Alle de brieven. Deel 15: 1704-1707
(1999)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| |||
Korte inhoud:Terugwinnen van zilver uit stukjes huid van L.'s eigen vingers, die door aanraking met koningswater zwart geworden waren. Behandeling van een opengesneden eeltplek met vitriool en sterk water. | |||
Figuren:De oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. In de Philosophical TransactionsGa naar margenoot+ hebben de fig. 1 en 2 de nummers 6 en 7. | |||
Opmerkingen:In het archief van de Royal Society te Londen bevindt zich een Engelse vertaling van de brief door John Chamberlayne (RS, MS 2040, Early Letters L.3.75; 2 foliobladzijden). Op het omslag hiervan staat For Dr Sloane, terwijl onderaan staat geschreven You shall have tother letter next week. J.Ch. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 21 maart 1704/1705 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 68). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 249 van 22 juli 1704, in dit deel. | |||
Letter No. 254
| |||
Published in:
| |||
Summary:Recovering silver from little pieces of skin from L.'s own fingers, which had been blackened through contact with aqua regia. Treatment of a callous spot, which had been cut open, with vitriol and aqua fortis. | |||
Figures:Ga naar margenoot+The original drawings are lost. In the Philosophical Transactions the figs 1 and 2 have the numbers 6 and 7. | |||
Remarks:In the archives of the Royal Society in London an English translation of the letter by John Chamberlayne is to be found (RS, MS 2040, Early Letters L.3.75; 2 folios). On its cover is written: For Dr. Sloane, whereas at the bottom is written: You shall have tother letter next week. J.Ch. The letter was read in the meeting of the Royal Society of 21 March 1704/1705 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 68). For the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 249 of 22 July 1704, in this volume. | |||
Delft in Holland den 3e Maart 1705.
Aan de Hoog Edele Heeren
Ik hebbe de Brief, die UE. Hoog Edele Heeren, de Heer SecretarisGa naar voetnoot2 geordonneert hadde van dato den 2e Februarij aan mij te schrijvenGa naar voetnoot3, ontfangen, waar in gesien, datGa naar voetnoot4 mijne Brieven int Engels hadde laten over setten, ende datGa naar voetnoot4 deselve met groot plaijsier hadde hooren lesen, dat mij aangenaam was te verstaan, met bij voeginge, dat mij een lang leven en gesontheijt was toe wensende. Ik blijve ten hoogsten dankbaar voor die segeninge wenschinge, en wensche UE. Hoog Edele Heeren, het selvige toe, en bequaamheijt te hebben, om dienst te konnen doen. Ik hebbe het maaksel (na mijne geringe vermogen) ontrent eenigeGa naar voetnoot5 Basten van Boomen, ende ook wel vande Caneel, ende kurk, dat mede Basten sijn, laten af teijkenen, die ik eer lang UE. Hoog Edele sal laten toe komenGa naar voetnoot6, ende eerst dese mijne geringe waar nemingen, laten voor af gaan, die dese volgende sijn. Ga naar margenoot+Ik hebbe eenige maanden geleden, alsoo ik doen ter tijd maar 4 oncenGa naar voetnoot7 MixtumGa naar voetnoot8 hadde, selver in scheijwaterGa naar voetnoot9 gestelt, ende het scheijwater geplaast op warm sand, en alsoo een fout in het glas was, is daar op gevolgt een schuurGa naar voetnoot10, waar door een gedeelte van het stark water, dat met silver beladen wasGa naar voetnoot11, in het sand geloopenGa naar voetnoot12; en of ik ook gout verloren heb, dat is mij onbekent. | |||
Delft in Holland, the 3rd of March 1705.
