Alle de brieven. Deel 11: 1695-1696
(1983)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| |||||
Korte inhoud:Analyse van een mineraal uit Tartarije door smelting. Hoe goud en zilver reeds bij de schepping terechtgekomen zijn in een mineraal uit een Sumatraanse mijn. Over het toenemen van metalen in ertsen door opstijgende dampen vanuit de aarde. Mieren steken met een angel en niet met hun mond; lakdeeltjes op een boom zijn van de boom zelf afkomstig en niet van mieren. | |||||
Figuren:De vier figuren (A-D) bevinden zich op de plaat behorende bij Brief 168 [101] van 10 juli 1696, in dit deel. In A tegenover blz. 267, in C tegenover blz. 124. | |||||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is die van uitgave A. | |||||
Letter No. 167 [100]
| |||||
Published in:
| |||||
Summary:Analysis of a mineral from Tartary by melting. How gold and silver already got into a mineral from a Sumatran mine during the creation of the earth. About the increase of metals in ores owing to vapours forced up from the earth. Ants sting with a sting, not with their mouth; lacquer particles on a tree originate from the tree itself, not from ants. | |||||
Figures:The four figures (A-D) are to be found on the plate belonging to Letter 168 [101] of 10 July 1696, in the present volume. In A: facing p. 267, in C: facing p. 124. | |||||
Remark:The text as here printed is that of edition A. | |||||
Delft den 6. Iuly 1696.
Wel Edele Gestrenge Heere.Ga naar voetnoot1)
Ik hebbe UE. Wel Ed: gestrenge Heere zyne aangenameGa naar voetnoot2), nevens het Minerael, daar gesegt werd dat loot, silver, en gout in is, en welke ontrent den oorspronk der groote Rivier Amur, by de stad MersenskoyGa naar voetnoot3) uit het midden van Tartarie gegraven werd, en welke plaats ik in UE wel Ed: gestr: Heere sijne gemaakte kaart, waar over de geheele werelt verpligt is, wel gevonden hebbe, ik blyve over het present soo van de kaart, als van het Mineraal seer verpligt. Ga naar margenoot+Wanneer ik het Mineraal hadde ontstukken geklooft, en door het vergrootglas beschouwde, oordeelde ik dat in het selvige veel Antimoni was, en met het bloote oog, oordeelde ik uit de roest Couleur, datter yser in was. Dog ik hebbe geen ofte seer weynig Antimoni konnen ontdekken, en nog minder scheen het my toe datter eenige yseragtige stoffe in was. Als ik nu het Mineraal by een stark vuyr bragt, sag ik met verwondering dat het aanstonts begon te smelten, ende dat inde smeltinge een groote quantiteit lugt bellen te voorschyn quamen, even als of wy ons inbeelden te sien, dat eenig taey speekzel op een heet yser wierde geworpen: In welk doen veel kleyne lootdeeltgens quamen te smelten, ende te samen liepen, die ik kout geworden zynde, dan met een Mesje door snede, en die door het vergroot-glas besigtigende, en konde ik geen andere als lootdeelen bekennen. Als ook meede stremden eenige glas deelen te samen. Vorders heb ik een weynig Mineraal in een kleyn glase retortge gedaan, waar in noit eenige vogt of droge stoffe geweest was, ende dat glas by soo een stark vuyr gebragt, dat het glas begon te smelten, omme was het mogelyk te ontdekken, wat bysondereGa naar voetnoot4) deelen door het vuyr van het Mineraal souden afgedrevenGa naar voetnoot5) werden. In dit doen sag ik dat de glasagtige deelen, die in dit Mineraal quamen te smelten, aan het glase retortge vereenigden, dat my vreemt voor quam, om dat het vuyr niet starker was, als dat het retortge even begon te smelten. | |||||
Delft, the 6th of July 1696.
Right Honourable SirGa naar voetnoot1).
