Alle de brieven. Deel 2: 1676-1679
(1941)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendGepubliceerd in: aant.
| |||||||||||
Korte inhoud:Eerste uitvoerige mededeeling over de ‘diertgens’ in regen-, put-, gracht-, zee- en rivierwater, en in de infusies van verschillende specerijen. Theoretische beschouwing over den smaak en de physiologische werking van specerijen. Beschrijving van het azijnaaltje en zijn voortplanting. Over den bouw van peperkorrels en gemberwortels en over hun physiologische werking. Over de tarwe en haar beteekenis als voedingsmiddel. Bespreking van de vraag of er levende schepsels in de lucht voorkomen. | |||||||||||
Letter No. 26 [18].
| |||||||||||
Published in: aant.
| |||||||||||
Summary:First circumstantial information concerning the ‘little animals’ in rain-, well-, moat-, sea- and river-water, and in infusions of various spices. Theoretical contemplations on taste and on the physiological action of spices. A description of the vinegar-eel and its procreation. The structure of pepper-grains and ‘races of ginger’ (ginger-roots), and their physiological action. Wheat and its importance as a food-stuff. Discussion of the question whether there are living beings in the air. | |||||||||||
Opmerkingen:Het manuscript is niet door Leeuwenhoeck zelf geschreven, maar wel door hem onderteekend. Ook staan hier en daar kleine correcties, in Leeuwenhoek's handschrift. Doordat op sommige plaatsen de bladen van het manuscript te kort werden afgesneden, zijn enkele woorden geheel of gedeeltelijk uitgevallen. | |||||||||||
Figuren:Vier figuurtjes (deeltjes in een peperkorrel en deeltjes in gemberwater) zijn door Leeuwenhoeck met inkt in de kantlijn van den brief geteekend. Voorzoover het mogelijk was de door Leeuwenhoeck beschreven infusoria te identificeeren, zijn deze naar moderne gegevens afgebeeld (Plaat IV). Een illustratie van de grootte-verhoudingen geeft Plaat V. | |||||||||||
Remarks:The manuscript is not an autograph, but Leeuwenhoeck signed it. In places there are slight corrections in Leeuwenhoeck's handwriting. As the manuscript has been clipped here and there, some words have been partly or entirely lost. | |||||||||||
Figures:There are four figures (particles of a pepper-grain and in ginger-water) in the margin of the letter drawn in ink by Leeuwenhoeck. As far as it was possible to identify the infusoria described by Leeuwenhoeck they have been pictured according to modern data (Table IV). Table V illustrates the relative dimensions. | |||||||||||
d'Heer Henrij Oldenburgh
Delft in Holland den 9e Octobr 1676
Mijn HeerGa naar voetnoot1
Mijn laesten aen UEdt is geweest, den 28e Julij met een ingeslootene aen de Heer Boijle, en daer te vooren had ik UEdt met mijn missive vanden 29e Meij, geantwoort op UEdts missive vanden 4e Meij, die ik niet wil twijffelen, of UEdt sal die gecommuniceert hebben aen d'Hr Doctor Grew, welke Heer UEdt van mijnen't wegen seer gedienstelijk gelieft te groeten, En alhoewel ik wel eerst antwoort op mijn missive vanden 29e Meij hadde verwagt, aleer ik dese mijne observatien hadde gesonden, maer deselve tot nog toe niet vernomen hebbende, doet mij gedenken, dat die UEdt niet en is ter hant gecomen, ik wil hoopen dat dese mijne veelvoudige observatien, UEdt niet en sal vervelenGa naar voetnoot2, en daerbeneffens, dat deselve door UEdt aen de Liefhebberen sal mede gedeelt werden. Ga naar margenoot+Inden Jare 1675 ontrent half September, besig sijnde met het observeren vande Lugt,Ga naar voetnoot3 wanneer ik die door het water seer geparst hadde, ontdecten ik levende schepselen in regenwater, dat maer eenige weijnige dagen in een nieuwe ton, die van binnen blauw geverft was had gestaen, dit heeft mij aengemoedigt, om dit water naukeurig te ondersoeken, te meer, om dat dese diertgens in mijn oog, meer dan tien duijsent mael cleijnder waren, dan het diertge dat Swammerdam heeft afgebeelt, en met den naem van watervloo, of waterluijsGa naar voetnoot4 noemt, dat men met het bloote oogh in het water kan sien leven, en bewegen, | |||||||||||
[Delft in Holland, Oct. 9th, 1676.
Mr. Henry Oldenburg.
My last letter to you was that of July 28th with enclosure to Mr. Boyle. I had previously sent a reply to your missive of May 4th in my letter of May 29th. I have no doubt you will have communicated this to Dr. Grew, whom I beg you to offer my compliments. Although I had expected a reply to my letter of May 29th before sending these observations, I have not heard from you as yet, which makes me believe that it has not reached you. I hope these numerous observations will not seem tedious to you, and that you will communicate them to the Curious. Ga naar margenoot+In the year 1675 about mid-September being busy with studying airGa naar voetnoot2 when I had much compressed it by means of water] I discover'd living creatures in Rain water, which had stood but few days in a new [cask, painted]Ga naar voetnoot3, blew within. This invited me to view this water with great attention, especially those little animals appearing to me ten thousand times less than those represented by Mons. Swamerdam, and by him called Water-fleas or Water-liceGa naar voetnoot4, which may be perceived [to live and to move] in the water with the naked eye. | |||||||||||
Ga naar margenoot+De eerste soort die ik in 't geseijde water ontdecten,Ga naar voetnoot5 heb ik na verscheijde observatien gesien, dat haer lighamen bestonden uijt 5. 6. 7. a 8 seer heldereGa naar voetnoot17 globule, sonder dat ik eenig vliesje, of huijt conde bekennen,Ga naar voetnoot6 die dese globule te samen hielen, of in beslooten lagen, wanneer dese diertgens haer beweegden, staeken deselve somtijts twee hoorntgens uijtGa naar voetnoot7 op die manier als de ooren van een paert, die continuelijk beweegt wierden, tusschen de geseijde hoorntgens was het plat, sijnde anders haer Lighaem rontagtigh, alleen dat het agter een weijnig spits toeliep, aen welk spits einde deselve een staert hadden, ontrent viermael soo lang als haer gansche Lighaem, en dicte door mijn miscroscope te aenschouden, als het ragh van een spinnekop,Ga naar voetnoot8 hebbende aen het eijnde van deselve staert een bolletge, vande groote van een vande globule, van haer lichaem, welke staert, ik niet en hebben cunnen sien, dat bij haer gebruijkt wiert inde beweginge van seer claer water, dese diertgens waren de miserabelste schepselen, die ik oijt gesien heb, want als deselve met het bolletge, maer quamen aen eenige deeltgens of veseltgens die met meenigte in't water sijn, voornamentlijk alshet water eenige dagen maer heeft stil | |||||||||||
Ga naar margenoot+The first sort by me discover'd in the said waterGa naar voetnoot5, I [after] divers times observed to consist of 5, 6, 7, or 8 [very] clear globuls, without being able to discern any film [or skin]Ga naar voetnoot6 that held them together, or contained them. When these animalculaGa naar voetnoot7 did move, they put forth two little hornsGa naar voetnoot8, [like a horse's ears] continually moving themselves: The place between these two horns was flat, though the rest of the body was roundish, sharpning a little towards the end, where they had a tayl, near four times the length of the whole body, of the thickness (by my Microscope) of a Spiders-web; at the end of which appear'd a globul, of the bigness of one of those which made up the body; which tayl I could not perceive, even in very clear water, to be mov'd by them. These little creatures [were the most wretched ones I ever saw;] if they chanced to light [with the globule] upon the least filament or string, or other such particle, of which there are many in water, especially after it hath stood some days, they stook | |||||||||||
gestaen, soo bleevenGa naar voetnoot9 deselve daer in verwart, en dan streckten sij haer Lighaem in een langront, en dede debvoirenGa naar voetnoot10 om haer staert door stark uijtstreckinge los te crijgen, waer door haer gansche Lighaem dan te rugge sprong, naGa naar voetnoot11 het bolletge vande staert, en krulden haer staerten als dan slangsgewijse in, op die manier als of cooper of ijser draet, om een ront houtge nevens den anderenGa naar voetnoot12 hadde gewonden geweest, en het vande houtgens af doende, alle de omwinding had behouden, dese beweging van uijtstreckinge, en incrimping vande staert, continueerde, en heb eenige hondert diertgens, inde spatie van een grof sant, in een weijnig veseltgens bij den anderenGa naar voetnoot12 vast sien leggen; Ga naar margenoot+Ick heb ook een tweede soort van diertgens ondeckt,Ga naar voetnoot13 welkers figuijr uijt een eijront bestont, jmaginerende mij dat haer hooftGa naar voetnoot14 geplaest was aen het spitse eijnde, dese waren een weijnig grooter als de eerst geseide diertgens, haer onderlijf is plat, versien met verscheide ongelooflijke dunne pootgens, of beentgens, die seer vaerdigGa naar voetnoot15 bewogen wierde,Ga naar voetnoot16 en die ik niet dan na verscheide groote devoiren heb connen ontdecken, waer mede sij ongelooflijke snelle beweginge, te weeg bragten: haer bove Lijf was ront, en van binnen versien met 8, 10, à 12 globule, anders waren | |||||||||||
intangled therein, extending their body in a long round, and striving to dis-intangle their tayl [by strong extension]; whereby it came to pass, that their whole body lept back towards the globul of the tayl, which then rolled together Serpent-like, and after the manner of Copper- or Iron-wire that having been wound about a stick, and unwound again, retains those windings and turnings. This motion of extension and contraction continued a while; and I have seen several hundreds of these poor little creatures, within the space of a grain of gross sand, lye fast cluster'd together in a few filaments. Ga naar margenoot+I also discover'd a second sortGa naar voetnoot9, the figure of which was oval; and I imagined their headGa naar voetnoot10 to stand on the sharp end. These were a little bigger than the former. The inferior part of their body is flat, furnished with divers incredibly thin feet, which moved very nimblyGa naar voetnoot11, and which I was not able to discern till after several Observations. The upper part of the body was round, and had within, 8, 10, of 12 globuls, [otherwise the said animals | |||||||||||
de geseijde diertgens seer helderGa naar voetnoot17, dese diertgens veranderde haer lighaem in een volcomen ronte, dog meest wanneer deselve op het droog quamen, haer Lighaem was ook seer buijgsaem,Ga naar voetnoot18 want als deselve maer tegen een seer kleijn veseltge aenraekten, boog haer Lighaem in, welke bogt ook datelijk weder uijt sprong, op die manier, als of wij ons vinger op een blaes die vol water is indruckte, welke blaes na het verlaten vande vinger, sijn ingedruckte put wegh was, dog de grootste verwondering was, wanneer ik de diertgens op droog had gebragt, dat ik eijntelijk gesien heb, dat als deselve haer in een ront veranderden, dat dan haer bovelijf piramidaels met een uijtstekent puntge in't midden op hief, ende na een weijnig met de beentges dus hebbende leggen bewegen, barsten deselve ontstucken ende de globule, ende wateragtige vogtigheijt, vloot aen alle kanten weg, sonder dat ik eenig de minste teeken van een huijt, daer dese globule en vogtigheijt, na alle apparentie in beslooten hadde geweest, conde bekennen, en dan quam ik meer globule te sien, als wanneer die leefden, welk ontstucken barsten,Ga naar voetnoot19 ik mij vergelijk, dus te geschieden, als bij Exempel, men beelt sig in te hebben een schape blaes, gevolt met koegels, erten, en water, welke blaes, men tegen de aerde ontstucken werpt, als wanneer de geseijde koegels, erten en water, aen alle kanten sig sullen verspreiden. Ga naar margenoot+Als mede ontdeckten ik, een derde soort van diertgens,Ga naar voetnoot20 die ontrent tweemael soo lang, waren als breet, en na mijn oog wel agtmael kleijnder, als de eerstgeseijde diertgens, ik jmagineerde mij hoeGa naar voetnoot21 kleijn dese diertgens waren, dat ik beentgens of vinnetgens conde bekennen, de beweging was he[el] snel soo inde ronte als in een recte linie, | |||||||||||