To the Very Noble Sirs,
I have received the letter which Your Honours had ordered the SecretaryGa naar voetnoot2 to write to me on the 2nd of FebruaryGa naar voetnoot3, and I saw in it that you had had my letters translated into English and that you had heard them read with great pleasure, which I was pleased to learn, and that you added wishes for a long life and good health. I am highly grateful for those wishes, and I wish Your Honours the same and that I may be able to serve you. I have had drawings made (according to my modest ability) of the structure of the barks of some trees, and also of cinnamon and cork, which are also barks of trees, which drawings I will send you before longGa naar voetnoot4. And I will first send you my present modest observations, which are as follows. Ga naar margenoot+Some months ago, since at that time I had only 4 ouncesGa naar voetnoot5 of mixtumGa naar voetnoot6, I put silver in aqua regia, and placed the aqua regia on warm sand; and since there was a fault in the glass, a crack resulted, in consequence of which some of the aqua fortis, in which silver had dissolved, flowed into the sand, and I do not know whether I also lost gold. | |||
Ga naar margenoot+Dit zand soo verre als het nat was, hebbe ik weder bij een gebragt, en al hoe wel ik mij tragte te wagten, dat het natte zand nietGa naar voetnoot13 aan mijn handen quam, soo sag ik egterGa naar voetnoot14 kort daar aan dat verscheijde van mijn vingers besmetGa naar voetnoot15 waren, soo danig, dat met het bloote oog te beschouwenGa naar voetnoot16, eenige verandering aan de huijt te bekennen was, en alsoo dit inden avond was, soo reijnigden ik mijn handen in gemeen waterGa naar voetnoot17, en ik sag des anderen daags, dat het voorste van meest alle mijn vingers swart waren, ende dat dese swartigheijt op eenige plaatsenGa naar voetnoot18, en alsooGa naar voetnoot19 voor die tijd, mijn vingers wel meer malen wat besmet hadden geweest, met dier gelijke water, maar dit was in mijn oog te fel. Ik nam dan volgens de lesseGa naar voetnoot20 van Chir:Ga naar voetnoot21Ga naar voetnoota versche Booter, om de swartigheijt van mijne hand en vingers te hebben, en hoe stark ik mijne handen en vingers met de geseijde Booter door een vrong, soo konde ik geen de minste verandering gewaar werden, en dit vervolgden ik met zeep, maar al mede te vergeefs. Ik sleep mijn duijm op een slijp-steen, met water en sand, dat wel een weijnig de swartigheijt verminderde, maar al mede te vergeefs. Den derden dag, met aandagt mijn swarte vingers aan siende, nam ik voorGa naar voetnoot22 eenige dunne schibbetjensGa naar voetnoot23 vande huijt te snijden, om te ondersoeken of ik geen silver uijt de af gesnedene huijt, soo danig bij een soude konnen versamelen, dat men het silver soude komen te sien. | |||
Ga naar margenoot+I collected this sand again in so far as it was wet, and although I took care that the wet sand should not get on my hands, yet I saw shortly afterwards that several of my fingers were so stained that, when observed with the naked eye, some change could be perceived on the skin, and since this was in the evening, I cleaned my hands in common water. And the next day I saw that the tips of most of my fingers were black and that this blackness [was intense]Ga naar voetnoot7 in some places. And since before that time my fingers had been somewhat stained several times with such water, but this was too glaring in my viewGa naar voetnoot8. According to the advice of Chir:Ga naar voetnoot9 I then took fresh butter to remove the blackness from my hand and fingers, and however hard I rubbed my hands and fingers with the said butter, I could not perceive the least change, and I continued to do the same with soap, but also without avail. I rubbed my thumb on a whetstone with water and sand, which indeed reduced the blackness a little, but still in vain. On the third day, looking attentively at my black fingers, resolved to cut a few thin scales from the skin, in order to find out whether from the cut-off skin I should not be able to collect so much silver that one would be able to see the silver. | |||
