W.I. LL∴, welligt regtens volgehouden worden, omdat deze werkpl∴, bij de aanneming en gros der statuten voor de V∴ M∴ Orde in het (vereenigd) koningrijk der Nederlanden in 5818 (alhoewel buiten hare toestemming en medeweten), waren toegevoegd aan de Gr∴ L∴ van Bestuur te Brussel. Onverklaarbaar is het echter, hoedanig deze regtsonthouding kon en mogt worden toegepast op eene der O.I. , bij diezelfde statuten aan de Gr∴ L∴ van Bestuur te 's Hage toegevoegd. De duidelijke letter, van het toenmalig verbindende Reglement voor de Broederschap der V∴ M∴ in het koningrijk der Nederlanden, behoorende tot de Gr∴ Loge van Bestuur te 's Hage, uitgegeven in 5818, zegt toch in Art. 18: ‘en zij (de Gr∴ L∴ van Bestuur) bestaat uit den Gr∴ M∴ Nat∴ enz. en uit de gedeputeerden van alle de geregelde Loges, wettig opgerigt, gevestigd en aangeteekend onder het Grootmeesterschap van dit koningrijk, en tot het regtsgebied van deze Gr∴ van Bestuur behoorende, waartoe, zoo veel mogelijk, de Meesters en Opzieners door de Loges benoemd moeten worden, en, bij afwezendheid van voorschreven Meesters en Opzieners, uit de vaste gedeputeerden der Loges, waardoor verstaan worden, zoodanigen, welke haren lastbrief, voor het openen van elke vergadering van de Gr∴ van Bestuur, aan de BBr∴ Gr∴ Onderzoekers overgelegd | |||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||
zullen hebben.’ Daarom heeft dan ook bij de vergaderingen van het Hoofdkapittel der hooge graden in Nederland, niemand eenige zwarigheid of bedenking, omtrent de reprezentatie der overzeesche, kapittelvoerende Loges geopperd. Bij de behandeling van het aan te nemen Wetboek van het Gr∴ O∴, der Orde van Vrijmetselaren in het koningrijk der Nederlanden, onderhoorige koloniën en landen, is den afgevaardigden der Loges dier onderhoorige koloniën, nogtans de stemgeregtigde deelneming onthouden, terwijl bij de zamenstelling van datzelfde wetboek, zoodanige bepalingen werden voorgesteld, en aangenomen op één Artikel na, (te weten: Art. 15) dat luidt: Het Gr∴ O∴ bestaat uit de afgev∴ der in het koningrijk der Nederlanden, den G∴ M∴ Nat∴ en de Gr∴ Off, waar men expresselijk had uitgelaten: der onderhoorige landen en koloniën. Ware nu ook dit Artikel aangenomen, dan zou, zonder het even vermeld voorbehoud - door de voorstanders der reprezentatie gemeenlijk hun plegtanker genoemd - de reprezentatie onder elke vorm en beperking geheel zijn uitgesloten geworden.
Gedurende den achtjarigen worstelstrijd in de vergaderingen van het Gr∴ O∴, is er veel in de zaak gedaan. Onder de eerste en voornaamste pogingen, in deze zaak aangewend, behoort vermeld te worden de teekenpl∴ van de vijf Loges te Amsterdam: Concordia vincit Animos, la Paix, la Charité, la Bien Aimée en Willem Frederik. Deze teekenpl∴, gedagteekend van den 10en. d∴ 5e. m∴ 5839, en namens de Loges onderteekend door de BB∴ g.j. pool, c. van hulst, c. van de vyver, o.o. van den berg en j. klerk, pz. als Reg∴ MM∴ en r. ambachtsheer, j. groenevelt, c. de bie, a. van lee en h. muntendam, als Sekret∴, voert onder anderen aan: Dat de toen aangenomen Statuten, waar die over regten handelen (Art. 13), de koloniën niet vermelden, terwijl die wel opgenoemd worden, waar zij van pligten spreken (Art. 100). Dat echter gelijke pligten ook gelijke regten medebrengen. Dat er in die Art. eene gaping bestaat, door dat men er niet heeft gesproken van Loges op vreemd grondgebied, doch onder het Ned∴ G∴ O∴ ressorteerende, terwijl toch alle werkplaatsen, waar ook | |||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||
gelegen, gelijke regten hebben op de vertegenwoordiging bij het G∴ O∴, waaronder zij behooren. Men mag evenmin verzwijgen, dat de afgev∴ der achtb∴ LL∴ Vicit Vim Virtus (in het O∴ van Haarlem), Orde en Vlijt (in het O∴ van Gorinchem), de Geldersche Broederschap (in het O∴ van Arnhem) en de Noordstar (in het O∴ van Alkmaar), door hunne mondelinge, onvermoeide vertoogen, de belangen der zich verongelijkt beschouwende overzeesche Loges, kragtig hebben voorgestaan. In 5845 heeft men dan eindelijk, naar aanleiding van een, in 5844, door den H∴ E∴ Gr∴ M∴ Nat∴ voorgesteld, toenaderend beginsel, en door de meerderheid der vergadering aangenomen, de hierboven medegedeelde bepalingen goedgekeurd, die, wanneer zij ook van de gelijke, onbeperkte vertegenwoordiging der overzeesche LL∴ nog altijd eene fiktie maken, ten minste voor de eer | |||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||
der Nederlandsche V∴ M∴ en van haar Gr∴ O∴, een heilig en onwrikbaar beginsel gered hebben. Inderdaad zou men, zonder zijne toevlugt te nemen tot het navolgen van enkele bestaande Maç∴ hoofdbesturen, die hunne onderhoorigen oppermagtig regeren, zonder die onderhoorigen daarin te kennen, of deel in het bestuur te geven, kwalijk een systeem kunnen verdedigen, dat zoo blijkbaar met zich in strijd is, door de eene Loge een aandeel in de wetgevende vergadering te geven en de andere niet, om de enkele reden, dat zij op grooteren afstand is gevestigd. Een nadeel, dat door de tegenwoordige versnelde gemeenschap geheel verdwijnt, wanneer men het verslag der zitting en den beschrijvingsbrief tijdig verzendt. De hoofdreden voor den grooten tegenstand tegen het voorstel, was nogtans de vrees voor eenig overwigt aan de zijde van eene of andere Loge; maar, behalve dat die vrees hersenschimmig is, zulke vrees mag niet genoeg wezen, om (waar ook, maar vooral in de V∴ M∴) een eeuwig beginsel van regt te verkorten. Intusschen valt niet te ontkennen, dat er zich bereids in 5841 een transaktie-geest, bij de W.I. LL∴ zelve, had kenbaar gemaakt, ten gevolge van den vermogenden invloed en der tusschenkomst van haren te regt beminden ged∴ Gr∴ M∴ Nat∴, de zeer verl∴ Br∴ rijk (hetgeen vooral het geval was in een aldaar gehoudene besogne, dd. 11 Januarij 1841, p.s.). Deze geest heeft thans natuurlijk bij vele Zuster-Loges in het moederland, eene meer lijdelijke aanschouwing en beoordeeling te weeg gebragt, aangezien men niet geloofde, sterker op het stuk te moeten staan dan de belanghebbenden zelve. Van de O.I. Loges is echter tot nog toe geene toenadering of toestemming bekend. Eene wijziging der aangenomen besluiten, in de jongste algemeene vergadering van 5845, namens de achtb∴ Loge Orde en Vlijt, voorgesteld, bepaald strekkende om den reprezentanten der overzeesche LL∴ ook de hoofdelijke stemming bij de benoeming van GG∴ Off∴ toe te staan, mits daartoe de speciale last in den geloofsbrief worde uitgedrukt, zal, bij aanne- | |||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||