I have received Your Honour's welcome letter as well as the Mineral in which there is said to be lead, silver, and gold, and which was dug up near the source of the big River Amur, near the City of MersenskoyGa naar voetnoot2) in the centre of Tartary, which city I have found on the map made by Your Honour, for which the whole world is obliged to you. I am very grateful for the present of the map as well as of the Mineral. Ga naar margenoot+When I had cleft the Mineral to pieces and examined it through the magnifying glass, I judged that there was much Antimony in it and with the naked eye I judged from the rust Colour that there was iron in it. But I have not been able to detect any Antimony, or only very little, and it appeared even less so to me that there was any iron-like substance in it. Now when I brought the Mineral near a strong fire, I saw with astonishment that it began at once to melt, and that during this melting a large quantity of air bubbles appeared, as if we saw some tough spittle thrown on a hot [piece of] iron. And in this process many small lead particles melted and coalesced, which when they had cooled, I cut through with a knife, and when I inspected them through the magnifying glass, I could detect none but lead particles. At the same time some glass particles coalesced. I further put a little [of the] Mineral in a small glass retort in which there had never been any moisture or dry substance, and brought that glass near so strong a fire that the glass began to melt, this in order to discover, if possible, what different particles would be expelled from the Mineral by the fire. In this process I saw that the glass-like particles, which melted in this Mineral, combined with the glass retort, which appeared strange to me, because the fire was no stronger than caused the retort just to melt. | |||||
Ga naar margenoot+Ik nam ook waar dat door het vuyr van het Mineraal, een seer helder water, of geestGa naar voetnoot6), wierde af gedreven. In welke vogt ik vernamGa naar voetnoot7) dat eenige zoutdeelen te samen stremdenGa naar voetnoot8), na dat dese af gedrevene vogtige stoffe eenige uren hadde gestaan. Ik nam op nieuw een andere glase retort, om de af te dryvene geest, van de het geseide Mineraal meerder by een te versamelen, ende op de zout deelen daar uit voortkomende, meerder agt te slaan. Dese afgedrevene geest, ley ik des avonts op een suyver glas, op myn comptoirGa naar voetnoot9), en sag des anderen daags 's mergens, dat seer naGa naar voetnoot10) alle de vogt was weg gewasemt, ende dat de zout deelen die daar lagen, voor het meerendeel soo irregulier waren te samen gestremtGa naar voetnoot11), even als of wy inde winter, wanneer het vriesend weer is, de vogtige dampen, die als dan binnens huys tegens de glasen stremmen, bevroren sagen, soo dat ik op weinige plaatsen maar van eenige zout deelen, de nette FiguurGa naar voetnoot12) konde bekennen. Ik liet over de verhaalde te samen gestremde zout deelen agt â tien maal, en dat kort agter den anderenGa naar voetnoot13), myn adem gaan, door welke warme vogt die uit myn mond quam, en met het gestremde zout vermengde, het selvige voor het meerendeel in een waterige vogt veranderde, en soo aanstonts, als ik dit verrigt hadde, bragt ik de geseide vogt voor het vergroot-glas, en bleef star oogenGa naar voetnoot14) op de vogtige stoffe, die in korte tyd weder weg wasemde, en op nieuw zout deelen te voor schynGa naar margenoot+ quamen, daar onder veel nette vier zydige Figuuren als A: B. ende CGa naar voetnoot15) die alle regte hoeken hadden; maar deselvige en hielden niet lang die nettigheitGa naar voetnoot16), om dat dier gelyke Figuuren op, en nevens de eerst geseide zout deelen die kleynder waren, gemaakt wierden. Als ook mede sag ik vier zydige zout figuren, die geen regte hoeken hadde, alsGa naar margenoot+ met D. werden aangewesen, dog dese laatste waaren seer weinig in getal. Ik sag ook uitnemende veel seer kleyne deeltgens leggen, op die deelen van het glas, daar de verhaalde geest maar soo dun hadde gelegen, datGa naar voetnoot17) maar even over het glas hadde geloopen, en alsoo die deeltgens haar Figuur met het vergroot-glas, dat ik was gebruykende, niet te bekennen warenGa naar voetnoot18), nam ik een meerder vergrootende glas, en sag doen, dat die deeltgens die nog wat in groote boven andere | |||||