were very clear]Ga naar voetnoot12. These little Animals did sometimes change their figure into a perfect round, especially when they came to lye on any dry place. Their body was also very flexibleGa naar voetnoot13; for as soon as they hit against any the smallest fibre or string, their body was bent in, which bending presently also yerked out again, [just as if you press a bladder full of water with your finger; on removing your finger the bladder loses the impressed dent. Yet the greatest marvel was] when I put any of them on a dry place, I observ'd, that changing themselves into a round, their body was raised pyramidal-wise with an extant point in the middle, and having lain thus a little while with a motion of their feet, they burst asunder, and the globuls [and the watery liquid] were presently diffus'd and dissipated, [without my being able to]Ga naar voetnoot14 discern the least thing of any film, in which the globuls had doubtless been inclosed: And at this time of their bursting asunderGa naar voetnoot15 I was able to discover more globuls than when they were alive [, which I figure to happen like this: for instance imagine that you have a sheep's bladder filled with shot, peas and water; then, if you were to dash the bladder in pieces on the ground, the shot, peas and water would be scattered in all directions]. Ga naar margenoot+But then I observ'd a third sortGa naar voetnoot16 of little Animals, that were [about] twice as long as broad, and to my eye yet eight times smaller than the first. Yet for all this, I thought I discern'd little feet, whereby they moved very briskly, both in a round and streight line. | |||||||||||
Ga naar margenoot+De vierde soort van diertgens die ick ook sag bewegen,Ga naar voetnoot22 waren soo kleijn, dat voor mijn geen figuer te geven sijnGa naar voetnoot23, dese diertgens waren meer als 1000 mael cleijnder, als het oog van een volwassen Luijs,Ga naar voetnoot24 want ik oordeel de axe van het oog vande Luijs, meer als 10 mael soo lang als de axe van het geseijde schepsel, deselve gingen in snelheijt, de voorverhaelde diertgens te boven, ik heb verscheide malen gesien, dat deselve als op een punct bleven staen, en draeijden haer in sulken snelte om, als of wij voor ons Oog, een sweep tol sagen draeijen, en dan weder een circulare bewegingh, welkers circumferentie minGa naar voetnoot25 grooter was, dan de circumferentie van een cleijn santge, en dan weder sooGa naar voetnoot26 regt uijt, alsGa naar voetnoot26 crom gebogen, Ga naar margenoot+Als ook mede ontdeckten ik nog verscheide soorten van diertgens, dogh dese waren seer groot, eenige als de kleine mijter opde korst van Kaes, andere grooter en seer monstreus,Ga naar voetnoot27 dog mijn voornemen is niet die te specificeren, alleen sal ik seggen, dat deselve meest doorgaens uijt sodanige sagte deelen waren te samen geset, dat wanneer haer het water quam te ontlopen ontstuken barsten, | |||||||||||
de 2e Observatie.Den 26e Meij regende het seer hart, de regen wat verminderende heb ik een schoon glas genomen, ende mij laten halen regen- | |||||||||||
Ga naar margenoot+There was, further, a fourth sortGa naar voetnoot17, which were so small, that I was not able to give them any figure at all. These were a thousand times smaller than the eye of a [full-grown] LouseGa naar voetnoot18: For I judge, the axis of the eye of such a Louse to be more than ten times as long as the axis of any of the said little creatures. These exceeded all the former in celerity. I have often observ'd them to stand still as 'twere upon a point, and then turn themselves about with that swiftness, as we see a [whipping-] Top turn round, [and again a circular movement], the circumference they made being no bigger than that of a small grain of Sand; and then [they would go straight ahead, or their course would be crooked.]Ga naar voetnoot19 Ga naar margenoot+I discover'd also several other sorts of Animals, but these were very big [some as large as the little mites on the rind of cheese, others bigger and very monstrous]Ga naar voetnoot20, of which I intend not to speak here; only this that they were generally made up of such soft parts, as the former, they bursting asunder as soon as they came to want water. | |||||||||||
Observ. II [on Rain-water].The 26. May, it rained [very] hard; the rain growing [somewhat] less, I caused some of that Rain-water, running down from [a slated roof]Ga naar voetnoot21, to be gather'd in a clean Glass, after it had | |||||||||||
water dat van een Leijdack afquam, na dat het glas 2 a 3 malen met het regen water was uijtgespoelt, heb ik het geobserveert, en daer in ondeckt eenige weijnige seer kleijne diertgens, dese diertgens siende, had ik gedagten, of die niet inde loode gooten, in eenig waeter, dat daer voor desen was blijven sitten, waren voortgebragt,Ga naar voetnoot28 | |||||||||||
de 3e Observatie regenwater,Dito de regen continuerende bij na den ganschen dagh, heb ik genomen een groote porceleine schotel, en die gestelt op mijn plaets inde vrije Lugt, op een houte vat, ontrent 1½ voet hoo[gh] uijt consideratie, om datGa naar voetnoot29 geen aertsche deeltgens, door het vallen van het Hemel water, opde [......] nen soude spatten inde geseijde schotel, met dit eerst gevangen water, heb ik de schotel...... glas daer in ik het water soude bewaren, uijtgespoelt, dit water heb ik verworpen, ende opni[euw] weder indeselve schootel water gevangen, ende dat behouden, ende het selvige observerende heb ik daer in geen levende schepselen konnen ontdecken, maer veel aertse jrreguliere deelt[gens]. Den 30e Meij na dat ik sedert den 26e alle dagen 2 a 3 mael daegs dit regenwater heb geobserveert, heb ik als nu ontdekt, enige edog seer weijnige uijtnemende seer kleijne diertgens, die seer helder waren, Den 31e Dito heb ik meerder diertgens daer in ontdekt, als mede eenige diertgens d[ie] een weijnig grooter waren, ende ik jmagineer mij, dat thien hondert duijsent van dese seer kleijne diertgens, soo groot niet en sijn, als een gemeen sant, en als ik dese die[r]tgens sal vergelijken, bij de cleijne mijter op de kaes, (die wij met het bloote oog connen sien bewegen,) soo stel ik de proportie dus,Ga naar voetnoot30 gelijk de grootheijt van een kleijn diertge in't water, tot de grootheijt van een miter, alsoo de groote van een Honingbije, tot de groote van een paert, want de circumferentie van deselve cleijne diertgens, sijn soo groot niet, als de dickte van een haertge van een miter.Ga naar voetnoot31 | |||||||||||
been washed two or three times with the water. And in this I observ'd some few very little living creatures, and seeing them, I thought they might have been produced in the leaden-gutters in some water, that had there remain'd beforeGa naar voetnoot22. | |||||||||||
Observ. III [on rain-water].On the same day, the Rain continuing, I took a great Porcelaindish, and exposed it to the free Air [in my court-yard] upon a wooden vessel, about a foot and a half high, that so no earthy parts, from the falling of the Rain-water upon that place, might be spatter'd or dashed into the said dish. With the first water that fell into the dish, I washed it [and the glass in which I was to keep the water] very clean, and then flung the water away, and receiv'd fresh into it, but could discern no living creatures therein; only I saw many irregular terrestrial parts in the same. The 30. of May, after I had, ever since the 26th, observ'd every day twice or thrice the same Rain-water, I now discover'd some, yet very few, exceeding little Animals, which were very clear. The 31th of May, I perceived in the same water more of those Animals, as also some that were somewhat bigger. And I imagine, that [ten hundred thousand]Ga naar voetnoot23 of these little Creatures do not equal an ordinary grain of Sand in bigness: And comparing them with a Cheese-mite (which may be seen to move with the naked eye) I make the proportion of one of these small Water-creatures to a Cheese-mite, to be like that of a Bee to a Horse: For, the circumference of one of these little Animals in water, is not so big as the thickness of a hair in a Cheese-miteGa naar voetnoot24. | |||||||||||
De 4e Observatie RegenwaterDen 9e Junij, des morgens regenwater in een schotel gevangen, als hier vooren [ge]seit, en dat in een schoon wijn glas inden morgen de clock ontrent acht uijren inde Lugt, ontrent de 3e verdieping hoog van mijn huijs gestelt, uijt conside[ra]tie, of de diertgens in't water, inde Lugt staende, eerder soude comen. Den 10e dito dit water observerende, heb ik mijn ingebeelt dat ik levende schep[se]len ontdeckten, maer om dat deselve soo weijnig waren, en soo claer niet connen bekennen, heb ik het voor de waerheijt niet connen aennemen, Den 11e dito, dit water met het oog, in het glas door de stijve doorgaende wint (d[ie] nu 36 uijren over een boegGa naar voetnoot32, gewaeijt had, en daer beneffens soo kout sijnde, dat mij d[e] winter kleeren niet verveeldenGa naar voetnoot33 om te dragen,) siende bewegen, had ik geen gedagten, dat ik levende schepselen soude waernemen, ende het selve observerende heb ik met verwondering, wel 1000 levende schepselen in een droppel water gesien, dese diertgens waren vande cleijnste soort, die ik tot nog toe gesien had, Den 12e Junij, des morgens de wint west sooGa naar voetnoot26 met sonnescheijn alsGa naar voetnoot26 betrocken Lugt, hetselve water observerende, heb ik de voorverhaelde diertgens, in soo een groote meenigte gesien in het water, dat ik vande superfitie nam dat het op geen 1 a 2000 diertjes in een droppel water waren aen quam, Ga naar margenoot+Den 13e dito s'morgens het water weder observerende, heb ik boven de geseijde diertgens, een soort van diertgens ondekt,Ga naar voetnoot34 die wel agtmael soo groot waren, als de eerste diertgens, en gelijk de cleijne diertgens sedigGa naar voetnoot35 door malcanderen swommen, en beweegden op die manier als de muggen inde lugt, soo hadden de geseijde groote diertgens een veel rasser beweging, als sich inde ronte al tuijmelende omdraeijende namen deselve een snelle scheut, dese diertgens waren bij na ront, | |||||||||||
Observ. IV [on rain-water].June 9th, having received, early in the morning, some Rainwater in a dish, as before, and poured it into a very clean Wineglass, and exposed it about 8 of the clock in the morning to the Air, about the height of the third story of my house, to find, whether the little Animals would appear the sooner in the water, thus standing in the Air: Observing the same accordingly the 10th of June, I imagin'd, I saw some living creatures therein; but because they seem'd to be but very few in number, nor were plainly discernable, I had no mind to trust to this observation. The 11th of the same month, seeing this water move in the Glass from a stiff gale of wind (which had blown for 36 hours without intermissionGa naar voetnoot25, accompanied with a cold, that I could very well endure my Winter-cloaths,) I did not think, I should then perceive any living creatures therein; yet viewing it attentively, I did, with admiration, observe a thousand of them in one drop of water, which were of the smallest sort, that I had seen hitherto. The 12th of June [in the morning], the wind being at west, the Sun shining with interloping clouds, I viewed the same Rain water, and found the fore-mention'd little Animals so plentifully in the water which I took up from the surface, [that a few thousands in a drop made no difference]Ga naar voetnoot26. Ga naar margenoot+The 13th of the same month, [in the morning] viewing the same water again, I found, besides the Animals already noted, a sort of creaturesGa naar voetnoot27, that were eight times as big as [the firstmentioned animalcules]Ga naar voetnoot27a: And as those very small animalcula did swim gently among one another, moving like as Gnats do in the Air; so did these bigger ones; move far more swiftly, tumbling round as 'twere, and then making a sudden downfall. | |||||||||||
Den 14e Junij heb ik de seer kleijne diertgens in geen minder getal vernomen, Den 16e dito de diertgens gesien als vooren, en dit water dat in allesGa naar voetnoot36 ontrent 1/6 van een pintGa naar voetnoot37 had geweest, nu over de helft uijtgedroogt sijnde, heb ik het weg geworpen, | |||||||||||
5e Observatie RegenwaterDen 9e Junij heb ik insgelijx in een schoon wijn glas van het laest gevangen water op mijn comptoir gestelt en dat observerende heb ik geen diertgens vernomen Ga naar margenoot+Nota mijn comptoirGa naar voetnoot38 staet tegen het noort oosten, is op mijn voor camer met greijnen hout seer digt in een gevoegt, afgeschooten, hebbende geen andere opening als een gath van 1½ duijm hoog, en 8 duijm langh, daer de houte veer van mijn draijbank doorgaet,Ga naar voetnoot39 versien, voor aen straet met 4 vengsters, waer van de onderste twee van binnen connen opgaenGa naar voetnoot40, en van buijten met 2 houte venstersGa naar voetnoot41, des nagts werden toegeslooten, soo datter van buijtenen, weijnig, of geen lugt incomt, often sij dat ik in mijn observatien, een kaers come te gebruijken, als wanneer ik | |||||||||||
The 14th of June I did find these very little creatures in no smaller number. The 16th, I saw them as before; and this water which had been, in all, 1/6 of a pintGa naar voetnoot28, being now more than half dryed up, I flung it away. | |||||||||||
