Algemeen wijsgeerig, geschiedkundig en biographisch woordenboek voor vrijmetselaren. Deel 3
(1845)–Anoniem Algemeen wijsgeerig, geschiedkundig en biographisch woordenboek voor vrijmetselaren– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||
N. | |||||||||||||||||||
[Napels en Sicilië]NAPELS en SICILIë. In deze Staten heeft de Vrijmetselarij een bijzonder noodlot gehad. Dan eens werd zij er door de toepassing der Pauselijke bullen en door verbodschriften (karel III 1751 en ferdinand IV 1759, 1766, 1781) op het strengst vervolgd, en dan weder toegelaten (zie verder het Art. italië). De aldaar gevormde Groote Loge zou nog in 1788 hebben bestaan. Het verbodschrift van 1776 vooral werd uitgelokt door den minister tanucci, die op willekeurige wijze regeerde, en voor het duurzame zijner magt bevreesd werd, door dat hij vernam, dat vele mannen, die den Koning nabij kwamen, Vrijmetselaars waren geworden. Reeds begon men dit verbodschrift te vergeten, toen tanucci, vreezende dat de Vrijmetselaars weder zouden beginnen te arbeiden, eene list verzon, waardoor hij een nieuw verbodschrift van den Koning kon verkrijgen. Hij gebruikte daartoe een slecht mensch, die ingewijd was, en om een wandaad zijn vaderland had moeten verlaten, wat niet bekend was, en die dus als taalmeester vele lessen had, en met veel menschen, waaronder ook Vrijmetselaars, in aanraking kwam. Door dezen deed tanucci een groot aantal Napolitaansche Vrijmetselaars uitnoodigen tot een banket, hun, zoo gezegd werd, aangeboden door eenen Poolschen Prins - eene rol door tanucci's vermomden kamerdienaar gespeeld - die de Vrijmetselaars zeer genegen was. De argelooze Broeders vielen in den valstrik; zeer velen namen de uitnoodiging | |||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||
aan en begaven zich ter feestzaal, waar men zonder hun weten Loge-meubelen had verborgen. De Grootmeester, Prins di caramanica, die in 1775 de Broeders had aangeraden hunnen arbeid te staken en zich aan 's Konings bevel te onderwerpen, had van die uitnoodiging gehoord, zonder het verraad te kennen, en zond de gasten een Broeder, die hun de verbodschriften herinnerde en allen arbeid verbood. Zoodra die Broeder in de zaal was getreden, stormden de sbirren (politie-soldaten) binnen, namen allen gevangen, en voerden hen naar den kerker. Het verdedigingsgeschrift, later door den Advokaat lioy (zie dat Art.) uitgegeven, werd door den beul in het openbaar verbrand, en lang zuchtten de ongelukkigen in den kerker. De magt van tanucci, die algemeen gehaat was, door toedoen der Koningin karolina gefnuikt zijnde, deed zij, nog voor tanucci door haar beleid uit de zaken was verwijderd, het Edikt der herroeping met zijne onderteekening verschijnen. Zij deed de gekerkerde Broeders ontslaan, en zorgde, dat zij hunne werkzaamheden konden hervatten. Uit dankbaarheid voor die edelmoedige bemoeijingen, gelastte het Groot-Oosten van Frankrijk, aan zijne onderhoorige werkplaatsen, onder het aantal verpligtte toasten bij de banketten, een heildronk ter eere van Koningin karolina op te nemen. In dat rijk had zich ook onder de Fransche regering het Mitzraïmietiesch stelsel verbreid doch ging er later weder te niet. Ook de Carbonari (zie dat Art.), hadden zich in dat rijk gevestigd en verbreid. Aanvankelijk hadden zij een zuiver menschlievend doel, maar karolina, die na de verdrijving van haren gemaal, met dezen op het eiland Sicilië verblijf hield, deed hun politieke bedoelingen aannemen, en bezigde die ten voordeele eener mogelijke herwinning van het koningrijk Napels, waarin de Carbonari haar door kleine vrijkorpsen en wapenen hielpen, en zich bij honderden voor ferdinand's zaak opofferden, nademaal zij door murat's generaal, op de wreedaardigste wijze vervolgd en gedood - beter ware het te zeggen, geslagt - werden. Koningin karolina had hun beloofd, na het herstel harer dynastie, het bestuur, dat inderdaad grootendeels door hunne medewerking werd hersteld, op | |||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||
de grondslagen van ware vrijheid te vesten. Nadat echter ferdinand in 1815, den troon der beide Siciliën weder had beklommen, werden de gedane belofte der Koningin niet slechts vergeten, maar ook én Vrijmetselaars, én Carbonari met de grootste gestrengheid vervolgd. Loges en Venta's werden gesloten, de papieren verbrand, en de leden gekerkerd, hetwelk nogtans niet konde beletten, dat in 1820, te Napels eene door de Carbonari bewerkte omwenteling plaats had, die na eenigen tijd werd onderdrukt. Thans is er de V∴ M∴ geheel vernietigd. | |||||||||||||||||||
[Napoleon]NAPOLEON. Zonder ons met zijn levensbeschrijving in te laten, dient hier alleen datgene vermeld, wat tot hem als Vrijmetselaar betrekking heeft. Hij werd tusschen den 13 en 19 Junij, van het jaar 1798, te Maltha, in de Orde aangenomen, bij gelegenheid dat hij zich als generaal en chef der Egyptiesche expedietie aldaar bevond, en het eiland zich na een beleg van 10 dagen aan de Franschen had overgegeven. Men weet weinig van zijn Maç∴ leven, behalve dat hij, Keizer geworden, de Orde niet zeer genegen was, hetzij hij haar vreesde, hetzij dit veroorzaakt was door de verdeeldheden bij de Fransche VV∴ MM∴ Dit bleek, onder anderen, toen het Fransche G∴ O∴ een Grootmeester wilde benoemen, en daartoe de oogen sloeg op 's Keizers broeder, jozef (zie het volgende Art.), ten einde de Orde een luisterrijk aanzien naar buiten te geven, en haar te beschermen. Daartoe moest men echter zijne toestemming hebben. De Maarschalken massena, Hertog van Rivoli, kellerman, Hertog van Valmy en Prins cambacères, beloofden die toestemming te vragen. Napoleon gaf ze niet zonder moeite en onder voorwaarde, dat cambacères Opzigter der Orde zou zijn. Later nogtans toen de eendragt onder de VV∴ MM∴, vooral door de bemoeijingen van cambacères, was toegenomen, | |||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||
en hoofdzakelijk toen hij zag, dat zijne vrees voor haar ijdel was geweest, en misschien ook dewijl hij daardoor hoopte, ten zijnen voordeele te kunnen doen werken op den geest van de kern der natie, scheen hij haar veel meer genegen te worden, en bevorderde haar zelfs bij het leger, zoodat er een tijd was, dat het Fransche keizerrijk twaalfhonderd arbeidende Loges telde. In 1812, bestond er bijna geen regement, of althans geene halve brigade, waarbij zich geene Loge bevond, zijnde er alleen bij infanterie van linie en ligte infanterie 54 Loges. Door deze militaire Loges werd de V∴ M∴ overgeplant in elke, eenigzins voorname stad waar de troepen garnizoen hielden; en waren er onder de inwoners een genoegzaam getal in de Orde ingewijd, dan vormden deze, bij het verwisselen van het garnizoen, eene nieuwe Loge, die hare Konstitutie van het Fransche Groot-Oosten vraagde, dat natuurlijk al weder bijdroeg de Orde uit te breiden. De hoogstgeplaatste personen lieten zich onder zijne regering inwijden en namen deel aan de werkzaamheden; zoo bevatte b.v. in 1815 de lijst van Officieren van het Groot-Oosten, onder anderen, de namen der volgende personen, allen beroemd in krijgs- en staatkunde, in wetenschap, letteren en kunsten. De Hertog van Valmy (kellerman), de Hertog van Rivoli (massena), Graaf de valence, Graaf lacepède, Hertog van Abrantes (junot), Hertog van Bassano (maret), Generaal ernouf, Graaf regnaud de-saint-jean-d'angely, Graaf dupuy, Graaf beurnonville, Hertog van Tarente (macdonald), Graaf de ségur, Graaf marescalchi, Hertog van Castiglione (augereau), Graaf sebastiani, Hertog van Dantzig (lefevre), Graaf jaubert, Maarschalk Graaf serrurier, Maarschalk brune, Hertog van Treviso (mortier), Graaf françois de neufchateau, Hertog van Massa Carrara (regnier), Maarschalk perignon, Generaal gardane, Hertog van Dalmatië (soult), chaptal (Graaf van Chanteloup), Kolonel godefroy de la tour d'auvergne, Graaf dubois, Graaf laplace, de regerende Prins van Isemburg, moreau de st. wéry, Graaf de gavre, enz. enz. Later toen het Fransche volk niet langer in de vorige mate door oorlogszucht geprikkeld, en bovendien door het aanhoudend | |||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||
ligten van soldaten, misnoegd werd, toen er onrust, woeling ontstond, en er sprake ging van gesmede zamenzweringen, berigtte men napoleon, dat er eene zoodanige gevormd werd, in eene hem aangeduide Loge van werklieden. Incognito ging hij er dadelijk heen met duroc en lauriston, even als hij, in burgerkleeding; hij woonde de werkzaamheden bij, en overtuigde zich door den loop der gehouden beraadslaging, van het lasterlijke der aantijging. Toen in den Staatsraad het Art. 291 (en volg.) van het Code Penal werd behandeld, waarbij de verzamelingen van meer dan twintig personen werden verboden, wilde de Graaf muraire (die V∴ M∴ was), dat men in dit Art. eene opzettelijke uitzondering zou inlasschen, aangaande de Vrijmetselaars. Napoleon, die veeltijds de zittingen van dat ligchaam bijwoonde, bestreed dit advies, zeggende: ‘wordt de V∴ M∴ beschermd, dan is zij niet te vreezen, door zoodanige vermelding wierd de Orde gewettigd en dan zou ze te veel magt verkrijgen, en welligt gevaarlijk worden. Thans hangt zij van mij af; ik wil niet van haar afhangen.’ - In ons land was zijn invloed min merkbaar, immers toen er ten jare 1813 pogingen werden aangewend, om onze vaderlandsche Loges aan het Groot-Oosten van Frankrijk cynsbaar te maken, en alzoo het roemrijk bestaan onzer onafhankelijkheid te doen ophouden, had dit niet veel uitwerking. Krachtig en moedig was de tegenstand hier geboden, en wij mogen ter eere van la Charité, in het Oosten van Amsterdam, vermelden, dat hare ijverige en standvastige medewerking, niet weinig tot het mislukken dier pogingen heeft bijgedragen. Bovenal nogtans was dit te danken aan het beraden gedrag en de standvastigheid van Br∴ barnaart van bergen (zie het Art. barnaart). In het geheel waren er gedurende de Fransche overheersching negen Loges, door het G∴ O∴ te Parijs gekonstitueerd (zie het Art. nederland). Napoleons eerste gemalin, marie josephine tascher de la pagerie, vroeger weduw van den Generaal beauharnais, en moeder van eugène beauharnais, was in 1805 te Straatsburg, bij een Adoptiefeest van de Loge les Francs Chevaliers, ingewijd als lid van de Maçonnerie d'adoption. Zij, die de goedheid en ook | |||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||