Ga naar margenoot+I also observed that a very transparent water or volatile substance was expelled from the mineral by the fire. In this moisture I observed that some salt particles coalesced after this expelled moisture had stood for some hours. I again took another glass retort in order to collect more of the volatile substance to be expelled from the said Mineral and to study the salt particles coming therefrom the better. In the evening I placed this expelled volatile substance on a clean glass disk in my studyGa naar voetnoot3) and saw the next morning that practically all the moisture had evaporated and that the salt particles lying there had largely coalesced as irregularly as when in winter, during frosty weather, we see the moist vapours then condensing within doors against the windows frozen, so that I could detect the exact Shape of some salt particles only in a few places. I blew my breath eight or ten times, shortly after each other, over the said coalesced salt particles, by which warm moisture coming out of my mouth and mixing with the coalesced salt it was largely changed into an aqueous moisture. And immediately after I had done this, I placed the said moisture before the magnifying glass and continued to look sharply at the moist substance, which evaporated again in a short time, upon which there again appeared salt particles,Ga naar margenoot+ including many exactly quadrilateral Figures like A, B, and CGa naar voetnoot4), all of which had right angles. But they did not keep this exact shape for long, because similar figures were formed upon and beside the first-mentioned salt particles, which were smaller. Ga naar margenoot+I also saw quadrilateral salt figures not having right angles, as denoted by D, but these latter were very few in number. I also saw exceedingly many tiny particles lying on those parts of the glass where the aforesaid volatile substance had lain in so thin a layer that it had only just flown over the glass, and as the Shape of those particles could not be recognized by means of the magnifying glass I was using, I took a glass of greater magnifying power and then saw that those particles whose size exceeded that of | |||||
uitstaken, mede vier zydige Figuuren hadden, waar uit ik een besluyt maakteGa naar voetnoot19), dat die kleyne deeltgens mede van de geseide maaksels waren, en soo sulks waar was, soo souden die kleyne zout deelen soo kleyn zyn, dat duysent millioenen te samen, zoo groot niet zouden zyn, datGa naar voetnoot20) een grof zandGa naar voetnoot21) in grootte zouden konnen uit maken. Ga naar margenoot+Ik hebbe ook verscheide maalen door het vergroot-glas beschout, het Mineraal dat op Sumatra gegraven werd, en welk Mineraal geen andere Metallen in heeft, dan Gout en Zilver, en mede vernomenGa naar voetnoot22), dat door het vuyr een klare geestGa naar voetnoot23) werd af gedreven, die ook beladen is met zout, en zoo heb ik ook gesien in het zilver Mineraal dat in America valtGa naar voetnoot24), dat zeer ryk van zilver was, maar ik hebbe geen aantekeninge daar van gehouden. Ga naar margenoot+My is veel maalen gevraagt, wat gevoelen ik hadde ontrent de MetallenGa naar voetnoot25) die in de mynen zyn, en of die nog daaglyks niet en waren toe nemende, gelijk veele sustineren. Op dese vrage hebbe ik my selden willen uyten, wantGa naar voetnoot26) als ik veel malen het Mineraal, dat seer hard, en meest doorgaansGa naar voetnoot27) seer vast van steen is, en waar van ik een groote quantiteit ben magtig geweest, en welke steen by my veel maal is doorklooft, om het gout, ende silver, door het vergroot-glas daar in te ontdekken; soo hebbe ik doorgaansGa naar voetnoot28) gesien, dat het gout en silver, in soo kleyne deelen, van den anderen gesepareert lagenGa naar voetnoot29), even als of wy eenige zand deeltgens verspreyt op een tafel wierpen, en welke gout en silver deelen niet grooter door het vergroot-glas my voor quamen, als het gemeen zandGa naar voetnoot30) in onse bloote oogen is. Ook is het my wel te vooren gekomenGa naar voetnoot31), datGa naar voetnoot32) in soo verhaalde harde steen een holligheyt sag, waar in ik geen de minste metaal deelen konden ontdekken, maar sag wel in de selvige eenige Cristalline deeltgens te samen gestremt, hoe wel yder deeltge niet grooter was als een grof zandGa naar voetnoot21) is, hebbende de gedaante door het | |||||