ming veel bijdragen, dit punt, naar het algemeen genoegen, af te doen. In allen opzigte ware het wenschelijk, dat, in het vervolg, de voorstellen der respektieve Loges en van BB∴ GG∴ Off∴, zoo veel mogelijk, bereids in eene voorafgaande alg∴ verg∴ schriftelijk werden medegedeeld, ten einde in de rezolutiën te kunnen worden opgenomen, om, als punten van beschrijving in den beschrijvingsbrief herhaald, op de daarin aangeduide vergadering te worden behandeld. | |||||||||||||||
[Ridder Leerling]RIDDER LEERLING. (De) In het systema van zinnendorf, neemt de achtbare Meester (daar Grootmeester) den Kandidaat met drie slagen op den passer, welken deze met de linkerhand op zijne ontbloote borst houdt, tot Vrijmetselaar Ridder-Leerling aan. Dit heeft daarop betrekking, dat, naar die legende leert, de oude Vrijmetselaren ten tijde der kruistogten naar het beloofde land, zich met de Malthezer Ridders (zie dat Art.) vereenigd, en johannes den Dooper tot beschermheer der Orde verkozen zouden hebben. Dat nu het Ridderwezen, in zekeren zin, veel tot veredeling en beschaving der Europesche volken hebbe bijgedragen, is kwalijk te betwijfelen, maar dat de V∴ M∴ niet uit de Ridderschap, en deze niet uit de eerste is ontstaan, is geheel zeker (vergel. krause op lawrie, bl. 353). Dat in eenige opgeworpen systemen van later tijd, vooral door ongeleerde BB∴, de kruistogten worden beschouwd als oorsprong of hoofdaanleiding der V∴ M∴, moge komen ter verantwoording van hen, wier heerschzucht en misleiding ze er toe bragt, zulke graden op | |||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||
de V∴ M∴ te enten, en, ter opluistering hunner gewrochten er zulke legenden in te weven. | |||||||||||||||
[Ridder van het Oosten, of van den Degen]RIDDER VAN HET OOSTEN, of VAN DEN DEGEN (Chevalier de l'Orient, ou de l'Épée), is de 15e. graad van het Schotsche, en de 6e. van het Fransche (en Nederlandsche) stelsel. Zie de legende in het Art. nebukadnezar, D. III. bl. 9, volg. en vergel. hooge graden, D. II. bl. 58, volg. | |||||||||||||||
[Riddergraden]RIDDERGRADEN. Deze zijn eene invoering van lateren tijd, en door verschillende systemen op de V∴ M∴ geënt. Alle zijn ze door nieuwigheidszoekers en heerschznchtigen of dweepers, met geheime bedoelingen, der V∴ M∴ geheel vreemd, er in geschoven. Zie de verschillende Art. op het woord ridder. | |||||||||||||||
[Ridderstand. (Aanneming in den)]RIDDERSTAND. (AANNEMING IN DEN) De aanneming in den Ridderstand, dien Meestergraad des oorlogs, geschiedde met feestelijke gebruiken. Hoe voornamer de Ridder of Schildknaap was, des te schitterender waren daarbij de feesten. Vorsten, geestelijken, jonkvrouwen, waren bij den Ridderslag tegenwoordig. Priesters vierden eene plegtige mis. De voornaamste Ridder gaf den symbolieschen Ridderslag. De jonkvrouwen reikten helm, sporen en zwaard over, en tot de hoofdgelofte des nieuwen Ridders behoorde: weduwen te beschermen, en | |||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||
geene beschimping van edele jonkvrouwen en vrouwen te dulden. Een feestmaal en feestelijke spelen besloten de plegtigheid. | |||||||||||||||
[Ring. (Akademie der Meesters van den Lichtenden)]RING. (De AKADEMIE DER MEESTERS VAN DEN LICHTENDEN) Zie akademie. | |||||||||||||||
[Rio de Janeiro]RIO DE JANEIRO, hoofdstad van het Keizerrijk Brazilië. Over den staat der V∴ M∴ aldaar, zie het Art. brazilië. | |||||||||||||||
[Rituaal der Orde van Herodom, of van Volmaking]RITUAAL DER ORDE VAN HERODOM, of VAN VOLMAKING. Zie herodom en kilwinning. Dit stelsel, als insigne, de Orde van St. Andreas van den Distel aangenomen hebbende, bestaat uit drie graden, en wel: 1. de Metzelaar van herodom. 2. De Ridder van den Toren, en 3. de Ridder van het Rozenkruis van Herodom van Kilwinning. Over dit systeem zie men het werk, getiteld: La Maçonn∴ Écossaise (Londres 1788, p. 100-111), en tot opschrift hebbende: Le Poignard des Jesuites retrouvé dans les tenebres. | |||||||||||||||
[Rituaal. (Hervormd of Gerectifieerde)]RITUAAL. (Het HERVORMD of GERECTIFIEERDE) Le Régime rectifié. Zie het Art. stad. (heilige) | |||||||||||||||
[Rituaal. (Het Primitieve of Oorspronkelijke)]RITUAAL. (HET PRIMITIEVE OF OORSPRONKELIJKE) Le Rit primitif), is een systema, in Frankrijk bestaande, hetwelk in 1799 in Narbonne gesticht werd, en in de Loge des Philadelphes zijnen hoofdzetel had. Daar een der eerste van diens hoofdoogmerken, de wetenschappelijke studie der Vrijmetselarij is, zoo zijn de klassen waaruit het bestaat, niet als hoogere graden, maar als wetenschappelijke trappen te beschouwen. Zie philadelphen. | |||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||
[Rituaal, (Schotsch Wijsgeerige)]RITUAAL, (Het SCHOTSCH WIJSGEERIGE) is een in Frankrijk bekend systema van hermetieschen oorsprong, hetwelk in 1776 zijnen oorsprong nam, door de vestiging eener Moeder-Loge te Parijs, onder den naam van St. Alexandre d' Écosse et le Contrat Social réunis. Behalve dat die Loge aanspraak maakt, dat haar systeem afstamt van de Rozenkruizers der 14e. eeuw, een voorwendsel, even onwaarschijnlijk als het bestaan dier Rozenkruizers-zelven, heeft zich die Loge steeds zeer onderscheiden door de goede keuze harer leden. Dit systema bestaat uit de volgende graden: 1.) Leerling. 2.) Medgezel. 3.) Meester. 4.) Volkomen Meester. 5.) Uitverkoren Ridder. 6.) Groot-Schot. 7.) Zonneridder (Chevalier du Soleil). (8. Ridder van den lichtenden Ring (Chevalier de l'Anneau lumineux). 9.) Ridder van den witten en zwarten Adelaar. 10.) Groot-Inspekteur-Kommandeur. | |||||||||||||||