Observ. V [on rain-water].The 9th of June, I put of the same Rain-water in a very clean Wine-glass in my Counter or Study, and viewing the same, I perceived no living creatures in it. Ga naar margenoot+Note, that my StudyGa naar voetnoot29 stands toward the North east, in my Antichamber, and is very close joyned together with Wainscot, having no other opening than one hole of an inch and a half broad, and 8 inches long, [through which the wooden spring of my latheGa naar voetnoot30 passes] towards the street furnisht with 4 windows, of which the two lowermost open inwards, and by night are closed with two wooden Shuts; so that there comes in but little Air from without, unless it be that I use a candle in making my | |||||||||||
een weijnig de eene raem optrek, om datGa naar voetnoot42 mij de kaers niet soude vervelenGa naar voetnoot43, en trek ook dan een gordijn bij na doorgaensGa naar voetnoot44 voor de glasen,Ga naar voetnoot45 Den 10e Junij, dit voorverhaelde regenwater dat nu ontrent 24 uijren op mijn comptoir had gestaen, observerende, heb ik waergenomen, eenige weijnige seer kleijne levende schepsels, die omme haer kleijnheijt, geen figuer te geven sijn, Ende onder anderen ondeckten ik een diertge, dat wat grooter was, en dat ik konde bekennen, dat Eijront was, Nota, als ik seg dat ik het water heb geobserveert, dan heb ik niet meer dan 3: 4. a 5 droppelen waters besigtigt, die ik dan ook weg werp, en omme 3 a 4 droppelen naukeurig te doorsien, daer kan ik wel soo veel arbeijt aen doen, dat mij het sweet uijt breekt, Den 11e dito, dit water weder observerende, heb ik de voorverhaelde cleijne diertgens gesien, dog seer weijnig in getal, Den 12e dito, heb ik de seer kleijne diertgens gesien als opGa naar margenoot+ gisteren, en daer beneffens een diertge, dat ontrent de figuer had van een Mossel schulp,Ga naar voetnoot46 leggende met sijne holle sijde onder, t'selvige was ontrent van een langte, als het oog van een Luijs, Den 13e dito des mergens heb ik de geseijde seer kleine diertgens in grooter getal ondekt, als mede heb ik een grooter diertge gesien, als hier vooren heb geseijt, Ga naar margenoot+Den 13e dito des avonds heb ik de geseijde seer kleijne diertgens, weder in geen minder getal vernomen, en conde nu sien dat de | |||||||||||
Observations, in which case I [open]Ga naar voetnoot31 a little Casement, that the candleGa naar voetnoot32 may not offend me; but yet drawing a Curtain at that time over almost all the windowsGa naar voetnoot33. The 10th of June, observing the mentioned Rain-water, which now had stood 24 hours in my study, I noted some few very small living creatures, in which, by reason of their extream minuteness, I could see no figure, and among [other things]Ga naar voetnoot34 I discover'd one that was somewhat greater, of an oval figure. Note, that when I say, I have view'd the water, I mean, that I have view'd only 3, 4, or 5 drops of the water, which I also flung away; [and in scrutinizing 3 or 4 drops I may do such a lot of work that it keeps me in a sweat.] The 11th of June, looking upon this water afresh, I saw the said little creatures again, but there were then but very few of them. The 12th, I saw them as the day before; besides, I took noticeGa naar margenoot+ of one [somewhat] figured like a Mussel-shellGa naar voetnoot35, with its hollow side downwards, & it was of a length [about] equal to the eye of a louse. The 13th, early, I discover'd the extream small creatures in greater number, and among them I saw a bigger one, as I [said]Ga naar voetnoot36 before. Ga naar margenoot+In the evening of the same day I saw the same very small insects again in no less number, taking notice, that the same had a | |||||||||||
seer cleijne diertgens, een lugtigGa naar voetnoot47 ofte doorschijnende, uijtsteeksel agter aen haer lijf hadden,Ga naar voetnoot48 als mede ondeckten ik diertgensGa naar margenoot+ die wat langer waren, als een eijront,Ga naar voetnoot49 dese waren ontrent 6 mael soo lang als de geseijde seer kleijne diertgens, haer hooft dat wat lang toeliep, dat trocken sij veeltijts in, en scheenen dan bijna ront te sijn, alsmede diertgens die volcomen ront haer vertoonden, dese haer axe was tweemael soo lang, als die vande alderkleijnste diertgens, Dese twee groote soorten waren seer buijgsaem, soo dat haer Lighaem voor het minste veseltge, dat in't water was, daer deselve aen raekten, quamen te buijgen, Den 14e dito, heb ik de eijronde diertgens in meerder getal vernomen, Den 16e dito de eijronde diertgens in nog grooter getal vernomen, deselve waren onder plat, en boven ront, en daer beneffens seer kleijne diertgens, die drie mael soo lang als breet waren, als mede verscheijde andere soorten, al te lang om die te specifice[ren.]Ga naar voetnoot50 Den 16e dito, des Avonds ontdeckten, ik beentgens aende geseijde eijronde diertgens, die veel in getal waren, na de proportie van het diertgen, alsmede een veel grooter diertge van deselve figuer, dat insgelijks met beentgens was versien, en heb nu mijn observatien ontrent dit water gestaekt, | |||||||||||
6e Observatie ontrent RegenwaterDen 17e dito des mergens regende het seer stark, ik heb in een nieuwe delfse porcelijne schootel, die noijt en was gebruijkt, het water gevangen, als hier vooren gesegt, maer hebbe daer in geen levende schepselen vernomen, maer veel aertse deeltgen[s] onder ander de delen die ik mij jmagineerde dat vande rook van smits | |||||||||||
transparent part standing out behindGa naar voetnoot37: I discover'd also someGa naar margenoot+ little animals which were somewhat longer than an ovalGa naar voetnoot38, and these were about six times as big as the extream small creatures: Their head, which run out somewhat in length, they often drew in, and then appear'd to be almost round. I perceived also some that were altogether round, and the axis of these was twice as long as that of the smallest creatures. These two greater sorts were very flexile, so that their body did bend at the touch of the least and finest filament [in the water]. The 14. of June I perceived the oval insects in greater plenty. The 16. I saw [the oval insects]Ga naar voetnoot39 in yet greater numbers; and they were flat beneath, and round above; and besides, I noted very small creatures, that were three times as long as they were broad: And divers other sorts, [which it would take] too long to describe here. And in the evening of the same day, I discover'd little feet in the small oval creatures, which were many in number [in proportion to the animalcule]; as also a much bigger creature of the same figure, which was likewise furnished with legs. And here I gave over my Observations as to this water. | |||||||||||
Observ. VI [on rain-water].The 17th of this month of June it rained very hard [in the morning]; and I catched some of that Rain-water in a new [Delft] Porcelain dish, which had never been used, [as I said] before, but found no living creatures at all in it, but many terrestrial particles, and, among others, such as I thought came from the smoak of | |||||||||||
coolenGa naar voetnoot51 quam, en eenige dunne draetgens, wel 10 mael dunder, als de draet van een sijworm, dese schenen te bestaen uijt globule, en daer die wat dik op den anderenGa naar voetnoot12 lagen, hadden een groene couleur. Den 26e dito, agt dagen voor mijn vermaek uijt de stad geweest hebbende, en mijn comptoir digt toe geslooten gestaen hebbende, ende t'huijs comende en het water observerende, heb ik verscheide diertgens ontdekt, die seer kleijn waren, ik heb dan mijne observatien ontrent het hemel water voor dese mael aen een sij gestelt,Ga naar voetnoot52 Ga naar margenoot+Dese stad Delft is seer waterrijk, en wij crijgen inde somer met alle vloeden in zee uijt de rivier de maes, vers water inde stad,Ga naar voetnoot53 waerdoor het water binnen de stad seer goet is, en de rivier vis bij de kinderen daeglijks met de hengel roede inde stads binnewateren gevangen wort, dit water bij mij op verscheijde stonden geobserveert sijnde, heb ik daer in ontdekt uijtnemende seer kleijne diertgens, van verscheijde soorten ende couleuren, ja soo kleij[n] dat ik nauwlijk haer figuer conde bekennen, als mede eenige die veel grooter waren, en bij aldien ik soude haer beweging, en maeksel specificeren, het waer al te lang schrijfwerk, maer alle dese diertgens sijn seer weijnig in het water, bij de diertgens die | |||||||||||
smiths-coalsGa naar voetnoot40, and some thin thrids, ten times thinner than the thrid of a Silk-worm, which seem'd to be made up of globuls; and where they lay thick upon one another, they had a green colour. The 26th, having been eight days out of Town [for my pleasure], and kept my Study shut up close, when I was come home and did view the said water, I perceived several animalcula, that were very small. And herewith I desisted from making at this time any further Observations of Rain-water. Ga naar margenoot+Mean time, this Town of Delft being very rich in water, and we receiving from the River of Maase fresh water [whenever the tide is inGa naar voetnoot41], which maketh our water very good; [and freshwater-fish are daily caught by children with fishing-rods in the waterways of the town.] I viewed this water divers times, and saw extream small creatures in it, of different kinds and colours; and even so small that I could very hardly discern their figures: But some were much bigger, the describing of whose motion and shape would be too tedious: This only I must mention here, that the number of them in this water was far less than that of those, found | |||||||||||
ik in't regenwater gesien heb, want als ik 25 diertgens in een droppel water ontdekten, dat was al veel Ga naar margenoot+Ik heb op mijn plaets, inde opene lugt, staen een bornput,Ga naar voetnoot54 die ontrent 15 voet diep is, eermen aen het water comt, deselve staet in het suijden, sodanig omringt met hoge muijren, enGa naar voetnoot55 schoon de son in't teeken cancerGa naar voetnoot56 sijnde, wort de kruijnGa naar voetnoot57 vande Put niet bescheenen, dit water comt uijt de gront, die welsant is, met sulken gewelt op, dat wanne[er] ik getragt heb, die ledig te maken, altijts nog ontrent een voet waeter daerin heb behoud[en.] dit water is des Somerdaegs soo kout, dat het niet doenlijk is, de hant daer lang in te houden, (geen gedagten hebbende, datter levende schepselen in soude sijn, want het seer smaekelijk en klaer is,) voorleden jaer in september geobserveert, en heb daer in ondekt een groot getal seer kleijne diertgens, die seer helder waren, en een weijnig grooter waren, dan de alderkleijnste diertgens, bij mij oeijt gesien,Ga naar voetnoot58 en ik jmagineer mij, nadat ik alvooren een aesGa naar voetnoot59 water had gewogen, datter doorgaens meer als 500 levend[e] schepsels in een aes water waren, dese diertgens waren seer sedigGa naar voetnoot35, sonder eenige horten in haer beweginge, Des winters heb ik geen diertgens vernomen, en hebbe deselve nu van dit jaer niet vernomen voorde maent Julij dog in soo een groot getal niet, maer inde maent augustij was haer getal veel toe genomen, Ga naar margenoot+Den 27e Julij 1676, heb ik mij begeven aende zeestrant, ontrent den dorpe van SchevelingeGa naar voetnoot60, de wint comende uijt zee met seer warme sonneschijn, en aen strant sijnde het zee water na mijn vermogen observerende, heb ik daer inne ontdekt verscheijde levende diertgens, jk heb aen seeker Persoon, die in zee ging om hem te wassen, een nieuw glase flesje, bij mij tot dien eijnde ge- | |||||||||||
in Rain-water; for if I saw a matter of 25 of them in one drop of this Town-water, that was much. Ga naar margenoot+In the open [court-yard] of my house I have a wellGa naar voetnoot42, which is about 15 foot deep, before one comes to the water. It is [exposed to the South and] encompassed with high walls, so that the Sun, though in CancerGa naar voetnoot43, yet can hardly shine much upon it[s top]. This water comes out of the ground, which is sandy, with such a power, that when I have laboured to empty the well, I could not so do it but there remained ever a foots depth of water in it. This water is in Summer time so cold, that you cannot possibly endure your hand in it for any reasonable time. Not thinking at all to meet with any living creatures in it, (it being of a good taste and clear) looking upon it in Sept. of the last year, I discover'd in it a great number of living animals very small, that were exceeding clear, and a little bigger than the smallest of all that I ever sawGa naar voetnoot44; and I think, that in [an ‘ace’]Ga naar voetnoot45 weight of this water there was above 500 of those creatures, which were very quiet and [moved without any jerks]Ga naar voetnoot46. In the Winter I perceived [no]Ga naar voetnoot46a little animals, nor have I seen any of them this year before the month of July, and then they appear'd not very numerous, but in the month of August I saw them in great plenty. Ga naar margenoot+July 27. 1676. I went to the Sea-side, at SchevelingenGa naar voetnoot47, the wind coming from Sea with a very warm Sun-shine; [being on the beach] and viewing some of the Sea-water very attentively, I discover'd divers living animals therein. I gave to a man, that went into the Sea to wash himself, a new Glass-bottle, bought on | |||||||||||