the others a little also had quadrilateral Figures, from which I concluded that those small particles also had the said structure. And if this were true, those small salt particles would be so small that a thousand million of them together would not be so large that they could constitute a coarse grain of sand as to its sizeGa naar voetnoot5). Ga naar margenoot+I also examined several times through the magnifying glass the Mineral which is dug up in Sumatra and which contains no other Metals but Gold and Silver, and I again found that by the fire a transparent volatile substance was expelled, which is also laden with saltGa naar voetnoot6). And I have seen the same in the silver Mineral occurring in America, which was very rich in silver, but I have not kept any notes of this. Ga naar margenoot+I have frequently been asked what was my opinion about the MetalsGa naar voetnoot7) which are in the mines, and whether they are not increasing daily, as many people sustain. I was rarely willing to answer this question; forGa naar voetnoot8) frequently, when I [examined] the Mineral, which is very hard and usually consists of very solid rock, and of which I had a large quantity in my possession and which rock has often been cleft by me in order to detect the gold and the silver therein by means of the magnifying glass, I always saw that such small particles of gold and silver lay separated from each other as if we scattered some sand particles on a table, and these gold and silver particles appeared no bigger to me through the magnifying glass than a common grain of sandGa naar voetnoot9) is to the naked eye. It also happened that in such a hard rock I saw a cavity in which I could not detect any metal particles at all, but I did see therein some crystalline particles that had coalesced, though each particle was no bigger than a coarse grain of sand, | |||||
vergroot-glas te beschouwen, even als of wy met onse bloote oogen stukken berg Cristal, die aan malkanderen vast waren, soo met der selver zyden, punten, als andersGa naar voetnoot33) sagen, stekende yder deeltge boven den anderen in grootte uit, dat geen onaangenaam gesigt verwekte. Als mede vernam ik ook wel inde steen eenige plaatzen die sagt waren, maar alsoo ik nog inde holligheden, nog inde sagte deelen vande steen, geen de minste gout of zilverdeelen en hebbe konnen ontdekken, beelde ik my inGa naar voetnoot34), dat de gout en silver deeltgens, niet van tyd tot tydGa naar voetnoot35) in de steen door onder aardsche dampen waren opgehevenGa naar voetnoot36), en te samen gestremt, maar dat die gout en silver deelen van den beginneGa naar voetnoot37) aldaar gemaakt waren. Ga naar margenoot+Wanneer wy nu het silver Mineraal dat seer ryk van silver is, dat uit America voor wat raarsGa naar voetnoot38) tot ons gebragt werd, beschouwen, als het ontstukken geklooft is, en waarnemen wat al groote stukjens silverdeelen in die vaste steen by den anderenGa naar voetnoot13) leggen, boven een groote meenigte seer kleine silver deeltgens, die ons bloote oog om der selver kleynte ontwyken, en welke zilver deelen (soo het ons toeschynt) wel de helft van de grootte van de steen komen uit te maken, ende daar benevens dan komen te sien, dat soodanige harde steen, in 't minste niet gescheurt, maar in zyn geheel is, soo moetenwe al weder besluyten, dat het zilver in soodanige steenen van den beginneGa naar voetnoot37) zy geweest; want hoe konnen we begrypen, dat de Metallen in soo een groote meenigte tusschen de vaste steendeelen konnen in dringen, en de steen in sijn geheel laten. Ik beeld my inGa naar voetnoot34), soo het mogelyk waar, dat soo veele Metal deelen in een vaste steen wierden in gestooten, als wy komen te sien, dat soodanige steenen van den anderen souden verbryselenGa naar voetnoot39). Ik hebbe ook in verscheide steenen het gout met sulke brokjens wel sien leggen, als groote sandenGa naar voetnoot40), en ook veel grooter, sonder dat ik daar ontrentGa naar voetnoot41) door het vergroot-glas eenige de minste teiken van andere goutdeelen konde ontdekken, soo dat ik my wel in beeldeGa naar voetnoot42) dat soodanige goutdeelen met menschen handen inde steen waren ingedreven, maar als ik die steenen quam te doorkloven, vond ik in de doorkloofde steen mede soo verhaalde gout deelen, soo dat ik al weder een besluyt maakteGa naar voetnoot19), dat deselve deelen al van den beginneGa naar voetnoot37) in die steenen hadden geweest. Als ik de grootste stukjens silver, uit het ryke Mineraal dat in Amerika valtGa naar voetnoot24), voor het vergroot-glas stelde, en met aandagt besag, dat eenige bladers gewyse | |||||