[Rituaal]RITUAAL (Een V∴ M∴) bevat de plegtige gebruiken ter gelegenheid der inwijding in de verschillende graden, of bij andere vergaderingen der Broeders. Onder het woord Rituaal moet dus verstaan worden, het geheel van alle hieroglyfen, symbolen en allegoriesche formulieren en handelingen, welke eene wederkeerige betrekking hebben, zoowel op zekere geheime kundigheden, als op den persoon-zelven, welke in die geheimenissen in eenigerhande graad wordt ingewijd. Het is noodwendig, dat de Loges, in hare werkzaamheden, zich zoo nabij mogelijk houden aan het oudste der bekende Ritualen, en er vooral niets inbrengen wat voortvloeit uit geheime bedoelingen, om naderhand een of anderen graad, of een of ander stelsel gemakkelijker er op te kunnen enten of aan te schakelen. Aan den anderen kant behoort men uit alle krachten te arbeiden, ten einde den waan (ongelukkig bij vele, hetzij niet genoeg vatbare, hetzij bij niet behoorlijk voorbereide leden der Orde bestaande) tegen te gaan, alsof wezen en doel der V∴ M∴ in de Ritualen moesten worden gezocht en gevonden, een waan, die oorzaak is, dat de meeste werkplaatsen vele Logebroeders, maar bijna geene VV∴ MM∴ bezitten. Eene hervorming van eenig Rituaal, zal - al ware die door de grootste geniën bewerkstel- | |||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||
ligd - nergens tot groote uitkomsten leiden, wanneer er niet een algemeen grondverdrag wordt tot stand gebragt, waarbij al de onreinheden worden uitgestoten, welke er door stelsel-, heersch- en schitterzucht, of door bedrog en dweeperij zijn ingebragt. Het Rituaal heeft, behalve dat het door oudheid eerwaardig is geworden, ook nog een ander groot gewigt. Het verstand des V∴ M∴ moet het innerlijk wezen, de kern der Metselarij trachten te onderzoeken; doch aangezien de V∴ M∴ niet slechts verstand, maar ook hart en gevoel heeft, zoo is er ook iets noodig, om datgene, wat het koele verstand heeft leeren inzien aan het gevoel mede te deelen en in het hart te prenten. Het kriterium voor alle Maç∴ Ritualen is dus, dat zij niet het middel zijn, de nieuwsgierigheid der BB∴ te spannen en te onderhouden, niet plegtige beloften te doen van later mede te deelen, gewigtige gebeurtenissen, maar gepaste plegtigheden en formulieren te bevatten, berekend naar de meer edele gevoelens der menschen, krachtens welke het wezen der V∴ M∴, waartoe het verstand is doorgedrongen, ook geprent worde in het gevoelige hart, hetwelk door deze is aangevuurd en ontgloeid. Hieruit ziet men dadelijk welken aard, toon, inhoud, strekking en gehalte een doelmatig Maç∴ Rituaal moet hebben. Ten aanzien der plegtigheden van het Rituaal, behoort men zich, als boven gezegd, aan het oudste te houden, en de formulieren zoodanig in te rigten, als waren die bestemd voor eene vereeniging van enkel diepdenkende wijsgeeren, die haar met een edel, kinderlijk hart bijwonen. Hier heeft men eenige meerdere speelruimte, en zorge slechts aan te vuren en te ontgloeijen, en al het koele te vermijden. Rituaal en symbolen moet men niet verwisselen. Het eerste is de schikking van zoodanige handelingen, en het voorhouden van zoodanige vormen, door welke een zedelijk persoon zijn doel bij zijne leden poogt te bereiken. Symbolen daarentegen zijn uitwendige vormen, ter opwekking en bevestiging van daarmede verwante denkbeelden, hetzij om de fantazie met het kenvermogen te paren, hetzij om iets aan te duiden, wat door de taal in vele opzigten niet op gelijke wijze kenbaar kan worden gemaakt. De oorsprong van el- | |||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||
ke taal is symboliesch, zoodra echter bepaalde begrippen met bepaalde woorden, en door deze ook met bepaalde denkbeelden worden verbonden, en deze bepaaldheid nogtans van de subjektiviteit van elk afzonderlijk afhankelijk wordt, verliest de taal dit symboliesch karakter ten deele. Dien ten gevolge kan men symboliesch spreken of niet. Het is hetzelfde geval met elk Rituaal, als eene taal door handelingen gesproken. Bedient zich zoodanig Rituaal van deze of gene symbolen, zoo zijn het niet de symbolen zelve, maar de wijze hunner aanwending, hunner voorstelling of onderlinge verbinding, waardoor zij een bestanddeel van het Rituaal worden. Daar buiten, zijn en blijven die symbolen slechts een teeken voor het daardoor aangeduide, en kunnen zij dien ten gevolge, in die hoedanigheid, in alle gevallen gebezigd worden, waarin het geoorloofd is kenbaar te maken, hetgeen daardoor wordt aangeduid. | |||||||||||||||
[Ritus. (Filozofiesch Perziesche)]RITUS. (De FILOZOFIESCH PERZIESCHE) Een stelsel, dat men in de eerste twintig jaren dezer eeuw in Frankrijk heeft trachten in te voeren, en alzoo de reeds bestaande stelsels te vermeerderen. Het bestond uit zeven graden. De namen der graden zijn:
Deze Ritus had nimmer veel aanhangers, en is thans geheel verlaten. | |||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||
[Robert I]ROBERT I, Koning van Schotland, uit het geslacht van bruce, geboren 1275, overleden 9 Julij 1529, beroemd door zijne wijsheid als Koning, en door zijne dapperheid als Veldheer, stichtte de Andreas-Orde van den Distel, ten voordeele der Schotsche Ridders van zijne armee, met welke hij, bij den slag van Banockburne (25 Junij 1314) 100,000 Engelschen versloeg. Uit deze Distel-Orde zijn vele hooge graden der Vrijmetselarij voortgekomen; in de koninklijke Orde van Herodom van Kilwinning is zij nogtans het best bewaard gebleven, welke ook in de lijst van hare Grootmeesters, alleen de Koningen van Schotland en Engeland als zoodanig opnoemt, te beginnen met Koning robert I, als had deze zich en zijne nakomelingen het Grootmeesterschap voorbehouden. Daar zich in dien slag vele, deels Schotsche, deels van het vaste land gekomene Tempelheeren bevonden, zoo zijn vele Vrijmetselaren, hoewel ten onregte, van gedachten, dat de Distel-Orde, en daarna de Orde van Herodom, de eenige echte voortzetting der oude Tempel-Orde zij. | |||||||||||||||
