Algemeen wijsgeerig, geschiedkundig en biographisch woordenboek voor vrijmetselaren. Deel 3
(1845)–Anoniem Algemeen wijsgeerig, geschiedkundig en biographisch woordenboek voor vrijmetselaren– Auteursrechtvrij[Observantia-Lata. (minder strenge Orde)]OBSERVANTIA-LATA. (De MINDER STRENGE ORDE) De naam van het stelsel, gevolgd door hen welke zich aan de nieuwigheden der Strikte Observantie niet wilden onderwerpen. Zie het Art. lata. (observantia) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Observantia-Stricta. (strenge Regel of Orde)]OBSERVANTIA-STRICTA. (De STRENGE REGEL of ORDE), of de Strikte-Observantie der vereenigde Duitsche Loges, is van alle stelsels, die zich van de ware en echte V∴ M∴ verwijderen, datgene, hetwelk zich in Duitschland het meeste heeft uitgebreid en het langst heeft staande gehouden. Ofschoon de heeren von marschall, Baron van prinzen en de Markies de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lernais, reeds vroeger onderscheidene Fransche hooge graden aan de Broeders van het noordelijk Duitschland hadden medegedeeld, zoo was nogtans de Baron von hund (zie dat Art.) de eigenlijke persoon die het Tempelheeren stelsel, onder den naam van Strikte Observantie in het geheele noorden grondvestte en verbreidde. Zijne stoutmoedige stelling, dat de V∴ M∴ niets anders was dan de werkelijke voortzetting van de Orde der Tempelieren, de blinde gehoorzaamheid, door hem aan zijne aanhangers opgelegd (zie de Art. johnson en onderwerpings-akte), en de aanmatiging waarmede hij alle andere stelsels in de V∴ M∴ verwierp, en deze den naam gaf van Observantia-Lata (zie dat Art.) waren de grondslagen van dit nieuwerwetsche Tempelierschap. Wel is waar, hij was, ten opzigte van hetgeen hij de BB∴ voorspiegelde, vaak blootgesteld aan openbare en geheime tegenwerpingen, en navorschingen van verstandige en dus niet ligtgeloovige medeleden, maar hij wist zich nogtans telkens gelukkig uit de verlegenheid te redden, alhoewel zijne bewijsgronden en middelen niet altijd geschikt waren eene volledige overtuiging te baren. Onder deze behoorde vooral, het in geheel onbekende karakters geschreven diploma, door hetwelk hij zich in Altenberge (zie dat Art.) als provinciaal Grootmeester van Duitschland legitimeerde. Ten gevolge der statuten van de Orde, moest geheel Europa in 9 provinciën (zie dat Art.) worden verdeeld. Men organizeerde nogtans slechts de zevende, welke het noordelijke Duitschland, Polen, Lijf- en Koerland bevatte, en, slechts voor een klein gedeelte de vierde en vijfde, waartoe Lyon en Bourgondië behoorden. De rij der zeven graden van dat systeem, was als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zie ook de Art. kerkelijk systema, schubart en ridders van de heilige stad. Hertog ferdinand van Brunswijk, een algemeen hooggeschat Vorst en veldheer (geboren 11 Jan. 1721, overleden 3 Julij 1792), die in het stelsel, dat elken Br∴ een ordesnaam gaf, Eques a victoria heette, oefende er later grooten invloed uit. Hij werd verzocht zich aan het hoofd van het stelsel te plaatsen. Hij deed het, daartoe, even als vele andere verstandige BB∴ verleid, in de veronderstelling, dat de opgaven van den Baron von hund overeenkomstig de werkelijkheid waren, en dat, zoo al de afkomst van de oude Tempelieren niet bewezen kon worden, en niet elk van de gekoesterde plannen uitvoerbaar ware, door een verstandig hoofd, met de aanhangers van dat systeem, menig goed werk kon worden uitgerigt. Zoo vergoêlijkt het ten minste vrijheer van knigge, in zijne Beiträge zur neuesten Geschichte des Freimaurer Ordens (Berlijn 1786), bl. 72-74. Dienvolgens nam hij de waardigheid aan, en wat de Strikte Observantie nog goeds heeft gedaan, is aan hem te danken. Dat goede is nogtans luttel. De vele grooten die, sommigen uit praal- en andere uit heerschzucht, tot het stelsel toetraden, deden het wel naar buiten schitteren, maar deden naar binnen alle Br∴ gelijkheid en eendragt - wanneer men daarmede de slaafsche onderwerping en willenlooze gehoorzaamheid niet verwart - geheel verdwijnen. De Prins, op het konvent van Kohlo (1772) tot Gr∴ M∴ gekozen, riep (1775) zijne onderhoorige tot een konvent te Brunswijk bijeen, vervolgens een ander te Wolfenbuttel, dat van 5 Julij tot 27 Augustus 1778 duurde. Intusschen had starck, uit ergernis, dat hij zijn klerikaal systeem door de leden der Strikte Observantie niet kon doen aannemen, het nieuwe Tempeliers-systema op eene scherpe wijze aan de kaak gesteld, door eene toenmaals (1780) veel gerucht gemaakt hebbende brochure. Men besloot het geheele stelsel, ten minste zoo als het toen bestond, te niet te laten loopen, waartoe (1781) een konvent te Wilhelmsbad werd bijeengeroepen, dat door Br∴ swarts is bijgewoond, als afgevaardigde van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gr∴ O∴ van Holland (vergelijk de Art. nederland en legpenning No. 1). Op dit konvent werd de Hertog benoemd tot Grootmeester der Martinisten, of weldadige Ridders der heilige stad (zie het Art. konvent wilhelmsbad). De Strikte Observantie ontving hierdoor een gevoeligen slag, zamengesteld, als zij grootendeels was, uit menschen, wier geheel burgerlijk wezen, op deze Tempeliers-Orde berustte, die geen anderen werkkring hadden, of uit dezulken, die aanzien dachten te hebben verkregen, door dat zij met vorsten en grooten tot dezelfde Orde behoorden; een aanzien hetwelk hunne verdiensten hun kwalijk zouden hebben verschaft, en eindelijk uit de zoodanigen, die door de politieke en mystiesche verwachtingen, welke men in de toekomst hoopte bevredigd te zien (want men had de ontdekking van allerlei hermetiesche geheimen, men had kommanderijen en bezittingen beloofd), en welke door de quasie Tempeliers-Orde werden opgewekt, zoodat deze dan plannen voor zich vormden van magt, rijkdom, aanzien en schittering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Officieren]OFFICIEREN (De Bestuurders eener Loge). Niemand die den Meestergraad niet bezit kan tot zoodanige post worden benoemd, en geschiedt zoodanige keus, zij is onwettig. Geheel onbegrijpelijk is het daarom, dat hier en daar enkele Loges dien misslag begaan. Er bestaan bij elke Loge ten minste zeven Officieren, zijnde de regerende Meester, de beide Opzieners, de Sekretaris, de Redenaar, de Thezaurier en de Ceremoniemeester. De meeste Loges hebben er nogtans meer, als Voorbereider, Onderzoeker, Hofmeester, Aalmoezenier, Architekt en Dekker. Hier te lande verschilt hun aantal in de verschillende Loges, en wordt dit, hetzij door nieuwe, hetzij door adjunktplaatsen, vermeerderd, naar mate men denkt, dat het bezit van deze, of de hoop op het verkrijgen daarvan, een grooter aantal, leden doet blijven of worden. Sommige voegen hier nog bij: Zegelbewaarder, Archivaris (in de andere vereenigt de Sekretaris die posten in zich), Vaandeldrager, Zwaarddrager en Surnumerairen, en Adjunkten der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschillende posten, als: 2e. en Adjunkt-Ceremoniemeester, enz. In Engeland en Noord-Amerika is dit aantal Officieren minder, en bestaat het uit een reg∴ M∴, de beide Opz∴, een Sekretaris, Penningmeester, een Kapelaan (die bij het openen en sluiten, of bij andere plegtige gelegenheden, een gebed opzegt), een eersten en tweeden Diaken, een Binnenwachter, een Buitenwachter, of Dekker en een Onderzoeker. Wat de plaatsing aangaat, verschilt die in de Schotsche, Engelsche en Amerikaansche Loges, ten aanzien der beide Opz∴ Hunne insigniën zijn veelal overal gelijk. De banden zijn in de meeste landen (in de symbolieke graden) blaauw. Hier te lande, in Engeland en Noord-Amerika, hebben zij de kleur der Loge, alleen die der G∴ Offic∴ zijn hier te lande van eene blaauwe kleur. De kleeding van den reg∴ M∴ bestaat in Engeland uit den tabbaard. De jaarlijksche keuze der Officieren geschiedt gewoonlijk vóór het Orde- of St. jans-feest, om dit door hunne installatie nog meer glans bij te zetten. Slechts in zeer enkele Loges in het buitenland, heerscht nog het gebruik de Officieren voor hun leven te benoemen. In vele andere Loges (vooral in Frankrijk) heerscht daarentegen het gebruik, niemand langer dan drie jaren in zijn post te laten, en hem daarna niet weder verkiesbaar te stellen tot dezelfde waardigheid, dan na verloop van zekeren lijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Officieren van het Groot-Oosten]OFFICIEREN VAN HET GROOT-OOSTEN zijn personen, die de belangen der Vrijmetselarij van een geheel rijk, of van een geheel systema besturen. Men noemt deze Groot-Officieren. De Groot-Officieren hier te lande, bestaan uit de volgende ambten, voor het loopende Maç∴ (5845) jaar bekleed door de daarbij genoemde Broeders:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gr∴ M∴ Nat∴ benoemt den Gedep∴ Gr∴ M∴ Nat∴ en den Gr∴ Sekretaris, de overigen worden door de afgevaardigden gekozen uit drietallen, door den G∴ M∴ Nat∴ opgegeven, en treden jaarlijks voor een gedeelte af. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Onbevoegde in de Werkmetselarij]ONBEVOEGDE IN DE WERKMETSELARIJ. (Zie het Art. patroon.) Ten opzigte der niet regelmatig aangenomene Metselaars, zeggen de vijfde en zesde grondbepalingen van het nieuw-Engelsche Grootmeesterschap, en wel, volgens het Konstitutieboek van 1723: Vrijmetselaars behooren met dezulken, die niet bevrijd (priviledged) zijn, behalve uit dringenden nood, niet te arbeiden, noch gewone arbeiders (labourers - daglooners, handlangers), en niet aangenomen Metselaars, in die mate te onderwijzen, alsof zij een Broeder of makker moesten onderwijzen. Vervolgens: Een vreemd Broeder moet gij voorzigtig onderzoeken, op zoodanige wijze, als u het verstand aan de hand zal geven, opdat gij niet door een' onwetende, die valschelijk aanspraak maakt (a pretender), misleidt wordt. Een zoodanige moet gij.... van u stooten, en wel op uwe hoede zijn, dat gij hem niet eenigerhande wenk van uwe kundigheden geeft. 2. In het Konstitutieboek van 1738, zegt de uitgever vooraf in de voorrede: De meeste regelmatige vereenigingen hebben hare eigendomme- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke geheimenissen (secrets) gehad, en zullen ze ook wel in de toekomst hebben, en gewis hadden ook de Vrijmetselaars te allen tijde de hunne, welke zij nooit door schrift verbreidden, en welke men dus nog veel minder mag verwachten, in druk te zien verschijnen. Slechts een ervaren Br∴ kan door het ware licht, bijna op elke bladzijde van dit boek, gemakkelijk, menige nuttige wenken vinden, welke door knoeijers, en anderen, die niet zijn ingewijd, niet bemerkt worden. In den tekst vindt men verder: Vrije en aangenomen Metselaars moeten knoeijers (cowans) niet veroorloven, met hen te arbeiden; ook behooren zij zich, buiten dringenden nood, niet door knoeijers laten te werk zetten, en zelfs in dit geval mogen zij een knoeijer niet onderrigten, maar moeten eene afzonderlijke bijeenkomst houden. Geen gemeen arbeider behoort aan het eigenlijk werk der Vrijmetselaars gesteld te worden. En later: Een uitlandschen Broeder, of vreemdeling, moet gij zorgvuldig onderzoeken, gelijk u het verstand zal leeren, opdat gij niet misleid moogt worden door iemand, die valsche aanspraken maakt. Een zoodanige moet gij met spot van u afstooten, en over u zelven waken, dat gij hem geene wenken geeft. 3. In de uitgaven van het Konstitutieboek van 1784 en 1815 zijn de plaatsen der uitgave van 1723 in haar geheel weder vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Onderrigt]ONDERRIGT. Te beklagen is het, dat hier te lande niet, naar het voorbeeld van vreemde rijken, meer werk wordt gemaakt van de zoogenaamde Instruktie , die, wèl bestuurd, een zoo gunstigen invloed kunnen uitoefenen op de leden. Behalve in New York, waar die kortelings zijn aanbevolen door de G∴ L∴ (zie het Art noord-amerika), heeft men dit in andere landen sedert lang ten uitvoer gebragt. Zoo bestaan er te Londen negen zoodanige Loges, die op verschillende avonden der week - sommige het geheele jaar door - zich bezig houden met Maç∴ instruktie, en het behandelen van andere takken van nutte kennis. Te Parijs is, in 1840, door de Loge la Clémente Amitié een' kosteloozen cours d'économie sociale geopend, waarin het, na het eindigen der voordragt, de aanwezigen is vrijgelaten, hunne aanmerkingen te berde te brengen, en in welke eerste zitting, door den B∴ e. de pompery, eene redevoering is voorgedragen, over de onwetendheid, en het nood- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zakelijke, zich te onderrigten, ten einde vervolgens zijne natuurgenooten te kunnen onderwijzen. Zoo is er in de Parijsche Loge les Trinosophes, in 1818 en 1838, door Br∴ ragon, een wijsgeerigen en verklarenden kursus gehouden, over de oude en nieuwe inwijdingen. Op dezelfde wijze hebben in Duitschland, Frankrijk en België, de kennis harer leden trachten te ontwikkelen, door het aanleggen en ten gebruike
bestemmen van boekerijen, verzamelingen van natuurkundige instrumenten, of voorwerpen uit de natuurlijke historie, gelijk ook door het voordragen van lessen, over wis-, sterre-, werktuig-, natuurkunde en natuurlijke historie. (Zie verder het Art. prijsvragen). In België hebben zich hierin vooral onderscheiden, de Brusselsche Loges, les Amis Philantropes en l'Espérance, benevens de BB∴ ramel, plaisant, maréchal, de wargny, redenmans, drault, enz. (Zie het Art. instructie-loges)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ondersteuningsgesticht te Parijs]ONDERSTEUNINGSGESTICHT te Parijs. Het besluit daartoe werd op den 19den November 1839, genomen door de Loge la Clémente Amitié in die stad, en aan de andere Loges medegedeeld bij cirkulaire van 1 December, onderteekend door de BB∴ desanlis en l.th. juge, als reg∴ en oud-M∴ en eenige verdere BB∴ Dit besluit strekt tot eer der Loge, die het genomen heeft, der Broederschap in Frankrijk, die het ondersteunde, maar vooral van den Br∴ desanlis, die het voorstel deed, en welke dus als de stichter er van is te beschouwen. In het rapport, daarover uitgebragt door de speciale kommissie, komt onder anderen het volgende voor: De luiheid en het gebrek aan arbeid brengen de armoede voort en begunstigen de bedelarij. De luiheid klopt in het bedelaarskleed aan de poorten onzer tempels, en ontvangt er, ten nadeele van regtschapen behoeftigen, in zekeren zin, eene aanmoedigende premie. Wij behoorden voortaan doof voor haar te zijn; want de luiheid is eene ondeugd, die, ten opzigte der maatschappij, volstrekt onbruikbaar maakt; en de V∴ M∴ kan de ondeugd niet aanmoedigen, die in den daarmede behebte, zedelijke onwaarde bewijst, welke voortvloeit uit zijne onverschilligheid omtrent alles, wat hem niet persoonlijk betreft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ke omstandigheden bevinden, verdienen al onze zorg. Wij zijn dezen ondersteuning in hun ongeluk verschuldigd, en zullen hun die, als goede Broeders doen toekomen.Het besluit, door de Loge genomen, bevatte de bepalingen, dat, na het vestigen des gestichts, alle geldelijke ondersteuning, buiten volstrekte noodzakelijkheid, zal ophouden, maar dat van dienzelfden dag, de Parijsche, inlandsche en vreemde BB∴, wier aanspraak op ondersteuning behoorlijk mogt blijken en worden erkend, in het ondersteuningsgesticht, voeding en huisvesting zullen erlangen, terwijl eene behoorlijk ingerigte geneeskundige dienst, gratis, voor hunne verpleging zal zorgen. Bovendien zou er eene kommissie worden gevormd, om zoodanige BB∴, welke zonder werk zijn, te doen plaatsen, en hun, overeenkomstig hunne geschiktheid, werk te verschaffen. De BB∴, die door eigen schuld werkeloos zijn en blijven, en, zonder voldoende redenen, den hun verschaften arbeid weigeren, zullen de ondersteuning onwaardig verklaard, niet meer dan een dag verpleegd, op een afzonderlijk register ingeschreven - met bijvoeging hunner weigering - en aan de Zuster bekend gemaakt worden. Dit plan, hetwelk ook aan het G∴ O∴ werd ingezonden, vond dadelijk ondersteuning bij de Zuster-Loges, en men verzuimde geen middel, om het fonds aanhoudend te doen toenemen, gelijk de Loge la Clémente Amitié, b.v. een concert en bal gaf, dat door vijfhonderd personen werd bezocht, en waarvan de toegangkaartjes ten voordeele van het fonds werden verkocht, terwijl er tusschen het concert en het bal eene inzameling werd gehouden, die een' zeer goeden uitslag had. Het ingeleverde plan werd door het G∴ O∴ (21 Maart 1840) goedgekeurd, en (11 April) aan de Loges aanbevolen. Het Gr∴ O∴ schreef dadelijk in voor 1000 francs, en stelde vast, dat de raad van administratie zamengesteld uit negen Groot-Officieren (later vermeerderd met 6, waarvan 3 GG∴ Off∴ en 3 reg∴ MM∴), alle zes maanden rekening en verant- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woording zou moeten doen. In Parijs zoude voor elke der acht en veertig sektiën een korrespondent benoemd worden, die de Regenten zoude ter hand gaan, in het inwinnen der noodige informatiën, ten aanzien van de zich aanmeldenden. De eerste inschrijvingslijst bedroeg 3055 francs, waaronder een legaat van 500 van den inmiddels overleden Br∴ daoust, 500 van de Loge en het Kapittel la Clémente Amitié, en 1820 van eenige leden. Van Br∴ desanlis 100, van Br∴ rouhoud 50, van Br. juge 50 (later aanzienlijk vermeerderd), en 790 van de Loge les Amis bienfaisants et imitateurs d'Osiris réunis, te Parijs, zoowel van de Loge, de Recipiendaires, als van de leden afzonderlijk; van de Loge les Disciples de Fenelon 120, l'Union parfaite de la Persévérance (alle te Parijs) 200 francs. Het voorloopig vastgestelde reglement voor het gesticht - dat October 1840 geopend is - was van den navolgenden inhoud: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zetel van het centrale gesticht.Art. 1. Het centrale ondersteuningsgesticht voor ongelukkige VV∴ MM∴ wordt gevestigd te Parijs, in de straat St. Gervais au Marais, No. 4 (in 1842 verplaatst naar de straat Rue Neuve saint Gilles, No. 10), en wordt bestuurd door eene kommissie, benoemd overeenkomstig besluit van het G∴ O∴ van Frankrijk, van 21 Maart 1840. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ondersteuning.Art. 3. De ondersteuning, door het centraal huis verstrekt, is tweeledig: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorstelling.Art. 6. De kommissie-alleen beslist over de toelating in het gesticht, en over den aard en den duur der ondersteuning. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 8. Ingeval er niet genoeg plaatsen in het gesticht beschikbaar zijn, wordt de voorkeur gegeven aan de aanvragen der Loges. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toelating.Art. 10. Een V∴ M∴, wiens toelating beslist is, zal in het gesticht worden opgenomen, op een bewijs, door Prezident en Sekretaris der komm∴ onderteekend. Dit bewijs duidt den aard der ondersteuning aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inwendig beheer.Art. 14....... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ondersteuning buiten het gesticht.Art. 19. Naar gelang der behoeften en omstandigheden, kan ook door de besturende kommissie, ondersteuning in natura en in geld worden vergund. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pligten der kommissie.In dit hoofdstuk komt onder anderen voor, dat de komm∴, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behalve de gevorderde buitengewone vergaderingen, hare zittingen zal houden, des zaturdags, te zeven ure des avonds, in eene der zalen van het G∴ O∴; dat elk lid op zijne beurt, gedurende een dag, in dienst zal zijn, en alsdan het gesticht zal moeten inspekteeren, de spijzen en de behandeling zal moeten onderzoeken, en alle ingebragte klagten aanhooren, van welk bezoek een geteekend dagrapport zal ingeleverd worden bij het G∴ O∴. Hij, die driemalen zonder wettige redenen verzuimt, verliest het lidmaatschap Reeds in het eerste jaar van het bestaan waren de inschrijvingen gestegen tot omtrent 12,000 francs, en was niet slechts een aantal BB∴, voor korteren of langeren tijd, in het gesticht ontvangen, maar was er ook aan VV∴ MM∴, of hunne weduwen, ondersteuning uitgereikt in brood, vleesch, hout, steenkolen, kleedingstukken, schoeisel, enz. Er waren ook panden uit de bank van leening gelost en aan de eigenaars teruggegeven; men had de achterstallige huurpenningen voor sommigen betaald, en aan anderen reisgeld gegeven. Deze ondersteuning was verstrekt op vertoon van Maç∴ bewijsstukken, onverschillig of die van Parijsche, andere Fransche werkplaatsen, of van vreemde Loges kwamen. Om die te ontvangen, werd het genoeg geacht, dat men B∴, ongelukkig was en ze verdiende. Uit het eerste verslag der kommissie (18 Junij 1841) bleek, dat de opgenomen BB∴ tweemalen in de 24 uren spijsden (9 ure en 5 ure). Dat er toen zes bedden ter beschikking der komm∴ waren; dat eenige onkieschheid bij sommige behoeftige BB∴ het noodig had gemaakt, dat bij hun vertrek uit Parijs een lid der komm∴ hen verzelde, en het reisgeld eerst bij het vertrek der diligence, enz. ter hand stelde,