which appeared through the magnifying glass as if we saw with the naked eye pieces of rock-Crystal attached to each other, both with their sides, points, and otherwise, each particle exceeding the other in size, which provided a not unpleasant spectacle. Further I also found sometimes in the rock some places which were soft, but as I have not been able to detect any gold or silver particles at all, either in the cavities or in the soft parts of the rock, I am of opinion that the gold and silver particles had not been forced up gradually in the rock by subterranean vapours and coalesced, but that those gold and silver particles had been formed there from the beginning. Ga naar margenoot+If we now examine the silver Mineral very rich in silver which is brought to us from America as something curious, when it has been cleft to pieces, and observe how many large bits of silver particles lie together in that solid rock over and above a great multitude of tiny silver particles which escape the naked eye because of their smallness, and which silver particles (as it seems to us) constitute at least half the volume of the rock, and when in addition we see that this hard rock is not in the least torn up, but is intact, we are bound to conclude again that the silver has been in such rocks form the beginning. For how else can we understand that the Metals can penetrate in so great a multitude among the solid parts of the rock and [yet] leave the rock intact? I am of opinion, if it were possible that so many Metal particles were forced into a rock as we see, that these rocks would burst into small pieces. In several rocks I also saw the gold lying in bits the size of large grains of sandGa naar voetnoot10), and even much bigger, without my being able to detect through the magnifying glass any signs at all of other gold particles in the neighbourhood, so that I began to think that these gold particles had been forced into the rock by human hands. But when I cleft those rocks, I also found such gold particles in the cleft rock, so that I again concluded that these particles had already been in those rocks from the beginning. When I placed the largest bits of silver from the rich Mineral occurring in America before the magnifying glass and, looking attentively, saw that some of | |||||
takjens hadden, ende dat die deeltjens weder kleyne punctige of doorns gewyse uitsteekseltgens hadden, ende dat yder silverdeeltge van een bysonderGa naar voetnoot4) maaksel was, moest ik besluyten, dat in den beginneGa naar voetnoot43), als soodaanige steendeelen te samen gevoegt wierden, veele silverdeeltgens van verscheide grootheden onder de steendeelen waren vermengt geweest, ende dat de steendeelen op die tyd wat styver zynde dan het zilver, de silverdeelen soo waren gedrukt, dat deselvige soo veele bysondere Figuuren hadden aangenomen, als wy die nu komen te sien en als wy dan de steen beschouwden, daar we de zilverdeelen hadden uitgenomen, zagen we dat de Figuur die het zilver hadde, ook inde steen was ingedrukt; en onmogelyk, stel ik vastGa naar voetnoot44), en konnen de opgeheveneGa naar voetnoot36) zilverdeelen zoo veel kragt hebben, datze indrukzels als het zilver heeft, in de vaste steen konnen te weeg brengen; en als we hier by doen, dat ten tyde als de zilver en steendeelen zyn te samen gesteltGa naar voetnoot45), de steendeelen ook buygzaam zyn geweest; soo konnen we zeer ligt bevatten, dat de steendeelen ook moeten geweken hebben, voor de zilver-deelen. Dog ik wil niet ontkennen, datter doorgaansGa naar voetnoot46) met het op voeren van dampen Metallen opgevoert werden, die in een minder bewegingeGa naar voetnoot47) tusschen de steendeelen of Aerde komen te stremmen, om dat wy weeten, dat wanneer men stark water, dat met zilver beladen isGa naar voetnoot48), door een stark vuyr, het stark water van het silver af dryft, dat in sulk doen, het afdryvende water eenig zilver om hoog voert, en welk zilver in een minder beweginge weder te samen stremt, ende dat men soodanige Metallen, die met onder aardsche dampen op gevoert werden, niet met seer kleine deeltgens sal verspreyt vinden in vaste steenen, maar dat die Aders gewyse tusschen de harde steenen sullen geplaatst zyn, om dat ik my in beeld, dat in alle steen bergen de opgehevene dampen, op de eene plaats inde