[Robison, (Johannes)]ROBISON, (JOHANNES) Professor der natuurlijke historie, en Sekretaris der koninklijke Akademie van Edimburg, schrijver van het werk: Bewijzen eener zamenzwering tegen de godsdienst en de goevernementen van Europa, in 1795 in het licht verschenen, en geheel gesteld in den geest der Memoires van barruel. Boven de gewone Vrijmetselarij, schrijft robison aan de hoogere graden van allerlei aard, welke men op de drie eersten had geënt, het oogmerk toe, om altaren en troonen omver te werpen. Reeds ten jare 1801, had de Gr∴ L∴ der Nederlanden eene prijsvraag uitgeschreven, tegen eene belooning eener gouden medaille van 50 dukaten, voor de beste wederlegging van de geschriften van barruel, robison, den ongenoemden schrijver van: le Tombeau de Jacques Molay, en meer anderen, welke de VV∴ MM∴ hadden beschuldigd de maatschappelijke scheuringen en twisten in Europa aan te stoken, op welke de antwoorden voor 1 Mei 1802 moesten ingezonden zijn. Doch vóór de prijsuitschrijving, had de Staatsraad mounier, (in 45jarigen ouderdom overl. te Parijs 1805) gedurende zijn verblijf | |||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||
op het Slot Belvedere, bij Weimar, een werk geschreven, getiteld: De l'influence attribuée aux Philosophes, aux Francs Maçons et aux Illuminés sur la revolution de France, Tubingen 1801, 8vo. Van dit werk verscheen tevens aldaar een Hoogd. vertaling met bijvoegsels, kort daarop kwam er ook eene Engelsche vertaling in het licht en later eene Nederd. (Franeker, bij verwey, 8vo.), onder den titel van: j.j. mounier, over den invloed op de Fransche Omwenteling, welke men toegeschreven heeft aan de Filozofen, aan de Vrijmetselaren en aan de Illuminaten. | |||||||||||||||
[Roettiers de Montaleau, (Alexander Lodewijk)]ROETTIERS DE MONTALEAU, (ALEXANDER LODEWIJK) overleden 30 Januarij 1807, was in 1787 President de la Chambre des Provinces, en in 1793 van de Chambre d'Administration van het Gr∴ O∴ Hij werd in 1795 tot Gr∴ M∴ der Fransche Loges benoemd, maar vergenoegde zich met den titel van Grand-Vénérable (Groot-Achtbare). De V∴ M∴ in Frankrijk, door de revolutie schier vernietigd, heeft in dat rijk veel, ja, bijna alles aan hem te danken; hij bragt eene vereeniging der Groote Loge van Frankrijk met het evenzeer toen daar bestaande G∴ O∴ tot stand, knoopte de briefwisseling weder aan met de Loges, bragt de twistende verschillende systemen tot een vergelijk, en verschafte dusdoende nieuwe zelfstandigheid aan de V∴ M∴ in Frankrijk. Braaf, edel, ijverig, bescheiden, is zijn naam bij alle BB∴ in Frankrijk in gunstig aandenken. | |||||||||||||||
[Roettiers de Montaleau, (Hendrik Nikolaas]ROETTIERS DE MONTALEAU, (De Ridder HENDRIK NIKOLAAS) de zoon van den vorigen, volgde, op den 12den Februarij 1807, zijnen vader in zijne Maç∴ funktiën op, onder den titel van: Représentant particulier du Gr∴ M∴ de l'Ordre en France (bijzondere Reprezentant van den Gr∴ M∴ der Orde in Frankrijk). Na 5814, toen alles van naam veranderde, en de toenmalige Gr∴ M∴ van zijn ambt vervallen werd verklaard, kreeg hij den titel van Représentant des trois Grands-Conservateurs de l'Ordre. | |||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||
[Rome]ROME. In 1742 bestonden te Rome verscheidene Loges van Vrijmetselaars. Dit blijkt uit een gedenkpenning, dien zij den Broeder martin folkes, Voorzitter der koninklijke Societeit van Londen, opdroegen. De Metselarij bleef te Rome, in het geheim, tot in 1788 bestaan. Eene Loge, de opregte Vrienden, was er toen in bloei, en had reeds meer dan 20 jaren gearbeid. Zij bestond in de laatste tijden hoofdzakelijk uit Franschen en Duitschers, en had tot achtbaren Meester zekeren Broeder, belle genaamd. Op een diploma, door deze Loge uitgereikt, ziet men een uit de hand geteekend bloemwerk, dat in eenen driehoek, door eenen cirkel omgeven, eene wolvin vertoont, die twee kinderen zoogt. Zie verder italië en folkes. | |||||||||||||||
[Rood]ROOD. Is de kleur welke in de Schotsche hoogere graden is aangenomen, en welke die der famielje stuart was. De kleur van de Schotsche Vrijmetselarij is in sommige systema's bloedrood, in andere weder karmozijn; van daar heeft zij ook den naam van de Roode Vrijmetselarij bekomen. De daarbij behoorende kleur is geel, om den kommer aan te duiden welke jakobus II na zijne vlugt bijbleef. In de wapenkunde beteekent de roode kleur dapperheid, koenheid, liefde, wraak, bescherming der onderdrukten, en dit alles wilden zonder twijfel de aanhangers van jakobus II daarmede te kennen geven. In het Fransche systema moet de roode kleur het bloed van jezus beteekenen. | |||||||||||||||
[Roos]ROOS (De) was volgens de Heidensche godenleer aan de godin venus gewijd, dewijl deze bloem geverwd werd met het bloed van adonis, die zich aan eenen doorn van haren struik gestoken had, waardoor haar vorige witte kleur in eene roode veranderde. Volgens ovidius heeft venus-zelve de huid aan eenen doorn opgescheurd, en daardoor de eerst witte roos met haar eigen bloed geverwd. De oudste dichters namen daarom ter schildering van het beeld der schoonheid de roos tot zinnebeeld, en zelfs de | |||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||
opgaande zon, het prachtigste schouwspel der natuur, vergeleken zij met de roos. Even zoo begrijpt men onder de roos, den hoogsten graad van aardsche schoonheid en volkomenheid. Het ideaal der vreugde bekranst de schilder met jonge rozen. Bloeijen gelijk eene roos, wil zeggen: eene volkomene gezondheid genieten; en zelfs het gezegde der oude volken: rosas loqui, waardoor zij het mededeelen van verheugende berigten te kennen gaven, stamt er van af. Weiden onder de rozen, gouden rozen, lieflijk als een roos, bergen van rozen, zijn de gewone beelden der H. schrijvers, om de volkomenste schoonheid en gelukzaligheid voor te stellen (Hoogl. II:1, 2 en 16, en VII:2. Ja zelfs vindt men dit beeld ook in uitgestrekten zin gebezigd, in Micha IV:8, en Hos. XIV:6). De roos is, wegens haar spoedig afvallen en verdorren, het zinnebeeld der vergankelijkheid aller dingen, en ook het sprekendste beeld van ons leven. Haar knop maakt onze hoop levendig, haar bloei en aangename geur vermaakt en is ons nuttig; hare doornen wonden den onvoorzigtige, en naauwelijks heeft zij hare volkomenheid bereikt, naauwelijks staat zij in vollen glans, of al hare pracht gaat verloren. Een storm steekt op en zij wordt ontbladerd, een worm sluipe in haar kelk en