Ik snede dan kleijne deelen, met een scharp mesje vande huijt, sonder datter eenige de minste bloet stortinge op volgde, en welke stukjens vande huijt, geen vierde deel van een Nagel groote waren uijt makende, en ik leijde deselve op een houts-kool die bij de gout en silver smeden in gebruijk sijn, en ik quam met een kleijne straal vuijrs, voortkomende uijt een gemene Kaars, door behulp van een blaaspijp, ende dat seer seedigGa naar voetnoot24, op de kleijne af gesnede deeltjens vande huijt, die aanstonts met veele lugt belletjens stond en kookteGa naar voetnoot25, en eijntelijk wat meerder vuijr daar bij brengende, verbrande de huijt deelen, ende de silver deeltjens, waar mede de stukjens huijt hadde beset geweest, bleven leggen, en smolten in ronde bolletjens, tot soo verre, datmen konde oordeelen, dat duijsent vande kleijnste, geen een groot bolletje konden uijt maken, en als men eenige vande grootste naeuwkeurig beschouwde, konde men sien, dat deselve uijt veele kleijne bolletjens waren bestaande, dat veroorsaakt was, om dat het vuijr niet soo stark was geweest, dat het tot een volkome ronte was gesmoltenGa naar voetnoot26; Dese verhaalde silver bolletjens waren met den anderenGa naar voetnoot27 soo groot niet, dat ze met mijn bloote oog, te bekennen waren. Dit verhaalde stelde ik den vierden dag, na dat mijn handen besmet wierden weder int werk, ende dat met deselve uijtkomst. Ik bragt voor twee bijsondereGa naar voetnoot28 vergroot glasen, de verhaalde silvere bolletjens om deselve aan eenige liefhebbers te laten sien, en om met deselve te raljerenGa naar voetnoot29, en te seggen, dat ik silver van mijn huijt konde te voorschijn brengen, dog dat het hier mede toe gaat, gelijk het door gaansGa naar voetnoot30 met de stof scheijdersGa naar voetnoot31 is, gout en silver te halenGa naar voetnoot32, uijt een stoffe daar het in is, maar gout ofte silver te doen voort komenGa naar voetnoot33 ofte te doen vermeerderen, en vind bij mij geen geloof. | |||
I then cut with a sharp knife some small bits from the skin without the least blood being shed; these pieces of the skin were less than one fourth the size of a nail. I put them on charcoal as used by gold-smiths and silver-smiths, and I applied a small jet of fire, from a common candle, by means of a blow-pipe, and this very cautiously, to the small cut-off parts of the skin, which at once boiled with many air-bubbles. And when at last I applied somewhat more fire, the parts of the skin were burned, and the silver particles with which the parts of the skin had been covered were left and melted into round globules to such an extent that one could judge that a thousand of the smallest could not form one large globule. And if one observed some of the largest ones attentively, one could see that they consisted of many small globules, which was due to the fact that the fire had not been so strong that it had melted to a perfect roundnessGa naar voetnoot10. These said silver globules were together not so large that they could be discerned with the naked eye. I repeated this process again on the fourth day, after my hands had become stained, and that with the same result. I put before two different magnifying glasses the said silver globules, in order to show them to some amateurs and to jest with them and say that I could produce silver out of my skin. But this is as always with the alchemists, who produce gold and silver from a substance in which it is contained, but it finds no credit with me that they should produce gold or silver from nothing or increase their amount. | |||