selve veel gemakkelyker konnen doordringen als op de andere, om dat de selve niet doorgaansGa naar voetnoot46) even hard van steen sijn. Ik ben eens eenige weynige pondenGa naar voetnoot49) Mineraal magtig geweest, die een swarte aarde in 't oog scheen, en welk Mineraal ongemeen ryk van gout en zilver was. Uit welke Aerde of Mineraal ik voor het vergroot-glas stelde stukjens metaal, dat uit gout en zilverdeelen bestond, die soo groot waren als gemene zandenGa naar voetnoot50), waar van eenige ses zydig waren, met zoodanige netteGa naar voetnoot51) hoeken en eenige gladde zyden, als of deselvige geslepen waren geweest; een andere zyde was wel met uit, en inwendige bogten, maar egterGa naar voetnoot52) soo glad, als of het glas hadde geweest. Wanneer wy nu sulke Metaldeelen in een losse Aerde vinden, soo konnen wy, beeld ik my inGa naar voetnoot34), met meerder redenen stellen, dat de opgeheveneGa naar voetnoot36) dampen het metaal mede voerende, ende komende te ontmoeten metaal deelen die grooter | |||||
them had leaf-like branches and that those particles in turn had small pointed or thorny projections, and that each silver particle had a different structure I was bound to conclude that at the beginning, when these rock particles were put together, many silver particles of different sizes had been mixed among the rock particles and that, the rock particles being somewhat stiffer than the silver at that time, the silver particles had been so compressed that they had assumed the numerous different Figures we now see. And when we then examined the rock from which we had taken the silver particles, we saw that the Figure of the silver was also impressed in the rock; and I assert it is impossible that the forced-up silver particles can have such force that they can produce in the solid rock such imprints as the silver has. And if we add to this that at the time when the silver and rock particles were put together the rock particles were also flexible, we can understand very easily that the rock particles must also have given way to the silver particles. However, I do not wish to deny that everywhere, as vapours are forced up, Metals are forced up which, when their movement is retarded, coalesce among the rock particles or earth, because we know that when with nitric acid in which silver is dissolved the nitric acid is separated by a strong fire from the silver, in this process the expelling nitric acid forces up some silver, which silver, when the movement is retarded, coalesces again, and that these Metals, which are forced up by subterranean vapours, will not be found scattered in tiny particles in solid rocks, but that they will be placed in the form of Veins among the solid rocks, because I am of opinion that in all rock formations the forced-up vapours can penetrate into them much more readily in one place than in another, because the rocks are not equally hard everywhere. I once had in my possession a few poundsGa naar voetnoot11) of Mineral which appeared to be a black earth and which was uncommonly rich in gold and silver. From this Earth or Mineral I placed before the magnifying glass some bits of metal consisting of gold and silver particles which were the size of common grains of sandGa naar voetnoot9), some of which had six sides, with such exact angles and some smooth sides as if they had been polished; another side did have outward and inward bends, but still was as smooth as if it were glass. Now, if we find such Metal particles in a loose Soil, I am of opinion that we can state with more reason that the forced-up vapours, entraining the metal and coming across metal particles that are bigger, coalesce therewith and thus make | |||||
zyn, daar aan stremmen, en dus deselvige grooter maken; dan datze in een zeer harde, en vaste steen zouden grooter werden. Hier hebt gy Wel Ed: Gestr: Heere myne gern 't behandelenGa naar voetnoot53) van de selvige, veele zaken voort komen daar over wy verstelt staan, en niet en weten door te raken. Ga naar margenoot+Ik ben ook dankbaar voor het afschrift van het geene UE. Wel Ed: Gestr: Heere met de laatste schepen uit Oost-Indien is toegesonden, rakende de Dierkens die Lak, en Honig, op Erokam makenGa naar voetnoot54). Dat de Mieren op de takjens van Korinda-boomGa naar voetnoot55), Lak zouden maken, komt my vreemt voor. Ik zoude (onder het wel nemen) eerder van gevoelen wesen, dat het Lak aan de takjens