het verstand zelve was, en die de gelukster van napoleon genoemd werd, was in de Fransche Antilles geboren. Zij heeft zóó vele ellende verzacht, zóó vaak de bijl en het lood, die het hoofd of het hart van gekerkerde staatsmisdadigers bedreigden, door onvermoeide pogingen afgewend, zóó veel wonden verzacht en geheeld, en zóó vele mislukte pogingen voor ongelukkigen (b.v. voor den Hertog van enghien, enz.) te werk gesteld, dat de Franschen haar den beschermengel van Frankrijk noemden. Toen napoleon, dronken door den voorspoed zijner wapenen, de geweren zijner soldaten wilde bezigen als hefboomen om hem tot den keizerstroon op te stuwen, was zij - die zich in ramp en voorspoed gelijk bleef - was zij het, die het hem ontried, hem smeekte van zijne ontwerpen af te zien. Nog nà hare scheiding van napoleon, toen zij het kasteel Malmaison bewoonde, haalde hij menigen raad bij zijne verstooten vrouw, die de beschermster bleef van geleerden en kunstenaars. Zij stierf op den 29sten Mei 1814, algemeen bemind en geëerd. | |||||||||||||||||||
[Napoleon, (Jozef)]NAPOLEON, (JOZEF) geboren te Ajaccio, op Korsika, den 7den Januarij 1767, was van 1806 Koning van Napels, en van 1808 Koning van Spanje, terwijl hij in het eerstgenoemde rijk werd vervangen door zijn' zwager joachim murat. Bij het eindigen der heerschappij zijns broeders, kreeg hij den titel van Graaf van Surviliers en vestigde zich in Noord-Amerika, waar hij eindelijk in 1844 stierf. Ten einde de hem toegedachte waardigheid van Grootmeester van Frankrijk te kunnen aannemen, moest hij zich nog eerst vooraf laten inwijden, waarop ze hem in 1805 werd opgedragen, en hem als eersten Opzigter Prins cambacères, en tot tweeden joachim murat werd toegevoegd. Thory zegt van hem (Acta Latom. T. I. p. 225), dat die keus, de keuze van het hof, en niet van de Broederschap was, zoodat het, in het vorig Art. daaromtrent medegedeelde, wel vertooning van napoleon's zijde kan zijn geweest, om ten minste den schijn daarvan te vermijden. Jozef was de zevende Fransche Grootmeester, en werd, benevens zijn Adjunkt in 1814, door het G∴ O∴ van zijne waardigheid vervallen verklaard. Dit is alles wat van zijn Maç∴ leven kan | |||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||
worden gezegd; want nimmer kwam hij (noch murat) in de vergaderingen van het G∴ O∴, terwijl daarentegen cambacères, veel ijver voor de Orde aan den dag legde, veel deed om de eendragt in haar te herstellen of te bewaren, en naar het scheen, zich veel met de Orde, zelfs in kleinigheden, bezig hield. | |||||||||||||||||||
[Nebukadnezar]NEBUKADNEZAR, Koning der Chaldeën en Babyloniërs, regeerde 43 jaren lang, van 604-561 voor christus geboorte. Onder zijne regering bloeiden de kunsten en wetenschappen bovenmate, bijzonder de sterrekunde, meetkunde en bouwkunde, en volgens anderson, zou men toen reeds de sporen der Vrijmetselarij vinden, die al van nimrods tijden in dat rijk gevestigd moet geweest zijn. Althans noorthouk verhaalt in zijne Constitutions (uitgave van 1784, bl. 33-35), het volgende: | |||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||
Spanje, Masilië en andere op de zeekust van Gallië; terwijl Brittanje, destijds nog niet bekend was. | |||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||
was uit 7000 drachmen goud, naar de waarde van onze munt berekend, f 42,000,000 bedragende. Uit welke bronnen anderson dit dus genaamde historiesch verslag hebbe geput, is ons onbekend; waarschijnlijk heeft hij zich laten misleiden door een van de honderd en een legenden der dus geheeten oppergraden. Wij deelden het mede om te bewijzen, dat men reeds ten tijde van anderson, de thans in de mode zijnde historiesche romans wist te bewerken, die aldus genaamd worden, omdat een grein waarheid onder de massa veronderstelde zaken is gemengd. Doch hetzij anderson zich aan eene legende, van de ter zijner tijd nog pas geborene oppergraden, hebbe vergaapt, hetzij dit brok door hem is ingevoegd om een geheel te hebben, en daaruit door de oppergraden is getrokken en ten nutte gemaakt, genoeg zij het, dat die graden dit verhaal thans gebruiken, en dat overigens dat roemen van nebukadnezar, slecht is overeen te brengen, met wat wij in daniel lezen, en vooral IV:30 en volg., waar deze allegoriesch zegt: dat hij zeven jaren lang in een beest was veranderd. Over het gebruik van dit verhaal in de oppergraden, vindt men al dadelijk inlichting in den Ridder van het Oosten (Sch. R. 15e. gr., en Fr. en Holl. of Nieuwe R. 6e. gr.). In dien graad (in den laatsten R.), in drie vertrekken arbeiden | |||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||
de, verbeeldt de tweede, groene zaal, den raad van Cyrus (שרוכ), Koning van Babylonië, en heeft een troon, waartoe een trap van drie treden voert, en die bekleed is met een groen kleed met goud omzet. Achter den troon is een transparant, verbeeldende den droom van Cyrus, namelijk, een brullende leeuw, gereed den vorst aan te vallen, en daarboven, in wolken, eene glorie, uit welker midden een adelaar verschijnt, die een band of rol in den bek heeft, waarop men de woorden leest: Schenk het volk de vrijheid! (L[ibertas] D[etur] P[opulo]), welke woorden door de Franschen vaak uitgelegd worden, door Liberté de passage. Boven de wolken vertoonen zich nebukadnezar (רצנדבובנ), nog half dier, en Bal-Shezar (רצאשלב), zijn zoon, met ketenen beladen. Nimmer heeft er echter een rivier van dien naam bestaan. Bij esra (1 kap. V:3) vindt men wel het woord ינוי-רתש, maar dit was de naam eens ambtenaars van den Perzieschen Vorst, en niet de naam eener rivier; met de daar verhaalde legende is het niet veel beter gesteld (Zie verder zerubabel). | |||||||||||||||||||
[Nederland]NEDERLAND. Ofschoon de gevonden stukken van de Loge Frederiks Vreedendall (zie het Art. vreedendall), spreken van eene Loge het Vreedendall (Vallée de la paix), te Amsterdam, geïnstalleerd bij eene akte in het Engelsch geschreven, uitgegeven op den 8sten Maart 1519, welk stuk zich met eene lijst der Broederen, die er tot 1601 lid van waren, bevond bij de stukken, welke wij onder het Art. vreedendall in hun geheel zullen opgeven, weet men nogtans niets bepaalds van eenige Logewerkzaamheid voor het jaar 1637, in welk jaar de Loge Fredericks Vreedendall, de Engelsche Groote Loge als Moeder-Loge erkennende, te 's Hage arbeidde. Van deze waren leden: de edelhartige Prins frederik hendrik, even | |||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||
dapper veldheer als beminnenswaardig vorst, jakob van wassenaer, Heer van Obdam, Luitenant-Admiraal van Holland, lodewyk van nassau, Heer van Beverweert, bastaardzoon van Prins maurits en Gouverneur van Bergen op Zoom, dirk de vlaming van oudshoorn, Burgemeester van Amsterdam, johan backer en jakob van neck, Vice-Admiraal, beide leden van de Amsterdamsche regering, de laatste daarenboven oud-Burgemeester, en dirk veldhuysen, lid van de regering der stad Utrecht, g. lesaigne, n. van der duyn, j. van der goes, j. van foreest, j. bentinck, a. (albrecht?) van wassenaer, c. sloet, w. van broeckhuysen, charles de hautain, hans van raedsveld, cornelis van der haer, jan van lynden, c. van der goes, konstantijn huygens, olivier van rafelis, alexander van der cappellen, sigismond van byland, robert van heeckeren, enz. terwijl de Prins op den 27 December 1657, zijn elfjarigen zoon (later willem II) als Loefton in de Orde deed inschrijven, ten einde hem op behoorlijken ouderdom als lid der Orde aan te nemen. In de vergadering van den 29sten Januarij 1637, werd Prins frederik hendrik tot Grootmeester verkozen, en tevens het blaauw en oranje tot kleur der Loge aangenomen. Van dien tijd af heeft men geene bepaalde berigten van eenige Logearbeid, tot op het jaar 1731 (willem III werd in 1690 in Engeland ingewijd), toen de Duitsche Keizer frans I, als Groot-Hertog van Toskane, in den Haag, door den Engelschen gezant, bij den Prins van Oranje, Lord stanhope, Graaf van Chesterfield, die als staatsman en als redenaar bekend is, in het Vrijmetselaarsverbond werd opgenomen; dienende deze vereeniging, alleen tot dit doel. Eerst drie jaren later (Nov. 1734) werd de eerste Loge der 18e. eeuw te 's Hage gehouden. Haar naam was Loge du Grand-Maïtre des Provinces unies et du ressort de la Generalité, en de vergaderplaats de herberg (het logement?) de Gouden Leeuw. Zij werd bestuurd door Br∴ vincent de la chapelle, welken men dus als den grondlegger der nieuwere Loges in dit land kan beschouwen. Een half jaar later, aldaar in den nieuwen Doelen vergaderd, werd de Br∴ j.c. radermacher tot Grootmeester verkoren, en nog | |||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||
in hetzelfde jaar eene tweede Loge (le veritable Zèle) geopend. De Gr∴ M∴ radermacher werd echter tusschen 9 en 12 December 1735 voor het Hof van Holland ontboden, en moest daar op zijn woord van eer belooven, geene Loge of vergadering van Vrije Metselaren bij te wonen. Dit had al dadelijk ten gevolge, dat de beide Haagsche , zich nog in hetzelfde jaar sloten. Zij werden echter in 1744. door louis dagran, als Gedeputeerd Grootmeester heropend, en schreven in 1745 een zendbrief aan frans I, Keizer van Oostenrijk. Deze Loge van den Gr∴ M∴ nam in 1749 den naam aan van Moeder-Loge der koninklijke vereeniging, welke door hare werkzaamheid, ongeacht de vervolging der geestelijkheid van den kansel en het verbod der staatswetten, niet alleen veel tot uitbreiding der Vrijmetselarij in Holland bijdroeg, maar ook de oorzaak was, van het oprigten der Groote Loge van de Vereenigde Nederlanden. De naaste aanleiding daartoe gaf de l'Union (later vereenigd met de la Royale) te 's Hage, door het zenden van brieven en een gelastigde (Br∴ sauer), aan de negen Zuster LL∴, le veritable Zèle te 's Hage, la Paix te Amsterdam, la Concorde te Venlo, la Royale te 's Hage, Concordia vincit Animos, la Bien Aimée en la Charité te Amsterdam, les Coeurs unis en
l'Indissoluble te 's Hage. De oorspronkelijke akte van overeenkomst en vestiging eener Groote Nationale Loge, is op den 25sten December 1756 geteekend, terwijl daartoe nog zijn bijgetreden la Fidelité te Amsterdam, St. Lodewijk te Nymegen en d'Orange te Rotterdam, die alle erkend zijn als Loges fondatrices van de Groote Loge. Deze konstitueerde zich als zoodanig den 27 December 1756, in den Haag, onder interimair voorzitterschap van den Gedep∴ Gr∴ M∴ l. dagran (zie dagran, aerssen, boetselaar). Zij bestond onder de verschillende staatkundige veranderingen ongestoord voort, en werd door de afwisselende goevernementen geduld, zoo al niet erkend.