met deze uitgaven waren 78 BB∴ in het gesticht ontvangen, en 70 VV∴ MM∴, of hunne weduwen, buitengewoon ondersteund, terwijl van 14 October 1840 tot 30 April 1841, brood, vleesch, hout en steenkolen werden uitgedeeld. Aan sommigen werden kleedingstukken en schoeisel verstrekt, om zich behoorlijk te kunnen voorstellen aan hen, bij wie zij werk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
konden vinden. Verder deelt de kommissie mede, dat zij eenige malen ondersteuning in natura hebbende verstrekt aan de weduwe eens Br∴, moeder van twee kinderen, vernomen had, dat er eene plaats aan de vischmarkt open was, en dat zij die plaats voor haar had gekocht, waardoor de vrouw thans in staat was, op eene eerlijke wijze, goed haar brood te verdienen, en zij benevens hare kinderen zich thans gelukkig gevoelden. Voor twee BB∴ had men het lijflinnen uit de bank van leening gelost, en voor vijf BB∴ de achterstallige huur betaald, waartegen men van de verschillende huisheeren had verkregen, dat zij niet uit hunne woningen zouden worden gezet. In datzelfde rapport slaat de komm∴ een (aangenomen) middel voor, om de bedelarij uit te roeijen, den werkzame arbeid te verschaffen, en den luijaard dadelijk te onderkennen, en wel om, in de voorzaal der tempels, den naam, het beroep en de woonplaats voor te hangen van hen, die arbeid zoeken, welke tabel later door den Reg∴ M∴ aan de vergaderde BB∴ zal worden voorgelezen, met verzoek, die plaatsing te willen bewerkstelligen, of bij hunne bekenden te bevorderen. In 36 zittingen waren bij de kommissie 151 aanvragen ontvangen. De goede vruchten, door dit gesticht voortgebragt, deden in het volgende jaar, onder meer, de onderstaande giften ontvangen:
Van Br∴ baudot, houtkooper, lid derzelfde Loge, het noodige hout, om het gesticht den geheelen winter te verwarmen, terwijl onderscheidene werkplaatsen en enkele Broeders, ieder eene ijzeren krib (naar het model), met al het noodige, hebben gegeven, hetwelk op hunnen naam wordt ingeschreven, terwijl ook dergelijke giften zijn ontvangen van Londen. Reeds het eerste jaar had de instelling van dat gesticht zulk een' gunstigen invloed op de armkas van het G∴ O∴ (waarschijnlijk doordat de ongeregtigde verzoekers afgeschrikt werden door het naauwkeurig onderzoek der komm∴), dat het G∴ O∴ besloot, zich tot eene jaarlijksche bijdrage te verbin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, en die voor 1843 op 1500 frs. vast te stellen. Tevens beval het ook, dat door de van elke receptie in de drie symbolieke graden, bij het geven van den eersten, 6 frs. in de kas des gestichts zou worden gestort, van de aanneming tot Rozenkruis 5 frs., van die van Kadosch 10 frs.; voor de 31e. en 32e. graden te zamen 15 frs., en 10 frs. voor den 33sten graad, 5 frs. voor elke affiliatie en 5 frs. voor elke regularizatie. Elk G∴ Offi∴ zou jaarlijks betalen 5 frs., en elk lid eener Loge 1 franc.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Onderwerpings-Akte]ONDERWERPINGS-AKTE, (De) of Akte van Obedientie, der voormalige Loges van de Strikte Observantie van het gerectificeerd systema van hund, luidde aldus: Nademaal wij ondergeteekenden hebben vernomen, dat er buiten de Loges der late Observantie, welke ons sedert dien tijd in Duitschland alleen bekend waren, nog andere, onder den naam van Strikte Observantie, bestonden, welke het van overoude lijden overgeleverde en tot op dezen tijd voortgeplante Rituaal, volgden, en oppersten (opperhoofden of oversten) aannemen en erkennen, zoo zien wij hiermede na rijp beraad en vrijwillig et sine ulla reservatione (zonder eenig inwendig voorbehoud) af van alle gebruiken en pligten der ruime Observantie, en onderwerpen ons hierbij aan de Ritualen der Strikte Observantie, hoofdzakelijk echter aan zijn Hoog-Eerw∴ en Genadigen, den Heer Provinciaal der 7de provincie en van alle Duitsche Metselaars (zie het Art. hund), en erkennen hoogstdenzelven voor ons ware opperhoofd, en beloven hierbij plegtig:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit alles beloven wij, bij onze eerste geloften (Pflichten), welke wij bij de toetreding in de Orde hebben afgelegd, op verbeurte van onze eer en het eeuwig aanschouwen van God. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Onderzoeker]ONDERZOEKER is in de de Br∴, aan wien het onderzoek der zich aanmeldenden is opgedragen. De B∴, dìe dezen post vervult, behoort bescheidenheid aan menschenkennis, scherpzinnigheid aan regtvaardigheid en bedaarde standvastigheid met wellevendheid te paren. Vooral echter moet hij grondig ervaren zijn in al de liturgiën van de verschillende graden, waarin bij zijne wordt gearbeid. Bij zijne wellevendheid behoort hij eene zoodanige mate van waardige deftigheid te bezitten, dat de personen, die om eene of andere reden tegen welvoegelijkheid en orde zouden kunnen zondigen, onmiddelijk den invloed van zijne waardigheid gevoelen, zonder daarom het broederlijk vertrouwen te verliezen. Zijne beleefdheid moet evenmin overmoedig, als gemeenzaam, maar wèl gekozen zijn. Hij vergete niet, dat er in de wijze, van iemand te ontvangen en aan te spreken, kleine schakeeringen bestaan, welke, schoon onmerkbaar voor den gewonen mensch, door den man van opvoeding zeer goed opgelet en naar waarde geschat worden. De vreemdelingen bemerken en beoordeelen alles. Worden zij behoorlijk ontvangen, zij vergeten het niet en ko- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men terug. Hij toch en de ceremoniemeester zijn het, die vaak den eersten indruk veroorzaken, en die bij den Bez∴ den grond leggen van het oordeel over de . Bij alle mogelijke beleefdheid, behoort hij steeds zonder het minste aanzien des persoons te werk te gaan. Is hem, wat wel eens het geval is, het onderzoek naar den voorgestelden prof∴ opgedragen, dan behoort hij al deze eigenschappen, kan het zijn, in nog veel hoogere mate te bezitten, opdat de Orde geen persoon inwijde, die haar schande kan aanbrengen, en alzoo eene
smet op haar kan doen kleven, welke in de oogen der prof∴ wereld onuitwischbaar is, en op de geheele Orde op het nadeeligste terugwerkt. Eigenlijk duurt zijne betrekking in de voort, en is dit in sommige het geval, dan vervulle hij die met ijver. Bij hetgeen hij kan vorderen bedenke de bez∴, dat men niet in de verschijnt, zoo als men naar eene of andere openbare plaats van vermakelijkheid gaat. Hoe stemmiger, ernstiger en deftiger de houding eener werkplaats is, des te meer wezenlijke bijval zullen hare bijeenkomsten ondervinden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ongekleed]ONGEKLEED. Hij, welke in de Broederschap wordt aangenomen, is (volgens de woorden van het nieuw-Engelsche Rituaal) noch naakt, noch gekleed (zie knie en meester). Dit zinnebeeld wil eigenlijk zeggen, dat men, wanneer men tot de Orde toetreedt, zich van alle smet, van onreinheden des levens behoort te ontdoen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Onregelmatige of Onwettige, Clandestine Loges]ONREGELMATIGE of ONWETTIGE, CLANDESTINE LOGES zijn de zoodanige, die zich door een vreemd G∴ O∴ hebben doen konstitueeren, in een land, waar reeds een Maç∴ Hoofdbestuur bestaat, of die, na het instellen van een zoodanig ligchaam, hare Konstitute niet doen ratificeeren. Ook zijn het zoodanige , arbeidende in een Ritus of graden, door het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maç∴ Hoofdbestuur van hun land niet aangenomen, en eindelijk alle, welke om eenigerhande reden door het Maç∴ Hoofdbestuur niet zijn erkend. Het Maç∴ Hoofdbestuur heeft het regt, en is zedelijk er toe verpligt, zoodanige te doen sluiten, en hare bescheiden in beslag te doen nemen. Eene onregelmatige kan zich door het Hoofdbestuur doen regularizeeren, en wordt dan ingeschreven op den dag van de ratifikatie, niet van hare onregelmatige Konstitutie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ontzetten]ONTZETTEN (Buiten werkzaamheid plaatsen), is eene straf, die, voor een bepaalden of onbepaalden tijd, zoowel eene geheele Loge, als een enkel medelid kan treffen, en welke door de Groote Loge over eene Loge, en over eenen Broeder (voor bepaalden tijd), door zijne Loge wordt uitgesproken. In zulk een geval moet de eerste zich van alle vereenigingen en Maçonnieken arbeid onthouden, en den laatsten wordt den toegang tot de Loge ontzegd. Eene Loge is gesuspendeerd, wanneer de achtbare Meester met eenen slag verklaart, dat de arbeid voor eenen tijd gestaakt is. Door middel van eenen anderen slag, wordt zij weder geopend, en de arbeid voortgezet. Zie de Artikels verbanning rehabilitatie en het volgende Artikel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Onwaardig]ONWAARDIG. Bij eene afkeurende stemming over een Prof∴, behoort wel degelijk onderscheid gemaakt te worden, of het slechts eene gewone afkeurende, en dus tijdelijke afstemming, dan wel eene algeheele verwerping, en dus onwaardigverklaring zij. In het eerste geval kan de voorgestelde, na zeker tijdverloop, nogmaals aan eene stemming worden onderworpen; in het laatste geval kan hij nimmer weder als lid der Orde worden voorgesteld of aangenomen. Eens lid der Orde zijnde, kunnen slechts de Hoofdbesturen in de verschillende landen beslissen, over de onwaardigverklaring en verbanning uit de Orde van zoodanig lid. Ten opzigte van dit onderwerp is (5841), door het G∴ O∴ hier te lande, het zeer lofwaarde besluit genomen, dat de verbannene, na verloop van vijf jaren, zijne rehabilitatie kan verzoeken, welke, daartoe termen zijnde, hem door het G∴ O∴ kan worden verleend. Wordt die hem geweigerd, dan kan hij, na vijf jaren zijn verzoek herha- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len. Onder de voordeelen van eene nadere briefwisseling en verbindtenis tusschen de Hoofdbesturen, behoort ook, dat daardoor de verbannenen onderling bekend zouden worden gemaakt, en zulke maatregel alzoo eene algemeene uitwerking zoude hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oogbedekking]OOGBEDEKKING. Daarvoor geven de beide Eng. geschriften J. en B. en the three Distinct knoeks, als oorzaken op: 1. opdat mijn hart kon bevatten (concieve), alvorens mijne oogen konden ontdekken; 2.) gelijk ik mij toen in het duister bevond, zoo behoorde ik ook de geheele wereld in het duister te houden. Browns hoofdsleutel geeft, onder anderen, daarvoor op: Dat ik in den toestand der duisterheid in de Masony werd aangenomen; geschiedde, om mij te herinneren, dat ik alle personen in dien toestand moest doen blijven, wanneer zij niet langs den zelfden wettigen weg het licht hadden verkregen, als door mij toen werd ingeslagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oorsprong der Vrijmetselarij]OORSPRONG DER VRIJMETSELARIJ. Over den oorsprong der hedendaagsche Vrijmetselarij bestaan verschillende meeningen. Volgens de meesten stamt zij van de Grieksche of Egyptiesche geheimen, volgens anderen van de Dionysiesche bouwkunstenaars of van het Pythagoreesch verbond af; weder anderen leiden haar af van de vereeniging der Esseërs enz. Ten onregte bragten enkelen haar, met een opzettelijk doel, in verband met de Orde der Tempelheeren, of andere geestelijke Orden der middeleeuwen; daarop zocht men haren oorsprong in de Jezuïten-Orde, en wendde voor dat de Rozenkruizerij haar moeder ware. Aan de drie laatste punten nu valt voor den onderzoeker geen denken. De oorsprong der V∴ M∴ is daarentegen met oneindig meer grond te zoeken in eene der vroeger opgenoemde vereenigingen, waartoe de bescheiden niet ontbreken. De vroege oudheid dier instelling zal niemand verwondering baren die haren geest kent, en daarbij de beperkende grenzen van standen, rangen en landen (in de prof∴ maatschappij zoo noodig), en aan de andere zijde des menschen streven in aanmerking neemt, zijne volmaakbaarheid ten nutte te doen gedijen. De onmiddellijke en onweder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sprekelijke vastschakeling, waarbij men tevens meer volledige bescheiden der toenmalige inrigting vindt, zijn, zoo als dit bewezen is in krause's werk (de drie oudste Kunst-Oorkonden der Vrijmetselaars-Broederschap, enz.), de bouwvereenigingen der Romeinen, die reeds in de schriften van vitruvius, onder den naam van Corpora of Collegia voorkomen, en is alzoo op de geschiedenis gegrond. De oorzaken, waarom ons voortloopende, ontwijfelbare, historiesche aanteekeningen over aanvang en vordering des verbonds ontbreken, zijn waarschijnlijk uit staatkundige woelingen ontstaan, gelijk er zelfs in later tijd nog (5685 en 5720), in Engeland onderscheiden handschriften en oorkonden, van hooge waarde, uit vrees, zijn vernietigd. De Bouwvereenigingen der Romeinen laten zich terug voeren tot de regering van numa pompilius, die reeds vele Tempels, ook den janus-Tempel bouwen liet, de burgers in gilden verdeelde, en een bijzonder gild van Bouwlieden (Collegia fabrorum), benevens vele andere kunstvereenigingen (Collegia artificum), invoerde naar het voorbeeld der Grieksche Broeder- en gildegezelschappen (die ze weder hadden nagevolgd van andere volken, als: Egyptenaren en Israëlieten), en ze verordeningen, wetten, enz. gaf. Over die kollegiën wordt gesproken in de achtste der twaalf tafelen, welke aan solon was ontleend (Zie het Art. korporatie). Spoedig verbreidden zich de vereenigingen van alle kunsten en ambachten, bijzonder de tot stads-, water- en scheepsbouw gevorderden, door alle provinciën van het uitgestrekte Romeinsche rijk, hadden eigene beambten, wetten, priesters en beschermgoden. Reeds ten tijde van christus geboorte, bevonden zich bij elk Romeinsch legioen de noodige bouwwerktuigen, deels om bij de veroveringen de behulpzame hand te bieden, deels om sterkten te bouwen, welke de veroveraars in staat stelden de genomene landen te behouden, en de Romeinsche beschaving te verbreiden. Julius cesar en vele andere Romeinsche veldheeren, die tot stedehouders van Brittanje waren aangesteld, hebben deze bouwvereenigingen zeer begunstigd, doch ons ontbreken, in dat opzigt, de geschiedkundige oorkonden, bijzonder ten opzigte van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de zamenkomsten en de gebruiken welke in deze landen, gedurende de beroeringen, heerschten, terwijl de straten, waterleidingen en andere gedenkteekenen der Bouwkunde van dien tijd, ook in Algiers, ons nog talrijke overblijfselen aanwijzen. De vele gevechten, welke later in Brittanje plaats vonden, waren niet geschikt de vorming van het bouwwezen voort te zetten, en eerst onder Keizer karausius (286-293 na christus), die als beroemd zeevaarder in dienst van Rome, en van Keizer maximianus, de kleine Romeinsche vloot aanvoerde, Brittanje overweldigde, en zich tot Keizer van dit rijk opwierp, maakte zij weder voor korten tijd eenige vorderingen, daar de nieuwe beheerscher er zich veel aan gelegen liet liggen, geschikte kunstenaars en handwerkslieden, van het vaste land, naar zijn rijk te lokken. Welke kunstzin karausius bezat, blijkt uit de schoone munten die hij heeft laten slaan, en die zich voor dien tijd zeer gunstig vertoonen. Voornamelijk heeft hij zich de Bouwkunstenaars aangetrokken en in zijne bescherming genomen, ja zelfs, zijnen opper-hofmeester (Steward) albanus, die in het vervolg de heilige albanus heet, en in den jare 287 het eerste groote bouwgezelschap (Loge) in Brittanje vormde, tot opper-Opziener over de Bouwlieden benoemd. Of zich albanus werkelijk, zoo als gemeld wordt, reeds toenmaals van zijnen heer een vrijbrief wist te verschaffen, waardoor de bouwvereenigingen gemagtigd werden, algemeene raadsvergaderingen te houden, zich eene eigene konstitutie te vormen, en de misdaden harer medeleden zelve te straffen, houden wij voor onbeslist. Deze eerste bloei der Britsche bouwvereenigingen duurde echter niet lang; want na de vermoording van karausius, door zijn eigen minister allectus, die zich tot heer van het rijk opwierp, maar ten opzigte van zijne bekwaamheden veel lager dan de vermoorde stond, werd Brittanje door de Romeinen, onder konstantius weder veroverd, en op nieuws eene Romeinsche provincie. Maar ook de Romeinen, bleven niet lang in het ongestoorde bezit daarvan; althans de nog onbeschaafde Picten en Schotten, bewoners van het tegenwoordig opper Schotland, deden roofzuchtige invallen, en noodzaakten in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
426 de Romeinen, de provincie Brittanje, welke zij niet meer zochten te behouden, over te geven; en nu wierpen zich de Picten en Schotten op het weerlooze volk, dat zich eindelijk (449) genoodzaakt zag, de Saksen, welke zich reeds in de 3e. eeuw bij de Romeinen als stoute zeeroovers gevreesd hadden gemaakt, tegen hunne onderdrukkers te hulp te roepen. De Saksen onderwierpen niet alleen de Picten, maar ook de Britten, en deze voorvallen werkten hoogst nadeelig op de bouwgezelschappen, welker medeleden, om de gruwelen der woeste barbaren te ontgaan, in het Wallis-gebergte en op de tusschen Engeland, Schotland en Ierland gelegene eilanden, vluchtten, waarheen vroeger de Druïden en de door diocletianus vervolgde Christenen hunne toevlugt genomen hadden. Op deze plaatsen werden van nu af kleine bouwgezelschappen gehouden, die nog lang hunne wetten, gebruiken en geheele Konstitutie behielden. Daar nu de medeleden van deze bouwgezelschappen, die onder de verdrevene Christenen leefden, het Christelijke geloof aannamen, zoo had dit een natuurlijk gevolg, dat ook de Konstitutie en wetten der bouwgezelschappen, zich in het uitwendige immer meer naar het Christendom schikten. In het jaar 597, zond Paus gregorius I, den monnik augustinus benevens veertig andere monniken, naar Brittanje, om der Saksen koning te bekeeren en een aantal Bisschoppen aan te stellen, waardoor de Pauselijke partij, in Engeland, de overhand bekwam. Doch de oorspronkelijke Christelijke kerk bood hardnekkig tegenstand, en konde zelfs niet uitgeroeid worden, tot aan de kerkhervorming in Engeland, tot welken tijd zij hare eigene geestelijken had, die zich Kuldeërs of Keldeërs noemden, en zich door waarachtige vroomheid, grondige geleerdheid en groote menschenliefde, zeer voordeelig onderscheidden. Deze tweespalt in de kerk nu had het gevolg, dat zich, uit de in het verloop van tijd zamengesmoltene, en meerendeels nog verborgen levende leden, niet-Pauselijke vereenigingen vormden, waartoe hoofdzakelijk aanleiding gaf de omstandigheid, dat de Pauselijke kerk in Brittanje spoedig de overhand kreeg en de heerschende werd, terwijl de rijkdommen der koningen en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