zij verwelkt, gelijk ons leven kwijnt door rampspoed en smart. Wij hopen gestadig, maar vaak wordt die hoop reeds in de eerste kiem verstikt. Zelden komen de vruchten tot rijpheid. Niet half worden onze verwachtingen bekroond, wij klagen over de doornen, die ons op onze loopbaan verwonden, en wij willen de rozen niet plukken, die op onzen weg bloeijen. Voor den Vrijmetselaar moet de roos dan wel merkwaardig zijn. Onder haren naam werden, bij de ouden, de inwijdingen tot de geheimen zelve verstaan. Hiervan geeft horatius ons veelvuldige bewijzen. Wanneer hij de voorregten bezingt welke de ingewijden boven de oningewijden bezitten, als hij van het genoegen hunner bijeenkomsten spreekt, dan gebruikt hij het beeld der roos. De tafel en legersteden der ouden waren met rozen bestrooid, boven hunne tafels hingen rozenkranzen, en hiermede waren ook de hoofden en bekers der ingewijden versierd. Evenzeer als zij hiermede matigheid, | |||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||
gepaard met welvoegelijkheid en vreugde bedoelden, beteekende de roos stilzwijgendheid, en van daar is nog het spreekwoord afkomstig: onder de roos (sub rosa) te spreken, voor iets mededeelen onder het zegel van geheimhouding. Dit leidden zij af van de fabelleer, volgens welke kupido, den god der stilzwijgendheid, harpokrates, eens eene roos als het zinnebeeld der stilzwijgendheid zou hebben geschonken. Bij de gastmalen der ouden Germanen, hing aan de zoldering des vertreks een krans in welks midden zich eene roos bevond, ter herinnering dat al het daar gesprokene geheim moest worden gehouden. Te voren droegen de Vrijmetselaren, op hunne schootsvellen, rozen van blaauwe zijde. | |||||||||||||||
[Rosa, (Filip Samuel)]ROSA, (FILIP SAMUEL) vroeger Evangeliesch-Luthersch Super-Intendent, doch later, uithoofde van wangedrag, afgezet, was een sterk aanhanger der mystiek. De Gr∴ Loge zu den drei Weltkugeln zond hem, in 1758, in Duitschland rond, om te trachten, de afzonderlijk bestaande Loges zich aan haar te doen onderwerpen, en vooral, om Kapittels van het Clermontsche systeem op te rigten. Die hooge graden wist hij, tot in 1761, met tamelijk goed gevolg smakelijk te maken en ingang te doen vinden; en vermeerderde deze, uit eigene beweging, met onderscheidene nieuwe Alchemistiesche en mystieke bijvoegsels. Vervolgens ging hij naar Jena, waar zich eenige lieden bevonden, die hoopten wonderen te zullen ontdekken in de geheime wetenschappen, welke in Duitschland in zekere kringen opzien baarden. Van deze kreeg hij adressen naar Weenen, waar hij later voorgaf, geheime kundigheden te hebben opgedaan, welke hij in het vervolg verspreidde, en daardoor eene omwenteling in die geheime kringen veroorzaakte. Van Weenen vertrok hij naar Halle, waar hij eene onwettige Loge stichtte, en van studenten geld nam voor inwijdingen, welke onbruikbaar voor hen waren. Omstreeks 1754 beproefde hij zijn geluk te Potsdam, en wist zich toegang te verschaffen bij den Kamerheer fredersdorf (zie frederik II), aan wien hij zich te kennen gaf als een V∴ M∴, wien de allerverborgenste geheimen bekend waren, en die hem op den juisten weg wilde | |||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||
brengen, doch verzweeg nog het stelsel, waardoor hij later zoo zeer berucht is geworden. Onder die geheimenissen van rosa was het maken van goud een der geringste. Hij verzekerde, dat hij tot de verandering der metalen geen vuur of kolen bezigde, maar dat de prima materia van het goud, in de zonnestofjes te zoeken was, en dat de kunst, om deze op de juiste wijze te vangen en te verzamelen, door hem in den grond werd verstaan. Fredersdorf beet toe, en verstrekte hem geld; maar toen fredersdorf geen goud zag komen, en rosa geen meer geld wilde geven, verliet deze om schulden Potsdam. Nadat het Clermontsche Hoofd-Kapittel bij de Gr∴ L∴ zu den drei Weltkugeln (19 Julij 1760) gevestigd, en de Baron van prinzen als Opperhoofd daarvan was benoemd, werd rosa door dezen benoemd tot vast gedep∴ Gr∴ M∴ Generaal dier Loge, en verkreeg hij van hem magtiging, Loges en Dochter-Kapittels op te rigten. Met dat oogmerk bezocht hij onderscheiden plaatsen met goed gevolg; in Stockholm echter werd hij afgewezen. Hij nam er zich een goed leven af, en maakte deze zijne broodwinning, gelijk hij ze in een brief noemde, zoo winstgevend voor zich, als mogelijk was. Naarmate de Loges en Kapittels zijne genegenheid wisten te winnen, schonk hij ze theologiesche, mystiesche, filozofiesche, astronomiesche, astralogiesche, chronologiesche, politieke, zedekundige, kosmologiesche, kosmozofiesche, kosmometriesche, fyzionomiesche, chiromantiesche, sympathetiesche, antipathetiesche, geozofiesche, alchemistiesche, kabbalistiesche, theozofiesche en magiesche kundigheden, en beloofde ook daarbij, dat de H. christoffel den BB∴ niet minder dan 199000 dukaten in goede gangbare munt zou brengen, en niet weder ontnemen. Halle bleef zijne woonplaats, en bestuurde hij daar zijn Kapittel Salem. Te oordeelen naar brieven en redevoeringen, van hem overgebleven, moet hij een weinig beschaafd mensch, met een zwak, verward hoofd, zijn geweest; want hij miste zamenhang en bepaalde denkbeelden. Over het bestuur der Orde zeide hij het volgende: Het eigenlijke Hoofd-Kapittel te Jeruzalem heeft de wereld in zekere distrikten verdeeld, en een Opper-Legaat-Generaal aan het | |||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||