Doch wij zullen, den voortgang geregeld opgevende, vermelden, dat op den 24 October 1735 in den Haag, eene Hollandsche Loge der Vrijmetselaren, in tegenwoordigheid van den Grootmeester | |||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||
johan cornelis radermacher, Generaal-Schatmeester van zijne Hoogheid den Prins van Oranje (willem friso), en den Gedeputeerd Grootmeester johannes kuenen, alsmede van andere ambtenaren en voorname medeleden van dit gezelschap, werd opgerigt. Hiervan werd in Amsterdamsche Saturdagsche Courant, van 5 November 1735, berigt gegeven, in den vorm eener tijding uit 's Hage, van 3 November, in de volgende woorden: Den 24e. der voorleden maand is alhier op de Nieuwe Doelen een Hollandsche logie van het van ouds beroemde broederschap der Vrijwillige Metselaars opgeregt, met alle de vereischte solemniteiten, in presentie van den Grootmeester de Heer j. cornelis radermacher, Thesaurier Generaal van Zijne Hoogh. den Heer Prins van Oranje, en de gedeputeerde Grootmeester johan keunen, en verdere Officieren en aanzienelijke leeden; men ontving ook verscheide nieuwe broeders in deeze Hollandsche logie. Dit berigt verwekte het vermoeden, dat men, onder voorwendsel der Vrijmetselarij, een heimelijk verbond, ten nadeele van het huis van Oranje gesloten had. Reeds te voren was er te Amsterdam eene Loge, meest uit Engelschen bestaande, opgerigt door den Br∴ jean rousset de missy, en welke Loge vergaderde in de Stilsteeg (zuidzijde). Kort na hare oprigting werd zij (16 Oct. 1735) aangevallen door een hoop van het razende graauw, die het gebouw plunderde, en alles verscheurde, verbrak en vernielde wat er werd gevonden. Dit alles had de opmerkzaamheid der regering gaande gemaakt, in die mate, dat er den 30sten November, een besluit van de Staten van Holland en West-Vriesland verscheen, het bevel vervattende, dat de bevoegde regters het bestaan van zulke Broederschappen, onder den naam van Vrijmetselaars bekend, als zijnde eene niet toe te laten nieuwigheid, moesten te keer gaan, en de wederspannigen daarvoor straffen, luidende dit bevelschrift (van 30 November 1735) als volgt: ‘De Raadpensionaris heeft ter vergadering voorgedragen uit naam en door last van de Heeren Gecommitteerde Raden dat dezelve geremarqueert hebbende zekere periode in het Artikel van 's Gravenhagen in de Amsterdamsche Courant van den 3e. dezer, luidende van woord lot woord als volgt: (Hier volgt het boven medegedeelde berigt.) | |||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||
ven periode zoude gezet weezen op requisitie van zekere louis dagran, Lakenering doende hier in den Haag, dezelve aan commissarissen gezegd heeft een lid te wezen van het broederschap, waarvan in de voorschreeve periode gesprooken word, en door orde van de gezamentlijke Meedebroeders dog zonder weeten van den Grootmeester geschreven te hebben aan eenen vriend te Amsterdam: en dat hij gevraagd hebbende over de natuur en het oogmerk van voorschreve broederschap, zich had gerefereerd tot de Constitutien van dezelve, zoo als die gedrukt zijn te Londen bij william hunter, in het jaar 1723, daarvan een gedrukt Exemplaar overleverende. Dat volgens die Constitutien de bouwkunde schijnt te wezen het object of materie der zamenkomsten van voorschreeven broederschap; maar dat, wat ook wezen mag van de voorschreeven broederschap in Engeland, alwaar volgens het voorschreeven boek in, en omtrend de stad van Londen alleen zoude weezen twintig particuliere Logies of vergaderplaatsen, hebbende elk een soort van Deeken, en Overluiden, te zamen ressorteerende onder een gemeen hooft, welke den naam van Grootmeester voert, en van jaar tot jaar door de gedeputeerden van de particuliere kamers in eene generale vergadering gecontinueerd, of verandert word, dat de particuliere Broederschappen, welke sedert eenige tijd op dat excempel, en na dat model, hier te lande zouden geformeerd weezen, zoodanig gecomposeerd zijn, dat geensints te vermoeden is dat de Bouwkunde zoude weezen, het eenig, of prinsipaal object van hare bijeenkomsten, en dat bovendien aftenemen is, uit de voorschreven constitutien, en uit hetgeen verder voorgekomen is, aan haar gecommitteerden, dat er zaken door de leeden of broeders van de confrerien verhandeld worden, welke niet mogten geweten worden als alleen door de respective meedeleeden, welke alle onder eene zeer sterke verpligting zijn van dezelve te secreteren, en zelfs zoo veel zij hebben kunnen ontdekken, onder een eed, inhoudende poenaliteiten veel verder gaande als het aan iemand, als alleen aan de hooge overigheid, toekomt te statueren, en welke bovendien gezegd worden zekere tekens te hebben, waaraan zij malkander kunnen kennen, en waardoor zij hare gedachten kunnen aan malkander bekend maken, doende bovendien wanneer zij vergaderd zijn de deur of ingang van het vertrek bewaren door een van hun gezelschap, met eene blote deegen in de hand, om te beletten dat niemand vreemds binnen kome: | |||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||
Gecommitteerden noopende de voorschreven broederschap, alhier niets onordentelijks, of dat strijdig zoude weezen met de pligt van goede onderdanen voorgekomen is, maar dat zij echter niet hebben kunnen nalaten te remarqueren, dat regulierlijk na regten alle confrerien en collegien, als die niet gesterkt zijn met de authoriteit van de regeering, ongeoorlooft zijn, en altijd gehouden zijn voor kweekscholen van factien en van debauche, waarop ant. mattheus in zijn boek de criminibus en andere voorname regtsgeleerden kunnen nagezien worden; en dat de gecommitteerde Raden vervolgens gemeend hebben van haar pligt te weezen aan hare Edele Grootmogende kennis te geeven van al het bovenstaande ten einde om daarop te maken de reflectie en te doen de voorziening, welke dezelve zullen vinden te behooren. De Magistraat van Amsterdam vaardigde daarop, den 2den December, eveneens een bevelschrift uit, waarbij dergelijke ongeoorloofde geheime bijeenkomsten verboden, en de deelneming, met de straf van algemeene rustverstoorders bedreigd werd (Zie c.v.d. vyver, Beschr. v. Amsterdam, D. II. bl. 265). Dit werd, op den 10den derzelfde maand, gevolgd door de regering van Rotterdam, waar men waarschijnlijk eveneens Maç∴ zamenkomsten was beginnen te houden. Niettemin ging in Amsterdam eene Loge, welker medeleden als regtschapene mannen bekend waren, voort, te vergaderen. Toen de Magistraat hiervan kennis bekwam, liet hij hen gezamenlijk gevangen nemen, en den daarop volgenden dag de achtb∴ Meester en de beide Opzieners voor den Raad brengen, alwaar zij onder eede verzekerden, dat de Vrijmetselaars zeer vreedzaam waren, en het vaderland en den vorst met onwankelbare trouw dienden, dat zij in de grootste eendragt leefden, huichelarij en bedrog schuwden, dat hunne vereeniging niets dan de uitoefening van | |||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||
menschlievende handelingen ten doel had, en dat hunne Orde zeer oud en hoogst vereerenswaardig was. Zij konden hunne bijzondere gebruiken en geheimen niet aan den dag leggen, bezwoeren echter dat deze noch met goddelijke, noch met menschelijke wetten streden, en dat zij zich aanboden, om eenen der Magistraatspersonen aan te nemen, die zulks daarna insgelijks zoude bekrachtigen. Hierop stelde men de Broeders wederom in vrijheid, en werd, naar men wil, de stads-Sekretaris afgezonden, om in de Orde aangenomen te worden. Deze gaf na zijne terugkomst een zoo voordeelig berigt aan den Raad, dat, zoo gemeld wordt, velen uit het bestuur zich als Vrijmetselaren lieten aannemen. Men ging nu voort met den arbeid, terwijl het aantal leden aanwies, en men ten jare 1748 openlijk durfde verschijnen. Ook de Loge in den Haag zette ongehinderd hare werkzaamheden voort, tot zij, als boven gemeld is, op den 27 December 1756, zich konstitueerde tot Groote Nationale Loge der Nederlanden, en definitief tot eersten Grootmeester benoemde, den Baron van aerssen beijeren, hebbende tot Gedeputeerd Grootmeester Nationaal c. Baron van boetzelaer, en welke Groote Loge van Holland hare tweede vergadering heeft gehouden op den 18en December 1757. In de volgende vergadering van 6 Augustus 1758, werd tot tweede Gr∴ M∴ Nat∴ verkozen, de Br∴ c.f.a. Graaf van bentinck, die nogtans in de vergadering van 24 Junij 1759 als zoodanig werd vervangen door den Br∴ Prins van nassau ussingen, en toen deze voor die post had bedankt, door den Br∴ karel Baron van boetzelaer (3e. G∴ M∴). Deze Broeder, die dit ambt 39 jaren waarnam, trad in 1769 in onderhandeling met de G∴ L∴ der nieuwe VV∴ MM∴ in Londen, en sloot den 25 April 1770, met haar een konkordaat, waarin de onafhankelijkheid der Groote Loge van Nederland werd erkend, doch waarbij zij moest beloven, geene Loges te konstitueeren in Groot-Brittanje, noch in hare bezittingen of koloniën. Deze onafhankelijkheidsverklaring werd van de zijde der Eng. Gr∴ L∴ dan ook, officieel en openbaar, gegeven in het jaar 1771. Onder het bestuur van dezen Gr∴ M∴ Nat∴ hadden ver- | |||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||
schillende gewigtige gebeurtenissen plaats; zoo werd op den 27sten Julij 1760 besloten, de eerste algemeene wetten der Broederschap (gegrond op anderson's Konstitutieboek) te doen drukken; vervolgens ontving (1770) het nieuwe Ned. Maç∴ wetboek de goedkeuring der Eng. Groote Loge. Onder zijn bestuur sloot ook de Groote Loge van Holland een verbond met de Groote Loge van Frankrijk (1777), bij welke dezerzijds tot reprezentant werd gekozen, de als schrijver zoo gunstig bekende Br∴ tissot. Tot leedwezen ziet men, dat ook Nederland niet vrij was gebleven van den zwijmel, die de Broeders van andere landen had bevangen, en van de daaruit geboren sympathie voor het Tempeliers- en hooge graden systeem der Strikte Observantie. Althans na dat in 1767, de 1e. Groot-Opziener, Br∴ van der mey, aan de Berlijnsche Loges van dat stelsel was afgevaardigd, met zekere last (welke?), sloot men in 1780 zelfs eene alliantie met dat stelsel, door tusschenkomst van Broeder frederik, Prins van Hessen-Kassel, wien men, tot loon, den titel schonk van Protektor der Orde hier te lande, en vereeuwigde die verblinding nog door een gedenkpenning (zie het Artikel legpenning No. 1). Verder zond het Holl. Gr∴ O∴ den Br∴ swarts als afgevaardigde naar het konvent van Wilhelmsbad, dat plaats had in Julij 1781 (zie de Art. convent). Na dat eindelijk in 1784 het 25jarig Grootmeesterschap van dien Br∴, en het 25jarig feest van den Br∴ van teylingen, als Ged∴ Gr∴ M∴ Nat∴ gevierd, en in 1798 een geheel nieuw wetboek voor de Broederschap der Nederlanden was vastgesteld, werd hij in het laatstgemelde jaar in die betrekking opgevolgd, door den vroeger als Gedep∴ Gr∴ M∴ Nat∴ gefungeerd hebbende Br∴ isaac van teylingen (4e. Gr∴ M∴). Onder het bestuur van dien Br∴ werd in de vergadering der Gr∴ L∴ van 26 Julij 1801, eene gouden medaille, ter waarde van vijftig dukaten, en eene zilveren, als accessit, uitgeloofd aan de schrijvers van de twee beste antwoorden, ter wederlegging van de geschriften, in het licht gegeven door robison, barruel, en den toen onbekenden schrijver van het werk het Graf van Molay, doch waarvan | |||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||