magtigen des lands die zeer begunstigden. Zeer dikwijls ontstond bij de geestelijken den wensch, om prachtvolle kerken en kloosters te bezitten; met het doel om deze te bouwen, zochten zij ijverig Bouwkunstenaars tot zich te lokken, en zich zelven tot Bouwmeesters te vormen. Het Pausdom echter werkte zeer nadeelig op deze bouwgezelschappen, want daar zij eenen geest ademden, die niet overeenkwam met dien welken men er gaarne in zag heerschen, zoo gaf dit den grond dat de katholieke geestelijken zich met deze bemoeiden, en alles zochten te verwijderen, wat met hunne kerkelijke leerstellingen streed. Hierdoor vormden zich verschillende Bouwvereenigingen, die echter niet ten gunste der Pauselijke bouwgezelschappen waren; want hierin vertoonde zich een vijandige invloed op de gezellige betrekkingen, en spoedig ontstonden hieruit ijdelheid, aanmatiging, onwetendheid, hoogmoed en traagheid. Waren er nu ook nog medeleden, die de kunst beminden en eenen wetenschappelijken zin hadden, zoo zagen zich ook deze genoodzaakt, ten minsten uiterlijk, de heerschende geest en magt te huldigen. En zoo moest alle kunstzin verloren gaan, het getal van ervaren bouwlieden moest immer minder worden, en diegenen, welke dit niet werden, verdeelden zich in gilden, waarbij zij zich aan stedelijke verordeningen moesten onderwerpen. Hierdoor geschiedde het, dat de broederlijke vertrouwelijkheid, welke de innige kunstvereeniging, het gemeenschappelijk reizen, het zamenwonen en de eigene, zelfstandige Konstitutie grondde en onderhield, verloren ging, en het bouwwezen wederom in groot verval geraakte. Dit verval hield vele eeuwen aan, tot in het jaar 924, athelstan den troon der Angelsaksen beklom. Deze bemerkte den teruggang der Bouwkunde, en kende waarschijnlijk ook de oorzaken des vervals; ten minste leidt men dit daaruit af, dat hij belastte, de inrigting van den heiligen albanus weder te herstellen. Edwin, de jongere broeder van athelstan, liet zich-zelf in het gezelschap der Bouwlieden aannemen, leerde de Bouwkunde, en bewerkte voor de vereenigingen vele voorregten, ja zelfs verkreeg hij voor hen, van zijnen broeder, eenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrijbrief, waardoor zij gemagtigd werden hunne eigene regtsbedeeling te hebben. Uit krachte van dezen vrijbrief, verzamelden zich, op aanschrijving van edwin, de Bouwlieden in 926 te York, waar eene Groote of algemeene Loge werd opgerigt. In deze Groote Loge gaf hij hun eene Konstitutie, welke de navolgende pligten en wetten bevatte.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit zijn de pligten, welke goed en nuttig te houden zijn; wat goed en nuttig bevonden zal worden, moet opgeschreven, en aan de opzieners bekend gemaakt worden, waarmede alle Broeders geholpen kunnen worden. Onder de bescherming en het regt dezer Groote Loge vermeerderde het getal Bouwlieden aanmerkelijk; een hoogere kunstzin vertoonde zich weder onder hen, en het aanzien der werklieden wies in die mate, dat zelfs koningen, prinsen en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere hooge personen zich in hunne geheimen lieten inwijden, en der Loge en hare wetten gehoorzaam waren. De Loge werd als de eerste Groote Loge van Engeland beschouwd, en het is door eene reeks van berigten en oorkonden bewezen, dat in Engeland en Schotland, volgens hare Konstitutie, arbeidende Loges en Bouwlieden genoeg voorhanden waren; dat buiten deze ook menschen, die rijk aan invloed waren, als kunstgenooten (accepted Masons) werden opgenomen, zoo als ten tijde van onrust en staatkundige stormen blijkt, waarin de Loges der vrije en aangenomen Metselaren grootendeels de patriotten, de regering en de voornaamste burgers bevatteden, weshalve zij door de tegenpartij zwaar vervolgd werden. De bouwvereenigingen hadden haren zetel voornamelijk in Brittanje, maar nog in dezelfde tiende eeuw verbreidden zij zich vandaar naar het overige van Europa, waar zij, voornamelijk in de middeleeuwen, bewonderenswaardige gedenkteekenen van haren hoogen kunstzin en van haar verheven karakter hebben opgerigt, door het bouwen van de heerlijke Domkerken te Straatsburg, Keulen, Weenen, Maagdenburg, Zurich, Freiburg, Regensburg, Milaan, Siéna, Parijs, Meissen, van het klooster op den berg Casino en Batalha, in Portugal, als ook in vele andere oorden van Europa. Overal, waar zij handen aan het werk sloegen, bewaarden zij hare voorregten, en waarhenen zij ook geroepen werden, was der Bouwlieden eerste zorg, hunne regten te doen erkennen, ja zelfs vele Pausen verzekerden hun deze, zoodra zij den H. Stoel beklommen hadden (nikolaas III, die in het jaar 1278 der Broederschap eenen aflaatbrief toestond, welke door alle volgende Pausen tot benedictus XII, in het jaar 1342 overleden, geëerbiedigd werd; ook door vele Keizers, als rudolf I, maximiliaan I, karel V en ferdinand I, werden hun voorregten toegestaan). Voornamelijk verzamelden zich te Straatsburg, gedurende het bouwen van den beroemden Domkerk (1075-1439), eene menigte Bouwkundigen, rigtten daar eene Loge op, die zich met vele andere vereenigde, en spoedig zulk een overwigt op deze bekwam, dat zij al- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeen als Hoofd-Loge beschouwd werd, zoodat reeds in het jaar 1277 de Bouwhutten, in 22 andere Duitsche steden bestaande, zich aan haar, als de opperste, onderwierpen, en hare uitspraak afwachtten. Tot aan het begin der achttiende eeuw werd de Straatsburger Loge als zoodanig beschouwd, maar van dien tijd af begon haar invloed meer en meer te verminderen. In Frankrijk waren reeds in den loop der zestiende eeuw de Bouwhutten opgeheven geworden, en in den jare 1707 werd ook zulk een verbod, betrekkelijk de Duitsche Loges, op den rijksdag te Regensburg uitgesproken, dewijl men de vereeniging met Straatsburg wilde verbreken, welke stad intusschen met het Fransche rijk was vereenigd. In hoe groot een aanzien overigens de Vrijmetselaars Broederschap, en voornamelijk de Hoofd-Loge in Straatsburg stond, blijkt daaruit, dat zelfs de inwoners van Straatsburg, welke in het bouwwezen betrokken waren, zich aan de wetten der Broederschap onderwierpen, ja zelfs de stedelijke raad van Straatsburg, liet haar alle twisten beslechten die in 1461 in het bouwwezen ontstonden; een voorregt, dat haar tot het jaar 1720 verbleef. Nadat in 1707, door het bestuur van den rijksdag, de Bouwhutten-Broederschap in Duitschland verboden was, geraakte de Bouwkunde in verval, en daar den Metselaren de pligt van stilzwijgendheid werd opgelegd, zoo verviel de kunst meer en meer. Ofschoon nu nog eenen tijd lang in Bazel, Zurich, Hamburg, Dantzig en Straatsburg kleinere Broederschappen in stilte bestonden, zoo waren deze toch niet in staat, het verval der Bouwkunde, op het Europesche vaste land, voor te komen. Zoo stonden dan onze voorvaderen, in het begin der 18e. eeuw, aan het einde van de werkzaamheid der V∴ M∴ verbroederingen, en zij zouden ongetwijfeld voor immer ten onder zijn gegaan, wanneer niet de vier Loges, nog in Londen bestaande, zich verbonden hadden tot instandhouding der Broederschap. Het is reeds bewezen geworden, dat zich in Engeland eene menigte aanzienlijke mannen ophielden, die geene werkelijke Metselaren waren, en zich als zoogenaamde aangenomen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Metselaren bij de Broederschap hadden aangesloten; en daar die werkelijke Metselaren, in stedelijke genootschappen, waren overgegaan, zoo namen deze het besluit, de Vrijmetselaars Broederschap in hare oude Konstitutie, leer en liturgie als een niet meer bouwkundig, van alle bouwvereenigingen onafhankelijk gezelschap voort te zetten, haar te behandelen volgens james anderson, en uit de voorhanden zijnde statuten, eene nieuwe Konstitutie te ontwerpen. Volgens deze Konstitutie behielden de medeleden des gezelschaps den ouden vorm van de Broederschap der bouwvereenigingen, maar sloten zich meer aan het doel der oude, meer edele vereenigingen. Van nu af werd het oogmerk der Orde meer gebragt tot de oprigting eens zedelijken Tempels, de veredeling van het menschelijk geslacht, en het tot beschaving voeren van alle volkeren. De medeleden moesten, verbonden door den band van trouwe Broederliefde, hunne hoogere bestemming waardig te gemoet gaan, op de baan der deugd elkander wederzijds de hand bieden, en hunne verarmde en nooddruftige medemenschen met liefde ontvangen. Natuurlijk konden alle godsdienstige gezindten aan het verbond deel nemen, en op alle wijzen daarheen werken, dat het van alle volkeren en regeringen erkend werd als eene verbroedering der menschenliefde, verdraagzaamheid en gezelligheid, welker medeleden zich de gehoorzaamheid aan den Staat als eene eerste pligt moesten rekenen. Volgens deze door anderson, in 1717, nieuw uitgegeven Konstitutie, werden reeds in de vier eerste jaren, te Londen, zestien nieuwe Loges opgerigt. Wij hebben uit het Charter van Keulen gezien dat de V∴ M∴ reeds in 1535 bestond, en dat er zich, eene eeuw later reeds eene Loge te 's Hage bevond (zie de Art. nederland en vredendal). Later verbreidde zich echter de Vrijmetselarij meer algemeen naar Nederland (1734), Frankrijk (1725), Spanje en Portugal (1728), Noord-Amerika (1730), Denemarken en Zweden (1736), Duitschland (1737), zoo als in Hamburg, Berlijn, Dresden, Leipzig, Altenburg, Halle, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brunswijk, Frankfort aan den Main, Hanover, enz., en welke lotgevallen het verbond in deze verschillende Staten heeft moeten verduren, wordt, voor zoo verre deze belangrijk zijn, in dit woordenboek, meestal op de afzonderlijke artikelen, opgegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oost-Indië]OOST-INDIë. Zie indië en indië- (oost) In welk jaar de V∴ M∴ is overgebragt naar de Ned. O.I. bezittingen, is ons niet bekend geworden. De beide oudste O.I. Loges zijn Salomon, te Bengalen, en la Vertueuse, te Batavia; de eerste opgerigt in 1759 en de tweede in 1769. Thans bestaan er de volgende (behalve de buiten berigt zijnde en waarschijnlijk sluimerende Loges): De Ster in het Oosten (1769), te Batavia (ontstaan uit de vereeniging der la Vertueuse en la Fidèle Sincerite), la Constante et Fidèle (1801), te Samarang. De Vriendschap (1810), te Soerabaja. Terwijl aan de Kaap de goede Hoop nog onder dit G∴ O∴ werkzaam zijn de Loges de goede Hoop (1772) en de goede Trouw (1802). De gedeput∴ G∴ M∴ N∴ voor de Loges in de O.I. is de Br∴ c.j. scholten van oud haarlem. Die voor de Loges aan de Kaap de goede Hoop, Br∴ j.a. truter. Ofschoon van Nederland staatkundig afgescheiden, zijn de laatste meer dan ooit verkleefd aan het Moederland. Zij hebben een eigen gebouw, dat meer dan f 100,000 heeft gekost, en in 1803, in tegenwoordigheid van meer dan 200 BB∴ en 100 dames, is ingewijd. Beide deze afdeelingen zijn nimmer in gebreke gebleven, hare zusterlijke gezindheid te doen blijken, wanneer water, krijg, of eenige andere onvoorziene omstandigheid, rampen had veroorzaakt. (Zie het Art. nederland). In beide die streken bestaat de meest hartelijke Broederlijke eensgezindheid en de warmste ijver voor den arbeid, en geeft vooral in Batavia de reg∴ M∴ der Loge, de ijverige en doorkundige B∴ penning nieuwland, een heilzaam voorbeeld. (Zie verder reprezentatie.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oosten is de streek, waar de eerste oorspronkelijke godsdienst haar aanzijn ontvangen heeft. De ware inrigtingen en eerste instellingen der Vrijmetselarij zijn ook uit het oosten oorspronkelijk. In een werk over de V∴ M∴ vindt men over het oosten het volgende: Het is de plaats van den reg∴ M∴ Het is het beeld van dat gedeelte van salomons Tempel, dat het heilige der heiligen bevatte. De eerbied der VV∴ MM∴ voor het oosten, bevestigt, dat de Maç∴ eerdienst daaruit afstamt, en in betrekking staat met de oorspronkelijke godsdienst, die het eerst in de zonnedienst ontaarde. Even zuiver als bij haar ontstaan, vertoont de primitieve godsdienst zich onder ons in de V∴ M∴, eenig, algemeen en onveranderlijk. In weerwil der driften, ondeugden en misdaden, kan men zich niet ontveinzen, dat de menschen niet boosaardig geboren zijn, en dat zij, wel verre van het kwade te bedrijven uit vermaak in het slecht handelen, integendeel het goede trachten te doen als hun redelicht het hun aantoont. De goedaardigheid van den mensch wordt versterkt door de godsdienst, en aangezien er geene bestaat die het kwade voorschrijft, zijn zij alle achtingswaardig. Hoewel alle omtrent gelijk zijn door het innerlijke der zedeleer, verschillen zij nogtans in het dogma zoodanig, dat de menschen in plaats van door haar tot elkander gebragt te worden, zich door haar van elkander verwijderen en elkander onderling uitbannen. Ten opzigte van de algemeen in gebruik zijnde uitdrukkingen: Het Oosten te N. In het O∴ der Loge N, zegt krause: Deze uitdrukkingen komen in geene oude oorkonden voor, en kunnen er ook niet voorkomen, dewijl, volgens de leer der oudste konst-oorkonden, de Loge de geheele wereld omvat, de Masony zelve nogtans uit het oosten afstamt, en de M∴ aan de o.z. der L∴ zit om den opgang der zon af te wachten, zoodat de Loge aldus wel in de rigting van het O∴ (georienteerd) ligt, maar niet zelve het O∴ is. - Op deze aanteekening valt nogtans de gegronde aanmerking te maken, dat eene L∴ als brandpunt van ware verlichting, zeer wel het O∴ kan genoemd worden met betrekking tot de plaats. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V∴ M∴ ging tot de Indiaansche Gymnosophisten over, kwam in de verschillende vereenigingen der Magiërs, in de Egyptische geheimen, in de leerstellingen van mozes, in de godsdienst der Grieken, in den Tempel van salomo, in de wet van lycurgus, in de school van pythagoras, in het onderwijs van thales, in de geschriften van plato, in de leer der Esseërs, in de afzondering der Therapeuten, in de sekte der Joodsche Asceten, in de eerdienst der Druïden, in de Mithrasystema's der Magiërs, in de eerdienst der goede godin bij de Romeinen, en in de Evangeliesche vereenigingen der eerste Christenen. Deze eerdienst, die wij allen voor de Vrijmetselarij erkennen, is aan God welgevallig, dewijl zij Hem eenen standvastigen en waren eerbied bewijst, gevallig aan de vorsten der aarde, dewijl zij getrouwheid beveelt aan den troon, aan den vorst en aan het vaderland, onderwerping aan de wetten, en eerbied voor de godsdienst en goeden zeden. Zij is eene bron van heil voor de menschheid, dewijl zij eene onveranderlijke genegenheid voor het menschelijk geslacht voorschrijft; omdat zij wil, dat de menschen goed, regtschapen en medelijdend zijn, en eindelijk dewijl zij liefde tot den arbeid, tot studie, tot beoefening van nuttige kunsten en wetenschappen inboezemt, en ons tot eene fyzieke en moreele volmaking leidt. Op het antwoord der tweede vraag, in het verhoor van Koning hendrik VI. welke op het ontstaan der V∴ M∴ betrekking heeft, geeft locke de volgende aanteekening: Het zou dus schijnen, dat de VV∴ MM∴ van meening waren, alsof er voor adam, welke de eerste mensch in het westen wordt genaamd, menschen in het oosten zouden hebben bestaan, en alsof kunsten en wetenschappen in het oosten haren oorsprong hadden. Eenige schrijvers, die voor groote geleerden doorgaan, hebben hetzelfde beweerd, en het is zeker, dat Europa en Afrika, welke, in betrekking op Azië, westelijke landen zijn, nog lang, nadat kunsten en verfijning van zeden in China en Indië reeds tot hooge volkomenheid waren gebragt, zich nog in eenen ruwen staat bevonden. Preston merkt hierop aan: ‘Wanneer ook eenige geleerden dit ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeden ondersteunen, zoo hebben toch de VV∴ MM∴ den waren zin gevat, dat de V∴ M∴ uit het oosten ontstaan is, en zich naar het westen heeft verbreid.’ De uitdrukkingen Oost en West zijn eigen aan dit gezelschap, en zijn, als men haar in eenen Maçonnieken zin bezigt, zeer verstaanbaar (zie Ezech. XLIII:2), dewijl deze op zekere vormen en ingevoerde gebruiken betrekking hebben. Van uit het oosten verbreidde zich, zoo als bekend is, de wetenschappelijke vorming naar het westen, en maakte in Europa trapswijze vorderingen. In de Yorksche Konstitutie vindt men nog de volgende merkwaardige zinsnede: Uit Hetrurie, Griekenland, Egypte en Azië, haalden de Romeinen hunne wetenschappen en kunsten, en erlangden door den oorlog de bekendheid met deze. Zij voerden altijd beroemde en bekwame personen van daar naar hunne stad, en geleerde lieden van hen reisden daar ook derwaarts en keerden terug. Zoo werd Rome de zetel van geleerdheid, welke eindelijk onder Keizer augustus, die deze begunstigde, haar hoogste top bereikte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oosten, (Groot-)]OOSTEN, (GROOT-) of Groote Loge is het hoofdbestuur van al de Loges van een rijk, of waaronder ook de werkplaatsen van sommige andere landen behooren, die geen Maç∴ hoofdbestuur hebben, gelijk het geval is bij de drie Berlijnsche GG∴ , de Hamburgsche en ook de Eclectiesche Gr∴ te Frankfort a.d. Main. Behalve uit den Gr∴ M∴ Nat∴, die de werkzaamheden bestuurt, bestaat het hier te lande, uit de Groot-Officieren, de Voorzittende Meesters en gedeputeerden der Loges, en vergadert slechts eenmaal in het jaar (den eersten zondag na Pinksteren), wanneer er over de algemeene belangen wordt beraadslaagd. Bij bijzondere gelegenheden kan de Grootmeester Nationaal het Groot-Oosten buitengewoon bijeenroepen. Het G∴ O∴, of de G∴ L∴ van elk land heeft nogtans eene bijzondere inrigting. Vergelijk de Art. engeland, frankrijk, opperraad en pruissen.Zulk een Groot-Oosten of Maçonnieke Senaat, als bazot dien noemt, maakt wetten en besluiten, welke kracht van wet hebben voor alle daaronder behoorende Loges. Hij geeft aan nieuwe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Loges Konstitutiën, en erkent, onder haar gebied, geene andere, dan wier Konstitutiën hij uitgegeven, of ten minste geratificeerd heeft. Het G∴ O∴ moet hierop wel acht geven, omdat het tegen alle regtsbegrip strijdt, eene Loge door een ander ligchaam gekonstitueerd, onder zijn gebied te laten bestaan, zonder dat zijn oppermagt door het vragen der Konstitutie erkend zij, ook moet de G∴ L∴ alle niet door haar erkende Riten, volstrekt uit hare onderhoorige weren, en, ter vermijding van eene haar te laste komende verantwoordelijkheid jegens de Orde en den Staat, wèl toezien, dat geene der onder haar staande LL∴, zich bij hare werkzaamheden van den geest der Orde verwijdere. Overigens bemoeit een Groot-Oosten, of eene Groote Loge, zich met geene receptie, maar alleenlijk met het administratieve en dogmatieke bestuur der tot haar behoorende Johannes-Loges.