hoofd van elk geplaatst, die met de Generale Legaten hun bloei bevorderden Na hirams dood was deze soort verdwenen, en de Generale Legaten-alleen overgebleven, van welke men er voor Europa, Azië en Afrika had. De Europesche waren, die voor Hongarije en Zevenbergen te Weenen; die voor Engeland, Schotland en Ierland zekere Graaf te Londen; die voor Frankrijk de Hertog van Clermont, en die voor Duitschland en het noorden was hij-zelf. In hetgeen hij zeide en schreef, heerschte - welligt opzettelijk - eene verwarring, in welke niemand den draad kon vinden, en waardoor den beruchten johnson (zie dat Art.) den weg werd gebaand. In Mei 1763 voegde de G∴ L∴ zu den drei Weltkugeln hem den Br∴ schubart (zie dat Art.) toe. Naauwelijks was dezen de zending opgedragen, of de geweldige tooneelen in Jena (1763), en de gevolgen, daaruit voortgevloeid, maakten er een einde aan. Johnson, namelijk, had Br∴ rosa door Dr. teichmeyer naar Jena doen indagen, en hier bekende deze, naar luid van het protokol van den 7den October, dat hij-zelf reeds lang had vermeend, dat de handelingen te Berlijn niet berustten op iets, wat wezenlijk waarde had, en dat hij daarom van zins was, zijn ambt als Legatus Generalis neder te leggen, waarop hij, na dat johnson hem had toegevoegd, dat hij een mensch was, welken de kunde ontbrak tot het uitleggen van een leerlingstableau, kon vertrekken. Naar Halle teruggekeerd, rigtte hij (13 Oct.) vruchteloos een protest aan al de Kapittels, onder het Berlijnsche staande, over de voorvallen te Jena. Na dien tijd weet men weinig of niets van hem. Na rosa's vertrek van Jena, deed johnson (een bedrieger als rosa, maar driester en slimmer) alle geschriften, betreffende het systeem van rosa, of van het Berlijnsche Hoofd-Kapittel, onder - het zijn de woorden van het protokol - het schetteren van de Ridderlijke veldmuziek der trompetten verbranden, en gaf (23 Dec.) hiervan berigt aan alle Kapittels, welke met hem in briefwisseling waren getreden, waarbij hij ze de oude Konstitutiën verscheurd terugzond. | |||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||
werd door jakob II, Koning van Schotland, benoemd tot erfelijk Patroon, Grootmeester en Regter der Metselaars-korporatiën zijns rijks. Deze betrekking bleef in zijn geslacht erfelijk, tot een zijner afstammelingen, welke kinderloos was, en vreesde, dat zijn dood de post onvervuld zou laten, daarvan afstand deed. Daaruit vloeide de vestiging voort eener Gr∴ van Schotland, die den laatstgenoemden willem sinclair van roslin, Esq., uithoofde van den adel en ouderdom zijns geslachts, zijn ijver voor de Orde en de naauwe betrekking zijner voorvaderen tot de Maç∴ geschiedenis van Schotland, tot eersten Gr∴ M∴ benoemde. Het volgende jaar werd hij echter niet herkozen. Hij overleed op den 24sten Januarij 1778, in achtenzeventigjarigen ouderdom.
| |||||||||||||||
[Royal Arch]ROYAL ARCH. Zie arch. Deze graad is eigenlijk ook eene vrucht van de pogingen tot het bijvoegen van nieuwe graden. Die graad dagteekent van 1777, en bevat eene vrij duistere allegorie, betrekkelijk een sluitsteen van eenen boog van salomo's tempel. Het stelsel vestigde zich ook in Amerika; het allereerst in Filadelfia. Het is in Engeland de 4e. en laatste graad. | |||||||||||||||
[Rozenkruis (Gezelschap van het)]ROZENKRUIS (Het GEZELSCHAP VAN HET) is eene vereeniging, welke is uitgedacht door zekeren johannes valentyn andreä, welke in zijne geschriften van eene zoodanige vereeniging repte Die werken van andreä (geboren 1586 en overleden 1654, in het Wurtembergsche) waren: Reformation der ganzen Welt en Fama fraternitatis, gedrukt 1614. In deze werken maakte hij van zoodanige vereeniging melding, met het opzettelijk doel, om onder dit uithangbord zijne zedelijke en politieke zienswijze te kunnen verkondigen, als kwamen die niet van hem zelven af. Zijn verdichtsel werd door velen, die hem niet begrepen, als waarheid aangenomen, en nademaal zij deze Rozenkruisers te vergeefs zochten en niet | |||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||
vonden, stichtten zij-zelven zulk eene vereeniging, welke zich met Theozofie, Alchemie en dergelijke onderwerpen bezig hield, In het midden der achttiende eeuw namen zij den naam aan van Goud- en Rozenkruisers, naar het gouden kruis, met eene daaraan hangende roos, door hen gedragen wordende, en sloten zich toen bij de VV∴ MM∴ aan. Zij bezigden de toen alleen bestaande drie graden (later blaauwe Metselarij genoemd), als hunne proef- en inleidingsgraden, en wierpen zich, op grond hunner kennis der hermetiesche kunst, tot opperhoofden op der VV∴ MM∴, stelden eene geschiedenis van het ontstaan en den voortgang der Orde zamen, welke met hun doel strookte, en vormden nieuwe hooge graden, in welke zij hunne geheime wetenschappen mededeelden, namelijk: 1.) Junior. 2.) Theoreticus. 3.) Practicus. 4.) Philosophus. 5.) Minor. 6.) Major. 7.) Adeptus exemtus. 8.) Magister, en 9.) Magus. Zij speelden hunne listige rol tot omtrent 1780 of 1790. Toen echter werden zij door de algemeene verlichting ten gronde gerigt, zoodat zij thans geheel verdwenen zijn, of schijnen te zijn. Sedert 1614-1783 telt men bijna 250 geschriften, welke door of over de Gouden Rozenkruisers en hunne leerstellingen zijn uitgegeven; de meesten van welke opgegeven zijn in het werk, getiteld: Missiv an die Hocherleucht. Brüderschaft des Ordens des Goldenen und Rozenkreutzes (Leipz. 1783. 8vo.). Zij hielden zich verborgen, en gaven voor, dat zij zeer diep waren ingedrongen in de geheimste schuilhoeken der natuur. Hunne naam moest heilige verzwegenheid aanduiden, met toespeling op de beide zinnebeelden. Deze echte Goud- en Rozenkruisers - want er hadden zich ook onechte opgedaan - worden verdeeld in die van het oude, middelbare en nieuwe stelsel. De oude, waarvan men nooit heeft kunnen opsporen, wanneer zij eene vereeniging hebben gevormd, waren aanhangers van paracelsus, die de stelling leerde, dat men de ware filozofie en artzenijkunst niet kan verkrijgen van menschen, maar dat men ze uitsluitend van en door God, krachtens bijzondere genade en verlichting kon leeren. | |||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||