men thans weet dat het is geschreven door cadet gassicourt, den bekenden Parijschen scheikundige, die toen niet tot de Orde behoorde, maar later ingewijd en er een warm aanhanger van werd, zoodat hij zelfs bij voortduur onderscheidene Officiersposten bekleed, en verklaard heeft de Orde niet gekend en haar op ongegronde wijze te hebben aangerand. Op den 29sten Mei 1804, werd het bestuur als Gr∴ M∴ Nat∴ der Nederl. Loges, opgedragen aan Br∴ c.g. byleveld (5e. Gr∴ M∴), onder wiens beheer op den 5den Junij 1808 het vijftigjarig bestaan der G∴ L∴ van Holland gevierd werd, op welke gebeurtenis eene zilveren medaille is geslagen (zie het Art. legpenning, No. 2), terwijl de uitgesproken redevoering van den Br∴ Gr∴ Reden∴ w. holtrop voor de BB∴ in druk is verschenen. Het jaar 1808 voor de Broederschap in het algemeen belangrijk, door de inwijding van den Perzischen gezant te Parijs, Prins askheri-khan, is het voor de Nederl. Broederschap in het bijzonder, doordat in ditzelfde jaar door de VV∴ MM∴, het voortreffelijke Instituut voor Blinden, te Amsterdam, (zie dat Art.) werd gesticht. Sedert eenigen tijd pogingen aangewend zijnde de adoptie-Maçonnerie, in Frankrijk in zwang, ook hier te lande in te voeren, besloot de Groote Loge op den 10den Junij 1810 deze te verbieden. In hetzelfde jaar werd Br∴ isaac bousquet tot (6den) Gr∴ M∴ Nat∴ verkoren. Inmiddels was Nederland in het Fransche rijk ingelijfd, en tijdelijk uit de rij der volken gestreken. Dit was oorzaak dat de Br∴ Jonkheer w.p. barnaart (zie dat Art.), die in 1812 tot (7den) Gr∴ M∴ Nat∴ was verkozen, een zwaren strijd had te voeren, waaruit de Nederl. Broederschap, door zijne volharding en zijn manmoedig gedrag, als overwinnaar terugkeerde. Na de inlijving van dit land in het Fransche keizerrijk, wilde nu ook het Fransche G∴ O∴. dat de Hollandsche Groote Loge en Broederschap zijne oppermagt zoude erkennen en van dat ligchaam afhankelijk zoude wezen. De Grootmeester Nat∴ hield nogtans de onafhankelijkheid van de Holl. Groote Loge staande, met dat gevolg, dat het Fransche G∴ O∴ - vreemd verschijnssl bij de Fransche heerschzucht, gestijfd door den luis- | |||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||
ter van napoleons uitgebreide en onbepaalde magt - de onafhankelijkheid der Holl. Groote Loge faktisch erkende. Om de magt dier Gr∴ Loge te ondermijnen, en ten minste op den langen weg de magt in handen te krijgen, bedacht het G∴ O∴ een ander middel, dat namelijk, van hier te lande zoo veel Loges als mogelijk op te rigten, die natuurlijk Fransche konstitutiën bekomen hebbende, van dat ligchaam afhankelijk waren. Eene handelwijze die eene onverdedigbare inbreuk maakte op de regtsmagt van een zusterligchaam, dat alléén de magt tot de uitgifte van zoodanige konstitutiën had. Het aantal Loges, die zich hier te lande door het Fransche G∴ O∴ deden konstitueeren bedroeg negen, waarvan de meesten, uit keizerlijke beambten bestaande, bij de omwenteling en de herstelling van 's lands onafhankelijkheid, door hare leden verlaten werden. De negen opgemelde Loges waren:
Hiervan zijn de No. 5 en 7 nooit geïnstalleerd geweest, terwijl de No. 1, 4 en 6 in 1814 en 1815, hare konstitutiën, door de Groote Loge van Holland, hebben doen ratificeeren, waarbij de eerste haren naam veranderde in dien van Willem Frederik, en waarbij zij de No. 73, 72 en 74 verkregen. De eerste Loge telde op het oogenblik van het uitbarsten der omwenteling 450 leden, die echter door het vertrek van vele personen, tot een betrekkelijk klein getal smolten. De omwenteling hier te lande gelukkig volbragt zijnde, kwam (3 Jan. 1814) eene deputatie van het Groot-Oosten van Nederland, den Soevereinen Prins (later Koning willem I) geluk wenschen met zijne terugkomst, bij welke gelegenheid de Vorst de depu- | |||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||
tatie met welwillendheid ontving, en zijne bescherming aan de Orde beloofde. Omtrent zes weken later zond de Loge St. Napoleon eveneens eene deputatie aan den Vorst. Deze ontving haar vriendelijk, verzekerde haar op nieuws van zijne bescherming aan de Orde in het algemeen, en aan de Loge in het bijzonder, en ook dat hij niets had tegen hare begeerte, haar naam te veranderen, in dien van Willem Frederik. De Br∴ thory begaat hier een misslag, als hij (Acta Latomorum, D. I. bl. 263) berigt, dat de Soevereine Vorst tegelijk den Erfprins veroorloofde, de waardigheid aan te nemen van eersten Voorzitter dier Loge. In de eerstvolgende G∴ L∴ (29 Mei 1814), waarin de Br∴ w.p. barnaart werd herkozen tot Gr∴ M∴ Nat∴, besloot men aan de onder haar gebied, en ook aan de
onder eene Fransche Konstitutie arbeidende, aan te schrijven, hare Konstitutiën te doen ratificeeren.
In België, waar op het einde van 1813, en het begin van 1814, Keizerlijke kommissarissen waren gezonden, naar die gedeelten des lands, nog niet bezet door de geallieerde troepen, en welke aldaar de Loges deden sluiten, leidde de V∴ M∴ een kwijnend leven. De onrustbarende nabijheid van Frankrijk, de onzekerheid hoe zich te gedragen ten opzigte van het Fransche G∴ O∴, het verschil van denkwijze over het invoeren en aanhangen van het Schotsche en andere stelsels, en ook nog later de krijgsgebeurtenissen, kortom, alles droeg daar bij, vele Loges in een staat van tijdelijken slaap te brengen, en den arbeid te doen kwijnen, zoodat er van de 27 in België bestaande Loges, slechts enkele bleven werken, en ook deze omstreeks het midden van April geheel rustten Eene maand later hernamen de voor een tijd haren arbeid, en werden vele vreemde, vooral Russische, Pruisische, Zweedsche en Engelsche Officieren te Brussel, Gend, Brugge en Antwerpen ingewijd. In de maand Maart 1815, werd België met de Nederlanden vereenigd, en daaruit het koningrijk der Nederlanden gevormd. De Koning, die den 30sten dier maand zijne intrede binnen Brussel had gedaan, deed zich aldaar een rapport over de V∴ M∴ voorleggen, door den (niet tot de Orde behoorende) Minister van Justitie,
| |||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||
Graaf de thiennes; ten gevolge van dit rapport, en van eene latere memorie van den Br∴ Baron falck, toen Minister-Sekretaris van Staat, gaf de Koning zijne begeerte te kennen, dat al de VV∴ MM∴ van het rijk tot één ligchaam vereenigd mogten worden, en beloofde hij der Orde zijne bescherming. Dit kwam echter de Broeders der noordelijke provinciën eerst een jaar, en de Broeders der zuidelijke provinciën eerst twee jaren later ter kennis. In de vergadering van het Groot-Oosten van Nederland (noordel. prov.), van 30 en 31 Mei van dat jaar, was intusschen de Br∴ m.n. reepmaker benoemd tot (8en) Gr∴ M∴ Nat∴ In diezelfde zitting werd ook voor het eerst gesproken van de der zuidelijke provinciën, en ook eenige denkbeelden geopperd tot eene mogelijke vereeniging; algemeen meende men echter dit punt te moeten uitstellen. Aan die laauwheid moet het welligt worden toegeschreven, dat de zuidelijke , welke men toen tot eene zamensmelting had kunnen brengen, eigenlijk nimmer vereenigd zijn geworden met de noordelijke Loges. De losse, niet officiëele en gedeeltelijke pogingen, later aangewend, waren te onbeduidend, en kwamen te laat om dit te bewerken.
In de eerstvolgende zitting (2 Junij 1816), ontving het Groot-Oosten eene aanvrage om eene Konstitutie, ingezonden door de pas opgerigtte l'Union Frederic te 's Hage, welke 13 October werd verleend, tot welker leden willem frederik karel, Prins der Nederlanden (zie dat Art.), behoorde. Die Prins, kort geleden te Berlijn in de Orde ingewijd, werd in dezelfde vergadering met algemeene stemmen verkozen tot levenslang (9den) Gr∴ M∴ Nat∴ De Prins nam die waardigheid aan, werd in de zitting van 4 Junij als zoodanig geproklameerd, en in die van 13 October, van hetzelfde jaar, geïnstalleerd. In de zitting van 2 Junij was ook de vereeniging met de zuidelijke ter sprake gekomen. De zuidelijke hadden nog altijd te dien opzigte het stilzwijgen bewaard, en werd nu aan de verschillende Groot-Officieren opgedragen, aan hunne betrekkingen in België mede te deelen, dat het Ned. G∴ O∴ algemeen gestemd was voor eene vereeniging, terwijl men den
| |||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||
Gr∴ M∴ Nat∴ volmagt gaf intusschen naar gelang van zaken te handelen. De Prins, op den 5den Junij door het Hoofd-Kapittel der oppergraden eveneens benoemd zijnde tot levenslang G∴ M∴ Nat∴, en dus aan het hoofd der Broederschap staande, beloofde zich ijverig met de belangen der Orde bezig te houden, en is die belofte steeds nagekomen. De voorslagen van toen af aan de zuidelijke Broeders gedaan, hadden een minder goeden afloop, dan dit vroeger het geval zoude geweest zijn, omdat zij hunne vorderingen hooger stelden. Vandaar dan ook dat de Gr∴ M∴ Nat∴ bij zijne cirkulaire (van 5 Mei 1817), ter uitnoodiging tot eene vereeniging, zich wijsselijk bepaalde tot den voorslag van een gemeenschappelijk hoofdligchaam, van de, op voet van gelijkheid te behandelen, noordelijke en zuidelijke afdeelingen des rijks, terwijl indien de zaak, van de zijde des Gr∴ O∴, tijdig met kracht ware voortgezet geworden, dit, als bestaand Maç∴ hoofdligchaam, welligt eene algeheele onderwerping had kunnen vorderen. Nademaal sommigen in België het denkbeeld koesterden, dat men den toenmaligen Prins van Oranje, het Grootmeesterschap voor de zuidelijke provinciën moest opdragen, zoo ging dit de Prins te keer, door zijne missieve aan de l'Esperance te Brussel (7 Mei 1817), van welke hij lid was, bij welke hij verklaarde, die waardigheid, werd ze hem opgedragen, niet aan te nemen. Intusschen waren er door eene Belgische kommissie konceptstatuten voor België vervaardigd, ten gevolge waarvan, eene Groote Loge voor de zuidelijke provinciën, op den 24 Junij 1817, bijeen werd geroepen, die zich op dien dag konstitueerde, en met algemeene stemmen, Prins frederik der Nederlanden tot
levenslang Gr∴ M∴ Nat∴, voor de zuidelijke Gr∴ L∴ verkoos, waardoor dus het bestuur der geheele Nederlandsche Broederschap in zijne handen werd vereenigd. De eerste verrigting van den Gr∴ M∴ Nat∴ in die hoedanigheid, was, bij rondschrijven van 30 Augustus 1817, eene kommissie te benoemen tot het ontwerpen van statuten, onder welke de beide Gr∴ des rijks in een gezamenlijk hoofdbestuur vereenigd zouden worden; bestaande die kommissie uit de BB∴ Baron falck, Gedep.