In Groot-Brittanje noemt men de Groote Loge in eenen uitgebreiden vorm (in ample form), wanneer de Grootmeester zelf tegenwoordig is; in eenen behoorlijken vorm (in due form), wanneer de Grootmeester door eenen gedeputeerde wordt vertegenwoordigd, en in elk ander geval, doch met gelijke wettige magt in vorm (in form). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oosten, (Ridder)]OOSTEN, (De RIDDER van het) of van den Degen, is de 6e. graad van het Fransche en Nederl. systema en der Philaleten, de 15e. graad van het uit Amerika naar Frankrijk overgebragte zoogenaamde oud-Engelsche systema en van het Hoofd-Kapittel van den Raad der Keizers van het Oosten en Westen, als ook de 41c. graad van Mitzraïm, en de 11e. van de Uitverkorenen der Waarheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oostenrijk]OOSTENRIJK, benevens de daartoe behoorende Staten. Zoo als in vele Roomsch-Katholijke Staten, heeft ook hier de V∴ M∴ geen vasten voet gekregen. Sedert hare verplanting naar het vaste land hadden zich in vele plaatsen van dit groote rijk eene menigte Loges gevormd, doch waren alle van korten duur; want vervolgingen der geestelijkheid en verboden der Regenten maakten daaraan spoedig weder een einde, of verpligtten de medeleden, den arbeid spoedig weder neêr te leggen. Toen de Bul van clemens XII (zie het Art. bul) verscheen, stond de V∴ M∴ bij de Weener grooten in hoog aanzien. Dien ten gevolge werd dan ook de Bul daar dan ook niet afgekondigd. Eenige jaren later nogtans veranderde de denkwijze van het Oostenrijksche goevernement ten aanzien der V∴ M∴; en rezen er verdenkingen op, waarom het bevel gaf de bijeenkomsten te beletten. Het eerste gevolg hiervan was dat dertig VV∴ MM∴, die (7 Maart 1743) eene vergadering hielden, overvallen en in den kerker werden gezet, waaruit zij eerst eenige maanden later, bij gelegenheid van 's Keizers verjaardag, ontslagen werden. Onder maria theresia werden de Loges weder geopend, maar kort daarna nogmaals vervolgd. Eenige hofdames teleurgesteld in hare begeerte, bekend te worden met hetgeen er omging, zetteden de Keizerin tegen de Orde en hare bedoelingen op, en bragten haar er toe, de Meesters van vele Loges bij zich te ontbieden, en hun te bevelen, haar de geheimen der V∴ M∴ te openbaren. Door hunne eenparige weigering tot het voldoen aan dit verlangen, in het harnas gejaagd, deed zij eene der Loges, toen deze vergaderd was, door krijgsvolk overvallen, de BB∴ gevangen zetten en de meubelen in beslag nemen. Door tusschenkomst van frans I (zie dat Art.), werden zij echter in vrijheid gesteld en kregen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verlof hunnen arbeid voort te zetten. Slechts onder de korte regering van Keizer jozef II, die de V∴ M∴ als van weinig beteekenis beschouwde, werd zij, nogtans onder eenige bepalingen, geduld. In dezen tijd verscheen ook het Weener Journaal voor VV∴ MM∴ In No. 4, Jaargang 1785 van dit tijdschrift, wordt den toestand van het Weener Logewezen op de volgende wijze opgegeven: Het besluit onzes Monarchs, waardoor der V∴ M∴ in alle Oostenrijksche Staten bescherming verleend wordt, is reeds aan onze BB∴ bekend door de nieuwspapieren, en wij hebben dus niet noodig, deze voor de geschiedenis der V∴ M∴ in zoo menigerlei opzigt hoogst gewigtig berigt hier op nieuw te laten drukken. Volgens deze keizerlijke verordening werden bij de thans te Weenen bestaande acht Loges, twee nieuwe opgerigt, waarvan de eene den naam draagt van de Waarheid, en de andere dien van de nieuw gekroonde Hoop. De eerste bestaat thans uit de BB∴ der Loges de Palmboom, de drie Adelaars en de ware Eendragt. De andere uit de BB∴ der voormalige Loges de gekroonde Hoop, de Weldadigheid en de drie Vuren. De BB∴ der Loges de Bescheidenheid en de Heilige Jozef hebben hunne werkzaamheden opgeheven; evenwel zijn eenige van hare medeleden tot de beide nieuw opgerigte Loges overgegaan. De Fransche revolutie was aanleidende oorzaak, dat de Keizer (1789) besloot de V∴ M∴ in al zijne Staten op te heffen, alle burgerlijke en militaire ambtenaren te bevelen zich van de Loges af te scheiden, en hen te verpligten tot het afleggen van een' eed, dat zij - op straf van ontzetting en kerker - nimmer tot eenig geheim genootschap zouden behooren. Na jozefs dood (in het jaar 1790), hield de toelating der V∴ M∴ in geheel Oostenrijk voor het vervolg op. Frans II, Keizer van Duitschland, trachtte in 1794 de V∴ M∴ door het geheele Duitsche rijk te doen opheffen, maar de rijksdag te Regensburg, waarop dit voorstel werd gedaan, sloeg het af, en op het vertoog van Pruissen, Brunswijk en Hano- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ver, antwoordde men: dat de Keizer dit in zijn eigene erflanden konde doen, maar dat de overige Staten hunne vrijheid niet wilden laten belemmeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Openbaarheid in gedrukte Werken. (De Maçonnieke)]OPENBAARHEID IN GEDRUKTE WERKEN. (DE MAÇONNIEKE) Over dit onderwerp is vaak en lang getwist. De eene partij grond zich op de verpligting, het geheim der V∴ M∴ niet te ontdekken, en komt er tegen op; terwijl de andere zich beroept op het voorbeeld der oudste en strengste GG∴ LL∴, en haar onder zekere bepalingen verdedigt. Het is hier de plaats niet tot het opsommen van al de gronden voor en tegen. Zeer bekende schrijvers hebben er over geschreven, als daar zijn Br∴ fessler (Sämmtl. Schriften über FMaurerei, 2e. Aufl.), Vrijheer von wedekind, in de voorrede voor het eerste stukje zijner Baustücke (Giessen 1820), en ook de door Br∴ mossdorf uitgegeven verhandeling van Prof. stuve (Freiberg 1811). In de goedkeuring der nieuwe Eng. Gr∴ L∴, geplaatst voor de Constitutions van noorthouck, p. V. volg. wordt er na de aanbeveling dier uitgave gezegd: Wij verwerpen tevens alle gedrukte werken, welke niet zijn voorzien van de ambtelijke goedkeuring der G∴ L∴, en waarschuwen alle BB∴, zich niet bezig te houden met het schrijven, drukken of uitgeven van eenigerhande ander boek, over de VV∴ MM∴ en de Masony, en voor het gebruik van zoodanig boek in de afzonderlijke Loges, tot welke zij behooren, waaromtrent zij verantwoordelijk worden gesteld jegens de Gr∴ L∴ In het opgemelde werk wordt, (p. 34) van de handelingen der Gr∴ L∴ van 9 April 1783, gezegd: Onder de voorloopige bepalingen, in de laatste zittingen van de kommissie voor Maç∴ ondersteuningen (Committee of Charity), welke thans bekrachtigd werden, bevond er zich eene van den volgenden inhoud: ‘De Br∴ Gr∴ Sekretaris heseltine had verlangd, de meening der kommissie te vernemen, over een aan hem gerigt verzoek van kapt. george smith, om de ambtelijke goedkeuring der Gr∴ L∴ op een werk, door hem uit te geven onder den titel van: Het gebruik en misbruík der V∴ M∴, waarop de kommissie, na rijpe overweging, besloten heeft, der Gr∴ Loge te verzoeken, hare toestemming tot het drukken van zoodaning werk te willen weigeren.’ Hierop maakt noorthouck de volgende aanmerking: Aangezien er geene bijzondere tegenwerping is gemaakt tegen dat werk, zoo moet men natuurlijkerwijze daaruit het gevolg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trekken, dat men de goedkeuring heeft geweigerd, op grond van den algemeenen grondregel, dat, aangezien den bloeijenden toestand onzer Loges, in welke het nooit ontbreekt aan regelmatig onderrigt en gepaste oefeningen voor elken Br∴, die met ijver naar vermeerdering zijner Maç∴ kennis streeft, nieuwe geschriften over een onderwerp, waarover boeken geene onderrigting kunnen geven, onnoodig zijn. Inderdaad, de verzoekingen tot de schrijverij hebben sedert 1720, toen zelfs oude handschriften werden vernietigd, opdat zij in geen gedrukt Konstitutieboek zouden verschijnen, eene vreemde omkeering in de meeningen voortgebragt; want de hoofdstof van het onderwerpelijk boek (de nieuwe uitgave des Konstitutieboeks), welks bekendmaking men toen zoo zeer schuwde, is sedert in veelvuldige vormen, of bij enkele gedeelten, in het openbaar verkeer gebragt, hetwelk zonderlinge geestvoortbrengselen ten gevolge heeft gehad, welke men zeer goed had kunnen terughouden, zonder dat de Broederschap, noch de schijversroem der autheuren, daardoor aanmerkelijk nadeel zou hebben geleden. (Vergelijk het Art. payne.) Het is echter niet zoo zeer daardóór, maar daarnà dat menig geschrift in het licht is gekomen, hetwelk, door dweepers of bedriegers geschreven, niets dan eene spekulatie was, op de geheimenis-zucht van ligtgeloovige BB∴, of de nieuwsgierigheid van den onwetenden prof∴, en dat beter ware achtergebleven. - In het jaar 1810 is een Fransch zoogenaamd geheim werkje verschenen. Dit werkje (IV en 43 bl. 8vo.) heeft een geschreven titel, luidende: le Livre bleu, par s.e. sechal (volgens thory een Pseudoniem), waarschijnlijk een Duitscher, dat op te maken is uit den stijl. Daarin leest men het berigt, dat bij dit werkje - doch alleen aan dezulken, die zullen bewijzen V∴ M∴ te zijn - een geschreven sleutel zal worden afgegeven, welke echter nutteloos is voor hem, die het boekje met aandacht heeft gelezen. Dit boekje bevat zeven afdeelingen, in eene van welke wordt gezegd: De korrespondentiestukken, dokumenten, akten, riten, enz. zijn het uitsluitende en onschendbare eigendom der Loges en van de Maç∴ vereenigingen. Zelfs geene werkplaats heeft het regt, die aan het prof∴ publiek mede te deelen, langs welken weg ook. Hieruit volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Loges van eenige landen hebben daarom ongelijk, het drukken van Maç∴ traktaatjes aan eene al te orthodoxe censuur te onderwerpen. Wat kan daar de uitslag van zijn? De B∴, die pligt- en eedvergeten, het voornemen heeft, zich te bevoordeelen, ten koste van het domme en nieuwsgierige publiek, zal nooit aan eenige Gr∴ L∴, welke ook, de bekrachtiging of goedkeuring van zijn werk vragen; de verlichte, ijverige en wel onderrigte V∴ M∴ integendeel, zal zijn arbeid nog veel minder willen overlaten aan de Maç∴, regtzinnigheid van een angstvalligen (timoré) Br∴ Hierbij kan men nog voegen, dat alle redenering over de V∴ M∴ voor den prof∴ nog veel onbegrijpelijker is, dan de beschrijving der plegtigheden, hieroglyfen; enz. Die redeneringen kunnen alleen worden begrepen door een ingewijde, en zelfs de leerling zal niets begrijpen van hetgeen den gezel zeer duidelijk is, die op zijne beurt niet zal verstaan, hetgeen de Meester zonder moeite zal bevatten. Chemin dupontès klaagt er in zijn werk: Encyclopedie Maç∴ (T. I. Par. 1819, 12o. p. 126-136)) over, dat eenige menschen, onbekend met den geest der Orde, er bij het G∴ O∴ op hadden aangedrongen, zijn boek op de lijst der verboden boeken te plaatsen, en zegt daarop het volgende: Is het wel waar, dat het heden ten dage mogelijk zij, alles, wat in de V∴ M∴ geschiedt, geheim te houden, of dat dergelijke geheimhouding voordeelig zij? Beklagen het niet alle goede VV∴ MM∴ levendig, dat het oude gebruik, niets over die instelling te schrijven, hun hebbe beroofd van kostelijke berigten, over haren oorsprong en eerste handelingen? En schendt niet het (Fransche) G∴ O∴ zelf deze voorgewende verpligting tot geheimhouding, door het gedrukt in het licht geven van het omstandig verslag van zoodanige zijner zittingen, met welke eenige plegtigheid is verbonden, en dat wel, zonder het schandaal te verzachten der algemeene satyres, of zelfs van persoonlijke beleedigingen, welke het zich tegen VV∴ MM∴ veroorlooft, in geschriften, waarin men van vereeniging en eendragt spreekt. Over hetgeen verzwegen dient, uit hij de volgende meening: Wat kan, wat moet men tegenwoordig met naauwkeurige zorg in de V∴ M∴ verzwijgen? Twee zaken. 1o. De W∴ T∴ en A∴, en al wat het indringen van een' prof∴ in onze tempels | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zou kunnen bevorderen; 2o. de individueele misstappen, welke in famielje moeten worden beoordeeld en daar begraven blijven. Al het overige behoort tot het gebied der opinie. Zelfs de dwalingen van het Maç∴ bestuur moeten aan het licht gebragt worden, opdat de opinie ze naar waarde schatte en herstelle; dit alles nogtans onder voorbehoud, dat men zich nimmer overgeve aan personaliteiten. In de Loge Johannes der Evangelist zur Eintracht, te Darmstadt, zijn op den 17den Februarij 5817, drie geestelijken van verschillende geloofsbelijdenissen, waarvan twee tot de Protestantsche kerk behoorden, en een Roomsch-Katholijk kanunnik was, te gelijkertijd tot VV∴ MM∴ aangenomen. Deze gedenkwaardige gebeurtenis gaf den toenmaligen reg∴ M∴, den gunstig bekenden Br∴ Vrijheer von wedekind, aanleiding, eenige fragmenten van hetgeen daarbij geschied en gezegd was (40 bl. 8vo), te doen drukken. Op den titel, met den Logestempel voorzien, bevinden zich de woorden: slechts als Handschrift voor VV∴ MM∴, en zegt de schrijver verder: De reg∴ M∴ gelooft, door het doen drukken dezer teekenpl. aan de begeerte van de vele daarbij tegenwoordige bezoekende BB∴, te moeten voldoen, hoezeer het hem ook, bij zijne overtuiging van de grenzen van Maç∴ publiciteit, leed doet, dat hij, in de vrees, dat dit kleine geschrift in een prof∴ hand kon vallen, niet zoo uitvoerig heeft kunnen zijn, als hij wel had gewenscht. Welk V∴ M∴ beklaagt zich niet over de noodzakelijkheid, veel te moeten verzwijgen, wat, op zich zelf beschouwd, elk goed verstandig mensch zoo zeer zou mogen weten, als hij het moet goedkeuren. Desniettemin zijn die fragmenten herdrukt in des schrijvers Baustüeke, (1e. D. Giessen 1820, 16o.) bl. 231-264, met diezelfde passaadjes, doch voor het overige slechts met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de initialen der symb∴. De Br∴ Bisschop munter, die zich ook als geleerde grooten roem heeft verworven, drukt zich in het voorberigt van zijn' katalogus (zie het Art. letterkunde) op de volgende wijze uit: Sedert de V∴ M∴, in de laatste 20 tot 25 jaren (gerekend van 1787), in zekeren zin getrokken is uit de duisternis, waarin zij voorheen was gezonken, hebben zich de verschillende stelsels zeer vermenigvuldigd. Geheel Duitschland kent hunne namen, en een gedeelte der nu eens ergerlijke, dan weder belagchelijke geschiedenissen, welke in den boezen dier vereenigingen en bij hare direktoriën (besturen) zijn voorgevallen; want zelfs VV∴ MM∴ hebben het noodig geacht, het stilzwijgen af te breken, en de zwakheid hunner Broeders voor het oog der wereld open te dekken. Grootendeels geschiedde dit nogtans niet uit liefde tot de waarheid of uit ijver voor het goede, maar uit personaliteit en bijzondere oogmerken. Men tastte dusdoende de systeemvormen en het belagchelijke aan, dat er in was gelegen, maar liet intusschen de veelkoppige hydra bedaard, in vrede en onder een' heiligen naam voortsluipen. Deze hydra was reeds vóór 1773 werkzaam genoeg geweest. Zij werd dit nogtans veel meer, nadat Paus clemens XIV zijn leven had opgeofferd voor het heil der menschelijke maatschappij, door het verwonden van een harer meest vermogende hoofden, door vernietiging der Jezuïten-Orde (zie het Art. jezuïten-orde D. II. bl. 122). Eerst toen begon dat gedrocht met allen ernst en krachtdadig al zijne geheime klachten aan te wenden, zoo al niet, om zijn politiek en openlijk aanzien terug te erlangen, dan toch, om zich meester te maken van het hoofd en het hart van vele duizenden, en op deze wijze nogmaals te komen tot een gedeelte der magt, welke die Orde over het algemeen, door het verlies van de biechtstoelen en van de opvoeding der jeugd, had verloren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stand, de oude gnostiesche systemen der Immanatie en Emanatie op, benevens de oude, door alle verstandige theologen reeds voor langen tijd verworpen, mystiesche en allegoriesche verklaring van den Bijbel. Men vond dan ook, dat de gewone letterlijke verklaringen en de daarop gegrondveste godsdienst, wel voldoende ter zaligheid van den gemeenen hoop van onverlichten, nogtans op verre na niet voldoende waren voor den gewijde, en schiep een disciplinam arcani, in welke de middelbare Intelligentiën, Eonen, uit- en invloeisels der hoofdbestanddeelen waren. De groote hoop der VV∴ MM∴ stond versteld en volgde bij geheele scharen; zelfs verstandige en scherpzinnige mannen lieten zich door de schitterende beguicheling medeslepen, knoopten betrekkingen aan, uit welke zij zich later niet weder konden losmaken, en leefden in den zwijmel voort, of, zagen zij het bedrog in, dan zwegen zij, en trachtten thans in stilte, door raad en vermaningen, jonge en onervaren Broeders van dergelijke dwaasheden af te houden. Daarop verschenen enkele goede geschriften, en Logevoordragten, in welke de ware geest der echte V∴ M∴ leefde. Onderscheidene BB∴ poogden met vereenigde krachten den invallenden springvloed des kwaads te wederstaan; maar men ontzag nog altijd hen, welke men in weerwil hunner dwaasheden en dwalingen, als BB∴ erkend, en in welke men nog altijd geene slechte oogmerken wilde veronderstellen. Toen deze eindelijk nogtans steeds voortgingen, dwaasheid en onzin te leeren; toen bijgeloof, blinde gehoorzaamheid en hierarchiesch despotisme elk jaar met grooter kracht binnendrongen; toen de eerwaardige en menschenminnende V∴ M∴ zelve ten spot werd; toen zagen zij, die het ernstig en eerlijk meenden met de waarheid, met het heil des menschdoms en het welzijn der Orde; toen zagen zij het eindelijk in, dat alle sparing hoogst verderfelijk ware, en dat er geen krachtiger middel bestond, het kwaad tot in den wortel aan te tasten, dan groote publiciteit. Door dien geesel werden de bedriegers aan de openbare beschimping prijs gegeven en afgeschrikt, werden de bedrogenen gewaarschuwd, zich, zoolang het nog tijd ware, uit den strik te bevrijden, werd het publiek opmerkzaam gemaakt op hetgeen er voorging, en de eer der ware, wijze en onberispelijke Metselarij daardoor alleen hersteld (het vervolg zie bij het Art rozenkruis). Br∴, heldmann, in zijn werk: die drei ältesten geschichtl. Denkmale der Frei Maurerei, zegt (op bl. 466): Boeken, welke men in onze Logebibliotheken alleen aan de hoog verlichten (de titel van de bezitters der oppergr∴ in Duitschland) in handen zoude geven, als b.v. the Freemasons Monitor, enz. zijn daar (in Noord-Amerika) met bijgedrukte aanbevelingen van Maç∴ hoofdbesturen, in openlijke boekwinkels te verkrijgen. De grootste publiciteit heerscht nogtans, van alle Staten van het vasteland, het meest in Frankrijk; doch men bezigt ze daar, niet uit reine overtuiging, gegrond op navorsching der oorspronkelijke geschiedenis, en heldere beschouwing van het denkbeeld der Metselarij, maar veeleer slechts | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit eene zekere nationaal-karakteristieke ijdelheid, die zich over alle bedenkingen wegzet. Vandaar dan ook, dat, behalve de geschriften van den verdienstelijken Br∴ lenoir (zie dat Art.), en eenige andere, de overige meestal niets leerrijks, noch hoogere strekking hebben, en òf zelve weder eene openlijke pralerij met geheimen, of niet zelden eene waarlijk ligtzinnige ontwijding der V∴ M∴ ten doel hebben. Hier te lande is men nooit zoo overdreven geweest, van te verbieden, wat de Orde in de oogen der ongewijden kan verheffen, maar haar geen nadeel kan toebrengen. Hiervoor strekke ten bewijze, het uitgeven van het jaarboekje, en nog meer de prijsvraag, door de G∴ L∴ van Holland, in 5802, tegen eene belooning eener gouden medaille van 50 dukaten, en eener zilveren als accessit, voor de twee beste geschriften, ter verdediging der Orde, tegen de aanvallen van robisson, barruel en anderen (zie het Art. nederland, D. III. bl. 17). Hiervoor strekke vooral ten bewijze, dat het G∴ O∴, gevraagd om vergunning tot uitgave van dit werk, die uitgave niet heeft verboden. En inderdaad de werken, die door prof∴, of door onkundige en laakbare BB∴ zijn geschreven, zijn niets, dan eene spekulatie op de ligtgeloovigheid en de nieuwsgierigheid van het nog onwetender publiek, dat die boeken koopt, ze al of niet leest, en in het eerste geval.... ter zijde legt, zonder dat het ze heeft begrepen. De regtschapen, getrouwe en bevoegde BB∴ kennen hunne pligten, weten, wat en hoe veel zij moeten en mogen schrijven, en doen der Orde geen nadeel altoos, maar brengen haar integendeel voordeel aan, door haar in de oogen der prof∴, voor zoo verre die de werken kunnen begrijpen, te verheffen. Terwijl de werken, door onbevoegden, ongewijden en bedriegers geschreven, de nieuwsgierigheid van het ongewijde publiek voor een' oogenblik prikkelende, spoedig op den waren prijs gesteld en vergeten worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