cogt, mede gegeven, en versogt, dat hij in zee sijnde, het selvige twee a drie mael soude uijtspoelen, en dan het vlesje vol water doen, dit soo op mijn ordre volbragt sijnde, heb ik het met een schoon blaesjeGa naar voetnoot61 dig[t] toegebonden, en t'uijs comende, en observerende,Ga naar margenoot+ heb ik waergenomen,Ga naar voetnoot62 een diertge dat swartagtig was,Ga naar voetnoot63 hebbende de gedaente als of het van twee globule was te samen geset[h.] Dit diertge, had een bijsondere beweginge, op die manier, als of wij voor ons oogen een seer kleijn vlootge, op een wit papier hadden sien springen, en met ijder sprong verplae[ts]ten t maer van ontrent een grof santge, dit mogt met regt wel een water vloo genoemt worden, en was op verre na soo groot niet, als een oog van het diertge, dat Swammerdam de water vloo noemt,Ga naar voetnoot64 ik heb ook ondekt diertgens, die helder waren van deselve groote als het eerst geseijde diertge, en had de figuer van een eijront, de beweging was slangsgewijs, alsmede vernam ik nog een derde soort, deselve waren seer langsaem in haer beweging, haer Lighaem was muijsvael, mede hellende na de ovale kant, alleen dat voor aen het hooft, en agterlijf een scharp punctie (angels gewijs) uijtstak, dese soort was een weijnig grooter, en nog een vierde soort wat langer dan een ovael, dog alle dese diertgens waren weijnig in't getal, soo dat ik in een droppel water 3. a. 4. somtijts wel maer een diertge conde bekennen, Den 31e dito na dat ik sedert den 27e dato alle dagen het water had geobserveert, heb ik geen diertgens vernomen, als op dato, heb ik, daer ik in't eerst, een diertge sag, nu wel 100 gesien, dog deselve waren van een ander figuer, en niet alleen kleijnder, maer deselve waren seer helder, en een langwerpig ovael gelijk, alleen met dat onderscheijt, dat die aen het (bij mij gejmagineerdeGa naar voetnoot65 hooft wat spitser toeliepen en alhoewel deselve wel 1000 mael cleijnder waren dan een seer kleijn santge, soo heb ik nogtans gesien, dat wanneer die buijten het water op het droog lagen, dat deselve ontstucken barsten, en van een vloden, of verspreiden, in | |||||||||||
purpose for that end, intreating him, that being on the Sea, he would first wash it well twice or thrice, and then fill it full of the Sea-water; which desire of mine having been complied with, I tyed the bottle close with a clean bladderGa naar voetnoot48, and coming home,Ga naar margenoot+ and viewing it, I sawGa naar voetnoot49 in it a little animal that was blackishGa naar voetnoot50, looking as if it had been made up of two globuls. This creature had a peculiar motion, after the manner as when we see a very little flea leaping upon a white paper [yet at every leap it moved only about the length of a coarse sand-grain]; so that it might very well be called a Water-flea; but it was by far not so great as the eye of that little animal, which Dr. Swammerdam calls the Water-fleaGa naar voetnoot51. I also discovered little creatures therein, that were clear, of the same size with the former animal which I first observed in this water, but of an oval figure, whose motion was Serpent-like. I took further notice of a third sort, which were very slow in their motion: Their body was of a Mouse-colour [and they were also a bit on the oval side]Ga naar voetnoot52; and before the head, and behind the body there stood out a sharp little point angle-wise. This sort was a little bigger. But there was yet a fourth sort somewhat longer than oval. Yet all of these sorts there were but a few of each, so that in a drop of water I could see sometimes but three or four, sometimes but one. July 31. after I had from the 27. of this month viewed this water every day, but perceived no little animals in it, looking upon it now, I saw an 100, where before I had seen but one; but these were of an other figure, and not only lesser, but they were also very clear, and of an oblong oval figure, only with this difference, that [they tapered a little more sharply at what I imagined to be the head]Ga naar voetnoot53: And although they were a thousand times smaller than a small grain of sand, yet I discern'd, that when they lay out of the water in a dry place, that they burst in pieces & | |||||||||||
3 a 4 seer kleijne globule, en eenige wateragtige materie, sonder dat ik eenige andere deelen conde bekennen. Dit water, had ik boven vande superfitie van het water, uijt het vlesje genomen, ende alsnu conde ik de eerst geseijde diertgens oock niet meer sien, Den 2e Augustij heb ik nietGa naar voetnoot66 connen sien, als meenigte vande hier vooren geseijde diertgens Den 4e dito gesien als hier vooren sonder eenig onderscheijt. Den 6e Augustij weder observerende, heb op verre na soo veel diertgens niet vernomen. Den 8e dito ontdecten ik weder seer weijnige vande voor verhaelde diertgens, en sag nu eenige weijnige soo kleijne diertgens, dat die door mijn microscope, bij na het gesigt ontwijkten, en mijn observatien gestaekt, Na dat verscheijde devoirenGa naar voetnoot67 soo nu en dan, heb aengewent, omme waer het mogelijk, te ontdecken, de kragt, of hitte, die de peper op onse tonge aenbrengt, te meer terwijlGa naar voetnoot68 wij ondervinden, dat schoon de peper een gansch Jaer in asijn heeft gelegen, nog scherpe deelen behout, ik heb dan op nieu ontrent 1/3 once heeleGa naar margenoot+ peper in water geleijt, en op mijn comptoir gestelt, uijt geen ander insigteGa naar voetnoot69, dan om dat de Peper soude sagt worden, omme deselve des te beter te connen observeren, dese peper ontrent drie weeken in't water gelegen hebbende, en twee distincte reijsen snee waterGa naar voetnoot70 daer bij gedaen, om dat het water was weg gewasemt, Ga naar margenoot+Den 24e April 1676, bij geval dit water observerende, heb ik daer in met groote verwondering gesien, ongelooflijk veel seer kleijne diertgens, van verscheijde soorten, onder anderen die 3 a 4 | |||||||||||
spred into 3 or 4 very little globuls, and into some aqueous matter, without my being able to discern any other parts in them. [I took the water from the surface of the phial, and now was no longer able to see the first-mentioned animalcules.] The 2d and 4th of August I saw many of the aforesaid small animals: but the 6th and 8th, I did not by far perceive so many of them as before. And those few ones I saw the 8th, were so very small, that by my MicroscopeGa naar voetnoot54 they were hardly discernible. [I stopped my Observations.] 1. Having several times endeavoured to discover the cause of the [power or] pungency of Pepper upon our tongue, and that the rather, because it hath been found, that though Pepper had lain aGa naar margenoot+ whole year in vinegar, yet it retained still its pungency; I did put about 1/3 of an ounce of whole peper in water, placing it in my Study, with the [sole] design, that the pepper being thereby rendred soft, I might be enabled the better to observe what I proposed to my self. This pepper having lain about 3 weeks in the water, to which I had twice added some Snow-water, the other water beingGa naar margenoot+ exhaledGa naar voetnoot55; I looked upon it the 24. of April, 1676. and discern'd in it, to my great wonder, an incredible number of [very] little animals of divers kinds; and among [others]Ga naar voetnoot56, some that were | |||||||||||
mael soo lang als breet waren,Ga naar voetnoot71 haer gansche dikte en was na mijn oordeel niet veel dicker als een haertge daer een luijs sijn Lighaem mede is beseth,Ga naar voetnoot72 deselve schepsels waren voor aen het hooft (ik seg hier hooft, hoewel ik geen hooft en kan bekennen, omme redenen dat in 't bewegen altijts voorwaert uijtging,Ga naar voetnoot73 versien met seer korte dunne beentgens, het gejmagineerde hooft vertoondenGa naar voetnoot74 als of het schuijns was afgesneden, op die manier als of door twee parallelle Linie, een schuijnse Linie was doorgetrocken, en alsoo twee hoeken quam te maken, den eenen hoek van 110 graden en den anderen van 70 graden, digt aen het agterste lijf, lag een helder bolletge, en na dat ik oordeelde was het alder agterste deel een weijnig gespleeten, deselve diertgens sijn seer aerdig int bewegen, en dat veeltijts al tuijmelende op sij om, en wanneer ik het water haer liet ontlopen, soo draeijden deselve soo ront als een tol, en veranderde in't begin vande geseijde beweginge, haer Lighaem in een eijront, en dan weder wanneer de ronde beweging op hielt, in haer voorgaende langte,Ga naar margenoot+ De tweede soort van diertgens bestonden uijt een volcomen Eij- | |||||||||||
3 or 4 times as long as broadGa naar voetnoot57; but their whole thickness did, in my estimation, not much exceed that of the hair [covering the body] of a LouseGa naar voetnoot58. [These creatures were provided with exceedingly short and thin legs in front of the head (I call this head because it always came in front during motion, although I can make out no head). This supposed head looked as if it were cut off aslant, in such fashion as if a line were drawn obliquely through two parallel lines, so as to make two angles, the one of 110 degrees, the other of 70 degrees. Near the hind-part of the body there was a bright little knob, and I judged that the hindmost part was slightly cleft.] They had a very pretty motion, often tumbling about and sideways; and when I let the water run off from them, they turned roundGa naar voetnoot59 as a Top, and at first their body changed into an oval, and afterwards, when the circular motion ceased, they returned to their former length. Ga naar margenoot+The 2d sort of creatures, discover'd in this water, were of a | |||||||||||
ront,Ga naar voetnoot75 dese hadde geen minder vaerdige beweging, dan de geseijde eerste diertgens, deselve waren ook in veel grooter getal, Als mede was daer een derde soort, die in getal beijde de eerste diertgens te boven gingen, dit waren diertgens met staerten, gelijk ik geseijd heb, dat in 't regenwater warenGa naar voetnoot5, Ga naar margenoot+De vierde soort van diertgens,Ga naar voetnoot76 die tusschen de verhaelde drie soorten, door sweefden, waren ongelooflijk kleijn, ja soo kleijn, in mijn gesigt, dat ik oordeelde, dat bij aldien 100. van dese seer kleijne diertgens, nevens den anderenGa naar voetnoot12 lagen gestrekt, dat deselvige de lengte, van een grof santie niet soude konnen bereijken, en dit soo waer sijnde, soo soude thienhondert duijsent van dese levende schepselen, de groote van geen grof sant konnen uijtmaken, Nog ondeckten ik een vijfde soort, die ontrent de dickte hadden vande laest geseijde diertgens, en die ontrent tweemael soo lang warenGa naar voetnoot77, | |||||||||||
perfect oval figureGa naar voetnoot60, and they had no less pleasing or nimble a motion than the former; and these were in far greater numbers. And there was a 3d sort, which exceeded the two former in number; and these had tails also, like those I had formerly observ'd inGa naar margenoot+ Rain-waterGa naar voetnoot5. The 4th sort of creaturesGa naar voetnoot61, which moved through the 3 former sorts, were incredibly small, and so small in my eye, that I judged, that if 100 of them lay [stretched out] one by another, they would not equal the length of a grain of course Sand; and according to this estimate, ten hundred thousand of them could not equal the dimensions of a grain of such course Sand. There was discover'd by me a fifth sort, which had near the thickness of the former, but they were almost twice as longGa naar voetnoot62. | |||||||||||