| |||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||
Gr∴ M∴ Nat∴ der noordelijke provinciën, Prins de gavre, Gedep∴ Grootmeester Nationaal voor de zuidelijke provinciën, honnorez, Baron d'yvoy, kinker, malaise, vollenhoven en walter, welke kommissie in vier zittingen hare taak ten einde bragt, zoodat daaruit ten volle blijkt, dat de veelvuldige pogingen der zoogenaamde Schotsche Loges, om alles te weerstreven en onafgedaan te houden, ten einde zelve de magt in handen te krijgen, en eindelijk ook die aangewend bij de Prinsen van Oranje en der Nederlanden, mislukt waren. Deze konceptstatuten werden in België door bijna al de Loges, en door het noord-Nederlandsche G∴ O∴ met 77 tegen 20 stemmen aangenomen. Bij die statuten werd bepaald dat de Broederschap, bestuurd door de noordelijke en zuidelijke Gr∴ Loges van Bestuur, een gemeenschappelijk hoofdbestuur zoude hebben in het Groot-Oosten, bestaande uit de GG∴ Dignitarissen der beide GG∴ LL∴ van Bestuur en uit 28 reg∴ Meesters, voor de helft van noordelijke en voor de helft van zuidelijke Loges. De Voorzitter zou de Gr∴ M∴ Nat∴ wezen. Dit G∴ O∴, des vereischt, door den Grootmeester Nationaal zamengeroepen, zou beurtelings te 's Hage en te Brussel vergaderen. (De bijeenkomst heeft echter nimmer plaats gehad.) Uit het G∴ O∴ zou een hoogen raad gekozen worden, bestaande uit den G∴ M∴ Nat∴, 2 G∴ Opz∴, 1 G∴ Reden∴, 1 G∴ Sekr∴, 1 G∴ Thes∴, 1 G∴ Zegelbew∴ en 4 G∴ Onderz∴ De regtsmagt van de noordelijke G∴ L∴ van Bestuur zou zich uitstrekken over Noord-Braband, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Vriesland, Overijssel, Groningen, Drenthe en Oost-Indië. De zuidelijke zou de overige provinciën (ook het Groot-Hertogdom Luxemburg) en de West-Indiën onder haar gebied hebben. - De West-Indiën hebben zich nogtans nooit aan het haar toebedeelde staatsbestuur willen onderwerpen, en zijn tot op den huidigen dag onder het aloude G∴ O∴ gebleven. - Ten gevolge van het aannemen der statuten, werd dan ook de zuidelijke Gr∴ L∴ van Bestuur op den 11den April 1818 geïnstalleerd, in den Tempel der L∴ l'Esperance te Brussel, welke gebeurtenis door eene medaille is vereeuwigd (zie het Art. legpenning, No, 3), terwijl | |||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||
het Ned. Gr∴ O∴ in de zitting van 10 Mei 1818, volgens de bekrachtigde statuten, den naam aannam van Gr∴ L∴ van Bestuur voor de noordelijke provinciën. In dienzelfden tijd (April 1818), trachtte men in België den Mitzraïmietieschen Ritus in te voeren, dat echter door den G∴ M∴ Nat∴ tijdig werd gekeerd (Zie het Art. mitzraïmietiesche ritus). Hetzelfde jaar 1818 was getuige van eene gewigtige gebeurtenis, namelijk het vinden van het Charter van Keulen (zie het Art. charter), en van andere stukken en voorwerpen (zie het Art. vreedendal), waarvan de G∴ M∴ Nat∴ kennis gaf aan de Loges, bij cirkulaire van 13 Junij 1818, waarbij de Loges werden verzocht in hare verschillende archieven nasporingen te doen naar oude stukken, betreffende de Orde, en hare aandacht werd gevestigd op het gevonden Charter, waarvan buiten de vertaling van de kommissie (in het Art. charter vermeld), ook nog eene werd vervaardigd door Br∴ vosmaer. Tot het jaar 1819 genaderd zijnde, in welk jaar de voorstellen zijn gedaan tot instelling der afdeelingen van den Meestergraad, moeten wij zeggen, dat wij, van de geschiedenis der Orde in Nederland sprekende, alleen handelen van de eigenlijke V∴ M∴ of de zoogenaamde blaauwe graden, - zoodat wij voor de afdeelingen van den M∴ G∴ en de Oppergraden, verwijzen naar de Art. uitverkoren meester en de Art. hooge graden en oppergraden. - De in werking gebragte hartstogt van sommigen verloor dit zoo zeer uit het oog, dat men in de vergadering der Gr∴ L∴ van Bestuur, in 1820 en in eenige volgende vergaderingen, de zaak der afdeelingen met alle geweld in de Gr∴ L∴ behandeld wilde hebben, en de aanhangers der afdeelingen met uitsluiting, enz. wilde straffen (gelijk men dit breeder vermeld vindt in de Annales Maçonniques, T. V. p. 136-142, en meer plaatsen). Men heeft het alleen aan de beraden, zichzelf gelijkblijvende en op wet en orde steunende houding van den Gr∴ M∴ Nat∴ te danken, dat men de uitzinnigheid niet beging, over hoogere afdeelingen te handelen, in eene vergadering, die slechts bevoegd was kennis te nemen van zaken, de drie eerste graden betreffende. Toen in denzelfden tijd eene | |||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||
herziening der Ritualen van de drie graden was voorgesteld, en de zaak was gesteld in handen eener kommissie, werd die herziening vertraagd en tegengewerkt. Eenigen zijn van meening dat dezelfde hartstogtelijkheid, die reeds zoo veel kwaads had gebrouwen, en nu in die herziening eene strekking meende te zien, die graden in overeenstemming te brengen met de afdeelingen, daar niet vreemd aan was. (Ann. Maç. T. V. p. 136-254.) De Gr∴ L∴ maakte er echter een einde aan, door te verklaren, dat zij het koncept-Rituaal aannam. In hetzelfde jaar had er ook een vreemd voorval plaats, dat geboren werd uit de exceptioneele pozitie waarin zich de vesting Luxemburg bevindt. Men zag toen namelijk aldaar - en dus binnen het rijk - eene Loge, door en onder een vreemd (Pruissisch) G∴ O∴ oprigten, die nogtans geene andere personen tot leden toeliet, dan die tot het bondsleger behoorden. - Bij den tegenstand in België tegen de Nederduitsche taal, nu aldaar zoo sterk beoefend, werden natuurlijk alle Loges in het Fransch gehouden, en slechts in 1823 zag men een paar malen in Gend, Loge houden en receptiën doen in de landtaal, waartoe de naaste aanleiding was gelegen in de aanwezigheid van den Br∴ t.j. majofski, welke zich aldaar bevond; deze poging vond echter geene navolging. - Aldra vonden de VV∴ MM∴, in de zuidelijke zoowel als in de noordelijke provinciën, gelegenheid, den Gr∴ M∴ Nat∴ hunne Br∴ hulde toe te brengen. De Prins in 1825 gehuwd zijnde met Prinses louize van Pruissen, deed met zijne gemalin zijne plegtige intrede te Brussel, waar men op menigen eereboog eene zinspeling vond op zijne Maç∴ betrekking, terwijl bij die gelegenheid een luisterrijk feest, door de BB∴, werd gegeven. Door de noordelijke Gr∴ L∴ van Bestuur werd den Gr∴ M∴ Nat∴, den 19den November 1825, de door ons in het Art. legpenning onder No. 4 beschreven medaille, in het goud, zilver en brons aangeboden, hetgeen, ten aanzien van Z.M. willem I en de Prins en Prinses van Oranje (thans regerende Koning en Koningin), op den 23sten Nov. geschiedde. Het aanbieden der medaille (waarvan er 14 gouden, | |||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||
100 zilveren en 400 bronzen werden geslagen) aan den Koning en zijne beide doorluchtige zonen, de Br∴ Prinsen frederik en van Oranje, geschiedde door eene kommissie, bestaande uit de BB∴ j.w. van vredenburch, g.w. verwey mejan, m.a. wynaendts en j. schouten, die het woord voerde. De V∴ M∴ had, hier te lande, reeds vroeger een wettig erkend bestaan, door dat de toen regerende Koning (willem I), reeds te Brussel had te kennen gegeven, dat het hem welgevallig zoude zijn, indien de Broederschap der beide rijksafdeelingen tot één ligchaam, onder één hoofd konde worden vereenigd, en vooral, door dat die waardigheid werd opgedragen aan zijnen zoon Prins frederik (zie verder het Art. willem frederik), terwijl ook de Prins van Oranje (zie het Art. willem II) werd ingewijd en een werkzaam deel aan de Orde nam. Die officiëele erkenning werd echter thans volkomen, door dat de voornoemde kommissie bij den Koning verscheen als afgevaardigde van de vereeniging der Broederschap (een niet vaak voorkomend voorbeeld), en door den Koning als zoodanig ontvangen zijnde, de Broederschap de hoedanigheid kreeg van eene vereeniging, officieel erkend door het gekroonde hoofd van den Staat, die dit alles nog verder bezegelde, door der kommissie, op hare aanspraak, de volgende hoogstmerkwaardige woorden ten antwoord te geven: ‘Ik bedank u voor deze hulde, welke ik aanneem en die mij veel genoegen baart. Zij bewijst mij dat uwe Orde steeds goede beginselen aankleeft. Ik ken genoeg van haar, om te weten, dat zij verdient beschermd te worden zoo lang zij deze niet verlaat, en ik hoop dat zij zich altijd op die wijze zal gedragen, onder de leiding en den raad van mijn zoon frederik.’ Den vrienden van kennis, licht en vooruitgang, was dit tot vreugde, de dienaars der duisternis treurden er om. Hunne partij die zoo ijverig en met vrucht werkzaam was in het naburige Frankrijk, en die in België, zijn slaafsche navolger, het schendig oproer voorbereidde en haar klaauwen spitste, die in 1830 het rijk vaneen reten en ons eene diepe wonde toebragten, maar België nog in het vleesch zitten en het dage- | |||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||
lijks vinniger nijpen, deze was in asch en zak, en liet geen middel - zelfs niet den laster - onbeproefd, om die bescherming der V∴ M∴ als thema te nemen voor hare uitvallen, jegens den Vorst, zijn huis en het gedeelte der natie, dat tot de Broederschap behoorde. Dit ligchaam werd dan ook op alle wijze door dagbladartikels gehoond en door daden vervolgd (zie het Art. vervolgingen), terwijl men den tijd terug wenschte toen door de Staten-Generaal, een streng verbod tegen het verbond werd uitgevaardigd, en toen (in het jaar 1758) Keizer karel VI een dergelijk verbod tegen de Vrijmetselarij, in de Oostenrijksche Nederlanden en Vlaanderen, uitvaardigde, diegenen zijner onderdanen met verbanning bedreigende, welke het gebod mogten overtreden. Intusschen ging de Orde rustig haren gang voorwaarts, ter verspreiding van licht en kennis, en ter bevordering van menschlievendheid en algemeene broedermin. Als naast bewijs voor het eerste, strekke het instellen in België van wetenschappelijke bijeenkomsten en prijsvragen (zie die beide Art.), welk laatste voorbeeld, hier te lande, eenigermate werd gevolgd door het daartoe strekkend voorstel in de Gr∴ L∴ van Bestuur, uitgegaan van de Loge Frederic Royal te Rotterdam (Ann. Maç. T. VI. p. 392). In de vergadering van de Gr∴ L∴ van Bestuur van 1829, kwam een gewigtig onderwerp ter sprake, namelijk: dat de certifikaten door de Ned∴ G∴ L∴ van Bestuur afgegeven, niet algemeen erkend werden, door dat het gebleken was, dat eenige Br∴, houders van zoodanige stukken, door Duitsche Loges, niet waren toegelaten, onder voorgeven dat die BB∴ in het prof∴ leven de Mozaïsche geloofsbelijdenis waren toegedaan. Wij zullen deze aangelegenheid opzettelijk behandelen in het Art. uitsluiting, waartoe wij onze lezers verwijzen. Toen in het jaar 1830 de voormalige Oostenrijksche Nederlanden zich van het koningrijk Holland afscheurden, en het koningrijk België vormden, ontstond ook een Groot-Oosten van België, dat, volgens de nieuwste statistiek in 1841, dertig Loges telde, terwijl er buitendien nog vijf Loges in dat rijk bestaan, die tot het Gr∴ O∴ van Nederland behooren, en | |||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||