Ga naar margenoot+Wanneer ik de hier vooren verhaalde silver deeltjens door het Vergroot glas, aan een gout, en silver smit, hadde laten sien, vondenGa naar voetnoot34 daar in soo een behagen, dat ik deselve hebbe laten af teijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 1. ABCDEFGHI.Ga naar voetnoot35 vertoont de hier vooren verhaalde silver bolletjens door het Vergroot glas te beschouwenGa naar voetnoot16, soo als deselve in het smelten aan den anderenGa naar voetnoot27 sijn vereenigt, waar aan blijkt, dat het vuijr soo heet niet en is geweest, dat deselve tot een bolletje sijn te samen gevloeijt, en na mijn oordeel sullen ze met den anderen geen grof zandGa naar voetnoot36 in groote konnen uijt maken. Ga naar margenoot+Fig: 2. KLMNOPQ.Ga naar voetnoot37 verbeeld mede eenige bolletjens silver, die dusGa naar voetnoot38 door het vuijr bij den anderen waren gesmolten, die mede voortkomen uijt een stukje vande huijt van mijn voorste vinger, dat mede niet grooter was als een vierde deel van mijn nagel. Het rondagtige deel met KLM aan gewesen, was met seer veel kleijne ronde bolletjens beset, die ijder wel gesmolten waren, dog soo verre niet, dat ze volkome aan deselveGa naar voetnoot39 waren vereenigt. Ga naar margenoot+Terwijl datGa naar voetnoot40 ik van stark water, dat met silver beladen was, hebbe gesprooke, kan ik bij dese gelegentheijt, niet na laten te seggen, dat eenige tijd geleden, mijn middelste vinger daarGa naar voetnoot41 de schrijfpenne tegen aan komt, een verheventheijt van de huijt hebbeGa naar voetnoot42 gehad, die mij veeltijts met een weijnig op de geseijde plaats te drukken, pijn verwekte, soo dat ik genoot saakt was, om de ses ofte agt dagen, met een mesje, de verheventheijt af te snijden, en alsoo ik geen andere gedagten hadde, of daar stak op die plaats een stukje glas inde huijt, gelijk mij daar te vooren op een andere plaats inde huijt was te vooren gekomenGa naar voetnoot43, dierhalvenGa naar voetnoot44 opende ik aldaar verscheijde reijsen de huijt, dog hoe diep ik met de Naalde vroete, ende dat door gaansGa naar voetnoot45 tot bloede toe, soo en konde ik geen glas ontdekken, eijntelijk hebbe ik, na dat ik de verhevene huijt hadde af gesneden, die plaats met het Vergrootglas beschouwt, ende waar genomen, datter een kleijne rondigheijt inde af gesnedene huijt was, die ik doen met een scharpe naalde rondomme soo veel los maakte, als het mij doenlijk was, ende het selvige met een spits tangetje vattende, trok ik een lang deeltje uijt de huijt, dat vande dikte was als een dunne spelde, en ontrent tien maal soo lang, als den diameter was, loopende aan het eijnde seer spits toe, hebbende aan het eijnde, eenige kleijne veseltjens, of aderkens, waar uijt ik mij in beeldeGa naar voetnoot46, dat het groot gemaakt wasGa naar voetnoot47. | |||
Ga naar margenoot+When I had shown the aforesaid silver particles through a magnifying glass to a gold-smith and a silver-smith, they were so pleased with it that I ordered these particles to be drawn. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABCDEFGHIGa naar voetnoot11 shows the above-mentioned silver globules as seen through the magnifying glass, such as they are united with each other in the melting process, from which it appears that the fire had not been so hot that they flowed together to form one globule, and in my opinion they cannot form with each other a globule the size of a coarse grain of sandGa naar voetnoot12. Ga naar margenoot+Fig. 2. KLMNOPQGa naar voetnoot13 also represents some globules of silver which had been melted together by the fire and which also came from a small piece of the skin of my forefinger, which piece again was no larger than one fourth of my nail. The roundish part designated by KLM was covered with a great many small round globules, each of which had indeed melted, but not so much that they had been united completely therewith. Ga naar margenoot+Now that I have spoken of aqua fortis which was saturated with silver, I cannot omit to say on this occasion that some time ago my middle finger, in the place where my pen rests against it, had a protuberance of the skin, which often hurt me when I pressed a little on the said place, so that I was obliged to cut off the protuberance with a knife every six or eight days. And since I had no other thought but a bit of glass stuck in the skin in that place, as had happened to me before in another place in the skin, I opened the skin there several times, but however deep I scratched with the needle and that each time till the blood came, I could not discover any glass. At last, after having cut off the protuberance, I observed that place with the magnifying glass and saw that there was a small hollow in the cut-off skin, which I then loosened all around with a sharp needle as well as I could. And seizing this with tapering tweezers, I pulled from the skin a long particle the thickness of a thin pin and about ten times longer than its diameter, tapering very much towards the end and having at the end some small fibres or veins, from which I thought it had grownGa naar voetnoot14. | |||