2e ObservatieGa naar margenoot+Den 26e April, heb ik genomen 2½ once sneewater, dat wel drie Jaer out was, en dat doorgaensGa naar voetnoot78 of in mijn kelder, of op mijn comptoir in een glase fles wel toegestopt had gestaen,Ga naar voetnoot79 en waer in ik geen levende schepselen, heb konnen ondecken, en dat selvige water gedaen in een porcelein Thee copjen, met ½ once heele peper, en insgelijks op mijn comptoir gestelt, dit water heb ik tot den 3e Meij alle dagen geobserveert, maer daerinne geen levende schepselen connen ontdecken, en nu was het water soo na weg gewasemt, en inde peper getrocken, dat eenige peper greijnenGa naar voetnoot80 begonden droog te leggen, dit water was nu soo dik van deeltgens, als of wij ons jmagineerde te sien kuijd van seer kleijne visjens, op die tijt, dat de vis sijn kuijt schiet, en wanneer de kuijtgreijnen seer sagt sijn, en als aen malcanderen hangen, alsdoen heb ik weder sneewater bijde peper gedaen, tot dat de peper greijnen ontrent ½ duijm onderlagen, Den 4e en 5e dito weder observerende, maer geen levende schepsels vernomen, Den 6e dito heb ik ondeckt seer veel uijtnemende cleijne diertgens, haer Lighaem scheen in mijn oog twee mael soo lang als breet, haer beweging was seer langsaem, en veeltijts in de ronte,Ga naar voetnoot81 Den 7e dito de laest geseijde diertgens, in nog grooter getal gesien, Den 10e dito weder snee water bij de peper gedaen, om dat het water weder soo was vermindert, dat de peper greijnen begonden droog te leggen, Den 13e ende 14e dito, de diertgens als vooren Den 18e Meij, was het water weder soo weg gedroogt, dat ik weder sneewater daer bij heb gedaen, Ga naar margenoot+Den 23e Meij heb ik boven de geseijde diertgens, levende schepselen ondekt, die volcomen eijront waren, de Kievits eijeren gelijk,Ga naar voetnoot82 jk jmagineerde mij, dat het hooft geplaest was aen het spitse | |||||||||||
[Observation II.]Ga naar margenoot+2. The 26th of April, I took 2½ ounces of Snow-water, which was about three years old, and which had stood [all the time] either in my Cellar or Study in a Glass-bottle well stoppedGa naar voetnoot63. In it I could discover no living creatures: And having poured some of it into a Porcelain Thea-cup, I put therein half an ounce of whole pepper, and so placed it in my Study. Observing it daily until the 3d of May, I could never discover any living thing in it; and by this time the water was so far evaporated, and imbibed by the pepper, that some of the pepper-corns began to lye dry. This water was now [so]Ga naar voetnoot63a thick of odd particles [that you might almost imagine that you saw the roe of very small fish at the time when fishes discharge their roe, when the roe-corns are very soft and as it were hang together]; and then I poured more Snow-water to the pepper, until the pepper-corns were cover'd with water half an inch high. Whereupon viewing it again, the fourth and fifth of May, I found no living creatures in it; but the sixth, I did very many, and those exceeding small ones, whose body seem'd to me twice as long as broad; but they moved very slowly, and often round-waysGa naar voetnoot64. The 7th, I saw [the last-mentioned little animals]Ga naar voetnoot64a yet in far greater numbers. The 10th I put more Snow-water to the pepper, because the former was again so exhaled, that the pepper-corns began to be dry again. The 13th and 14th, I saw the little creatures as before; but the 18th, the water was again so dryed away, that it made me pour on more of it. Ga naar margenoot+And the 23th, I discover'd, besides the aforesaid little animals, another sort, that were perfectly oval, and in figure like [lapwings' eggs]Ga naar voetnoot65. Me thought, the head of them stood on the sharp end | |||||||||||
eijnde, datGa naar voetnoot83 sig d'eene tijt wat meer uijtstak, deselve haer Lighaem was van binnen versien met 10, 12 a 14 globule welke gesepareert vanden anderen lagen, wanneer ik dese diertgens op het droog bragt, dan veranderde deselve haer Lighaem in een volcomen ront, en daer barsten deselvige mede veeltijts ontstucken, en vlooden de globule,Ga naar voetnoot84 beneffens eenige wateragtige vogtigheijt, aen alle kanten, sonder dat ik eenige andere overblijfselen conde bekennen, Dese globule die in het ontstucken barsten van malcanderen vlooden, waren ontrent vande groote als de eerst geseijde seer kleijne diertgens, en alhoewel ik als nog geen pootgens aende geseijde diertgens en conde bekennen, soo imagineerde ik mij nogtans, dat deselve met vele kleijne pootgens moste versien sijn, want de alderkleijnste diertgens, die ik hier vooren geseijd heb, dat met een groote menigte in dit water sijn, en somtijts meer als 100, om een vande Eijronde diertgens lagen, wierden door de beweging die de groote diertgens in't water maecken (schoon deselvige voor mijn gesigt maer still sonder eenige roering lagen, vanGa naar voetnoot85 deselve weggedreven,Ga naar voetnoot85 als of wij maer een veer van ons mont bliesen; van deselvige Eijronde diertgens en heb ik geen seer kleijne soort hoe naukeurig ik ook gesogt heb, connen ondecken,Ga naar voetnoot86 Den 24e dito dit water weder observerende vont ik de eijronde diertgens in een veel grooter getal, Den 24e dito des avonts weder observerende, vernam ik sulken groote menigte vande Eijronde diertgens, dat het op geen duijsent aen comt die ik in een droppel sag, ende de seer kleijne diertgens eenige duijsent inde selve droppel, Den 25e dito heb ik nog meerder eijronde diertgens gesien, endeGa naar margenoot+ eenige uijtstekendeGa naar voetnoot87 seer dunne pijpjes die ik ook voor desen te meermael had gesien,Ga naar voetnoot88 | |||||||||||
[which at times stuck out a little more]: Their body did consist, within, of 10, 12, or 14 globuls, which lay separate from one another. When I put these animalcula in a dry place, they then changed their body into a perfect round, and often burst asunder, and the globulsGa naar voetnoot66, together with some aqueous particles, spred themselves every where about, without my being able to discern any other remains. These globuls, which in the bursting of these creatures did flow asunder here and there, were about the bigness of the first [mentioned] very small creatures. And though as yet I could not discern any feet in them, yet me thought, they must needs be furnished with very many, seing that the smallest creatures, which I said before to be very plentiful in this water, and lay sometimes more than an 100 of them [around]Ga naar voetnoot66a one of the oval creatures, were by the motion, made in the water by the great ones (though to my eye they seem'd to lye still [and without any motion]) driven away by themGa naar voetnoot67, in the manner as we blow away a feather from our mouth. Of the same oval creatures I never could discover any very little ones, how attentive soever I was to observe themGa naar voetnoot68. The 24th of May observing this water again, I found in it the oval little animals in a much greater abundance. And in the evening of the same day, I perceived so great a plenty of the same oval ones, that [there were a thousand if there was one]Ga naar voetnoot69 which I saw in one drop; and of the very small ones, several thousands in [the same]Ga naar voetnoot70 dropGa naar voetnoot71. Ga naar margenoot+The 25th, I saw yet more oval creatures: [and some exceedingly thin little tubes, which I had also seen many a time before this.]Ga naar voetnoot72 | |||||||||||
Den 26e dito heb ik soo een groote menigte van eijronde diertgens gesien dat ik geloof datter meer dan 6 a 8 duijsent in een droppel waren, behalven de menigvuldige seer kleijne diertgens, welker getal veel grooter was, dog dit water nam ik vande superfitie,Ga naar voetnoot89 maer in het water dat ik van onderen nam, daer waren op verre na, soo veel diertjes niet in, deselve diertgens in soo een groote menigte siende toenemen, en daer aen niet cunnende bespeuren dat deselve in groote toenamen, nog dat ik eenige diergelijke schepselen in het water had sien drijven, heb ik gedagten gehad, of deselvige niet wel in een moment des tijts (om soo te spreeken) en waren te samen gestelt, dog ik geef dit aen anderen over.Ga naar voetnoot90 Den 26e dito des avonts heb ik bij na geen kleijne diertgens vernomen, maer sag nu verscheijde diertgens met staerten,Ga naar voetnoot5 daer ik hier vooren van geseijt heb, dat ik in't regen water had gesien, als mede sag ik een diertge dat drie mael soo lang als breet was, Jn het water dreven doorgaensGa naar voetnoot91 ontallijcke deeltgens, dunne haertgens gelijk, vande gene die in 14 dagen niet geraseert sijn, alleen met dit onderscheijt dat vele een bogt hadden, Den 27e dito heb ik gansch geen seer kleijne diertgens vernomen, maer de groote diertgens in een grooter getal, | |||||||||||
And the 26th, I found so vast a plenty of those oval creatures, that I believe, there were more than 6 or 8000 in one drop; besides the abundance of those very little animals, whose number was yet far greater. This water I took from the very surfaceGa naar voetnoot73; but when I took up any from beneath, I found that not so full of them by far. Observing, that these creatures did augment into vast numbers, but not being able to see them increase in bigness, [and neither having seen any such creatures floating in the water,] I began to think whether they might not in a moment, as 'twere, be composed or put together: But this speculation I leave to othersGa naar voetnoot74. The 26th of May at night, I discern'd almost none of the little creatures, but [now] saw some with tayls, of which I have spoken heretofore, to have seen them in Rain-water: [I also saw an animalcule that was three times as long as broad.] But there drove in the water throughout an infinity of little particles, like very thin hair, [as of those who have not been shaved the last fortnight], only with this difference, that [many]Ga naar voetnoot75 of them were bent. The 27th I perceived none at all of the [very] little animals, but great number of the bigger. | |||||||||||
Den 28e dito waren meest alle de diertgens in't peperige water, wat dunder geworden, Den 30e dito heb ik in't water seer weijnige diertgens ontdeckt, en daer iker nu maer een sag daer had ik voor eenige dagen wel 100 gesien,Ga naar voetnoot92 alsnu was het water soo weg gedroogt, dat de peper weder begonde boven te leggen, ik heb alsdoen weder het Theecopje vol sneewater gegoten, Den 1e Junij waren de diertgens weder in soo een groot getal, als ik daer te vooren oijtGa naar voetnoot93 had gesien, maer de seer kleijne diertgens, en conde ik niet seggen, dat ik sag, dese diertgens heb ik nu seer klaer connen sien, dat met seer dunne beentgens waren versien, dat seer aerdig omme te aenschouwen was, Dito. ontdeckten ik eenige weijnige seer kleijne ronde diertgens, die ontrent 8 mael soo groot waren, als de alderkleijnste diertgens, dese hadden soo een snelle beweginge voor het gesigt, en door d'andere diertgens heen, dat het ongelooflijk is, de groote diertgens die ontrent 8 mael cleijnder waren als het oog van een Luijs,Ga naar voetnoot94 waren in geen minder getal, mijne verdere Observatien ontrent dit water heb ik niet aengetekent, | |||||||||||
3e ObservatieGa naar margenoot+Den 26e Meij heb ik ontrent 1/3 once heele peper genomen, en die kleijn gestootenGa naar voetnoot95, en deselvige geleijt in een thee copje waer in was ontrent 2½ once regenwater, dit water omroerende, op dat de peper met het water sich mogt vermengen, en de peper nade gront sacken, en alsoo een uijr off twee hebbende laten staen, heb ik van het hier vooren verhaelde water, daer de heele peper inlag, en daer de menigvuldige diertgens in waren, genomen, en vermengt met dit water, daer nu de gestoote peper een a 2 uijren in had ingelegen, en gesien, dat wanneer ik wat veel water, daer de gestoote peper in lag, daer bij was,Ga naar voetnoot96 dat de verhaelde diertgens aenstonts quamen te sterven,Ga naar voetnoot97 en het selvige water wat minder daer bij doende, dat de diertgens als dan in 't leven bleven, | |||||||||||
The 28th, all sorts of those living creatures in this peppery water were grown thinner. But the 30th, I saw very few living creatures in the water, and where I now saw but one, I had some days ago seen a hundredGa naar voetnoot76. And by this time the water was so dryed away, that the pepper began to lye bare. And then I fill'd my Thea-dish with Snow-water again. June 1. the living creatures appear'd again in so great abundance, as I had ever seen before; but, as to those very small ones, I cannot say that I saw them. Those I saw I could now discern to be furnish't with very thin legs, which was very pleasant to behold. The same day I discover'd a few very small [round] creaturesGa naar voetnoot77, which were almost 8 times as big as the smallest of all. These had such a swift motion through the others, that 'tis incredible. Those bigger animals, that were about 8 times smaller than the eye of a LouseGa naar voetnoot78, were in no smaller number. [I have not noted down further observations on this water.] | |||||||||||
[Observation III.]3. May the 26th, I took about 1/3 of an ounce of whole pepperGa naar margenoot+ and having pounded it small, I put it into a Thea-cup with 2½ ounces of Rain-water upon it, stirring it about, the better to mingle the pepper with it, and then suffering the pepper to fall to the bottom. After it had so stood an hour or two, I took some of the water, before spoken of, wherein the whole pepper lay, and wherein were so many several sorts of little animals; and mingled it with this water, wherein the pounded pepper had lain an hour or two, and observed, that, when there was much of the water of the pounded pepper, with that other, the said animals soon diedGa naar voetnoot79, but when little, they remained alive. | |||||||||||