Zij bouwden (zegt Prof. kurt sprengel, in zijn Versuch einer Pragmat. Gesch. der Arzneik. D. III. Halle 1794, gr. 8vo.) op het stelsel der filozofie verder voort, en breidden het zoodanig uit, en pasten het derwijze toe op alle takken van het bijgeloof, dat de barbaarschheid weder had moeten terugkeeren, ingeval de denkbeelden dezer wilde dweepers ten uitvoer waren gebragt geworden. Deze Orde heeft nogtans blijkbaar, en dat wel nadeelig ingevloeid op de wetenschappen, en voornamelijk op de artsenykunde; want hare leden zijn de vinnigste verachters der geleerdheid en van alle kennis, door vlijt en nadenken verworven, en houden al het aanleeren en onderwijs voor overvloedig, nademaal zij voorwenden, dat men alle wijsheid en kennis van zelf verkrijgt, krachtens het mystieke kruis, door het rozenverwig bloed van christus besprenkeld. Voor het uiterlijke leiden zij alle kundigheden uit den Bijbel af, om het verwijt te ontgaan, dat zij de kerkelijke godgeleerdheid verachtten. In den grond achten zij zich echter boven alle openbaring verheven, en zoeken alles af te leiden uit het licht der natuur, of uit den invloed der Godheid op de menschelijke ziel. Hierin, als ook in andere opzigten, zijn zij aan te zien als de navolgers van paracelsus, dien zij als een gezant Gods beschouwen. De ziekten genazen zij als paracelsus, door geloof en verbeeldingskracht; ook stelden zij, dat zij nooit ziek konden worden. De universeele artseny is evenzeer het hoofdgeheim der Orde, welks ontdekking aan de medeleden werd beloofd. Volgens dienzelfden geleerde (in het aangehaalde werk, D. III. bl. 428-430) blijkt uit de autobiografie van andreä, op de Wolfenbuttelsche bibliotheek bewaard, zeer duidelijk, dat hij de Chymische Hochzeit Christians Rozenkreuz reeds in 1603 tot zijne uitspanning had zamengesteld, om den draak te steken met de toen zoo veelvuldig bestaande Alchemisten en Theozofen, en dat hij-zelf er mede spot, dat de onnoozele dweepers dit ludibrium juvenilis ingenii (jeugdige spotgedicht) in allen ernst als eene ware geschiedenis konden aanzien, daar hij het toch alleen als satire had geschreven. Dat hij de Fama fraternitatis als eene proeve beschouwd had, waardoor hij de alchemisten en dweepers wilde verbeteren, en dat hij zich daar Ridder van het Rozenkruis had genoemd, dewijl hij een kruis en vier rozen in zijn famieljezegel voerde. Ook herder laat zich in dienzelfden geest, doch veel scherper, over die vereeniging uit. De maatschappij der Rozenkruisers van het middelbaar systeem ontstond, gelijk nicolai, in zijn Versuch über den Tempelherren-Orden (Berlijn en Stettin 1782, 2 deelen 8vo.) D. I. bl. 179 volg., zegt, omstreeks het jaar 1622, in 's Gravenhage, en had, volgens haar voorgeven, vertakkingen in Amsterdam, Neurenburg, Hamburg, Dantzig, Mantua, Venetië en Erfurt. De leden noemden zich ware Rozenkruisers, en hunnen stichter christiaan rose; zij droegen openlijk een zwart zijden snoer, dat zij kregen, nadat zij eenige extases (verrukkingen) hadden gehad; in hunne vereenigingen nogtans, droegen zij een blaauwen band, aan welken een gouden kruis met eene roos hing. De nieuwe of Duitsche Gouden Rozenkruisers werden, volgens opgave in het aanhangsel van het Altenburgsche Konstitutieboek, voor het eerst in 1772 door schröpfer (zie dat Art.) bekend. Deze schröpfer wilde namelijk, op last van de onbekende Opperhoofden der Goud- en | |||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||
Rozenkruisers, het systeem der Strikte Observantie door geestverschijningen, enz. hetzij geheel vernietigen, of met het hunne verbinden. Met de oude en middelbare Rozenkruisers hebben zij slechts datgene gemeen, wat zij theozofiesch, magiesch en alchemistiesch omsluijerden; hun eigenlijk doel was echter, indifferentismus in de godsdienst te verspreiden, ten einde daardoor het Katholicisme te kunnen bevorderen. Zij vestigden zich, in 1756-1768, in Zuid-Duitschland geheel. In tegenstelling met hen worden de middelbare Rozenkruisers gewoonlijk die van het oude systeem genoemd. De Opperhoofden, aan welke blinde gehoorzaamheid moest worden betoond, werden aan de medeleden slechts bij hunne Ordenamen bekend gemaakt. In de voorrede tot der Compass der Weisen (Berl. 1782) wordt de door hen verdichte geschiedenis der V∴ M∴ verhaald. In 1773 was die Orde reeds in Silezië ingevoerd. Eindelijk wortelde zij ook in Neder-Duitschland, vooral te Leipzig, en kreeg in de eerste stad soc (du bosc), en in de andere ophyron (wöllner) tot Opperhoofd. Waarschijnlijk is die Orde der Rozenkruisers (volgens den geleerden Bisschop munter) voor het eerst te Weenen op de V∴ M∴ geent, en verwisselde men haar aldra met een ander op de V∴ M∴ geent systeem, namelijk, dat van Chevalier Rosecroix Van hun Opperhoofd zeiden zij aan hunne Kandidaten, dat zelfs geesten sidderden voor zijnen Moker, en dat hij eenzaam leefde en ver van het gewoel der wereld, dat hij kende, en, zich-zelf genoeg, verachtte. | |||||||||||||||
[Rozenkruis, (Ridder Prins]ROZENKRUIS, (De RIDDER, ook PRINS van het) le Souverain Prince Rosecroix, en de Ridder van den Adelaar en den Pelikaan, moeten niet verward worden met de Goud- en Rozenkruisers, welke Mystieken en Alchemisten waren. De aanhangers van het hier genoemd stelsel willen alleen het Ridderwezen nabootsen, of de herinnering aan den dood en de opstanding van jezus op eene Katholiek-godsdienstige wijze vieren. Geen van alle hoogere graden is zoo algemeen verbreid als deze. Hij is de 7e. of de laatste graad, van het Fransche of nieuwe systema; de 18e. van het dusgenaamde oud-Engelsche systema, uit Amerika naar Frankrijk ingevoerd; de derde en laatste in de Orde van Herodom van Kilwinning; de 18e. van den Raad van Keizers van het Oosten en Westen; de 64e. van het Mitzraïmietiesch systema; de 7e. der Philaleten, en de 12e. van de Uitverkorenen der Waarheid. | |||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||
de chaumont bedacht de gebruiken dezer Mannen- en Vrouwen-Orde, welker doel alles behalve zedelijk was, en die slechts korten lijd bestond. Zekere bedrieger frans mattheus grossinger (zie dat Art.), stichtte, onder den valschen naam van frans rudolf von grossing, onder bijna denzelfden naam eene gelijke Orde, welke evenzeer slechts kort bestond. | |||||||||||||||
[Rupibus, (Petrus de)]RUPIBUS, (PETRUS DE) Bisschop van Winchester, was Gr∴ M∴ der Bouwlieden in Engeland, van 1216-1234. Onder hem was godfried fitz peter Opper-Toezigter, of gedep∴ Gr∴ M∴ In 1216 werd hij voogd van den negenjarigen Koning hendrik III, en legde in 1220 den grondsteen tot de Westminster-Abdij, in het zoogenaamde voorhof (porch) van salomo. | |||||||||||||||