van de boomen veroorsaakt wierde door een starke uitstootinge van vogt, uit de jonge scheuten, die de boom komt te maken, ende van welke lak deelen, nog sagt zynde, de Mieren haar voetsel voor een gedeelte komen te halen, en by sulk geval haar de menschen komen in te beeldenGa naar voetnoot56), dat de Mieren het Lak maken. Ga naar margenoot+Ik kan ook niet aannemen dat de Mieren byten, en dat daar door een brandende pyn veroorsaakt werd, maar geloof veel eer, gelyk ik voor desen heb aangewesenGa naar voetnoot57), dat de Mieren agter in haar lyf een angel dragen, dieze ten tyde alsze daar mede steken willen, uit haar lighaam brengen, mede voerende eenige kleyne droppeltjens vogt, dieze met de steek inde huyt stooten, en welke vogt de pyn verwekt, en op soo een wyse steekt ook de schorpioen, Indiaansche Duisent-beenGa naar voetnoot58). Om datGa naar voetnoot59) de schaaragtige deelen die de Mieren aan het hooft hebben, schynen my toe gemaakt te zyn, omme haare jongen, tot der selver volkome groot makingeGa naar voetnoot60) toe, spys toe te brengen, ende de spys daar mede te verbryselen. Want na de beschrijvinge van haar maakselGa naar voetnoot61), zie ik dat deselvige met onse Mieren seer naGa naar voetnoot10) over een komen. | |||||
them bigger, rather than that they would grow bigger in a very hard and solid rock. Here, Right Honourable Sir, you have my slender discovery and thoughts about the Minerals, for which I had been asked already many years ago and about which I can say very little, because in the investigation of this matter many things crop up about which we are astonished and which we cannot fathom. Ga naar margenoot+I am also grateful for the copy of what was sent to Your Honour by the recently arrived ships from the East Indies, concerning the Animalcules producing Lacquer and Honey in ErokamGa naar voetnoot12). It appears strange to me that Ants should produce Lacquer on the branches of the Korinda-treeGa naar voetnoot13). I should (by your leave) rather be inclined to think that the Lacquer on the twigs of the trees was caused by a strong expulsion of moisture from the young shoots which the tree makes and that the Ants partly get their food from these lacquer particles when they are still soft, and that in this case people tend to think that the Ants produce the Lacquer. Ga naar margenoot+Nor can I assume that Ants bite and that this causes a stinging pain, but I rather believe, as I have stated beforeGa naar voetnoot14), that Ants have in the hind part of their body a sting, which they thrust out of their body when they wish to sting there with, the sting carrying along a few small droplets of moisture, which they thrust into the skin as they are stinging and that this moisture causes the pain. In such a way the scorpion, Indian Centipede also stingsGa naar voetnoot15). Indeed, the pincer-like organs which Ants have on their heads, seem to me to be made to give food to their young until they are fully grown up and to crush the food therewith, for from the description of their structure I see that they resemble our ants very closely. | |||||
Tot diergelijke observatien vereyste een naauwer toesigtGa naar voetnoot62), en we zouden wel wat mooys uyt Indien bekomen, waren daar Menschen, die CurieusGa naar voetnoot63) waren, om de verborgentheden te ontdekken: maar het is te beklagen, dat in een lant zoo veel te zien is, en zoo veel menschen van daan komen, die ons zoo weijnig weten te verhaalen, het geene een naeuwkeurigGa naar voetnoot64) mens behoort te weten, want als ze al wat besonders hebben gesien, en weten ze het regte wesen niet te seggen; in 't kort, het schynt, dat de meeste luyden geen zaken door grondenGa naar voetnoot65), alsGa naar voetnoot66) die met haar interestGa naar voetnoot67) over een komen, enz:
A. van Leeuwenhoek. | |||||
For such observations a more exact examination would be needed, and we should indeed get fine things from the Indies if there were People there who were Anxious to discover the secrets, but it is a pity that there is so much to be seen in a country and so many people come from it who are able to tell us so little that a man eager to learn ought to know, for even if they have seen something particular, they cannot tell the ins and outs of it. Briefly, it seems that most people do not understand by observation anything but what accords with their own interests, etc.
A. van Leeuwenhoek. |
|