Ga naar margenoot+Inde holligheijt vande huijt, waar uijt het geseijde doorns gewijse deel was gekomen, drukte ik een stukje roomze VitrioolGa naar voetnoot48, en doen bragt ik een seer weijnig water op de Vitriol, op dat ze soude smelten, ende de sprankjens waar uijt het doorns gewijse deel voort quam, zoude als doot bijten; en al hoe wel ik soo danig doen verscheijde malen her vatten, soo groeijden het in korte dagen weder. Ga naar margenoot+Hier op nam ik Aqua fort, die ik met een kleijn droppeltje op deGa naar voetnoota openheijt vande huijt bragt, en soo ras was de Aqua fort, niet op de huijt gekomen, of deselve stond, als of kookteGa naar voetnoot49, dat was datterGa naar voetnoot50 veel lugt belletjens gemaakt wierden; en als nu het Aqua fort aan de gevoelige deelen vande huijt quam, verwekte die pijn, dat ik een weijnig tijd verdroeg, en doen goot ik gemeenGa naar voetnoot51 water op de vinger, om het stark water te verswakken; dog kort daar aan was het doorns gewijse deel weder toe genomen, als vooren. Ik nam voor een tweede maal Aqua fort, en ik liet het selvige soo lang op de huijt leggen, tot dat ik veel meerder smert gevoelde, als daar te vooren, en sedert die tijd en hebbe ik geen meerder aan groeijinge vernomen. Afbreekende blijve onder desGa naar voetnoot52.
Hare Hoog Edele Heeren Ootmoedige Dienaar
Ik hebbe op mijn ComptoirGa naar voetnoot53 een lindenGa naar voetnoot54 Hand-doek, die ontrent een schelling grooteGa naar voetnoot55 met Aqua fort dat met silver beladen wasGa naar voetnoot56, en swartagtig was geworden. Na dat desen Hand doek wel ses maal gewassen ende te bleijken gelegenGa naar voetnoot57, snijde ik de swartagtigheijt uijt deselve, en ik verbrant het lijn waat op een stukje Houts kool, en het over geblevene door het Vergrootglas beschouwende, bestond uijt wel duijsent bolletjens silver van uijt nemende kleijnheijt. | |||
Ga naar margenoot+Into the hollow of the skin from which the said thorn-like particle had come I thrust a small piece of vitriolGa naar voetnoot15 and then I added a very small amount of water to the vitriol, in order that it might melt and might kill the sprigs from which the thorn-like particle came. And although I repeated this process several times, it grew again in a few days. Ga naar margenoot+After this I took aqua fortis, of which I applied a small drop on the open part of the skin, and as soon as the aqua fortis had reached the skin, it was boiling as it were. That was because many air-bubbles were formed. And when the aqua fortis now touched the sensitive parts of the skin, this hurt, which I bore a short time, and then I poured common water on the finger in order to dilute the aqua fortis. But shortly afterwards the horn-like particle had grown again, as before. I took aqua fortis a second time and I left it lying on the skin until I felt much greater pain than before, and since that time I have not perceived any more growth. Concluding, I remain meanwhileGa naar voetnoot16
Your Very Noble Sirs' humble servant
I have in my studyGa naar voetnoot17 a linen towel which had become stained in a spot about the size of a shillingGa naar voetnoot18 by aqua fortis in which silver had been dissolved and had become blackish. After this towel had been washed at least six times and laid to bleach, I cut the black spot out of it and I burned the linen on a piece of charcoal; and when I observed the remnant through the magnifying glass, it consisted of at least a thousand silver globules which were extremely small. |
|