het Groot-Oosten van België niet erkend hebben, en dus door dit ligchaam als geheime Loges worden beschouwd (zie het Art. belgië). Sedert heeft het Gr∴ O∴ van België (1842) wederom aan twee nieuwe Loges in Bouillon en Durbay, provincie Luxemburg, Konstitutiën verleend. Hier te lande duurde het eenige jaren (tot 1857), alvorens het Hoofdbestuur den naam van Gr∴ Loge van Bestuur voor de noordelijke provinciën, verwisselde tegen den ouden naam van Gr∴ Oosten; dat haar weder den laatsten schijn ontnam van haar verlies eener vrije en algeheele oppermagt. Het was onder de vereeniging slechts een gedeelte van een ligchaam, aan het algemeen Gr∴ O∴ en den hoogen raad (hoewel slechts in naam bestaande) onderworpen. Het scheen ook, of na de scheiding, de oud-Hollandsche karaktertrek van bezadigdheid weer boven dreef. Althans, terwijl de breuk tusschen de oppergraden en de afdeelingen, vooral aan de zijde van de aanhangers der eerste, ongeneeslijk scheen, en woorden en daden de hoogste spanning, eene vijandige opgewondenheid, den heftigsten hartstogt en niet altijd kieschheid vertoonden, zag men daarna de eerste blijken van toenadering. Aan den Gr∴ M∴ N∴, wiens beleid op schrandere en regt broederlijke wijze daarvan wist gebruik te maken, is het te danken, dat (1833) eene gemengde kommissie werd benoemd, bestaande uit de BB∴ g.w. verwey mejan, j.w. van vredenburch, w.p. barnaart, copes van hasselt, m.a. wynaendts en f.a. van rappard, ter opgave van de middelen tot eene toenadering en vereeniging tusschen de symbolieke graden, de oppergraden en de afdeelingen van den Meestergraad. Deze kommissie bragt haar rapport uit, waarin de volgende hoogst merkwaardige woorden voorkomen; In dezen staat.... maakte de invoering van een nieuw wetboek het denkbeeld levendig, om niet alleen de bestaande toenadering te bestendigen, maar ook voor volgende dagen, alle mogelijke reden van misverstand en verwijdering uit de Orde te weren. Zeker zoude het beste en veiligste middel hier zijn, alle ontvlambare stof weg te nemen, en alle verschil te doen ophouden, door den werkkring der Orde slechts te bepalen tot de drie eerste of symbolieke graden, in hunne oorspronkelijke zuiverheid, volgens | |||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||
de grondslagen van het Charter van Keulen. Het voorbeeld van een naburig koningrijk scheen dit denkbeeld nader aan te bevelen, en het is met leedwezen dat de kommissie aan deze hare overtuiging, voor als nog, geen gehoor vermeende te moeten geven, en slechts op eene betere toekomst durfde hopen. Door dit rapport werd de grond gelegd tot eene toenadering, een Br∴ en onderling onafhankelijk bestaan van de drie gedeelten. Naar aanleiding van dit rapport werd eene gemengde kommissie benoemd, bestaande uit de BB∴ f.a. van rappard, copes van hasselt, a.l. van beteren gevers, voor de Gr∴ L∴ van Best∴, g.w. verwey mejan, a.l. heystek, j.w. willekes, voor het Hoofd Kapittel, j.w. van vredenburch, m.a. wynaendts en c. van der vijver, voor de afd∴ van den M∴ G∴, die in 1854 een rapport uitbragt, vervattende de grondslagen van een (in zijn geheel aangenomen) konkordaat, gevestigd op de konceptbepalingen van de eerste kommissie. In dit konkordaat werd bepaald, dat er in Nederland geene andere Riten zouden worden toegelaten, dan de bestaande; zijnde: De bestaande symbolieke graden, volgens hun wetboek van 1798; de oppergraden, volgens hun wetboek van 1807, en de afdeelingen van den M∴ G∴ volgens hare administratieve grondwetten van 1819. Dat de Orde haar gemeenschappelijk middelpunt zou hebben in den Gr∴ M∴ Nat∴ (De tegenwoordige, in 1816 eenstemmig verkozen Nationale Grootmeester, Prins willem frederik karel). Dat door den Gr∴ M∴ N∴ voor elke van de drie ligchamen een Ged∴ Gr∴ M∴ N∴ zou worden benoemd, met de bepaling, dat voor de afdeeling, in welke hij niet arbeidt (thans de oppergraden), de Ged∴ Gr∴ Nat∴ niet door hem zelven mag worden benoemd, maar steeds door hem gekozen zal moeten worden uit eene tweevoudige nominatie, op te maken door de afdeeling, welke de Gedep∴ G∴ M∴ Nat∴ zal besturen. Verder werd er bepaald, dat de drie afdeelingen onafhankelijk van elkander zouden bestaan, en onderling geene inbreuk zouden maken op de geheimhouding, terwijl eindelijk eene daardoor gevorderde kleine wijziging in de grondwetten der afdeelingen van den M∴ G∴ zoude worden gebragt. | |||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||
Zijnde dit rapport goedgekeurd geworden in eene buitengewone Gr∴ L∴ van 10 Mei 1835, nadat het vooraf was bekrachtigd door het Hoofd-Kapittel voor de oppergraden, en de Kamer van Administratie voor de afdeelingen. Inmiddels werd het aan eene kommissie opgedragen een ontwerp van nieuwe statuten op te maken, welke later werden aangenomen, met uitzondering van het gedeelte betreffende de gelofte, welke men, ofschoon in allen opzigte voldoende, voorstelde te doen vervangen door een en ander ontwerp, dat in geen opzigt aan de vereischten voldeed, waarom men een middelweg koos en iets voorstelde en aannam dat slechts ten deele goed kan worden genoemd. Een ander onderwerp waarover men het niet eens kon worden was de representatie (zie dat Art.) der koloniën, welk punt nog langen tijd verschil en moeite heeft veroorzaakt. De drie nu volgende jaren kunnen gezegd worden van veel gewigt te zijn geweest voor de geschiedenis der Ned. V∴ M∴ In het 1840 namelijk besloot het G∴ O∴ tot het nemen van een maatregel, waardoor er meer verband moet komen tusschen de V∴ M∴ ligchamen der verschillende landen, wier arbeid tot nu toe aan de Nederl. Broederschap geheel onbekend was gebleven. Niet slechts toch, dat het G∴ O∴ zich meer in aanraking stelde met de Maç∴ ligchamen in den vreemde, maar het besloot ook jaarlijks eene extrakt-verzameling uit te geven van de voornaamste teekenpl∴ (bekend onder den naam van Johannes- of rondschrijven), die er van de verschillende Loges en GG∴ OO∴ waren ontvangen. Hierdoor verkrijgt men als het ware een overzigt van de Maç∴ ligchamen in de geheele wereld; een maatregel welke niet genoeg toegejuicht kan worden, vooral wanneer daaruit eene juiste keuze geschiedt, en geene belangrijke dingen worden weggelaten, om ruimte te verkrijgen voor het meer onbeduidende; iets, waartoe men ligt kan vervallen. Tot hiertoe ziet reeds een viertal van deze hoogstbelangrijke verzamelingen het licht. Eene andere gewigtvolle daad, was, dat de G∴ Offic∴ bij eene cirkulaire van 18 Oct. 1840, de verschillende hebben uitgenoodigd hare denkbeelden te kennen te geven, omtrent hetgeen in den tegenwoor- | |||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||
digen tijd en naar diens behoefte zou kunnen worden gedaan in het belang der V∴ M∴, en ter bereiking van het doel der Orde; op welke uitnoodiging 31 rapporten, van even zoovele werkplaatsen zijn ontvangen, en onder welke er zich hoogst lezenswaardige en belangrijke stukken bevinden. Om deze rapporten, zoo veel het GG∴ Offic∴ mogelijk was, vruchten te doen dragen, hebben GG∴ Offic∴ die doen drukken, en daarvan een exemplaar (in een 8vo deel van 207 bladz.) aan de verschillende Loges doen uitdeelen. GG∴ Offic∴ hebben daarbij het gelukkige denkbeeld gehad, de namen en plaatsen der Loges weg te laten, zoodat vooringenomenheid en vooroordeel geen voedsel kunnen vinden, om, bij het wikken der argumenten, ook de persoonlijkheid der leden van deze of gene Loge in de schaal te leggen. Het volgende jaar was merkwaardig, door dat het Gr∴ O∴ van Nederland op den 6den Junij 1841, het vijf-en-twintig-jarig jubelfeest van haren Grootmeester, Prins willem frederik karel vierde, waarbij het dezen zijne achting en liefde op de meest hartelijke wijze betuigde (zie het Art. willem frederik karel). De Prins, beantwoordde daaraan, door, ter herinnering van dien dag, het G∴ O∴ f 9000 ter hand te stellen, waarvan de renten door het G∴ O∴ tot liefdadige einden zouden worden besteed, onder bestuur van de BB∴ ged∴ Gr∴ M∴ Nat∴, Gr∴ Thesaurier en Gr∴ Aalmoezenier, stellende Z.H.E. daarenboven dadelijk f 450 beschikbaar, zijnde het vermoedelijk bedrag der renten van een jaar. Een jaar later (1842) werd er in het G∴ O∴ een voorslag gedaan en aangenomen, tot het aanwenden van pogingen, ten einde een werk-Instituut daar te stellen voor volwassen blinden, waarin zij onderrigt zouden krijgen in, en hun onderhoud kunnen winnen door weven, touwslaan, schoenmaken, mand- en rietvlechten, mattenmaken, nettenknoopen, breijen, naaijen, en dat voor 's hands ingerigt zoude worden tot het opnemen van 100 personen. Het daarstellen van het gebouw was geraamd op eene som van f 25000, buiten de kosten van onderhoud, die voor een groot gedeelte uit de opbrengst zouden worden gevonden. Ofschoon er reeds | |||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||
aanvankelijk voor aanmerkelijke sommen was ingeschreven, heeft dit wenschelijke plan echter nog niet het volle beslag kunnen krijgen, terwijl het te hopen is dat de edele pogingen van den G∴ M∴ Nat∴ en de GG∴ Offic∴ door een gelukkigen uitslag mogen worden bekroond. Nimmer toch bleef de Nederl. Broederschap ten achter, waar het gold de ellende van het menschdom te verzachten; zoo gaven de Kaapsche BB.-. in 1805, de som van f 5700 voor de Ned. visschers, door den oorlog ongelukkig geworden. In 1807 bragt de inzameling, ten voordeele van de slagtoffers van den ramp van Leiden, (geschied op aanschrijving van den G∴ M∴ en GG∴ OO∴) een som op van ruim f 14000. Zonder den onderstand hier op te tellen in 1808 aan de slagtoffers van den watervloed, bedragende wel f 9000, vermelden wij de stichting van het Instituut tot onderwijs van blinden (zie dat Art.), voorts de inzameling door de Middelburgsche Loges in 1810, voor de slagtoffers van het bombardement van Vlissingen en Veere f 731. De giften ten behoeve der slagtoffers van den waternood in Gelderland, in 1820 (zoo men zegt wel f 35000). De kollekte van de de Vriendschap te Sourabaja in 1822, ten voordeele van de slagtoffers van den brand te Paramaribo, van de Maatschappij van weldadigheid, en van de Instituten voor doofstommen en blinden te Groningen en te Amsterdam, te zamen f 834. Eene inzameling der l'Union te Suriname, in hetzelfde jaar, ten behoeve der Maatschappij van weldadigheid, groot f 1200
(Surinaamsch). De giften in den strengen winter van 1823. De giften der en BB∴ voor de slagtoffers van den watervloed in 1825, welke men gerust mag begrooten op f 30,000. De giften der L∴ Concordia te Suriname in 1830 (f 1050), voor het moederland, en in 1832 (f 2100) voor de slagtoffers van den brand aldaar, en eindelijk die voor de slagtoffers van den brand te Hamburg, daaronder gerekend die van het G∴ O∴ (f 1000), van het Hoofd-Kapittel (f 300), en van een 18tal Loges, doch niet de afzonderlijke en niet vermelde bijdrage van eene Loge te Amsterdam, bedragende bijna f 2600.