Den 2e Junius des mergens, na dat ik sedert den 26e passato, verscheijde observatien heb gedaen, en heb ik geen levende schepselen connen ontdecken, maer alsnu eenige deeltgens gesien, die de figuijr wel hadden van eenige diertgens, sonder dat, hoe naukeurig ik ook observeerde, daer leven in conde bespeuren, Den 2e dito, des nagts de clock ontrent elf uijren, heb ik eenige weijnige seer kleijne levende diertgens ontdekt, Den 3e dito heb ik veel meer diertgens daer in ontdekt, die alle seer kleijn waren, en ontrent 2 a 3 mael soo lang als breet, dit water gaf sich doorgaens met belletgens op,Ga naar voetnoot98 als of vers bier lag en gistenGa naar voetnoot99 Den 4e dito des s'morgens, heb ik een groote meenigte diertgens daer in ontdekt, Dito des naermiddags, weder het water observerende, heb ik een groote menigte van levende schepsels in een droppel water gesien, dat het op geen 8 a 10 duijsent aencomt, en deselvige waren in mijn oog, door mijn miscroscope te aenschouwen, als een gemeen santge in ons bloote oogh, Den 5e dito, heb ik beneffens de menigvuldige geseijde seer kleijne diertgens, eenige weijnige, en niet boven 8 a 10 in een droppel water; eijronde diertgens ontdekt, eene buijten de andere wel 8 mael in grootheijt verschillendeGa naar voetnoot100 en waren de grootste van gestalte als de eijronde diertgens, daer ik hier voor mentie van gemaekt heb, dat in het water was daer de heele peper in lagh Den 6e dito, de diertgens waren als vooren. Den 8e dito waren de eijronde diertgens vermenigvuldigt, swemmende onder de geseijde seer veel kleijne diertgens, en nu waren deselve seer na alle van een ende deselve groote,Ga naar voetnoot101 Den 9e Junius waren de eijronde diertgens in nog grooter getal, maer de seer kleijne diertjes waren nu minder, en nu weder | |||||||||||
June 2. in the morning, after I had made divers Observations since the 26th of May, I could not discover any living thing, but saw some [particles]Ga naar voetnoot80, which tho they had the figures of little animals, yet could I perceive no life in them, how attentively soever I beheld them. The same day at night, about 11 a clock, I discover'd some few [very small] living creatures: But the 3d of June I observed many more which were very small, but 2 or 3 times as broad as long. This water [continuously] rose in bubbles, like fermenting beerGa naar voetnoot81. The 4th of June in the morning I saw great abundance of living creatures; and looking again in the afternoon of the same day, I found great plenty of them in one drop of that water, [8 or 10.000 more or less hardly mattering]Ga naar voetnoot81a, and they looked to my eye, through the Microscope, as common sand doth to the naked eye. On the 5th, I perceived, besides the many very small creatures, some few (not above 8 or 10 in one drop) of an oval figure, whereof some appear'd to be [about 8 times]Ga naar voetnoot81b bigger than the rest. [The biggest of them were in shape like the oval animalcules that I have mentioned before, those that were in the water in which the pepper-corns lay.] The 6th, those animals were as before; but the 8th, the oval animals were increased in number, swim[m]ing among the said very [many] small creatures; and now they were all very near of one and the same bignessGa naar voetnoot82. The 9th, the oval creatures appear'd yet in greater numbers, but the very small ones, in less number; and now, using a partic- | |||||||||||
een bijsondere metode in't observeren gebruijkende,Ga naar voetnoot102 heb ik als nu de pootgens, of beentgens, waer mede de diertgens onder aen haer Lighaem dat plat was, waren versien, seer klaer sien bewegen, en dat met sulken vaerdigheijtGa naar voetnoot103 dat het ongeloofl. is, en ik jmagineer mij, soo nu en dan gesien te hebben dat jeder globule, waer mede datik geseijt heb, dat haer grootste deel van haer Lighaem uijt bestont,Ga naar voetnoot104 niet volcomen ront sijn, maer dat ieder van deselve, met een punctie uijtpuijlden, op die manier als de schilden, of vlacken op de steur, of rog doen, dese geseijde diertgens waren in mijn oog 8 mael kleijnder dan het oog van een Luijs. Ga naar margenoot+Den 10e dito. heb ik een weijnig van het laest gesegde water genomen, en dat selve vermengt met een weijnig water, daer inne nu ontrent 3 weeken lang, 36 kruijdnagelen in hadde gelegen, en heb gesien, dat soo aenstonts, als de geseijde menigvuldige diertgens, in dit vermengde water quamen, dat die dan doot waren, Den 12e dito, de geseijde diertgens in geen minder getal vernomen, en om dat het water nu soo was weg gewasemt, en inde peper getrocken, dat de peper begonde droog te leggen, heb ik de peper weg geworpen, na dat ik alvooren de peper op mijn tonge hadde gesmaecktGa naar voetnoot105, en die soo kragtig bevonden, als of deselve eerstGa naar voetnoot106 gestooten was geweest, | |||||||||||
4e ObservatieGa naar margenoot+Den 14e dito seeker quantiteijt heele peper in putwater geleijt, Den 16e dito des mergens het selvige observerende, heb ik in een kleijn droppeltge water ongelooflijk veel seer kleijne diertgens ontdeckt, en dat van verscheijde soorten, en grootheden, mijne verdere observatien heb ik niet aengeteekent, als vanden 17e Julij nog meerder diertgens vernomen, en daer onder veel eijronde diertgens, hier vooren te meermalen verhaelt, | |||||||||||
ular method in observingGa naar voetnoot83, I noted, that the feet, wherewith the animals were furnish't [underneath their body which was flat], did plainly move, & that with an incredible swiftness: And me thought, that now & then I saw, that the globulsGa naar voetnoot84, of which I said that the greatest part of their body was made up, were not perfectly round, but that every one of them had a prominent point [after the fashion of the shields or plates of the sturgeon or thornback]. These creatures were, to my eye, eight times smaller than the eye of a Louse. Ga naar margenoot+[On the tenth ditto I took a little of the last-mentioned water and mixed it with a little water in which 36 cloves had now lain for about three weeks, and observed that as soon as the numerous little animals mentioned above came into this mixed water they died. On the 12th ditto I saw the said animalcules in no smaller number; and as the water was now so evaporated and absorbed by the pepper that the pepper began to lie dry, I threw the latter away after first tasting it on my tongue and finding it to be as strong as if it had just been pounded. | |||||||||||
Observation IV.Ga naar margenoot+The 14th ditto, I put a certain quantity of whole pepper in well-water. The 16th ditto examining this in the morning I discovered in a tiny drop of water incredibly many very little animals, of divers sorts and sizes. I made no notes of my further observations, except that on the 17th of July I saw still more animalcules, among them many oval ones, many times mentioned already. | |||||||||||
Den 20e Julij weder het water observerende, heb ik met seer groote verwondering gesien, dat eenige seer lange seer dunne deeltgens (die ik mij jmagineer dat mij in verscheijde wateren waren te vooren gecomen) hier heb ik sien leven; dese seer verwonderenswaerdige levende schepselen,Ga naar voetnoot107 waren door mijn miscroscope te aenschouden dunder als een fijn haertge van ons hooft, en van lengte ontrent de rug van een brootmes, andere wel 2 mael soo lang, haer gansche Lighaem, vertoonde van een en deselve dikte, sonder dat ik hooft of eenige deelen van haer Lighaem conde bekennen, daer bij was haer Lighaem seer helder, en daerom seer beswaerlijk omme die in't water te connen sien leven, derselver bewegingh was met bogten gelijk een ael in't water swemt, alleen met dit onderscheijt, dat gelijk als een ael int water altijts met het hooft vooruijtswemt, en noeijt met de staert, soo swommen dese diertgens, soo wel agterwaerts, als voorwaerts, maer derselver beweginge was seer langsaem, en als ik dese levendige schepsels, in proportie sal stellen, tegen de alen, of wormen die inden asijn sijn, soo jmagineer ik die mij selven dusGa naar voetnoot108 Gelijk een wurm, soo groot als een groote spelt, Tot een ael soo dik als een arm ontrent onse hant. Alsoo dese seer kleijne levende schepsels, of alen int peperige water; Tot de grootheijt vande alen inden asijn, | |||||||||||
5e ObservatieDen 2e augustij. des avonts de clock ontrent 7 uijren, heb ik weder mijn putwater geobserveert, dat seer klaer was, voornamentlijk als het in een ketel of pot stont, maer in een schoon glas staende, beneffens schoon hemelwater, soo overtreften het hemelwater in claerheijt het putwater, in welk putwater, ik een groote menigte vande te meer geseijde seer kleijne diertgens, heb sien leven, ja eenige duijsent in een droppel water, ik heb dan in een | |||||||||||
Examining this water again on the 20th of July I saw to my astonishment that some very long and very thin particles (which I imagine had come to my notice before in many waters) were alive. These most wonderful living creaturesGa naar voetnoot85, when viewed through my microscope, were thinner than a very fine hair of our head, and were about as long as the back of a bread-knife; others quite twice as long. Their whole body appeared of the same thickness, without my being able to make out a head or any parts of their body. In addition to this their body was very clear and consequently it was very difficult to see them moving alive in the water. They moved with wriggles as an eel swims in the water, only with this difference that, whereas an eel always swims in the water with its head foremost and never with its tail first, these little animals swam backwards as well as forewards, but their motion was very slow. And if I am to compare these living creatures, as regards their size, with the eels or worms in vinegar, I imagine the proportions would be thus: As a worm of the size of a big pin Is to an eel of the thickness of one's wrist: So are these living minute creatures or eels in pepper-water to the size of the eels in vinegar. | |||||||||||
Observation V.On August the 2nd, at about 7 o'clock in the evening, I again examined my well-water, which was very clear, especially when it stood in a kettle or pot; but standing in a clean glass, by the side of clear rain-water, the rain-water surpassed the well-water in clearness. In this well-water I saw living a great number of the before-mentioned minute animalcules; some thousands, indeed, | |||||||||||
porceleijne theecopje van dit water gedaen, en daer beneffens een quantiteijt grof gestooten peper, en de peper met het water omgeroert uijt consideratie ofGa naar voetnoot109 de geseijde diertgens, in't peperige water in't leven soude blijven, dan of die soude sterven, dit water met de peper omgeroert sijnde, heb ik geobserveert, ende de diertgens sien leven, na verloop van een half uijr, weder observerende, heb ik de diertgens nog sien leven, maer derselver beweginge en was soo vaerdig niet, als doen deselve in simpel putwater waren, Na verloop van nog twee uijren, het water weder observerende, sag ik als nog de diertgens leven, dog in veel minder getal als hier te voren, Den 3e Augustij. smorgens ontrent 7 uijren, heb ik nog eenige weijnige diertgens sien leven, alsdoen gisten het water als of het bier had geweest dat stont en arbeijdenGa naar voetnoot110, Des naermiddags de clock ontrent 4 uijren weder observerende, heb ik nog eenige diertgens sien leven, Des avonts ontrent de clock 9 uijren, heb ik edog seer weijnige diertgens sien leven, De 4e dito des morgens de klock ontrent 6 uijren heb ik geen, levende diertgens connen ontdecken, hoe naukeurig ik ook observeerde, maer ik jmagineerde mij deselve doot te sien drijven. Dito des avonds de klok ontrent 9 uijren, heb ik 4. a 5. seer kleijne diertgens ontdeckt, daer onder een wat grooter, en seer ront, sodanigh diertje ik noijt in putwater heb gesien,Ga naar voetnoot111 Den 5e dito s'morgens heb ik weder 4 a 5 seer kleijne diertgens gesien, daer onder een dat wat in lengte buijten de andere uijtstak, en onder seer veel deeltgens oordeelde ik figuertjes te sien, die over een quamen in gedaente met de geseijde levende diertgens, maer ik konde daer in geen leven bekennen, Dito des naermiddags de clock ontrent 3 uijren. sag ik verscheijde extraordinaire seer kleijne diertgens, ja cleijnder als in het putwater, alsmede veel diertgens die wat grooter waren, dese laeste waren seer na ront, en derselver beweginge was meest al draeijende, waer door deselve niet veel weg spoeijdenGa naar voetnoot112, | |||||||||||