[Rusland]RUSLAND. Ofschoon men weet, dat reeds in het jaar 1731, onder de regering van Keizerin anna, door de Groote Loge te Londen, eene Loge in Moskou was opgerigt, en Kapitein joh. philips als Provinciaal Grootmeester benoemd was geworden, zoo schijnen toch de Vrijmetselaars vereenigingen in dezen tijd zoo geheim te zijn gehouden, dat tot in het jaar der onttrooning van Keizer peter III (1762), niets van eene Loge in dat rijk bekend is geworden. Eerst onder de regering der Keizerin katharina II vond er de Vrijmetselarij ingang, en nadat de Keizerin zich een uitvoerig berigt had laten geven, verklaarde zij zien als beschermster der Broederschap, en schonk de Loge Clio te Moskou, hare bijzondere protektie. In 1772 werd johannes yelaguine, door de Eng. Gr. tot Prov. Gr∴ M∴ voor Rusland benoemd. Van dezen tijd af bloeide het verbond in het gansche Russiesche rijk (in den jare 1786 waren er reeds 15 Russiesche Loges bekend), en ook zelfs nog, toen de Keizerin katharina, in het jaar 1792 het berigt ontvangen hebbende, dat vele Loges in staatkundige vereenigingen waren veranderd, | |||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||
zich gedrongen gevoelde der Vrijmetselarij hare bescherming te onttrekken, werd er evenwel in de Loges voortgewerkt, en alle Russiesche edelen behoorden tot het verbond, zoodat de Keizerin, op de Loge-dagen, niet zelden bijna van al hare hofbeambten verlaten was. Bij het aanvaarden der regering door Keizer paul, wiens betrekking tot de Vrijmetselarij bekend was, hoopten de Vrijmetselaren, welke hem omringden, op nieuwen bloei, en bekwamen ook protektie van hem, ten einde hun verbond op eenen hoogen trap van glans te verheffen. Toen nogtans de Malthezer Ridder, Graaf littar, in Petersburg aangekomen, uit afgunst op de V∴ M∴, den Keizer bewogen had, zich tot Grootmeester der Malthezer Ridders te verklaren, hetgeen den 16den December 1798 geschiedde, doodde hij hierdoor in dien tijd de Vrijmetselarij. De Keizer verbood de zamenkomsten van alle geheime gezelschappen, welke ook, zonder de Vrijmetselarij uit te zonderen of te vermelden, liet zich, door de hem bekende Russiesche hoofden der Loges, bij handslag beloven, dat zij zonder zijne toestemming geene Loges weder zouden openen, en maakte hen daarvoor Malthezer Ridders. Van nu af sluimerde de Vrijmetselarij en werd slechts in stilte voortgezet. In den jare 1801 besteeg alexander den Russieschen troon, en hield aanvankelijk pauls verbod tegen de geheime gezelschappen in stand; doch in 1803 liet hij zich door den Staatsraad-Direkteur van het kadettenkorps in Petersburg, böber, een naauwkeurig berigt omtrent de Orde geven, waardoor hij zich niet alleen gedrongen achtte het verbod van paul in te trekken, maar ook zijne bescherming aan het verbond te verzekeren, en zich daarin te doen aannemen. In den jare 1811 traden eenige Loges bijeen, ter vorming van een gemeenschappelijk Direktorium, onder den titel van: Groote Direktoriale Loge Wladimir zur Ordnung, in welke Br∴ böber, gedurende de drie eerste jaren, Grootmeester was. Al de werkplaatsen, onder de Direktoriale Loge staande, arbeidden naar het Zweedsch systema, en toen men de nietigheid daarvan erkend had, en op verdraagzaamheid jegens alle overige systema's aanhield, waren de Broeders der hoogere graden van eene andere | |||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||
meening; men kon geene vereeniging tot stand brengen, en kwam eindelijk overeen, de Direktoriale Loge op te heffen, en twee onafhankelijke, in regten gelijke, Groote Loges te konstitueeren. Eene dezer trad op den 30sten Augustus 1815 werkelijk in het leven, onder den naam van Astrea, en hare Konstitutie, welke uit vier hoofdgrondstellingen bestond (1e. Verdraagzaamheid jegens alle andere Maç∴ systema's. 2e. Volkomene gelijkheid der reprezentatie van elke Loge in de Groote Loge. 3e. Jaarlijksche vrije keuze der Officieren, en 4e. Geene bemoeijing der Groote Loge in de aangelegenheden der bestaande hooge graden), verkreeg de goedkeuring van 's lands bestuur. Zoo werd dan het uitwendige van het verbond, in het begin der negentiende eeuw, in Rusland zeer gunstig, toen op eens en onverwachts de Vrijmetselarij, door een bevel van Keizer alexander aan den Minister van Binnenlandsche zaken, Graaf kotschoubey, van den 12den Augustus 1822, in het geheele Russiesche rijk verboden werd. Men heeft zich verdiept in het onderzoek, aangaande dit verbod, maar de ware reden niet gevonden; waarschijnlijk moet zij in de bemoeijingen der Jezuïten, of in politieke onrust gezocht worden; want Keizer alexander was zelf V∴ M∴, en heeft nog zijn schoonvader, den Koning van Pruissen, in de Orde ingewijd (zie het Art. alexander I). Over het geheel schijnt het, dat de verlichting in Rusland, in het algemeen nog niet zoo ver gevorderd is, dat men de onderdanen rijp kan beschouwen voor het Vrijmetselaarsverbond. De Loges Werden meer een vermaak, en de Vrijmetselarij was een kostbare uitspanning, waarmede men ten minste de tijd doodde, en de pracht en weelde der hoogere graden najoeg. Men nam Kandidaten zonder onderscheid aan, en beschouwde de receptie als eene finantiëele spekulatie. | |||||||||||||||
[Russel, (Frans)]RUSSEL, (FRANS) Graaf van Bedford, benevens thomas gresham, Grootmeesters der Bouwlieden in Engeland, van 1567-1578. De Broederschap nam onder het bestuur dezer beide hoofden zeer toe in aantal en vastheid. Een zijner nakomelingen was onder karel I, in 1635, evenzeer Gr∴ M∴ der Engelsche Bouwlieden. | |||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||
[Rutofsky (Frederik August van)]RUTOFSKY (FREDERIK AUGUST Graaf VAN) was een natuurlijke zoon van augustus, Keurvorst van Saksen en Koning van Polen. Hij kwam ter wereld op den 1sten Mei 1702, en overleed op den 16den Maart 1767. Vroeger Brigadier (Opper-Officier, omtrent gelijk staande met den rang van Generaal-Majoor) in Fransche dienst, trad hij in 1731 als Generaal-Majoor in dienst van den Keurvorst van Saksen, werd in 1756 Luitenant-Generaal, in 1739 Generaal, en in 1741 Generaal Veldmaarschalk en Goeverneur van Dresden. Hij was in 1735 te Warschau ingewijd, en behoorde tot de Strikte Observantie, waar hij den Ordenaam voerde van Chevalier de l'Aigle. Zie verder het Art. saksen. | |||||||||||||||
|