Het Nederl. G∴ O∴ telt thans 49 Loges onder zijn be- | |||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||
stuur, daaronder medegerekend vijf Loges in België, en de laatst in werking gekomen Loges te Venlo, Maastricht en Nijmegen. Behalve de reeds vermelde verhinderingen van de zijde der regering, heeft het hier later ook niet ontbroken aan vervolging van de zijde der geestelijkheid (zie het Art. nijmegen), derwijze, dat dit, in de provincie Noord-Braband, zelfs moest worden ondervonden door een persoon, die niet tot de Orde behoorde, maar die, blikslager van beroep, doosjes voor certifikaatzegels vervaardigde. | |||||||||||||||||||
[Negen]NEGEN. Is een der heilige getallen, aan welke door de Vrijmetselaren verschillende symboliesche en geheime beteekenissen gegeven wordt. Even als 3, 5 en 7, zoo behoorde ook het uit 3 maal 3 zamengestelde getal 9, in de vroegste oudheid, tot de meest vereerde getallen, en wordt, vooral in de hoogere graden, op de meest verscheiden wijze aangewend en uitgelegd. Overigens is de eigendommelijkheid van dit getal algemeen bekend, en heeft voor de Mystieken een wijd veld tot veronderstellingen en gevolgtrekkingen aangeboden. Reeds heeft tschoudy in zijn werk: l'Etoile flamboyante (1766, 2 vol, 12o. Tom 1, p. 341), uitvoerig daatover gesproken. Het getal 9 is het eenige van al de getallen, hetwelk de merkwaardige eigenschap heeft, dat de som der cijferletters van alle veelvouden van dit getal, weder negen oplevert, zoodat eenigerhande getal, waarvan de som der cijfers het getal negen of zijn veelvoud oplevert, ook door 9 deelbaar is, b.v.:
| |||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||
Wanneer men nu wil weten of eenig getal door 9 deelbaar is, dan telle men slechts de cijfers op, b.v. gegeven zijnde het getal: 3 5 7 0 2 0 4 8 4 2 0 1 6 9 3 1 6 2, dan is 3 + 5 + 7 + 0 + 2 + 0 + 4 + 8 + 4 + 2 + 0 + 1 + 6 + 9 + 3 + 1 + 6 + 2 = 63 = 6 + 3 = 9, en is dus door 9 deelbaar. Is het getal daarenboven, gelijk hier, een even getal, dan is het ook door 2 × 9 (= 18) deelbaar. Buitendien leveren de bovengemelde multiplikatiën eene dubbele reeks der enkele getallen, van 1 tot 9 op, waarvan de eene opklimt en de andere afdaalt, gevende elke tot 10 het getal 45 of 5 × 9, of wanneer men ze op de gewone wijze optelt 495 of 55 × 9, of wanneer men de cijferletters optelt 4 + 9 + 5 = 18 = 1 + 8 = 9. Hij die er in een wetenschappelijk opzigt meer van wil weten, zie de Verhandeling over de proefgetallen 9 en 11, door j. littwack, Amst. 1817 (8o. 29 bladz.). Zie verder het Artikel getal. | |||||||||||||||||||
[Nehemia]NEHEMIA. (Wien de eeuwige troost, הימהג) Een in de hoogere graden (Sch. R. 30e. gr. [PW.] en 32e. gr∴ tent der Oppe-Uitverk.) voorkomend woord. Nehemia wordt in eenige stelsels der oppergraden als de grondlegger der Vrijmetselarij beschouwd, dewijl hij in de eene hand het zwaard, en in de andere den troffel houdende, de bewoners van Jeruzalem aanmoedigde, hunne vijanden terug te slaan, en hunnen Tempel weder op te bouwen. | |||||||||||||||||||
[Nekam-Nekah]NEKAM-NEKAH, zijn Hebr. woorden welke in de hoogere graden (Fr. en Ned. R. 4e. gr. Élu [HW], Sch. R. 9e. [T.] 30e. [PW]) voorkomen. Het eerste woord (םקנ) beteekent wraak, (zie Jes. XLVII:3, Jer. XX:10, enz.) ook eens wraakgierigheid, wreedheid (Klaagl. III:60). Het tweede is verbasterd, en is eigenlijk het Hebr. woord Netar of Nator (ךטנ), haatdragend, den haat of den toorn bewaren, behouden (Lev. XIX:48, Jer. III:5; Nah. I:2). Van het eerste komt המקנ (Nekamah), zich wraak verschaffen, of voldoening zijner wraakgierigheid te vinden in 's vijands leed. Het tweede woord is nog veel sterker, en beteekent niet slechts wraak nemen, maar ook zijn vijand doen gevoelen dat men hem uit wraakgierig- | |||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||
heid nadeel toebrengt, en ook innig genoegen heeft van de genomen wraak. | |||||||||||||||||||
[Neophiet]NEOPHIET. (Een wedergeborene, een nieuweling.) Heet de aannemeling van het oogenblik, dat hij den eed aflegt, tot hij als medelid der Broederschap verklaard wordt. (Zie melesino, 6e. of Filozofen graad.) | |||||||||||||||||||
[Nero]NERO. Men vindt, dat nero, op zijne reis in Griekenland, den Tempel van Eleusis bezocht, en tot diens geheimen wilde doordringen, maar dat de stem van den roeper hem verboden hebbende verder voort te gaan, hij de Orde eerbiedigde en terug ging. Dezelfde nero, te Delphi komende, wilde hij het orakel raadplegen. De Pythonisse overlaadde hem met verwijtingen, plaatste hem in rang gelijk met almeon en orestes, moordenaars van hunne moeder. Nero, vervoerd door woede, en willende, dat het orakel oogenblikkelijk ophield, deed het bloed van verscheidene menschen stroomen, die aan den mond van het geheiligde onderaardsche gewelf omgebragt werden, waarna hij het geheel sloopte. | |||||||||||||||||||
[Ne-Varietur]NE-VARIETUR wordt de teekening genoemd van eenen Vrijmetselaar op zijn certifikaat, gewoonlijk op den rand geschreven, om de identiteit van zijn' persoon daardoor te kunnen bewijzen, en het misbruik voor te komen, wanneer zulk een certifikaat in het ongereede mogt raken. Dit Ne-Varietur behoort ook in de Loges, met de handteekening, in het boek der Visit∴ vergeleken te worden, dat den bez∴ Broeders wordt aangeboden. | |||||||||||||||||||
[Nicolai, (Frederik, Christoffel Frederik)]NICOLAI, (FREDERIK, eigenlijk CHRISTOFFEL FREDERIK) Boekhandelaar te Berlijn, geboren aldaar 18 Maart 1733, overleden 6 Januarij 1811. Deze geleerde, heeft zoowel door zijne talrijke letterkundige werken, als door zijne betrekking met de grootste vernuften van zijn tijd, een hoogst belangrijken invloed gehad op de letterkunde en de verlichting in Duitsch- | |||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||
land. (Zijne geschriften vindt men opgegeven in zijne levensbeschrijving, door goeckingk. Berl. 1820.) Als V∴ M∴ bestreed hij met vrijmoedigheid en met alle wapenen, hem door zijn scherpen blik, zijne waarheidsliefde en geleerdheid verschaft, de dweeperij en het mystiek-geheimzinnige, toen door inmenging van het Jezuïtiesche stelsel der klerikalen, in de Orde heerschend, en droeg veel bij tot het doen mislukken hunner plannen. | |||||||||||||||||||
[Nijmegen]NIJMEGEN. Reeds vroeg heeft daar ter plaatse eene Loge bestaan, onder den naam van st. lodewijk, en heeft het niet aan vervolging ontbroken. Immers had aldaar, ten aanzien van die Loge, ten jare 1752, het volgende plaats: De twee gebroeders leonard arent en frans christaan merkes, zonen van den oud-rentmeester aldaar, hadden, na vooraf ontvangen onderwijs van eenen katechiseermeester, zich aangegeven bij hunnen wijk-predikant m.j. broen, met het verzoek om tot leden der Hervormde Kerk te worden aangenomen. Het werd geweigerd aan den eersten, omdat hij tot het genootschap van Vrijmetselaren behoorde, aan den laatsten, omdat hij niet wilde beloven zich nooit in dat genootschap te zullen begeven. Beiden leverden hunne klagten over deze weigering des kerkenraads van Nijmegen, aan de Staten van Gelderland in, welke daarop heeft gediend van berigt. De Staten waren van oordeel dat predikant en kerkenraad beiden te ver waren gegaan, en geene voldoende reden van hun gedrag hadden gegeven; zij geboden derhalve, de gemelde personen het lidmaatschap dier kerk, immers ter dezer oorzake, niet langer te onthouden. | |||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||
aan hetwelk men zich onttrok. De Staten gaven andermaal bevel de broeders merkes niet langer te weren, en dat, indien zij mogten goedvinden zich elders tot ledematen te laten aannemen, de predikant, wien dat staatsbesluit zoude worden vertoond, zulks zoude hebben te doen, en verpligt zijn daarvan een behoorlijk getuigschrift te geven, welk getuigschrift de kerkenraad van Nijmegen gehouden zou wezen te aanvaarden. Wanneer wij echter bij thory ergens vermeld vinden, dat in die stad eene zoogenaamde Adoptie- of Vrouwen-Loge is gehouden, dan vergist deze zich, daar er slechts schijnt te blijken, dat er eene zoodanige Loge is gehouden op het Loo, in welke de overledene tante van den tegenwoordigen Gr∴ M∴ N∴, Prinses louiza (overleden als Hertogin van Brunswijk), ingewijd zoude zijn. - In het jaar 1817 poogde men daar ter stede het Schotsche stelsel in te voeren, door het oprigten eener Militaire Loge van dat stelsel, onder den naam van les Amis Réunis, behalve echter, dat deze Loge arbeidde in een hier te lande niet toegelaten stelsel, was zij ook nog daarenboven onregelmatig en onwettig, 1o. dewijl zij daargesteld was door eenen zoogenaamden Schotschen Raad te Brussel, welke in datzelfde jaar gekonstitueerd was door den bekenden Graaf de grasse, als gemagtigde van den Sublime Cons. te Parijs, die ook in België een drietal zoodanige Loges had ingesteld, welke later (1818) geregularizeerd wer- | |||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||
den, dat nogtans, in weerwil van herhaalde aanzoeken, geene plaats had met de Loge te Nijmegen, daar de Gr∴ L∴ van Bestuur teregt begreep, dat men alle begrippen van wet en regt had overschreden, door eigenmagtig eene Loge op te rigten, op het gebied van een bestaand Maç∴ Hoofdbestuur. Dit was in de zuidelijke provinciën niet het geval, aangezlen de Orde zich daar, vóór het instellen der zuidelijke Gr∴ L∴ v∴ B∴, zonder Hoofdbestuur bevond. Aan het hoofd dezer Nijmeegsche Loge stond de later (1830) zoo bekend geworden Generaal-Majoor daine, die, zich door den Brusselschen Sup. Cons. voorbij gegaan achtende, alle
middelen aanwendde, om de door de Gr∴ L∴ v∴ B∴ te 's Hage te doen regularizeeren, bij teekenpl∴ van 29 Augustus 1818. Toen nu dat Hoofdbestuur weigerde, haar te erkennen, die in een niet toegelaten Ritus arbeidde, en zich door een vreemd ligchaam had doen konstitueeren, wendde daine zich tot den G∴ M∴ N∴ zelven, die nogtans een even ongunstig antwoord gaf, dat hetzelfde bleef, toen hij (1821) aanbood, alleen te arbeiden in den erkenden Ritus. De Loge is sedert te niet gegaan. Dit is evenzeer het geval geweest met eene vroeger opgerigte Semper Idem. De thans daar arbeidende Loge St. Lodewijk, in 1757 opgerigt, is in 1843 weder geopend.