in a drop of water. I then poured some of this water into a porcelain tea-cup, adding a quantity of coarsely pounded pepper; and I stirred the pepper in the water in order to discover whether the said animalcules would keep alive in the peppery water, or whether they would die. This water and pepper having been stirred, I examined it and saw the animalcules living. Examining it again after the lapse of half an hour, I saw the little animals still alive, but their motion was not so quick as when they were in unmixed well-water. After the lapse of another two hours, examining the water again, I saw the animalcules still alive, but in much less number than before. On the 3rd of August, at about 7 o'clock in the morning, I saw a few animalcules still alive. The water was then fermenting as if it had been beer that stood and worked. In the afternoon, about 4 o'clock, examining it again, I still saw a few animalcules alive. In the evening, at about 9 o'clock, however, I saw very few animalcules living. On the 4th ditto, about 6 o'clock in the morning, I could discover no living animalcules, how attentively soever I looked, but I thought I saw some floating dead. In the evening of the same day, at about 9 o'clock I discovered 4 or 5 very little animalcules, one of them somewhat bigger than the others, and very round. Such an animalcule I have never seen in well-waterGa naar voetnoot86. The 5th ditto, in the morning, I again saw 4 or 5 very little animalcules, and among them one that surpassed the others a bit in length; and amidst very many particles I judged that I saw little forms which agreed in their shape with the aforesaid living animalcules, but I could discern no life in them. Ditto, in the afternoon about 3 o'clock, I saw several extraordinarily small animalcules - nay smaller even than those in the well-water - and also many animalcules that were a little bigger. These last were almost round and their motion was mostly rotary, as a result of which they did not get on very fast. | |||||||||||
Alsmede een soort die van de selve groote waren, maer dese waren wat langront, En laestelijkGa naar voetnoot113 sag ik nog (dog seer weijnige) die wel 20 mael grooter waren, als de grootste soort hier boven verhaelt,Ga naar voetnoot114 deselve waren lang, en crom gebogen het bove LijfGa naar voetnoot115 ront, en onder plat, seer na die manier, als of wij 1/8 vande schil van een groote citroen sagen, derselver beweginge, was al wentelende sooGa naar voetnoot26 op de rug alsGa naar voetnoot26 op de buijk, aendeselve en conde ik geen pootgens, of beentgens bekennen, en heb ook deselve na dees tijt niet meer vernomen, Des Avonts de klock ontrent 10 uijren, heb ik de seer kleijne, ende ronde diertgens, in veel meerder getal gesien, als mede een diertge dat 3. a 4. mael soo lang als breet was, en daer beneffens veel wormtgens, of aeltgens die nog cleijnder waren, als de voorverhaelde heele kleijne aeltgens, Den 6e dito des smorgens de clock ontrent 6 uijren, heb ik een seer groote menigte, ja ongelooflijk veel uijtstekende kleijne diertgens ontdekt die omme haer cleijnheijt geen figuer te geven sijn, als mede een seer groot getal van ronde diertgens, die in mijn oog wel agtmael soo groot scheenen, als de eerste diertgens, die ik boven heb geseijt, daer ik geen figuer aen konde bekennen, dese ronde diertgens jmagineer ik mij meer als 50 mael cleijnder als het oog van een Luijs te sijn, en daer beneffens een derde soort, die tweemael soo lang als breet waren, en ontrent de langte hadde vande ronde diertgens. de vierde soort was de seer kleijne aeltgens, maer ik konde als nu de buijginge soo naektGa naar voetnoot116 niet sien in't bewegen, als ik voor desen wel had gesien, en als nu sag ik eenige, dog seer weijnige diertgens, die bij na de langte hadde van het oog van een Luijs, en was seer na in figuer, (maer veel kleijnder) als het diertge gelijk, dat ik hier vooren bij een stuk van een citroen schil heb vergeleken, Jk heb mijn selven ook niet konnen versekeren,Ga naar voetnoot117 dat ik nu onder de verhaelde soort van diertgens, de schepselen sag, die ik geseijt heb in't putwater gesien te hebben, schoon ik putwater daer benevens heb geobserveert, | |||||||||||
There was also a sort that were of the same size, but they were somewhat elliptical; and lastly I also saw some (though very few) which were at least 20 times bigger than the biggest sort spoken of aboveGa naar voetnoot87. These were long, and bent crooked, the upper part of the body round and flat beneath, much after the fashion of an 1/8 part of the peel of a large lemon. Their motion was wallowing on their back as well as on their belly. I could not discern little feet or legs on them; after this time I never saw them any more. In the evening, about 10 o'clock, I saw the minute and round animalcules in much greater numbers, and also a little animal that was 3 or 4 times as long as broad; and besides these many little worms or little eels, which were even smaller than the very tiny eels mentioned before. On the 6th ditto, about 6 o'clock in the morning, I discovered a great many, nay incredibly many, exceedingly little animalcules to which, because of their smallness, no shape can be given and besides these a very great number of round animalcules, which to my eye seemed about eight times as big as the first animalcules, whose shape I have just said I could not make out. These round animalcules I imagine to be more than 50 times smaller than the eye of a louse. Besides there was a third sort that were twice as long as broad, and which had about the length of the round animalcules. The fourth sort was the very tiny eels; but now I could not see their bending so distinctly when they moved as I had seen it before; and now I saw also some (though very few) animalcules that had very nearly the length of the eye of a louse: in shape they were very much like (only much smaller) the little animal which I have above likened to a piece of lemon-peel. Moreover, I could not make sure of now seeing, among the sorts of animalcules described, the creatures which I have said I saw in the well-water, although I examined the well-water as well. | |||||||||||
Dito des naermiddags de clock ontrent 3 uijren, heb ik nogh meerder diertgens, soo ronde als die twee mael soo lang als breet waren, gesien, ende daer benevens een soort die nog kleijnder waren, ende ongelooflijk veel seer kleijne diertgens, die ik heden morgen niet en conde bekennen, wat figuer dat die hadden, sagGa naar margenoot+ ik nu seer claerGa naar voetnoot118 dat aeltgens, of wormtgens warenGa naar voetnoot119, Leggende overhoop door malcanderen en beweegden, als of wij met ons bloote oog aenschouden een gansche tobbe, met seer kleijne aeltgens, en water gevolt, krielende de aeltgens door den anderen, en scheen het gansche water, door de menigvuldige diertgens als te leven, dit was voor mijn onder alle de wonderheden, die ik inde natuer heb ontdekt, het alderverwonderendste, en ik moet seggen, datter voor mij, tot nog toe geen grooter vermaek in mijn oog is geweest, als dese gesigten, van soo veel duijsenden, van levende schepsels, in een kleijn droppeltge water te sien, door malcanderen bewegen, ijder bijsonder schepsels, sijn bijsonder bewegingh hebbende, en al seijde ik datter hondert duijsent diertgens in een droppeltge water, dat ik vande superfitie van het water afnam, waren ik soude niet doolenGa naar voetnoot120, andere dit siende, soude dit getal wel op thien mael soo veel begrooten, waer van ik exempelen heb, dog ik seg het minste, mijn metode om de alderkleijnste diertgens en aeltgens te sien, en deel ik aen een ander niet mede, nog ook omme seer veel diertgens te gelijk te sien, maer ik houde dat alleen voor mijn selvenGa naar voetnoot102, Dito. des nagts ontrent 11 uijren. waren de diertgens als vooren, de soort die ik tot nog toe geen figuer aen hadde connen bekennen, beelde ik mij nu, dat eer ront dan lang waren, Den 7e dito. des morgens de clok ontrent 8 uijren, de diertgens als vooren, de aeltgens of wormtgens waren wat grooter, de alderkleijnste diertgens en conde ik nu niet bekennen, Den 7e dito des avonts ontrent 8 uijren, de alderkleijnste diertgens sag ik nu weder in weijnig getal, de ronde diertgens seer veel, ende de diertgens die twee mael soo lang als breet waren, | |||||||||||
In the afternoon of the same day, about 3 o'clock, I saw still more animalcules, both round ones and those that were twice as long as broad, and besides these, a sort which were still smaller,Ga naar margenoot+ and incredibly many of the very little animalcules whose shape I could not make out this morning. I now saw very distinctly that these were little eels or wormsGa naar voetnoot88, lying huddled together and wriggling, just as if you saw with your naked eye a whole tubful of very little eels and water, the eels moving about in swarms; and the whole water seemed to be alive with the multitudinous animalcules. For me this was among all the marvels that I have discovered in nature the most marvellous of all, and I must say that, for my part, no more pleasant sight has yet met my eye than this of so many thousands of living creatures in one small drop of water, all huddling and moving, but each creature having its own motion. And even if I said that there were a hundred thousand animalcules in one drop of water which I took from the surface of the water, I should not err. Others, seeing this, would estimate the number at quite ten times more, of which I have instances, but I give the lowest numbers. My method for seeing the very smallest animalcules and eels I do not impart to others, nor that for seeing very many animalcules all at the same time, but keep that for myself alone. Ditto, about 11 at night, the animalcules were as before. I now imagined that the sort in which up to now I could not discover any shape, were round rather than long. The 7th ditto, about 8 o'clock in the morning, the animalcules were as before. The little eels or worms were slightly bigger, but the very smallest animalcules I could not now discover. The 7th ditto, about 8 o'clock in the evening, I now saw again the smallest animalcules, but few in number; very many of the round animalcules; and the animalcules which were twice as long | |||||||||||
mitsgaders de aeltgens sag ik in een over groot onuijtspreekelijk getal, naGa naar voetnoot121 de quantiteijt van het water, Den 8e dito. des mergens ontrent 8 uijren de diertgens als vooren, Dito. des naer middags ende des avonts de diertgens in geen minder getal gesien. Den 9e dito des mergens de diertgens als vooren, Den 9e dito des naermiddags de diertgens in geen minder getal, uijtgesondert dat de ronde diertgens nu minder in mijn oog waren, Vanden 10e tot den 17e dito voor vermaek in brabant en elders geweest sijnde, heb ik het water, dat nu seer weijnig in quantiteijt, en dik door de menigvuldige seer kleijne deeltgens was, geobserveert, en de diertgens in groote menigte sonder eenige beweginge bij malcander sien leggen, uijtgesondert 2 a 3 diertgens, die ik een weijnig sag bewegen, ik heb dan weder wat putwater bij de peper en t' over blijvende water gedaen, en als doen het water besigtigt, en heb na verscheijde observatien, egterGa naar voetnoot122 geen meerder beweginge connen vernemen, Den 18e dito des mergens, dit water weder observerende, heb ik de diertgens in soo een groot getal weder sien leven en bewegen, als oijt hier vooren, dog derselver beweging en was soo vaerdig niet, uijtgesondert alleen de aeltgens, die ik niet en conde bekennen, Dito des avonts was de snelle beweginge inde diertgens als oijt voor desen, Den 19e dito de diertgens als vooren, Den 20e dito de diertgens als vooren, Den 21e dito de geseijde diertgens, die bij na ront sijn, waren in een ongelooflijke groote meenigte, en meer als oijt voor desen, de diertgens, die tweemael soo lang als breet waren, waren in minder getal, als voor desen, ende nu conde ik bekennen, dat deselve voor en agter een weijnig spits toeliepen, en t'was aerdig te aenschouden, de alGa naar voetnoot123 trillende, of bevende beweging, die sulke seer kleijne schepsels in haer voortgang maekten, geen andere als dese twee soorten conde ik ondecken, onder andereGa naar margenoot+ deeltgens dreven door de vogtigheijt, menigvuldige corte regte | |||||||||||