loof, dat de slang, die de vrouw had overgehaald, de vruchten van den boom des kennis te eten, eene dienst aan het menschdom had bewezen, bewaarden zij eene slang in een' geheiligden korf. Vierden zij hunne mysteriën, dan opende men den korf, en riep haar op de tafel, waar de gewijde brooden lagen. Kwam ze en kronkelde zij zich om de brooden, dan achtten zij het offer welgevallig aan de slang, welk dier door hen als een hemelsch vorst werd beschouwd. Zij bestonden tot in de zesde eeuw na christus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oppergraden]OPPERGRADEN. Zie graad, hooge graden, roode vrijmetselarij, rozenkruis, schotsche graden en stelsel. Wij zullen hier eenige oordeelvellingen over de oppergraden laten volgen, van achtingswaarde, doorkundige BB∴, waarvan de meesten zelve de hooge graden bezitten. In het voorbijgaan verwijzen wij hier op het uittreksel uit het rapport der gemengde kommissie (Zie het Art. nederland D. III. bl. 28, volg.). De Br∴ Vrijheer von wedekind, zegt in zijn werk: der Pythagor. Orden, bl. 147. Vrijmetselaars-Orde onderscheidt zich van V∴ M∴ Broederschap, door de hierarchie en door het pronkwezen van kapittels, dekoratiën en alle dergelijke nabootsingen van prof∴ Ordes, deels door het Grootmeesterschap, in 1717 te Londen ontstaan, vooral echter door de Franschen in de V∴ M∴ ingevoerd, en welke de V∴ M∴ Broederschap meer of min misvormd, en van het bereiken haars menschlievenden doels hebben verwijderd. Te hopen is het, dat de tijd nabij moge zijn, waarop men de dwaasheid van hierarchiesche inrigtingen, maskerades en geheime Ordepronk, in eene instelling als de onze, algemeen erkennen zal. Hoe kinderachtig ijdel moet de mensch niet wezen, die er op belust is, achter gesloten deuren, met titels en dekoratiën, te willen schitteren. Br∴ beyerlé zegt in zijn Essai sur la Fr∴ Maç∴ (pref. p. XLIII suiv.). Het tweede grondbeginsel, dat tot basis dient van dit werk, is, dat de kiem van alle Maçonnieke kundigheden besloten is in de drie eerste graden; daarom behooren die menigte van graden, door hebzucht, kwakzalverij of buitensporigheid voortgebragt, voor altijd gesloten te worden buiten het Maç∴ beheer. Mogt men er toe besluiten, de bescheiden er van te bewaren; dan behoort dit alleen te geschieden, om te dienen tot de geschiedenis der Maç∴ buitensporigheden; zij behooren dus zorgvuldig opgesloten te worden in eene plaats, tot welke de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet volkomen onderrigte V∴ M∴ geen toegang heeft, even als men in onze groote boekerijen eene gesloten deur vindt, waarboven te lezen staat: verboden boeken. In het 2e. deel, p. 24, zegt dezelfde Br∴ Men onderscheidt de Arbeids-Loges in Leerlings-, Gezellen- en Meester-Loges, en eindelijk in Loges van hoogere graden; maar aangezien er wezenlijk niet meer dan drie fondamenteele graden bestaan - die van Leerling, Gezel en Meester - en de andere graden der verschillende stelsels slechts ontwikkelingen dier drie eerste zijn, zoo volgt hieruit, dat, ingeval de ontwikkeling klaar en juist zij, men oneigenlijk den naam van graad geeft aan de verklaring der Maç∴ geheimenissen, en ingeval die graden nieuwe zinnebeelden, nieuwe duisterheden voorstellen, men ze dan moet aanzien als vervelende voortbrengselen, uitgebloeid door de onbekwaamheid, of door de begeerte naar het scheppen van fabelen, of zelfs als hatelijke strikken, gespannen voor de ligtgeloovigheid der eenvoudige VV∴ MM∴, of voor de beurs der VV∴ MM∴, welke bezeten worden door den duivel der nieuwsgierigheid en der maskerade. Zelfs het G∴ O∴ de France heeft zich, in zijne cirkulaire van 3 October 1777 (Etat du G∴ O∴ de Fr. T. II, p. 2, p. 5-16), zeer ongunstig over de oppergraden uitgelaten. Na eene hoogst opmerkelijke, lezenswaardige inleiding en verdere redenering leest men er het volgende: Met dit inzigt acht onze kommissie, belast met het opstellen der graden, het haar pligt, de menigte voorgewende graden, die telgen der verbeeldingskracht, af te schaffen, zich bij het Maç∴ getal te bepalen, en daaruit bovenal de belooning der deugden, der kundigheden en der talenten te vormen.... Tot heden hebben wij slechts de drie eerste graden erkend, en erkennen wij er nog geene andere. Wij noodigen u uit, er geene andere te erkennen, maar wij begeeren u dit niet tot wet te stellen. Zie ook fessler (Eleusiniën des 19ten Jahrhunderts, bl. 155-159, ald. door een' ongenoemde, bl. 150-171), krause, Kunst-Urkunden, D. I. 2de uitg. Afd. 1, bl. 34, verder bl. 420: Het geheele zoogenaamde graden-wezen, dat over het algemeen strijdig is met het eeuwige en historiesche wezen der Masony, en ruim eene eeuw lang verderfelijk is geweest voor het verbond (zie hieromtrent het voorberigt der Kunst-Urkunden, bl. XXX volg.), is ook strijdig met het wezen der Maç∴ instellingen; immers, het vernietigt het begrip en de werkzaamheid eens genootschaps als ligchaam, en grondvest, ten aanzien der geheele werkdadigheid, wetgeving en van het bestuur der Broederschap, eene trapsgewijze opvolging van elkander versluijerende begeerten tot verberging, waardoor liefde en vertrouwen gedood, het hart verontreinigd, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de overeenstemming tot elke maatschappelijk vereenigde werkzaamheid bemoeijelijkt, en de belangrijkste aangelegenheden vaak geheel onmogelijk gemaakt worden. Vergelijk verder de bl. 336, 361, 369, 298-300, 99, 378. De Fransche Tuileur Expert (Par. 1836, 8vo. 296 bl.) laat er zich aldus over uit (bl. 11): Er was slechts eene V∴ M∴, welke men te Londen of te Parijs niet bestempelde met den naam van Engelsche, of Fransche, en nog minder met dien van Schotsche. Deze bepaalde zich zoowel te Londen als te Parijs, bij drie graden. Slechts toen Dr. ramsay (een Schot) en zijne aanhangers (1728) hunne dusgenoemde graden hadden daargesteld en verspreid, verdeelde men de V∴ M∴ in symboliesche V∴ M∴ (de eigenlijke graden), in kapittelgraden (welke in kapittels werden gehouden), en in oppergraden, welke men sedert wijsgeerige graden noemde, en in raadsvergaderingen en konsistoriën werden medegedeeld. Toen gaf men aan de oude V∴ M∴, door de Engelschen ingevoerd, den naam van symbolieke graden, vormde, in tegenstelling van de 25 of 33 graden van den Schotschen Ritus, aan de verbeelding van ramsay verschuldigd, vier oppergraden, welke men met de drie eersten zamenvatte, onder den naam van Franschen Ritus. In den beginne wederstonden de G∴ L∴ en haar opvolger, het G∴ O∴, langen tijd aan den stortvloed van zoo veel graden, maar eindelijk werd het laatste mede voortgesleept..... Waarom zich niet tevreden te houden met de drie graden, die eenvoudig, gemakkelijk te bevatten, opmerkelijk door hunne eenheid zijn, en die het meest voldoende Maç∴ systeem opleveren? Waartoe oppergraden, die niets toevoegen aan de zedeleer; die slechts schitteren door titels en banden, en die den geest en het geheugen vermoeijen, door eene menigte woorden, teekens, schreden en bijzaken, welke op honderd personen door geene tien worden onthouden? Een ander schrijver zegt in hetzelfde werk (pag. 10): De wijze en bescheiden stichters, of herscheppers der V∴ M∴, hadden ons in de drie zoo volkomen mogelijke graden, een waarheidsspiegel geschonken, die ons onze daden en die van anderen deed beoordeelen, en meer dan een onzer heeft uit die graden de driedubbele kracht geput, van wel te denken, wel te spreken en wel te handelen. Dit was ons zeker voldoende. Maar nieuwigheidszoekers, gedreven door een' van ons niet ingeroepen ijver, om zich meer met ons bezig te houden, dan wij zelven het deden, kwamen ons beduiden, dat onze spiegel niet voldoende was voor ons onderrigt en ons geluk. Vergeefs protesteert eene menigte van ons tegen deze gedienstige zorgvuldigheid. De nieuwigheidsbrengers, die elkander allen en in alles gelijken, maken ons een juk van hunnen ijver, en wij worden gedwongen, het ridderzwaard aan te gorden, ons te laten bedekken met het purper en de kroon der vorsten. Toen wij eenvoudige VV∴ MM∴ waren, leefden wij gerust en gelukkig; nu door hunne genade edele VV∴ MM∴ geworden, zijn wij ijdel en ellendig, gelijk het de heeren der aar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de zijn of schijnen.... Dit is niet het doel, waarheen de ware VV∴ MM∴ streven; de waarlijk gelukkige mensch is hij, wien zijne geboorte of zijne rede gevrijwaard heeft voor schitterende ellende.... Wij zullen hier afbreken met de uitdrukking eener wijsgeerige leer, waarvoor men ons weinig dank zal wijten. Er zijn zoo weinig menschen, die de naakte waarheid beminnen! Beguichelingen, speelpoppen, ziedaar de wensch van alle menschen, in alle levensperken! Onverklaarbare menschen! Maar schrikt niet, wijsgeeren en menschenminnaars, zoowel ingewijden als oningewijden! De eenzelvige en eenvormige V∴ M∴, de eenige en ware dusgenaamde symbolicke V∴ M∴, of die der drie eerste graden, bestaat in alle deelen des aardbols, terwijl die andere Metselarij, of dus gezegd der hooge graden, in weerwil harer praal, harer kruisen en linten, slechts in eenige landen bekend is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er hadden zich kapittels, raadsvergaderingen, enz. gevormd; maar in de oude Gr∴ Loge hadden de leden der symbolieke graden de overhand, en die Loge ondervindende, dat de scheuring werd veroorzaakt en gevoed door de BB∴, met hooge graden bekleed, verklaarde plegtig (1766), geene oppermagt der graden te erkennen. De BB∴ der nieuwe G∴ L∴ namen integendeel plegtig de nieuwe graden aan, ten einde hunne krachten te versterken tegen de oude G∴ L∴, wier mededingster zij was geworden. Zoo zag men toen, en sedert dien tijd, en in alles, dat er tot het ongeluk van het menschelijk geslacht, personen bestaan, die liever de instellingen, dan de opiniën zien ten onder gaan.
Deze vijf en twintig graden werden vervolgens tot 33 gebragt (zie het nadere hieromtrent in het Art. frankrijk, D.I. bl. 242 volg.). Diezelfde schrijver voegt er hij: ‘wij voor ons hebben niets te zeggen over de waarde van die hooge Schotsche graden. Wij bepalen ons bij het aanvoeren eener enkele meening, uit menige soortgelijke genomen; het is die van den Br∴ de l'aulnaye, een man, wien door eene menigte uitstekende VV∴ MM∴ kunde en gezond verstand wordt toegekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nutteloos zijn; zij staan met de Maç∴ slechts in zeer verwijderde betrekking. Wij kunnen aantoonen, dat een en twintig volstrekt nutteloos en vreemd aan het ware doel van het Schotsche stelsel zijn. De aaneenschakeling is niet doorgaans verstandig daargesteld, en vertoont geene doorgaande afleiding van den eenen uit den anderen graad, zoo als dit behoorde te zijn. Het eigenlijke Schotsche stelsel wordt verwaterd (delayé) gevonden in zes graden, die elkander niet volgen. Men heeft dan ook verschillende keeren beproefd, het Schotsche stelsel te hervormen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de opgave der geschiedenis van de oppergraden, hebben wij nog slechts te voegen, dat, ofschoon de nieuwe Ritus den zevenden graad als het nec plus ultra der V∴ M∴ doet voorkomen, en dien alzoo gelijk stelt met den 33en Schotschen Ritus, dat laatste systeem de bezitters van dien zevenden graad niet verder toelaat, dan tot den arbeid van den 18den, daar eveneens Soev∴ Prins van het Rozenkruis genoemd. De geschiedenis der oppergraden in de Nederlanden kan eigenlijk eerst gezegd worden een aanvang te nemen met het jaar 1807, toen zij hier een gevestigd en bepaald bestaan verkregen, door het aannemen van het wetboek der hooge graden. Even als in Frankrijk, had men hier niet het legio Schotsche graden, maar de vier oppergraden van Schotsch Élu, Schotsch Meester, Ridder van het Oosten en Rozenkruis. Het hoofdbestuur der oppergraden is en was hier steeds afgescheiden van de eigenlijke V∴ M∴, en vergaderde steeds den dag, volgende op dien van de Gr∴ Loge. In de zitting van het Hoofdkapittel van 30 Mei 1814, wilde men nieuwigheden in de oppergraden en andere Riten invoeren, welk punt, zoowel als eenige andere, aanleiding tot hevige debatten gaf, en bijgedragen moge hebben, dat de Gr∴ M∴ voor de oppergraden van dat jaar (de Br∴ byleveld), in het volgend jaar niet als zoodanig werd herkozen. In de zitting van 5 Junij 1816, was Prins frederik der Nederlanden tot G∴ M∴ Nat∴ voor de oppergraden verkoren, en bekleedde die post tot den 31sten Mei 1819, als wanneer hij die in den schoot der vergadering nederlegde, en verklaarde voortaan niet meer in de oppergraden te zullen arbeiden (zie de Art. hooge graden en nederland. Hierop werd, (22 Mei 1820) eene tusschenregering benoemd, zijnde eene kommissie van vijf leden, bestaande uit de BB∴ verwey mejan, van rappard, heystek, van sypestein en van hees. De Br∴ nuhout van der veen werd met die post bekleed, en nam die waar tot in 1834, toen, ten gevolge der overeenkomst tusschen de Gr∴ L∴ en de oppergraden, benevens de afdeelingen, de Prins de post van Gr∴ M∴ Nat∴ weder aanvaardde, en een ged∴ Gr∴ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M∴ Nat∴ benoemde. Doch de volgorde geregeld hervattende, vermelden wij, dat den 7den Januarij 1821 de eerste pogingen van de zijde der bezitters van de oppergraden in de noordelijke provinciën bij die in de zuidelijke afdeeling geschiedden, tot het vormen eener vereeniging, om de afdeelingen van den Meestergraad (eenige verdere bijzonderheden vindt men in de Annales Maç∴ T.V. p. 2-7) te bestrijden. De zitting des hoofdbestuurs, van 19 Mei 1823, is vooral merkwaardig, door de benoeming van den Prins van Oranje (Z.M. willen II) tot Gr∴ M∴ Nat∴ voor de hooge graden (zie het Art. hooge graden), doch door dien Prins niet aangenomen, gelijk ook door eene (11 Julij 1824) niet gelukte poging van het kapittel le profond Silence, te Kampen, tot het benoemen eener gemengde kommissie, ten einde de verdeeldheid tusschen de oppergraden en de afd∴ van den Meestergraad te doen ophouden. In de zitting van 1824, waarin door de daarmede belaste kommissie werd gerapporteerd, dat zij met de herziening der Ritualen (die op eenigzins meer wijsgeerigen leest zijn geschoeid, om, zoo als men zich uitdrukte, deze meer in verhouding en harmonie te brengen met de verlichting dezer eeuw en den geest der ware wetenschap, altijd gegrondvest op het algemeen wereldburgerschap der Orde) zoo verre was gevorderd, dat die nog in den loop van dat jaar ter beoordeeling van de kapittels konden worden verzonden, werd ook de Br∴ nuhout van der veen tot Gr∴ M∴ Nat∴ benoemd. Eene in den jare ter zitting van het Hoofdkapittel, door het kap∴ van la Vertu, te Leiden, gedane poging, ten einde de bestaande vijandelijkheid van de oppergraden, ten opzigte der afdeelingen te verminderen, door de wet van het Hoofdkapittel, dat elk afgevaardigde en bezoeker van het Hoofd- en de gewone kapittels, vóór zijne toelating, eene verklaring moest teekenen, dat hij niet tot de afdeelingen was toegetreden, niet langer op de gewone kapittels toe te passen, wedervoer een gelijk lot, als het verzoenende voorstel van le profond Silence, en werd (1 Junij 1827) eveneens verworpen (voor het verdere verwijzen wij naar het Art. hooge graden). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Opperhoofden (Onbekende of Geheime)]OPPERHOOFDEN (De ONBEKENDE of GEHEIME) werden in de V∴ M∴ het eerst ter sprake gebragt door het klerikaal systema, echter zonder groot gevolg. In de 28ste zitting van het Konvent van Wilhelmsbad, werd een brief van de Schotsche Loge Frederik met den gouden Leeuw, te Berlijn, voorgelezen, waarin de Oppermeesters der vereenigde Pruissische Loges meldden: ‘De Berlijner BB∴ kenden de opperhoofden, die beloofd hadden, in korten tijd het oude Gr∴ Rituaal, door den eersten oprigter geschreven en door de klerikaten bewaard, uit te geven.’ Deze wenk kon intusschen de vergaderden, die reeds te voren alle onbekende en verborgene overheden plegtig afgezworen en de nieuwe Ritualen vastgesteld en aangenomen hadden, niet tot andere gedachten brengen. Reeds voor de opening van het konvent had bode dringend gewaarschuwd voor die vermomde oppersten, waarin hij duidelijk den geest der Jezuïten zag, waarbij hij onder anderen zeide: ‘Het zigtbaar streven naar het heerschen over meeningen der BB∴ is zeker slechts een middel tot bijzondere bedoelingen, zoo als het altijd bij alle vereenigingen geweest is. Men zingt het oude lied van onbekende wetenschappen, van onbekende gelukzaligheid en van onbekende overheden. Sedert 50 jaren heeft dit lied, zoo dikwijls het sterken weerklank vond, diegenen, die daarnaar hoorden uit hunne rust gezongen, zonder dat zij eene andere wetenschap leerden, dan die van door schade wijzer te worden, geene andere gelukzaligheid, dan het geduld en geene andere onbekende overheden, dan die, welker zetel overal en nergens is. Volgens bode waren het niemand anders dan de Jezuïten, die zich aan het hoofd van eenige Maç∴ systema's als geheime overheden plaatsten en zich eenen gevaarlijken invloed op de V∴ M∴ verschaften, waarvan hij zich zelven op grond overtuigde. Het was natuurlijk dat, daar bode medelid der oudste Loge in Duitschland en getuige was van het bedrog en de geestdrijverij van rosa, johnson en anderen, hij, een verstandig en verlicht man, ook zeer gemakkelijk hunne geheime plannen ontdekte. Wat hem het eerst op die gedachte bragt, was het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zamenbrengen van groote geldsommen in den zevenjarigen oorlog uit alle Loges, en de verzending dier gelden naar Paraguay. Dit en het vlugten der Jezuïten, die in dienzelfden tijd groote bezittingen in dat land aankochten, dewijl zij uit vele Europesche Staten verbannen werden, was de vonk, die in de ziel van bode het licht ontstak. Hij ontwikkelde zijne stelling van den invloed der Jezuïten op de V∴ M∴, reeds in 1767 schriftelijk tegen den Ridder van straus (schubart, Edelheer von dem Kleefelde), en velen stemden met hem in. Gedeeltelijk konden de Katholieke gebruiken bij de aanneming in de zoogenaamde innerlijke Orde, die de sleutel heette der V∴ M∴, gelijk ook menige grondstelling der voorafgaande graden, zeer ligt tot zulk een denkbeeld aanleiding geven, te meer, daar, na de verjaging der Jezuïten uit Spanje en Frankrijk, reeds in 1766, het gerucht liep, dat deze groote sommen hadden medegenomen, om in Duitschland de noodige bescherming te vinden, en dat zij zich bij de toen bestaande VV∴ MM∴ wilden aansluiten. De zaak verkreeg nog meer geloofwaardigheid, door de overeenkomst van hunne lotgevallen met die der Tempelheeren-Orde. Ook gaf de, op het einde van 1767, door den opper-hofprediker starck opgerigte tak van VV∴ MM∴, onder den naam van Fratres Clerici, tot hiertoe onbekend, hiervoor nog meer grond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Opperraad]OPPERRAAD, Suprème Conseil de France (zie frankrijk). Een Maç∴ Hoofdbestuur, dat afgescheiden van het Gr∴ O∴ van Frankrijk bestaat, en slechts weinige werkplaatsen onder zijn gebied, maar daarentegen een uitgelezen korps Officieren heeft. Het beheer is daar niet gelijk in het Fransche G∴ O∴, en de Maç∴ Hoofdbesturen van andere landen, opgedragen aan de Gr∴ Offic∴, met en benevens de afgevaardigden van de Loges en door deze gekozen (gelijk dit ook middellijk het geval is met de Gr∴ Offic∴), zoodat het geheel is gegrondvest op een beginsel van algemeene vertegenwoordiging, dat nergens meer gepast is dan in een Maç∴ Hoofdbestuur. In den Suprème Conseil integendeel hebben de Loges invloed noch stem. Het Hoofdbestuur wordt levenslang benoemd, de opengevallen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaatsen door de overige leden vervuld, en de zaken zonder medewerking der of hare afgevaardigden behandeld, zoodat het geheel is gegrond op een stelsel van onbepaalde oppermagt, en dus meer gelijkende naar het despotieke stelsel der Observantia Stricta, enz. Veel waren de twisten die er bestonden tusschen dat ligchaam en het Fr. G∴ O∴, en hoe vaak ze beslecht werden, even dikwerf braken ze ook weder los, en dat wel met vernieuwde bitterheid; waartoe vooral aanleiding gaf: 1o. dat zich nu en dan eene werkplaats van het eene Hoofdbestuur afscheidde en zich onder de vanen van het andere schaarde, en 2o. dat de Suprème Conseil, volhoudende, dat hij-alleen de bevoegde magt der Schotsche graden is, geene diploma's van het Gr∴ O∴, al waren ze van den 33sten graad, in eene van hare toelaat, die hooger arbeidt dan in den 18den graad (R. †.), gelijk staande met den 7den van den Franschen Ritus. Het eerste gevolg van eenigen uitgebroken twist was dadelijk, dat de twee Hoofdbesturen elkanders leden en kinderen onderling niet als bezoekers toelieten, en de eigene het bezoek verboden in de werkpl∴ van het andere Hoofdbestuur. Thans zijn ze weer verzoend. Hoe lang de goede verstandhouding zal duren is niet te voorzien. Bij de bestaande elementen tot twist zal het zeker niet lang zijn. De Broeders van dat gradenrijke stelsel dreven ook handel met de graden, en vooral ook werd dit ten laste gelegd aan een der hoofden van den Suprème Conseil, den Graaf de grassetilly zelf, die, naar men algemeen zegt, een aantal in
blanko geteekende diploma's zou hebben ter hand gesteld aan een Br∴ - hannecart antoine genaamd - die ze op de beste wijze moest aan den man brengen, terwijl de winst door beiden zou worden gedeeld. Die Graaf was ook niet slechts in een der menigvuldige twisten van meening veranderd, door dat eene der partijen een wissel voor hem had voldaan, maar bewerkte hij eindelijk, dat een der konkordaten zijn beslag kreeg, tegen een' steekpenning of dusgenaamde belooning van dertig of veertig duizend francs, bij een geheim artikel bedongen (Zie tilly).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Opziener]OPZIENER. (1e. en 2e.) De beide eerste Officieren eener Loge, onmiddellijk op den achtbaren Meester volgende, welke bij afwezendheid van dezen, den arbeid besturen. Hunne plaats is in het westen. Hunne ambtspligten zijn, orde en rust bij hunne kolommen te handhaven, en de bevelen des Meesters over te brengen, als ook voor de volvoering van deze te zorgen. Deze posten zijn van zeer veel belang. De Loge behoort daarom, alvorens hare keuze te bepalen, op de meest ernstige wijze na te gaan, welke BB∴ daartoe geschikt zijn. Zij toch moeten den reg∴ M∴ ondersteunen bij den arbeid, en hem soms bij afwezigheid vervangen, terwijl zij tevens meestal geroepen zijn, de belangen der Orde in het algemeen, en die der in het bijzonder, in de vergadering van het Maç∴ opperbestuur voor te staan, en daarover te helpen beslissen. Men zou zich zeer vergissen, zoo men meende, dat het voor de Opz∴ genoeg ware de woorden van den reg∴ M∴ te herhalen; was dit zoo, dan ware het voldoende, menschen van een goed geheugen te kiezen. Tot het vervullen van die post, worden nogtans BB∴ van rijkbegaafde geestvermogens gevorderd. Niet om 's Meesters woorden uit te breiden of te omschrijven, dit ware ongepast en in sommige gevallen nadeelig, ja zelfs gevaarlijk. De woorden van het O∴ toch, behooren, zoo veel mogelijk, in dezelfde uitdrukkingen teruggegeven te worden. Maar de Opzieners kunnen, door een of ander toeval, geroepen worden, den arbeid, voor korteren of langeren tijd, te besturen, en in zulk geval moeten zij dit zoodanig doen, dat leden en Bez∴ 's Meesters afzijn niet dadelijk opmerken, of, wat nog erger ware, beklagen. Die begaafdheden zijn bovendien noodzakelijk in hen, omdat een van hen veelal geroepen wordt, de plaats van den aftredenden reg∴ M∴ te vervullen. Ook kunnen zij-zelve voorstellen moeten doen, die van anderen bestrijden, of het zwakke en verkeerde, of het niet ontwikkelde goede van sommige meeningen doen uitkomen. In zulke gevallen zetten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de verstandige inzigten, de helderheid van denkbeelden en de welsprekendheid van den Opz.., een groot belang bij aan de zaak in behandeling. Zijn de Opz∴ menschen van kennis en verstand, dan worden de kolommen wèl bestuurd, en heerscht daar orde, regelmatigheid en stilte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oran]ORAN. In deze stad, behoorende tot het Fransche Algérie, bestaat eene Loge onder den naam van l'Union Africaine. Reeds vroeger was de V∴ M∴ in dat Afrikaansch-Fransch gewest overgeplant, door de vestiging der Loge Bélisaire in de stad Algiers, welke er in 1832 is gesticht door den Br∴ descous. Terwijl bijna tegelijkertijd eene Loge, Ismaël, te Bona werd gevestigd. In 1836 werd er eene Loge te Bougie opgerigt, onder den naam van les Frères Numides, terwijl het jaar 1858 eene tweede Loge, les Arts Inséparables, te Bona, en 1841 eene tweede Loge, la Regéneration Africaine, te Algiers, zag ontstaan. In het jaar 1842 eindelijk, werd de Loge Scipio, te Jigelli of Gigel, eene kleine stad der prov. Konstantine, nabij den berg Atlas, gesticht, zelfs nog alvorens de inwoners geheel verzekerd waren tegen de invallen der zwervende Arabieren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Orchard Halliwell. (James)]ORCHARD HALLIWELL. (JAMES) Deze Engelsch geleerde, heeft voor eenigen tijd een Angel-Saksiesch handschrift ontdekt, bevattende: een dichtstuk uit de veertiende eeuw, handelende over de reglementen der Engelsche Metselaars. Het door hem uitgegeven werkje is getiteld: The early history of Freemasonry in England, Londen 1840, 45 bl. 80. (De vroege geschiedenis der Vrijmetselarij in Engeland) Het handschrift is geschreven op velijn, in 12mo, van niet lateren tijd dan van het laatste gedeelte der veertiende eeuw, en is het eigendom van de oude koninkl. bibliotheek van het Britsche Muzeum (Bib. Reg. 17 A. 1 ff. 52). Dit handschrift behoorde vroeger aan charles theyer, een bekend verzamelaar uit de 17de eeuw, en draagt het No. 146 zijner verzameling, gelijk dit beschreven wordt in bernard's Catalogus Manuscriptorum Anglioe, p. 200, col 2. Casley had dit handschrift in dien katalogus gevonden en daaruit eene verkeerde benaming afgeleid; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want in den eenigen katalogus die er thans van bestaat, noemt hij het: ‘een dichtstuk over zedelijke pligten’, en ofschoon hij den Latijnschen titel zeer korrekt vermeldt, zoo was toch de ware inhoud van het dichtstuk geheel onbekend gebleven, tot dat de heer orchard halliwell (die niet tot de Orde behoort) er de aandacht op vestigde, in eene proeve over de invoering der Vrijmetselarij in Engeland, door hem voorgelezen in de vergadering van de Maatschappij van Oudheidkundigen, in de zitting van 1838-1839. Het is de oudste der thans in het licht gegeven oorkonden, betrekking hebbende tot de voortgangen der V∴ M∴ in Groot-Brittanje. Het dichtstuk bestaat uit 794 verzen, meestal telkens bij twee rijmende regels aan elkander gekoppeld. Het bewijst niet slechts dat de mysteriën der Broederschap, in de 14de eeuw, in Engeland werden beoefend, maar uit vers 143 volg. blijkt ook, dat de schrijver oude oorkonden over de geschiedenis der V∴ M∴ moet hebben gekend. Immers na in vers 57 volg. gezegd te hebben: Yn Egypte he (the clerk Euclyde) taw ᵹ hte hyt ful wyde,
Yn dyvers londe on every syde,
Mony erys afterwarde y understonde
ᵹer that the craft com ynto thys londe, -
Thys craft com ynto Englond as y ᵹow say,
Yn tyme of good kynge Adelstonus day. -
Hij (namelijk euclydes) spreidde haar door leer, in Egypte algemeen,
En ook in menig land, naar alle zijden heen:
En naderhand, gelijk ik dikwijls heb vernomen,
Is 't gilde-ligchaam ook in dit gebied gekomen.
Gelijk ik 't u verhaal kwam 't gild naar England af,
Toen edele athelstan hier voerde 's konings staf.
drukt zich de schrijver (vers 143 volg.) aldus uit: By olde tyme wry ten y-fynde,
That the prentes schulde be of gentyl kynde;
And so sumtyme grete lordys blod
Toke thys gemetry that ys ful good.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In schrift van ouden tijd, heb ik vermeld gelezen,
Dat steeds de leerling moest van edele afkomst wezen;
En zoo heeft menigmaal der groote heeren bloed,
De meetkunst aangeleerd, die edel is en goed.
Het eerste Hoofdstuk, getiteld: Hic incipiunt constituciones artis Gemetrie secundum Euclydem, begint aldus: Whose wol bothe wel rede and loke,
He may fynde wryte yn olde boke
Of grete lordys, and eke ladyysse,
That hade mony chyldryn y-fere y-wisse;
And hade no centys to fynde hem wyth,
Nowther yn towne ny felde ny fryth:
A cownsel togeder they cowthe hem take,
To ordeyne for these chyldryn sake,
How they myᵹtn best lede here lyfe
Withoute gret desese, care, and stryfe;
And most for the multytude that was comynge,
Of here chyldryn after here ᵹyndynge.
... sende thenne after grete clerkys,
To techyn hem thenne gode werkys;
And pray we hem for oure lordys sake
To oure chyldryn sum werke to make,
That they myᵹth gete here lyvynge therby,
Bothe wel and onestlyche ful sycurly.
Yn that tyme, throᵹgh good gemetry,
Thys onest craft of good masonry
Wes ordeynt and made yn thys manere,
Y-cownterfetyd of thys clerkys y-fere;
At these lordys prayers they cownterfetyd gemetry,
And ᵹ af hyt the name of masonry.
Volgens den heer orchard halliwell, bestaan er nog eene menigte schrifturen betrekkelijk de Vrijmetselarij te Londen, van 1732-1750, en wel in de Bodleyaansche bibliotheek, MS. Rawll. C. 156. Volgens denzelfden schrijver bezit de heer black een minutenboek van de VV∴ MM∴ te Chester, uit den aanvang der 18de eeuw. Dezelfde schrijver berigt, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
john hylmer en william vertue, Vrijmetselaars (Freemasons), aangenomen waren om het dak des koors van het koninklijk kollegie onzer Vrouw en Sint george, binnen het kasteel van Wyndsore (Windsor), overeenkomstig het dak van het groote gebouw van genoemd kollegie, met vrijsteen (free-stone) te dekken, of te doen dekken. Opmerkelijk is hier het gebruik niet slechts van Freemason, maar van Freestone. Dit stuk is getrokken uit eene akte van 5 Junij, in het 21e. regeringsjaar van hendrik VIII (1530), en afgeschreven van het oorspronkelijke, dat zich bevindt in de archieven van den Deken en het Kapittel van Windsor, door ashmole, MSS. Ashm. 1125. Fol. II. ro - 12ro. Eene teekening van Metselaars, bezig met bouwen, wordt gevonden in MSS. Bib. Reg. 19 D. ij. Fol. 68. vo. b. uit het begin der vijftiende eeuw. De meester houdt er het toezigt. De schrijver houdt het eindelijk voor zeker, dat de V∴ M∴ eerst in de zestiende eeuw, in haren tegenwoordigen toestand, in Engeland is ingevoerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ordebanden]ORDEBANDEN. Behalve hier te lande, in Engeland en N. Amerika, waar de banden der Officieren de kleur der Loge hebben, zijn ze in de eigenlijke of dusgenaamde symbolieke graden bijna overal blaauw. In Frankrijk dragen de MM∴ daarenboven een blaauwen band en écharpe, van den regter schouder naar de linker heup. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Orde der Barmhartigheid]ORDE DER BARMHARTIGHEID. Eene Parijsche vereeniging, welke zich in een kort bestaan verheugde. Haar stichter, die er mede spekuleerde, gaf voor, dat zij in verband stond met de Orde der Tempelieren, en dat napoleon-zelf haar geheim Opperhoofd was. De stichter maakte zich, uit vrees voor geregtelijke vervolging, uit de voeten, waarop het geheel te niet ging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was gevormd uit de overblijfsels der Tempelieren. Het was verdeeld in onderscheidene graden; de vormen waren der V∴ M∴ ontleend. Het kwam nogtans spoedig aan den dag, dat hij een bedrieger, en zijne Orde eene geldspekulatie was. Hij werd aan de policie aangegeven, en kreeg van deze het bevel, Frankrijk te verlaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ordefeest]ORDEFEEST (Het), zijnde de dagen van St. jan den Dooper en van St. jan den Evangelist. De eerstgenoemde dag wordt nogtans met de meeste plegtigheid gevierd. In Duitschland heeft dit soms plaats op eene wijze, die niet slechts zeer indrukwekkend is, maar ook het doel der Orde en de Br∴ eensgezindheid bevordert. In dat land (Saksen) is men zelfs gekomen op een denkbeeld, meer bevorderlijk voor het toehalen der banden van genegenheid tusschen de verschillende werkplaatsen, en wel, om het Orde- of St. Jansfeest door eenige Loges uit dezelfde plaats, of uit verschillende steden, vereenigd te doen vieren. Later is deze gezamenlijke viering ook in Frankrijk nagevolgd, en eindelijk is dit loffelijk voorbeeld hier te lande reeds eenige malen gevolgd, zoo als in 5841 (4e. m. 24e. d.) te Brummen, door de le Prejugé Vaincu, de Geldersche Broederschap en Ultrajectina, in hetzelfde jaar (een dag later) te Delft door de l' Union Royale, Frédéric Royal en Silentium. In 5843 (27 Junij) te Wageningen, door de le Préjugé Vaincu, de Geldersche Broederschap en Ultrajectina, en nu laatstelijk, 1 Julij 1845, te Utrecht, door dezelfde , benevens de St. Lodewijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het stuk, dat, na verkregene goedkeuring des Consilio provinciali in 1767 werd uitgegeven. Het was alleen bestemd voor de Ordeleden, en voerde tot titel: Eerste Kapittel der verhevene Ordes-Konstitutie, of denkbeeld, hetwelk zich een Orde-Broeder van de zamenstelling en bedoeling der Orde moet vormen. Dit stuk bevat zoo veel merkwaardigs, deels als bijdrage tot de betere kennis van dat stelsel, en deels in eenige uitdrukkingen, dat wij gelooven wel te doen, met het hier te laten volgen (Zie ook het Art. mussin puschkin).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vantie, bij de voormalige Illuminaten in Beijeren, in de Orde van Heredom van Kilwinning, enz. In de Fransche heeten deze namen les caractéristiques.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Orde. (Vrijmetselaars-)]ORDE. (De VRIJMETSELAARS-) Deze benaming, zinspelende op uiterlijke onderscheiding, stemt eigenlijk niet overeen met de grondstellingen der Vrijmetselarij. In Frankrijk en in Duitschland heeft men bijna doorgaans dezen naam aangenomen. In Engeland bezigde men langen tijd het woord Broederschap. Eerst in 1784 heeft de Groote Loge van Engeland zich ook van dezen naam bediend, en wel in de nieuwe editie van het Konstitutieboek. Br∴ krause houdt den naam Orde, en met regt, voor on-Maçonniek en niet te regtvaardigen, hetzij uit het wezen der zaak, hetzij uit het Engelsche spraakgebruik, en voegt die Br∴ hierbij: ‘Zelfs in geval de oude Broeders, hunne Broederschap, naar de wijze der geestelijke Ordes in vroegere eeuwen, eene Orde hadden genoemd, dan nog behoorde men die uitdrukking thans te vermijden, omdat men daarbij dadelijk aan persoonlijke onderscheiding denkt, op welke het, vooral in de V∴ M∴, niet aankomt, waar allen, gelijk dit het geval is als men hen op zich zelven beschouwt, in wezenlijkheid gelijk, allen Broeders - aardgenooten - menschen zijn, hetzij dan dat zij al of niet tot de V∴ M∴ Broederschap behooren, en aldus slechts als menschen, dat is gelijkwaardige Broeders in God, geacht en behandeld moesten worden.’ Zie overigens de Art. graden en meester. De Franschen daarentegen geven der Broederschap gaarne den naam van Orde, zoo zegt b.v. bazot (Manuel du Franc Maçon): Eene vraag welke zich opdoet is, die, of de V∴ M∴ even als men haar onverschillig noemt, eene Orde, eene kunst, of eene maatschappij is Ik geloof dat het mogelijk zij, het antwoord te geven, dat zij dit alles te gelijk is. Eene Orde is een ligchaam, waarvan de bron bekend, de gebruiken openbaar, de reglementen gevestigd, het doel bepaald, het nut bewezen is, en welks aanzien kracht ontleent uit de bescherming van het Goevernement. Wanneer de Vrijmetselarij, even als alles wat zeer oud is, het tijdstip van haar ontstaan al niet kan bestemmen; zoo bewijst zij niettemin, dat haar bron | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bekend is. Het openbare der gebruiken strookt niet met hare grondbeginselen, maar de koningen die leden zijn van de Vrijmetselarij, betuigen, dat hare gebruiken geëerd zouden worden zoo ze openbaar waren. Hare wetten zijn gevestigd. Men neemt niemand tot Vrijmetselaar aan, of hij moet welgeboren en onbesproken van gedrag zijn. Haar doel is bepaald: God te beminnen, zijnen Vorst te dienen, zich aan het vaderland te wijden en alles tot welzijn te doen. Haar nut is bewezen door de uitmuntende voorschriften, en door de diensten, welke zij aan het menschdom bewijst. Haar aanzien is niet twijfelachtig, dewijl zij beschermd wordt door bijna alle vorsten, en de titel van Vrijmetselaar overal een gunstigen dunk geeft, en zeer dikwijls eene magtige aanbeveling is. De Vrijmetselarij is dus eene Orde, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oriflamme]ORIFLAMME (De) was de Fransche rijksvlag in den voormaligen godsdienstkrijg, van vuurroode stof vervaardigd en aan eene gouden lans vastgemaakt. De Oriflamme der Kruisvaarders was wit, met een rood kruis doorsneden. In den oorsprong was het de banier der Abdij van St. Denis, onder welke de vasallen van dat klooster streden. Toen zij tot rijksvlag was geworden, werd zij bij het gaan ten strijde en het terugkeeren, met veel plegtigheid uit de abdij gehaald en daarheen teruggebragt. De naam Oriflamme (voorheen Auriflamme), gouden vlam, komt daarvandaan, eensdeels dat de banier, gelijk boven is gezegd, overdwars aan een gouden lans was bevestigd, en anderdeels door dat de stof der banier als een vlam was uitgesneden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Orleans, (Lodewijk Philips Jozef]ORLEANS, (LODEWIJK PHILIPS JOZEF, Hertog van) voorheen (tot 1787, toen zijn vader stierf) Hertog van Chartres, uit het geslacht der Bourbons, geboren den 13den April 1747, en den 6den November 1793 geguillotineerd. (Zie over hem Geschiedenis der zamenzwering van lodewijk philips jozef | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Orleans, eerste Prins uit den bloede, bijgenaamd Égalité; door den schrijver der Zamenzwering van maximiliaan robespierre [d.i. montjoye], III. Deel, in 8vo. Parijs 1796, met het beeld des Hertogs). In dit werk, zoowel als in het Graf van molay, wordt beweerd, dat de gansche Fransche staatsomwenteling het werk der VV∴ MM∴ was. Nadat de Graaf van Clermont, als Grootmeester der Gr∴ L∴ van Frankrijk, chaillou de jonville, in de plaats van la corne, tot zijnen plaatsvervanger had benoemd, verkeerde men in de hoop, de beide partijen der Parijsche BB∴ in eene algemeene vergadering te vereenigen. Men haastte zich alzoo deze benoeming door eene cirkulaire van de Gr∴ L∴ van den 24sten Junij 1762, aan alle Fransche Loges bekend te maken; maar er ontstonden nieuwe botsingen, welke zoo hinderlijk werden, dat de regering in 1767 alle V∴ M∴ vergaderingen verbood. Dit verbod werd eerst in 1771 ingetrokken, toen de Hertog van Orleans zich aan het hoofd geplaatst, en den Hertog van Luxemburg tot zijnen plaatsvervanger had benoemd. Hij werd niet alleen als Grootmeester der Fransche Vrijmetselarij, maar als Soeverein Grootmeester van alle Conseils, Kapittels en Schotsche Loges van Frankrijk uitgeroepen, en den 28sten October 1773 plegtig geïnstalleerd, waardoor dus de dissideerende Loges en BB∴ der V∴ M∴ weder onder een hoofd waren teruggebragt. Gedurende dat die Prins de post van Gr∴ M∴ N∴ bekleedde, was zijn gedrag steeds voor het minst raadselachtig; zoo weigerde hij, b.v. eene kommissie te ontvangen, toen eene zoodanige door het Gr∴ O∴ werd afgevaardigd, om hem berigt te geven van hetgeen er door dat ligchaam was verrigt, terwijl eene kommissie, later afgezonden, om hem geluk te wenschen met de geboorte van den Hertog van Valois (thans lodewijk philips, Koning der Franschen), met groot praalvertoon werd ontvangen. Bij de vergadering ter zijner installatie (12 October 1773), werd voor het eerst het zoogenaamde semesterwoord uitgegeven. Op zijne reis door de provinciën in 1776, zonden hem al de Loges op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijnen weg deputatiën, of gaven hem feesten. In Normandijë moest hij zich eens in eene kleine stad ophouden, en stapte in een rijk klooster van Benediktijnen af, welks poort belegerd was door eene schaar behoeftigen, daar gekomen tot het ontvangen van aalmoezen, hun niet uit de eigen beurs der kloosterlingen, maar uit eenige vrome stichtingen uitgereikt. Hij besloot met zijn gevolg, geheel uit VV∴ MM∴ bestaande, eene Tafel-loge te houden en inzamelingen te doen. De paters, onderrigt van hetgeen er zou gebeuren en tot milddadigheid opgewekt, werden tot den maaltijd toegelaten, en moesten het gegeven voorbeeld van ruime giften volgen. - Een tijdlang scheen de Prins groot vermaak te vinden in de Maç∴ bijeenkomsten; want behalve dat hij de plegtige zittingen van het Gr∴ O∴ vaak prezideerde, had hij nog opzettelijk een' kleinen tempel in gereedheid doen brengen, waar hij dikwijls Loge hield. Het Gr∴ O∴ vleide zijne ijdelheid dan ook op alle wijzen, verklaarde zijne waardigheid, ad vitam aan hem opgedragen, deed zijn portret schilderen en in de vergaderzaal ophangen enz., alles om de eigen oppermagt boven de dissideerende Gr∴ Loge te bestendigen. De Hertog van Orleans werd later, door het G∴ O∴ van Frankrijk, van zijne waardigheid als Grootmeester vervallen verklaard. Het Ordezwaard werd, door den Voorzitter verbroken en midden in de vergaderzaal geworpen. Het besluit hiertoe werd genomen, ter oorzake van eenen brief, dien hij (welke zich door alle mogelijke, geoorloofde of ongeoorloofde kunstmiddelen, bij de bovendrijvende partij in goeden reuk brengen en zich wilde doen doorgaan als een gevleeschde republikein), onder den naam van Burger egalité, had geschreven aan den dagbladschrijver milsent, en door dezen, den 22sten Februarij 1793, gevoegd in het supplement op het Journal de Paris, No. 55. zijnde van den volgenden inhoud: Zie hier mijne Maç∴ geschiedenis. Gedurende een tijdperk, waarin voorzeker niemand onze omwenteling voorzag, had ik mij verbonden aan de Vrijmetselarij, welke mij een zeker beeld van gelijkheid aanbood, eveneens als ik mij bij het parlement heb aangesloten, omdat het mij een beeld van vrijheid vertoonde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toen de sekretaris van het Groot-Oosten zich in de maand December l.l. tot den persoon vervoegde, die bij mij als sekretaris des Grootmeesters fungeerde, om mij een verzoek, betreffende de werkzaamheden dier vereeniging, ter hand te stellen, antwoordde ik den 5 Januarij: ‘Daar ik niet weet, op wat wijze het Groot-Oosten is zamengesteld, en ik ook van gevoelen ben, dat er in eene republiek, vooral in den aanvang harer grondvesting, noch mysterie, noch geheime vereeniging moet bestaan, zoo wil ik mij in geenen deele meer met het Groot-Oosten, of met de bijeenkomsten der Vrijmetselaars inlaten.’ Gelijk men weet, hebben hem die kunstenarijen niet van het schavot bevrijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ormuzd]ORMUZD is een deel van het driegodendom der Parzen, of oude Perzen. De hoogste godheid, het eeuwige wezen, in de Zendsche en Pehlvische boeken, de grenzelooze tijd genoemd - schiep, behalve het oorspronkelijk licht, water en vuur, ook ormuzd en ahriman, beide eigenlijk ondergeschikte, doch aktieve en produktieve beginsels. De een van het goede en de ander van het kwade. De strijd, tusschen deze twee laatsten bestaande, moet naar de leer van zoroaster na twaalf duizend jaren eindigen met de zegepraal van ormuzd. Van dezen tijd had ahriman gedurende drie duizend jaren de goede werken van ormuzd niet aangevallen (ingewikkelde voorstelling van de schuldeloosheid der primitieve menschen), en na den negen duizendjarigen strijd, zullen de zondaars gezuiverd en met de regtvaardigen eeuwig gelukkig zijn, de natuur, en zelfs de hel, zal hervormd (hersteld of herschapen), en het rijk van ahriman geheel vernietigd worden, terwijl zoowel ormuzd als ahriman, ieder met hunne zeven geesten, alsdan te zamen een offer van lofzangen aan het hoogste wezen (voorstelling der gelukzaligheid) zullen aanbieden. (Zie Boun-dehesch, ou cosmogenie des Parses en precis du systeme Theologique de Zoroastre, in anquetil du perron, le Zend-Avesta, T. II. p. 346 en 594). - Door vergunning van den schrijver, Br∴ j. kinker daartoe in staat gesteld, laten wij onderstaande legende, belangrijk als alles wat uit zijne pen vloeit, hieronder volgen.
Gelijk over den oorsprong van meer andere zaken, zoo is er ook over den oorsprong der Vrijmetselarij niet weinig getwist. Dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij tot de geheime gezelschappen behoort, is aan geen twijfel onderworpen; maar tot welke soort zij aanvankelijk moge behoort hebben; wat het doel en wezen van hare symboliesche architektuur geweest zij, en nog is, daarover zijn de gevoelens, zelfs die der Broederen, niet weinig verdeeld. Wijlen de Berlijnsche boekhandelaar nicolai, heeft over het een en ander, daartoe betrekkelijk, nog al wat geleerdheid verspild, en men is er niet veel wijzer door geworden. Stamt zij van de Tempelridders af? Stond zij met de Dalbroeders, of later met de Rozenkruizers in verband? Is zij, na het ondergaan van eenige wijzigingen, eenmaal aan de vervolgde dynastie der stuarts, vooral in de Schotsche graden toegewijd geweest? Zijn er, bij die gelegenheid, sommige Jezuïtiesche takken op haren stam geent geworden? Deze en meer andere vragen zullen misschien nooit met volle zekerheid beantwoord worden. Waarschijnlijk heeft al het opgenoemde wel iets toegebragt, om onze Orde, onder den naam, welke zij nu voert, te doen zijn wat zij thans is, om daaruit haar tegenwoordig hoofdoogmerk af te leiden; en op dit laatste komt het voornamelijk aan. Doch ook daarover wordt getwist; en in alle, zelfs in geregelde Loges en Kapittels wordt er niet eveneens over gedacht. Er zijn er (en dit mag den verlichten Broederen in ons vaderland vreemd schijnen) welke, dienaangaande, niet vrij zijn van alchiemistiesche hersenschimmen; en, mits in een figuurlijken zin opgenomen, ware het zeker wenschelijk, dat onze met levende steenen metselende werklieden, zich, met het goud maken, en het zoeken naar den steen der wijzen, in onze wereldburgerlijke Tempels ernstig bezig hielden. Doch hoe verschillend en wijd uiteenloopend de gevoelens ook mogen zijn, ten aanzien der opgeworpene vragen; dit ten minste (geloof ik) als hoogtwaarschijniijk te mogen aannemen, dat de soort onzer mysteriën het meest overeenkomt met die, welke pythagoras, na zijne reizen in Egypte en Perzië, in navolging der Magi in de eerste, en der verlichte Hiërophanten in de laatste gewesten, bij zijne landgenooten invoerde. De overeenkomst der symbolen, teekenen en woorden, hunner mathemathiesche figuren, en mystiesche getallen in de verborgene godsdienstleer der gewijde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Egyptiesche priesters, en der navolgers van zoroaster, met onze géometriesche, arithmetiesche en bouwkundige figuren, laat weinig twijfel ten aanzien der gelijksoortigheid van beider geheimzinnige gilden met de onzen, over. Maar ook de toepassing der getallen op het goede en booze beginsel in de eeredienst der beide volken met onze heilige Oostersche lichtgetallen, tegen die van het nog donkere en profane Noorden, heeft nog een zweem van hunne twee elkander beoorlogende beginsels overgehouden, en doet mij denken aan eene oude Maçonnieke Legende, thans weinig meer bekend. - Dit allegoriesche verhaal betreft den strijd tusschen deze beide wereldmagten, bij de Perzen onder den naam van ormuzd en ahriman, en bij de Egyptiesche Hiërophanten onder dien van horus en pytho bekend. - De Legende zou dus kunnen luiden: ‘Het grootste getal, hetwelk door de vereeniging en bijvoeging der cijferletters van het 3 × 3 = 9, kan uitgedrukt worden, is dat, hetwelk met negen begint, en, geleidelijk afdalende, met een eindigt; te weten, 987,654,321; ook in het tientallige stelsel, waarbij de 0 de aankondiging van eene nieuwe volgreeks dezer letters is, en in 10 het tienmaal één aanduidt; doch vóór een getal geplaatst, alle magt mist. De negen letters in bovenstaande volgorde geplaatst, zijn het heilige getal, of het 3 maal 3, van het goede beginsel, en het symboliesche teeken zijner magt. Maar die zelfde cijferletters van dit 3 maal 3 = 9, heerschen ook in de natuur, wanneer zij met één beginnende, met negen eindigen, en op deze wijze het minst mogelijke getal, namelijk dat van het kwade beginsel, uitdrukken. Dit laatste 123,456,789, stelt het vermogen voor, waarmede het booze beginsel de kracht van zijn' tegenstander onophoudelijk beoorloogt. Tot het volhouden van dien strijd vond het geen middel doelmatiger dan om zijn getal, aan de dwaling en het obscurantismus toegewijd, in den loop der tijden, en bij tusschenpoozen, van het heilige getal dat met negen begint af te trekken, door gestadige vermindering met het zijne gelijk te maken, en dus zijne zegepraal bij gedurige herhaling tot stand te brengen. Dikwijls scheen het dat ahriman - of het beginsel van het kwaad en de duisternis - eindelijk zou zegevieren; tweemaal bragt hij zelfs het getal van ormuzd, waarin de negen cijferletters, schoon verplaatst, aanwezig bleven (bij A | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en B), in verwarring, en door nullen van een gescheiden; en meende (bij C), het goede drie maal drie in het zijne overgebragt te zien, zoo als hïer is afgebeeld:
Maar van uit het zuivere Oostersche licht (het verheven Oosten) daalde eene donderende stem, en drong door tot in het oord der duisternis, in de woorden: ‘“Volhard in uwe heillooze pogingen, en trek nog eenmaal uw getal van het mijne af!!”’ De trotsche ahriman, die reeds, bij de uitkomst C, zijne overwinning had uitgebazuind, werd gedwongen aan dit bevel te voldoen; en het gewijde 3 × 3 = 9 bleef ongeschonden en onvermengd over. Volgens de leer van zoroaster moest de strijd der beide beginsels, gedurende 4 perioden, elk van drieduizend jaren, herhaald worden. Ook de aanhangers van dezen Perzischen wijze had pythagoras in zijne reizen bezocht; van daar misschien, dat hij in zijne mathematische wijsbegeerte, bij zijn trias of drietalligheid, ook de tetras of viertalligheid voegde, en daardoor aanleiding gaf, om het decimale in het duodecimale stelsel te veranderen. De Maçonnieke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
legende zou er dus op deze wijze mede vermeerderd kunnen worden: Na de viermaal drie duizend jaren, daagde ormuzd ahriman uit om den strijd te hervatten, met het twaalftallig stelsel, waarin elf, door een omgekeerden negen () afgebeeld, het hoogste cijfer zou zijn, en waarin de cijferletter tien, door een x zou afgeteekend worden. Twaalf zou, dienvolgende, door 0, dat is twaalfmaal het voorafgaande getal voorgesteld worden, en 10 twaalfmaal één zijn. Het getal van ormuzd werd dus x,987,654,321, en dat van ahriman 12,345,678,9x De strijd werd door dezen laatste met dubbele woede hervat; maar nu bragt hij geene enkele verwarring door de verstrooijing der talletters, waarvan nergens een enkele, na de aftrekking vermist werd, terwijl de elf (), welke tevens een eerst getal is, na de laatste aftrekking overblijft, even als de 9 in de drie eerste tijdperken, gelijk uit de volgende symbolieke substractie blijkt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Of nu deze uitbreiding der legende ook tot de exoterische leer van pythagoras over de getallen behoord hebbe; of zij door de latere Pythagorische schole daartoe gebragt is geworden; of de verandering van het tien- in het twaalftal bij hare leerlingen van de twaalf sterrebeelden in den dierenriem afgeleid is; en of zij daarmede eene esoterische of hoogere uitlegging in hunne geheime vergaderingen verbonden hebben; - hierover kan ik niet beslissen; - maar zeker is het, dat, volgens zoroaster, de zegepraal van het goede over het booze beginsel, na viermaal drieduizend jaren voltooid, en de magt van ahriman door ormuzd geheel vernietigd zou zijn; en even zoo zeker is het, dat de zedeleer van pythagoras op de voortdurende volmaakbaarheid van den mensch gegrond was. Misschien kunnen mijne gissingen iets bijdragen ter opsporing van den oorsprong onzer Orde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Orphiesche Feesten]ORPHIESCHE FEESTEN, waren de plegtigheden en gebruiken bij de vergaderingen eener vereeniging onder de oude volken, die de vereering van bacchus symbolizeerden. De leden dezer geheime vereeniging noemden zich de bewaarders der oude leer van orpheus, en poogden de mysteriën terug te brengen tot de Egyptische denkbeelden. Onder anderen leerende, dat bacchus dezelfde godheid was als osiris. In hunne nachtelijke bijeenkomsten herdachten zij den moord van bacchus, door de vermomde Titans, en besmeerden daarom den kandidaat met pleister. De slang werd er veelvuldig als zinnebeeld gebezigd, en hunne vreugdekreet was: Evoi, Saboi, hyes, attes, attes, hyes! Nadat die inwijding zeer gezonken was, omdat zij niet steunde op de medehulp of het gezag der priesters, verhief zij zich weder in de eerste eeuwen van het Christendom, door toedoen der Pythagoristen en Platonisten. Deze meenden in de verheffing dier mysteriën een middel te zien, waardoor de ondergang van het Heidendom kon worden tegengegaan, waartoe zij de plegtigheden wijzigden, en bacchus deden voorkomen onder den naam van phanes, de voornaamste godheid, het licht-beginsel der wereld. Zij gingen echter eindelijk te niet. Zie het Art. sabasiesche feesten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Osiris]OSIRIS (Zie isis en isis-tafel). Deze hoogste en algemeene volksgod der oude Egyptenaren, werd, volgens plutarchus, door dezen voorgesteld onder het beeld van een oog en eenen schepter, om daardoor zijn voorzienigheid en magt aan te duiden. De oudste inwoners van Egypte werden, bij de beschouwing van het wereldgebouw, waarin zij zoo veel orde en schoonheid opmerkten, zoozeer met eerbied bezield voor de zon en de maan, dat zij beide hemel-ligchamen als de opperste Godheden erkenden, en ze de namen Osiris en Isis gaven, naar het begrip, dat zij er zich van hadden gevormd. Osiris beteekent veeloogig, en inderdaad kan men zeggen, dat de stralen der zon even zoovele oogen zijn, met welke zij de aarde en de zee overziet. Het woord Isis beteekent zoo veel, als de oude, en drukte de meening der Egyptenaren over de eeuwigheid dier Godin uit. Van deze Goden zeiden zij, dat zij de gansche wereld regeerden, en dat elk het zijne tot voortteling van de overige levende wezens bijbragt. Aan den eersten schreven zij de vuurdeelen en den geest, aan de andere de waterachtige en aardsche bestanddeelen, en aan beide te zamen de lucht toe Zoodoende waren alle dingen door den invloed der zou en maan voortgebragt en onderhouden, en uit deze vijf elementen, welke wij thans genoemd hebben, bestond de gansche wereld, even als hoofd, handen, voeten en overige ledematen van het menschelijk ligchaam, te zamen den mensch uitmaken. Elk dezer vijf elementen werd ook bovendien door de Egyptenaren als eene godheid beschouwd en met eenen bijzonderen naam genoemd. Den geest noemden zij Zeus; een woord, hetwelk de bron des levens beduidt, weshalve zij dien als den vader van alle redelijke wezens beschouwden. Het vuur heette Vulkanus; eene godheid van den eersten rang, welke naar hunne meening het meest afdeed, om de dingen tot volkomenheid te brengen. Dewijl de aarde, als het ware, de