| |||||||||||||||||||
[Noachieten, of Pruisische Ridders]NOACHIETEN, of PRUISISCHE RIDDERS. Omtrent het voorwendsel der Franschen, dat deze hooge graad in 1756 in Pruissen zou zijn uitgevonden en verbeterd, zie het Artikel frederik II. Het is geheel zeker, dat die graad van later oor- | |||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||
sprong, en dat het zeggen van Duitsche Ridders afkomstig te zijn, een verdichtsel is. In het uit Amerika naar Frankrijk ingevoerde zoogenaamd oud-Engelsche systema maakt die den 21sten, en in het Mizraïmietiesche den 35en graad uit. Het geheele Rituaal vindt men in het Recueil de la Maç∴ Adoniramite, T. II. p. 134-148, en in les plus secrets Mystères des hauts grades de la Maç∴ devoilés (à Jerusalem 1768), p. 133-148. | |||||||||||||||||||
[Noachietische Geboden]NOACHIETISCHE GEBODEN, (De) (proecepta Noachica of Noachidarum) zijn zekere voorschriften, welke uit de regten der natuur afgeleid, en volgens opgave der Joodsche Rabbijnen, in de eerste tijden na de schepping der wereld de eenige wetten geweest zouden zijn, en welke door noach aan zijne zonen bekend zijn gemaakt. God zou namelijk aan adam bevolen hebben, 1e.) de afgoderij te vermijden en geen beeld, of schepsel op aarde, noch in den hemel te aanbidden, maar Hem als den eenigen waren God te erkennen; 2e.) den naam van God niet te lasteren, maar dien slechts te prijzen en te vereeren; 3e.) regt en geregtigheid te handhaven; 4e.) geen bloed te vergieten, maar zich voor allen doodslag te wachten; 5e.) niet te stelen, of te rooven, den dienaar of handwerksman zijn loon te onthouden noch bedrog te plegen; 6e.) zich van bloedschande en ontucht te onthouden, en 7e.) van geen nog levend dier te eten. Deze zeven geboden moesten de Heidenen, die zich onder de Hebreeuwen met der woon vestigden, en, zonder Joden te worden, slechts de afgoderij vaarwel zegden, beloven op te volgen; daar de rede leert, dat alle menschen verpligt zijn, deze geboden te volgen. Had de Heiden het opvolgen daarvan op zich genomen, dan werd hij een vreemdeling in de poorte, of huisgenoot genoemd. Ook aan de VV∴ MM∴, was reeds door de Kuldëesche geestelijken, in de Yorksche Konstitutie, het opvolgen der Noachietische geboden, voorgeschreven. De stichters van het nieuw-Engelsch Grootmeesterschap scherpten die evenzeer in, als voorschriften van het te houden gedrag, en volgden in dat op- | |||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||
zigt de leer van seldenus, die zijn Comment, de iure naturae et gentium iuxta discipl., Ebraeorum daarop grondveste. In het Konstitutieboek van anderson (van 1738), worden slechts drie hoofdgeboden of dus genaamde groote Artikelen van noach vermeld, maar niet uitdrukkelijk opgegeven. Deze geboden worden, gelijk Br∴ krause (Kunst-Urkunden, B. II. Afd. 1, bl. 219, volg. noot C.) aanmerkt, door anderson in betrekking gebragt met de vrijheid van geweten, in aangelegenheden der godsdienst. Die geboden vindt men vermeld in den Talmud, Tract. ןיךדהנם (Sanhedrien), fol. 59, en Maimonides, IV D. over de Koningen, Hoofdstuk IX: § 1. Het verbod van bloed, en dieren in hun bloed gestikt te nuttigen, is niet slechts nog heden in volle kracht bij de Israëlieten, maar bestond ook nog lang in de Christelijke kerk. Zoo verklaarde stephanus curcellaeus in zijn werk, diatribe de esu sanguinis, het bloed-eten voor ongeoorloofd, eene meening, in 1673 bevestigd door thomas bartholinus, in zijne disquisitio medica de sanguine vetito cum salmasii judicio; en in 1676 door christiaan theophilus, terwijl Keizer leo het nuttigen van bloed (Constitutio LVII) verbood, (ne ex sanguin cibus conficiatur) verbood, op straffe van geesseling, haar-afsnijden en verbeurdverklaring van goederen. Wat de Noach. geb. betreft, gelooven de Israëlieten als kerkelijk leerstuk, ingesteld door hunne vroegste wetverklarende Rabbijnen, dat de godvruchtigen onder alle volken en godsdiensten der aarde, gelijkelijk de zaligheid zullen beërven (׳י הכלה; םיכלמ םוכלה םכמר, - אםק אבכ הרז fol. 38 - הרז הריכא fol. 3 - ןירדהנם fol. 59) omdat, zeggen zij, de Eeuwige aan geen schepsel zijn loon onthoudt; eene leerstelling reeds op zich zelve hoogst vrijzinnig, maar die ook door den vroegen tijd, waarin zij werd vastgesteld, een tienvoudig gewigt verkrijgt, en verre verheven is boven menig grondbeginsel in latere eeuwen, ja nog in onzen leeftijd verkondigd, en zelfs hier en daar tot in onze tempelen geslopen. | |||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||
ders in te roepen. De slagvelden hebben menigvuldige bewijzen van Broederlijke omarming tusschen twee vijanden, door middel van dit teeken, opgeleverd. | |||||||||||||||||||
[Noord-Amerika]NOORD-AMERIKA. (Zie het Art. amerika en anti-maçonnerie.) Wij hebben hier bij te voegen, dat de eerste in Noord-Amerika in 1730 in Georgië, werd opgerigt, en dat Br∴ rogier lacey er Gr∴ M∴ Provinciaal was. In 1786 kwamen de afgevaardigden der te Savannah bijeen, en legde de Prov. Gr∴ M∴ elbert zijn post, namens de Eng. Gr∴ L∴ uitgeoefend, daarin neder, van welken tijd er eene onafhankelijke G∴ L∴, voor Georgië, bestond. Na den vrede met Engeland werd het overschot van den Gr∴ M∴ warren, die in den slag van Bunkershill (17 Junij 1775), voor de vrijheid was gesneuveld, opgegraven en naar Boston overgebragt, waar hem een gedenksteen werd gezet, met het opschrift: De schoone daden van warren behoeven niet op marmer gegrift te worden, om bij den naneef te leven. In het laatst der vorige eeuw waren er ook de zoogenaamde Schotsche oppergraden, door zekeren stephan morin (zie dat Art. en het Art. schotsche graden) overgebragt, en bleven er hier en daar bestaan. De Vrijmetselarij heeft zich in Noord-Amerika mogen verheugen in de omstandigheid, dat de Kamers van Kanada, bij een verbod tegen de geheime vereenigingen, eene bepaalde uitzondering maakten ten opzigte van de V∴ M∴ Bij het verschil van inrigting en Ritualen is men er in den laatsten tijd toe overgegaan, een algemeen konvent bijeen te roepen, ten einde er meer eenvormigheid in te brengen, daar het heerschende verschil zoo groot is, dat de reizende BB∴, vóór het bezoeken eener Loge in Noord-Amerika, wèl zullen doen, daaromtrent berigten in te winnen. De Groote Loge van New-York, die veel doet voor de belangen der Orde, heeft briefwisseling aangeknoopt met verschillende GG∴ OO∴, en daaronder ook met het Nederlandsche. Tot het voeren dezer buitenlandsche korrespondentie, is door die Gr∴ L∴ eene kommissie van drie leden benoemd, en heeft zij de onder haar gebied aanbevolen, van tijd tot tijd voorlezingen te doen | |||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||
houden, over zoodanige onderwerpen van praktischen aard, als meest geschikt voorkomen ter bevordering van de leer der Orde. Onder die G∴ L∴ behooren thans 92 Loges, en onder die van Georgia 19. | |||||||||||||||||||
[Noorthouck, (Johan)]NOORTHOUCK, (JOHAN) die in de letterkundige wereld bekend is door zijne beide werken: A new history of Londen (Lond. 1773, 4to.), en historical and classical Dictionary (Lond. 1776, 2 vol, 8vo.), heeft ook de vijfde uitgave van het nieuw Eng. Konstitutieboek der G∴ L∴ bezorgd, dat in 1784 in het licht verscheen (Zie het Art anderson). | |||||||||||||||||||
[Norfolk, (Thomas Howard)]NORFOLK, (THOMAS HOWARD, Hertog van) was in 1730 Gr∴ M∴ der Gr∴ L∴ van Engeland, van de Modern Masons. Hij zond uit Venetië, waarheen hij toen was gereisd, aan de Gr∴ L∴, onder anderen, het echte zwaard van gustaaf adolf, Koning van Zweden, en dat ook gevoerd is door zijn opvolger in het kommando, den dapperen Hertog bernhard van Saksen-Weimar, welke beide namen op de kling gegraveerd zijn, terwijl de Hertog door een bekwaam zwaardveger, zijn wapen en verschillende Maç∴ zinnebeelden op de scheede, met zilver heeft doen inleggen, opdat het voortaan als statiezwaard zou worden gebezigd door den Gr∴ M∴ De afbeelding van dit zwaard, vindt men in de Duitsche vertaling van anderson's Konstitutieboek van 1783. | |||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||
[Noyer, (De)]NOYER, (DE) was medestichter van den G∴ L∴ van Engeland, van de Modern Masons (Zie desaguliers). | |||||||||||||||||||
[Nuhout van der Veen, (Joachim)]NUHOUT VAN DER VEEN, (JOACHIM) werd (11 Julij 1824) door het Hoofd-Kapittel der oppergraden, nadat de Gr∴ M∴ Nat∴ dien post - wat de oppergraden betreft - had nedergelegd, met algemeene stemmen gekozen tot Gr∴ M∴ Nat∴ voor de oppergraden. Bij gelegenheid dat die Br∴ zijn vijftigjarig huwelijksfeest had gevierd, werd hem door het Hoofd-Kapittel (24 Mei 1828) eene zilveren kan of vaas, van antieken vorm en met zinnebeeldige versierselen en toepasselijke opschriften, vereerd, welker afbeelding zich bevindt in de Annales Maçonniques (T. VI, p. 447). |
|