schoot was, waaruit al het leven begon, gaven zij haar den naam van Moeder. Het water werd Oceanus genoemd, welke echter bij de Egyptenaren niets an- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ders was, dan de rivier de Nyl. De lucht heetten zij Minerva, welke zij daarom voor Jupiters dochter en voor eene jonkvrouw aanzagen, omdat zij de lucht voor onveranderlijk hiel den, en deze zich tot aan den hemel uitstrekte. Dit verhaalden de Egyptenaren van de hemelsche goden, die, ook volgens hen, oorspronkelijk onsterfelijk zijn; zij gaven echter tegelijk voor, dat er ook aardsche goden waren, die, hoewel sterfelijk geboren, nogtans door hunne wijsheid, of de weldaden, door hen aan het menschelijk geslacht bewezen, de onsterfelijkheid hadden verdiend. Enkelen van hen zijn koningen van Egypte geweest, en van deze hebben eenigen den naam van eene godheid gevoerd; anderen hebben bijzondere namen gehad. Tot de eerste klasse behooren Helios, Kronos, Rhea, Zeus (Jupiter), die ook door eenigen Ammon genoemd wordt, Juno, Vulkanus, Vesta en Merkurius. Helios, dat is de zon, moet het eerst in Egypte geheerscht hebben; doch eenigen onder de priesters stelden vast, dat Vulkanus, de uitvinder des vuurs, nog vóór hem geregeerd had. Op hem volgde Kronos, en werd, daar hij met Rhea gehuwd was, volgens sommigen, vader van Osiris en Isis; volgens anderen van Jupiter en Juno. Van Jupiter stamden, naar de meening der laatsten, vijf andere goden af, namelijk Osiris, Isis, Typhon, Apollo en Aphrodite of Venus. Zij voegden er bij dat Osiris en Bacchus, Isis en Ceres dezelfde waren. Anubis en Macedon stamden van Apollo af, die Osiris op zijne veldtogten verzelde. Toen Osiris te velde trok, liet hij zijn broeder Busiris in zijne plaats terug. Bij zijne terugkomst uit Indië, vermoordde Typhon hem, dien men, tot loon zijner edele daden, onder de goden plaatste. De stieren Apis en Mnevis, welke men hem geheiligd had, werden zelfs als godheden vereerd. Horus, de zoon van Isis, en de laatste der goden, regeerde, na de vervolgingen der Titans ontkomen te zijn, over Egypte, en werd, na zijnen dood, onder de goden geplaatst. De Grieken vereerden hem onder den naam van Apollo. Dit is volgens diodorus van Sicilië, de Cosmogonie en Theogonie der Egyptenaren, en men merkt daaruit dadelijk, dat de Grie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken ze vervalscht en naar hunne wijze ingekleed hebben. Uit deze leer kan men het gevolg opmaken, dat die oude volkeren twee soorten van goden aannamen; te weten: de hemel-ligchamen en vooral zon en maan, en de beroemde mannen welke zij, uithoofde der weldaden van hen ontvangen, goddelijke eer bewezen. Deze godleer moge nu ook geput zijn uit de boeken van thaut of thot, of uit eene andere legende, door de Egyptiesche priesters verbreid, zoo is het nogtans bewezen, dat de Grieken zich daarvan hebben bediend om hun leerstelsel op te bouwen. Omtrent de verdere allegoriesche geschiedenis dier goden leerden zij het volgende: Deze beide godheden, namelijk Isis en Osiris, hadden, gedurende hunnen echt, met elkander in volkomene eenigheid geleefd, en hadden het zich ten pligt gerekend, hunne onderdanen te beschaven, hen in den akkerbouw, kunsten en wetenschappen te onderrigten. Na dit alles had Osiris, uit goedheid en liefde voor het menschelijk geslacht, het besluit opgevat, de gansche bewoonde aarde rond te reizen, en de bewoners, niet zoo zeer door magt, dan wel door de rede, tot menschen te vormen, en was het hem voornamelijk door muzijk en zang gelukt, hen tot zich te trekken. Zijne reis was een gedurige triomf. Eerst reisde hij door Ethiopië, waar hij dijken liet aanleggen, om de overstroomingen van den Nyl tegen te gaan; van daar was hij door Arabië en Indië gereisd, en hierop, door Tracië en de omliggende landen, in Europa gekomen. Overal had hij sporen van zijne weldadigheid achtergelaten, de toen nog onbeschaafde en woeste bewoners in den akkerbouw onderrigt, ze vatbaar gemaakt voor de voordeelen der burgermaatschappij, en hun geleerd, hoe zij steden en dorpen moesten aanleggen; ook had hij hier en daar zuilen en andere gedenkteekens doen oprigten, waarop zijne daden gegraveerd werden. Bij zijne terugkomst naar Egypte was hij gevallen als het offer der zamenzwering zijns broeders, den heerschzuchtigen Typhon, die, gedurende zijne afwezigheid, de vijandelijke plannen niet ten uitvoer had kunnen brengen, uithoofde van de waakzaamheid en het verstand der trouwe Isis. Typhon had namelijk, een gastmaal aangerigt, waarop | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij zijnen broeder genoodigd had. Deze verscheen, en toen verzamelden zich de zaamgezworenen, volgens plutarchus, ten getale van 72; daarop toonde hij hem een fraai bearbeide kist, met belofte, ze hem te geven zoo hij er in paste. Hij plaatste zich er in, de zaamgezworenen sloten ze en wierpen die in den Nyl. Zoodra Isis, die op reis was, het treurig uiteinde van haren echtgenoot had vernomen, zocht zij zijn lijk op: eindelijk vond zij het in Phenicië, waar de golven de kist aan land hadden gespoeld, en trok er mede naar Egypte terug. Hoewel zij de kist op eene veilige plaats verborgen had, werd het lijk toch door Typhon, op de jagt, achter heesters ontdekt, geopend, en in 14, volgens sommige in 16 stukken verdeeld. Deze stukken strooide hij in onderscheidene streken van Egypte, echter zocht Isis ze zorgvuldig op, en liet aan elke plaats, waar een overblijfsel van het ligchaam gevonden was, een gedenkteeken oprigten, en wijdde een gedeelte van de genitalia, door de visschen verslonden, onder den naam van Phallus, aan eene godsdienstige vereering toe. Deze legende, door sommigen eenigzins gewijzigd verhaald, eindigt dan aldus. Bij den terugkeer van osiris wachte typhon hem op weg af, doodde hem, en hieuw zijn lijk in onderscheidene stukken, welke hij onder zijne rotgezellen verdeelde. Isis vervolgde met haar zoon horus de daders, versloeg ze, en bemagtigde de overblijfsels haars gemaals. Zij vervaardigde uit was en welriekende harsten onderscheidene beelden, die op haar gemaal geleken, en verborg in elk beeld een gedeelte van osiris lijk. Zij riep de priesters bijeen, verpligtte hen door een' schrikkelijken eed tot het diepste stilzwijgen, en stelde elk tempelhoofd een beeld ter hand, beval hun de begraafplaats geheim en heilig te houden, en hem onder het zinnebeeld eens diers te vereeren, enz. De priesters, die het volk niet rijp genoeg achtten, de meer zuivere leer te ontvangen, welke aan hunne ingewijden werd medegedeeld, trachtten het volk nogtans zoo veel mogelijk te onderwijzen, en gebruikten daartoe eene door hen zamengestelde, allegoriesche godsdienstleer, welke tevens andere nutte kundigheden vervatte, omdat zij de godsdienst als het beste middel beschouwden, de verdere kundigheden ingang te verschaffen, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tevens als den besten teugel voor het volk. Zoo knoopten zij de natuurleer aan de godsdienst vast, en leerden het volk, welke dieren der natie heilig moesten zijn en waarom. De stier en de koe ploegden de aarde, het schaap voedde en kleedde, de hond beschermde den mensch, en had ook osiris lijk gevonden. De ooijevaar vernielde de slangen en sprinkhanen, en de gier de scorpioenen; en de krokodillen waren Egyptes wachters, die de vijanden beletteden, den Nijl over te steken. De priesters onderwezen het volk verder in de reken-, meet-, werktuig- en sterrekunde, in de geschiedenis en kennis van het land, ontleed- en ziektekunde, de kunst van het balsemen der lijken, zout en salpeter te zieden, olie en wijn te persen, wol te verwen, glas te smelten, ijzer te smeden, staal te vervaardigen, steenen te houwen en te slijpen, enz. welk onderwijs een ieder kon deelachtig worden. Van het ruwe volk, dat van den aanvang slechts ligchamelijke goden had gekend, kon men niet verwachten, dat het een god zoude vereeren, welke niet zigt- en tastbaar voor hen ware. Daarom spraken de priesters van osiris, isis en horus, dat drietal goden, welke eigenlijk verschillende voorstellingen, of anders eigenschappen waren van hetzelfde wezen, zoo als osiris dan den eigenlijken god - bron van al het goede - isis de scheppende magt, en horus zijne goedheid voorstelde. Typhon, die een der drie omgebragt had, was het beeld van het booze beginsel. De verborgen beteekenis van dit alles werd echter eerst in de mysterien onderwezen. De herinnering aan den dood werd den ingewijden diep ingeprent, en de onsterfelijkheid der ziel in de Epyptiesche mysterien verklaard, van waar zij in de mysteriën van alle volken werd overgeplant. Het geraamte, bij het einde van der gewijden gastmalen rondgevoerd, het jaarlijksche treurfeest, om osiris, door typhon omgebragt, en diens herleven of opstanding, brengen reeds op die gedachte, welke echter ten hoogste wordt versterkt door 's priesters gebed, als zijn sterfuur daar was, luidende: ‘Gij, eeuwige! die alles beheerscht, onder de gedaante der zon, neem mij op in het gezelschap der uitverkorenen!’ enz. Het uitzigt op straf en belooning werd aan het volk bijgebragt, onder het omkleedsel der zielsverhuizing. Plutarchus verhaalt, dat isis, na den dood van osiris, de priesters het bestuur van den ploeg had overgegeven, om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dien te bezigen bij de godsdienstplegtigheden, ter gedachtenis van haren gemaal, die den ploeg had uitgevonden. Herodotus en diodorus maken evenzeer melding van dit werktuig in der priesteren hand, en caylus (Recueil des antiq. T. VI) voert, onder zijne Egyptiesche oudheden, verschillende afbeeldingen van osiris aan, welke zich door dit kenteeken steeds onderscheiden van de overige Egyptiesche godheden. Wie deze figuur beschouwt, kan ligt op het denkbeeld komen, dat dit zoozeer vereerde werktuig in de Egyptiesche mysteriën datgene moge geweest zijn, wat de moker bij de werkzaamheden der Metselaars is. Belangrijk zijn ook, in meer dan een opzigt, de treurplegtigheden, welke ter gedachtenis van den moord van osiris op de volgende wijze werden gevierd: Op eenige dagen des jaars werden de tempels, ter herinnering van osiris dood, met zwart behangen, waarop de priesters van de klasse der Pastophores in het zwart gekleed verschenen. De treurdagen van isis duurden vier dagen. Op den tweeden treurdag droegen de priesters, in een' treurig plegtigen optogt, des nachts, de heilige kist naar den oever van den Nyl, goten water in de daarin geplaatste gouden vaas, en riepen dan luide: ‘osiris is weder gevonden!’ Minucius felix (Cap. XX. Octavius) spreekt van een ander treurfeest, dat hiermede welligt van gelijken oorsprong is. ‘Isis,’ zegt hij, ‘had geweend, getreurd en haren verloren zoon gezocht.’ De ingewijden sloegen zich, bij het vieren dier plegtigheid, op de borst, en bootsten het treuren der moeder na. Dan bragt men een knaap, alsof men hem had weder gevonden. Isis verheugde zich en de priesters juichten; zoo deden zij alle jaren. Bij deze treurplegtigheden werd op het beeld van een der goden (typhon) geslagen. Deze treurplegtigheden, de sluipmoord, aan osiris gepleegd, de doodkist, door een' heester omslingerd, het zorgvuldige opzoeken van het lijk, het slaan op het beeld van typhon, de droevige gebaren der priesters, het hervinden des lijks in den maneschijn, en de vreugde der priesters over dat wedervinden, dit alles is voor den V∴ M∴ belangrijk en niet zonder beteekenis. Niet min belangrijk is, hetgeen plutarchus, in het begin van zijn stuk, over osiris en isis zegt: ‘Wie wijs wil worden, moet de onsterfelijke goden om wijsheid bidden.’ De mensch kan zich niets gewigtigers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wenschen, en God kan zijn schepsel niets beters geven, dan het doorgronden der waarheid. Wijsheid-alleen onderscheidt de Godheid van den mensch. Geeft God hem wijsheid, dan schenkt Hij hem een gedeelte van Zijn eigendom. Zelfs de gelukzaligheid van het eeuwige leven bestaat slechts in het algeheele, voortdurende doorgronden aller dingen. Het zoeken naar waarheid is daarom een edele wensch, der Godheid nader te komen; de heiligste van alle werkzaamheden in onze mysteriën, en die het aangenaamst is voor de godin, welke als de meest wijze in onze tempels wordt vereerd. Beteekent niet isis zoo veel als wijsheid, en typhon zoo veel als trotschheid, die der eerste vijandig is, en haar veracht, en die het vooruit streven der ingewijden in echte wetenschappen belet? Worden niet de priesters in onze vergaderplaatsen tot matigheid en orde opgeleid, en alle noodelooze pronk van hen verwijderd, om de gewijden niet daardoor af te wenden van het onderzoek naar de eigenschappen van het verhevenste Wezen, dat de bron der wijsheid is? Osiris, isis en horus werden dan ook steeds verbeeld door een drievoudig beeld, of drieledige groep, terwijl de nabijgelegen tempelwanden versierd waren met onderscheiden zinnebeelden, als: eene slang die een ei uitbraakt, het zinnebeeld van het heelal, dat de kiem van alle dingen bevat; een kruis met een handvat - eene navolging van den Indieschen Lingam, het zinnebeeld der werkende en tijdelijke teelkracht der natuur -, eene tweede slang, die, als cirkel gekruld, zich in den staart beet, enz. - Even als de mithra (zie dat Art.) der Perzen, de balder der Scandinaviers (zie dat Art.), en de bacchus der Grieken en de kadmilus der Samothraciërs (zie dat Art.), werd osiris omgebragt. - Even als jupiter (Jovis Pater), even als bacchus (Liber Pater), heette osiris, vader. In de mysteriën verbeeldde men aan den kandidaat het ombrengen van osiris. - In den tempel te Saës was een graf, waarin de kandidaat werd nedergelegd, en welke bij de verrijzenis niet meer werd beschouwd als osiris, maar als diens zoon horus, verwant met שדח (akkerman, zaaijer, kunstenaar in steen, beeldhouwer, werkmeester). Men vindt bijna hetzelfde terug in de mysteriën van dionysius of bacchus, later door eene Grieksche volkplanting naar Klein-Azië overgevoerd, vanwaar zij zich onder denzelfden naam naar Syrië, Perzië en Indië verspreidden. De Dynosiasten of Diony- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
siesche werklieden volmaakten daar hunne kunst, waarvan de puinen der door hen opgerigte gebouwen nog getuigen. 300 jaren voor christus was hun, door de Koningen van Pergamus, de stad Theos als verblijfplaats aangewezen. Bij hunne inwijding ontvingen zij teekens en herkenningswoorden. Hunne bijzondere vereenigingen door verschillende benamingen aangeduid, stonden onder het bestuur van een' Meester en bijzitters, jaarlijks gekozen. Op bepaalde tijden kwamen zij bijeen, spijsden te zamen, en deelden prijzen uit aan de beste werklieden. Ook uitstekende, niet-bouwkundige personen werden soms als eereleden aangenomen. Voor overleden, verdienstelijke leden, rigtte men begraafplaatsen op, waarvan nog sporen bij Siverhissar. De Dionysiesche mysteriën waren in kleine en groote verdeeld. De ingewijden droegen eene afbeelding van den Phallus (zie dat Art.) om den hals; de priesters droegen een gouden krekel, ook in Egypte een teeken der ingewijden. Na voorafgaanden optogt had de inwijding plaats met plegtigheden, gelijkende naar die der Egyptiesche mysteriën. De aannemeling stelde bacchus voor, welke vermoord was door de Titans, en men veinsde den kandidaat om te brengen. De groote Dyonisiën werden om de drie jaren gevierd, en, even als in de feesten van Saïs, bij een moeras. Daarbij werd de hervinding of verrijzenis van bacchus voorgesteld. De kandidaat werd gelouterd door lucht, vuur en water. Om door de lucht gezuiverd te worden, sprong hij, van eene hoogte af, naar eene afbeelding van den Phallus, van bloemen gevormd en tusschen twee zuilen hangende. Na zijne aanneming werd hij met myrten bekransd. Zie verder sabasiesche feesten. - De Egyptiesche godsdienstleer had, gelijk gezegd, twee beteekenissen, eene openlijke en eene verborgene, waarom de priesters sphinxen aan de poorten plaatsten, om aan te toonen, dat hunne leer, onder raadselachtige bewoordingen, wijsheidsgeheimen bevatteden. Dit was ook ten naastebij de beteekenis des opschrifts van het gesluijerde beeld van isis, in den tempel te Saïs, dat luidde: Ik ben al wat is, al wat geweest is, al wat zal zijn, en nooit heeft een sterveling den sluijer opgeligt, die mij omhult. Men behoort dus degelijk onderscheid te maken tusschen de onwetendheid, welke bij de menigte heerschte, en de diepe kennis der gewijden, wie men geleerd had: ‘Dat God vóór al de overige wezens had bestaan in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijne zons-eenigheid; dat deze was de bron van alle kennis, het onbegrijpelijk, zich-zelf genoegzaam zijnde, eerste grondbeginsel, de vader van alle geesten.’ Zoo had orpheus, de eerste onderwijzer der Pythagoreeërs, welke zijn onderrigt in Egypte had ontvangen, van daar de leer medegebragt: ‘Er is een onbekend wezen, dat het oudste van alle wezens en de daarsteller van alle dingen is. Dit verheven wezen is leven, licht, wijsheid. Deze drie namen beteekenen dezelfde magt, die alle zigtbare en onzigtbare dingen uit het niet heeft getrokken.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Oude en aangenomen Ritus]OUDE EN AANGENOMEN RITUS. Het stelsel, uit 33 graden bestaande, dat door den Graaf de grasse-tilly, bij zijne terugkomst uit Amerika in Frankrijk is daargesteld, onder voorwendsel, dat hij het uit Amerika had medegebragt. Vroeger had het in Frankrijk slechts uit 25 graden bestaan, en kreeg, nu het 33 graden telde, eene aantrekkelijkheid te meer; welke moest verdubbelen, door dat de Graaf de grasse die hervorming, uit zijne fabriek, aan frederik II op den hals schoof (zie het Art. frederik II), hoewel zij hoogstens tot 1797 kan opklimmen. (Zie verder stelsel). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ouderdom (Maçonnieke)]OUDERDOM (MAÇONNIEKE) bepaalt zich naar den graad, dien men bezit. De Leerling heeft minder jaren, dan de Medgezel, en deze telt minder, dan een Meester; alles overeenkomstig den tijd, welke de personen vroeger in elken graad moesten doorbrengen, alvorens bevorderd te kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ouranos]OURANOS. Een der drie godheden, te Gnossos vereerd; de beide andere waren rhea en jasion. Op den berg Ida hadden de mysteriën der Dactylen bestaan. (Zie dat Art.) Terwijl een tak van deze werd overgebragt naar het eiland Rhodus, en daar den naam aannam van Mysteriën van Rhodus, of der Telchinen, werd een andere tak overgevoerd naar het eiland Kandia (toen Kreta geheeten), waar zij Mysteriën der Kureten, of Gnossische Mysteriën werden genoemd, naar de stad Gnossos. In die laatstgenoemde mysteriën vertoonde men het vermoorden van den derden der opgenoemde godheden door de Titans, en stelde er de Kandidaat, met een zwart lamsvel omhangen, het slagtoffer voor. Gelijk bij de inwijdingen van osiris, adonis en kabiris, werd den aannemeling de afbeelding van den Phallus vertoond. (Zie osiris). |
|