as broad, as also the little eels, I saw in numbers inexpressibly great, for the quantity of water. The 8th ditto, about 8 o'clock in the morning, the animalcules as before. Ditto, in the afternoon and evening, the animalcules seen in no less number. The 9th ditto, in the morning, the animalcules as before. The 9th ditto, in the afternoon, the animalcules in no less number, except that the round animalcules now seemed fewer to my eye. Having been, from the 10th to the 17th ditto, in Brabant and elsewhere for a holiday, I observed the water which was now very small in quantity, and thick owing to all manner of very small particles; and I saw that the animalcules lay alongside one another in great numbers, without any motion, save 2 or 3 animalcules which I saw moving slightly. Then I again added a little wellwater to the pepper and the water that was left, after which I observed the water; however, after several observations, I could perceive no further movement. The 18th ditto, in the morning, examining this water again, I saw the animalcules alive and moving in as great number as ever before; but their motion was not so quick; except only the little eels, which I could not discern. Ditto, in the evening, the motion of the animalcules was as quick as ever. The 19th ditto, the animalcules as before. The 20th ditto, the animalcules as before. The 21st ditto, the aforesaid animalcules, which are almost round, were incredibly numerous, more than ever before. The animalcules that were twice as long as broad were fewer in number than before, and I could now discern that they taper off somewhat to a point before and behind; and it was pretty to behold the motion, quivering and trembling all the timeGa naar voetnoot89, that such little creatures made in going forward. No other than these two sorts couldGa naar margenoot+ I discover. Among other particles there drifted, through the liquid, | |||||||||||
pijpjesGa naar voetnoot124 verscheijde deelen, ja 3 a 4 deelen corterGa naar voetnoot125, dan de hiervoren geseijde seer dunne aeltgens, of wormtgens, soodat deselve niet dan met seer nauwe toesigtGa naar voetnoot126 en waren te kennen, Den 21e dito des naermiddags de diertgens in menigte als voren, de lange diertgens, sijn helder de rontagtige, als met een donker streepje omtogen, hebbende aen het agterste deel van haer lighaem, een donker plaesje, of punctge. Den 22e dito de diertges als voren, de korte seer kleijne pijpjes waren in meerder getal, Den 3e September de diertgens als vooren sonder dat ik eenige merkelijke verandering daer in conde bespeuren, ik heb weder putwater daer veel levende diertgens in waren; bij de peper gegoten, en te gelijk twee eijer lepeltgens grof gestooten peper nog in het water gedaen, uijt consideratie, of de diertgens als dan niet en souden sterven. (Jk heb ook putwater daer heele peper in is, noch op mijn comptoir staen, van welke observatien ik geen aenteekeninge heb gehouden, inde welke ik boven verscheijde diertgens, een groote menigte van aeltgens of wormtgens heb gesien, alsmede een soortGa naar margenoot+ van diertgens,Ga naar voetnoot127 die wat kleijnder waren, als de Eijronde diertgens, hier vooren te meermalen genoemt, dese bestont haer agterlijf mede uijt een eijront, maer haer voorste gedeelte was aen het eijnde met een cromme bogt, een papegaijsbeck gelijk, De diertgens die ik doorgaensGa naar voetnoot128, eijronde diertgens heb genoemt, en vertoonen geen eijront, ten sij men deselvige op haer rugh of boven lijf aenschout, en gelijk het observeren, bij na een studie op sijn selven is, soo heb ik alsnu dese diertgens mij seer aerdig op sij vertoont, en niet alleen haer pootgens, maer haer hooft, en seer cort spits staertge mij vertoont, over welke volmaektheijt, van dit kleijne diertge ik mij seer verwonderde, en ten ware de menigvuldige vaste delen, die in het simpel water sijn, mij niet hinderde, ik soude de diertgens distincter connen beschrijven,) Den 4e September, de diertges in soo een groote menigte gesien, | |||||||||||
a multitude of short straight little tubesGa naar voetnoot90 several times, even 4 or 5 times, shorterGa naar voetnoot91 than the aforesaid very thin little eels or worms, so that they could only be made out by very close observation. The 21st ditto, in the afternoon, the animalcules in abundance, as before. The long animalcules are clear; the roundish ones as it were encircled with a dark line and having a little dark spot or point at the hindmost part of their body. The 22nd ditto, the animalcules as before, the short and very little tubes were in greater number. The 3rd of September, the animalcules as before without my being able to discover any notable change in them. I again poured well-water, in which there were many living creatures, upon the pepper and at the same time also put two egg-spoonfuls of coarsely pounded pepper into the water, for the purpose of discovering whether the animacules would not then die. I have also well-water containing whole pepper, still standing in my closet, but I have made no notes of these observations. Besides various animalcules, I have seen in it a great number of little eels or worms,Ga naar margenoot+ together with a sort of little animalsGa naar voetnoot92 that were a little smaller than the oval animalcules, referred to before already several times. The hind part of their body was also oval, but the front part had, at its end, a curved bend, like a parrot's beak. The animalcules which I have throughout called oval animalcules, are not really oval, unless one looks upon them on the back or upper part of their body; and as the making of observations is almost a study in itself, I have now exhibited these little animals to myself very prettily sideways, and have demonstrated to myself not only their little feet, but also their head and their very short, pointed little tail, greatly marvelling at such perfection in this tiny creature; and but for the multitude of solid particles, present in the unmixed water, I could describe the little animals more distinctly. The 4th of September, the animalcules were seen in such great | |||||||||||
als oijt, voor desen, dog of de diertgens die in't putwater hadden geweest, nog leefden, dat kan ik als nog voor vast niet seggen, Den 5e dito de diertgens in een veel grooter ongelooflijker getal als voor desen, dog deselvige bestonden maer in twee soorten, te weten inde rontagtige diertgens, ende de diertgens die twee mael soo lang als breet waren, uijtgesondert dat eenige weijnige, in Langte wat uijtstaken, de lange diertgens waren wat dicker als een haertge van een Luijs, ende ronde ontrent 2 mael soo dik Den 6e dito, de diertgens in soo een groote menigte als hier vooren, nu jmagineerde ik mij dat de Lange diertgens, in twee soorten bestonden, alsmede jmagineerde ik mij diertgens te sien, van sodanige kleijnheijt, als ik tot dato noijt in peper water had gesien, Den 7e dito de diertgens in nog grooter getal als voor dato. Den 8e September boven de verhaelde lange diertgens, en rontagtige diertgens, heb ik drie diertgens ontdekt, die de figuer hadden van een peer, alleen met dit onderscheijt, dat deselvige aen haer onderlijf plat waren, sodanige soort ik tot nog toe in geen water had gesien, en ik had soo veel te sien, na dese diertgens, om dat deselvige soo weijnig waren, dat ik na de alderkleijnste diertgens niet en heb gesien, Den 9e dito heb ik maer een diertge dat de figuer van een peer hadde in 4 distincte observatien vernomen, ik heb, hoewel daer nog al veel water bij de peper was, noch putwater daer bij gedaen, om dat het peper water wat dik was Dito des naer middags de clock ontrent 4 uijren, heb ik gansch geen diertgens connen sien die in't putwater in groote meenigte waren geweest, eer ik het selvige bij de peper had gegoten, en heb ook de diertgens, die de figuer van een peer hadden niet connen ontdecken, Den 10e dito des mergens de rontagtige en lange diertgens nu in soo een onuijtspreekelijk groote menigte, dat deselvige in getal alle de diertgens bij mij tot dato in eenige waterenGa naar voetnoot129 gesien, verre overtreften, ik heb ook geen ander soort connen bekennen, Den 14e dito sedert den tienden geen verandering connen bespeuren, als alleen dat ik nu weder diertgens sag die de figuer van een peer hadden, en ik sag daer benevens een diertge met een staert, Den 15e dito sag ik meerder diertgens die de figuer hadden van | |||||||||||
numbers as never before; but whether the animalcules which were at first present in the well-water were yet alive, I still cannot say for certain. The 5th ditto, the animalcules in a much greater and more incredible number than before; but they consisted of only two sorts, that is to say, the roundish animalcules, and the animalcules that were twice as long as broad, except that a few surpassed the others somewhat in length. The long animalcules were a little thicker than the hair of a louse, and the round ones were twice as thick. The 6th ditto, the animalcules in as great abundance as before. I now imagined that the long animalcules consisted of two sorts and I also imagined that I saw animalcules of such minute size as up to then I had never seen in pepper-water. The 7th ditto, the animalcules in even greater number than before this date. The 8th of September, besides the aforesaid long animalcules and roundish animalcules, I discovered three little animals that were pear-shaped, with this difference only, that they were flat on the underside of their body, which sort I had not seen till now in water; and I had to keep such a good look-out for these little animals, because they were so few in number, that I did not look at the very smallest ones. The 9th ditto, I perceived but one animalcule that had the figure of a pear, in four several observations. Although there was still quite a lot of water on the pepper, I added yet more well-water to it, because the pepper-water was rather thick. Ditto, about 4 o'clock in the afternoon, I could not see any of the animalcules that had been in great numbers in the well-water before I poured it on the pepper; neither could I discover any of the animalcules that had the figure of a pear. The 10th ditto in the morning, the roundish and the long animalcules were now in such inexpressibly great numbers, that they far exceeded all the animalcules I had seen up to this day in any waters, nor could I discern any other sort. The 14th ditto, I could see no change since the 10th, save only that I now saw again animalcules that had the shape of a pear, and besides these I saw an animalcule with a tail. The 15th ditto, I saw several animalcules that had the figure | |||||||||||
een peer, en twee a drie diertgens met staerten, en vernam als doen, dat de peerronde diertgens, haer niet tegen de superfitie van het water onthieldenGa naar voetnoot130 gelijk de andere diertgens, maer dat deselvige wat dieper onder water swommen, haer dickte was ontrent als een enkel draatge van een sijd-worm, en ontrent 1½ mael soo lang als breet, de cleijnder bij na ronde ende lange diertgens waren in geen minder getal, Den 16e dito de diertgens die de figuer van een peer hadden, als vooren, de diertgens met staerten waren in meerder getal toegenomen, de kleijne ronde diertgens, en de diertgens die tweemael soo lang als breet waren, waren nu vermindert in getal, Den 16e dito de diertgens de figuer van een peer hadden, als vooren, de diertgens met staerten nog meerder als voor dato, de Lange en ronde cleijne diertgens waren nog meer in getal vermindert;Ga naar margenoot+ Als nu ontdeckten ik drie diertgensGa naar voetnoot131 die doorgaensGa naar voetnoot132 even dik en voor en agter ront toeliepen, sijnde ontrent tweemael soo lang als dik, seer na gelijkende de vrugt die wij dalenGa naar voetnoot133 noemen, derselver dikte was ontrent als een fijn haertge van een schaap, haer beweginge waren seer bijsonder, soo met omdraeijen als tuijmelen, en sig inde ronte intreckende, Den 17e dito de diertgens die de figuer als een peer hadden als vooren, de diertgens met staerten in meerder getal, de lange en ronde diertgens waren nog vermindert, en daer bij seer traeg int bewegen, de diertgens die doorgaensGa naar voetnoot132 even dik, waren wat meerder, en nu conde ik bekennen, dat deselvige voor een weijnig platt waren, versien met verscheijde beentgens, die in't bewegen een weijnig voor uijt het Lighaem quamen, agter aen het lighaem was een ront plaesjeGa naar voetnoot134, lopende met een donker streepje na't hooft, seer na als of wij d'jngewanden of het bloet met ons bloote oog, in het Lighaem van de Luijs aenschouden,Ga naar voetnoot135 Den 19e September de menigvuldige lange en rontagtige cleijne diertgens, was haer beweging veel minder, en veel van deselve lagen gansch sonder eenige beweginge, de diertgens met staerten | |||||||||||
of a pear and two or three animalcules that had a tail, and then perceived that the pear-shaped animalcules did not keep against the surface of the water, like the other animalcules, but swam a little deeper under water. Their thickness was about that of a single thread of a silkworm, and about 1½ times as long as broad. The smaller, roundish animalcules and the long ones were not fewer in number. The 16th ditto, the animalcules that had the figure of a pear, as before; the animalcules with tails were increased to a greater number; the little roundish animalcules, and those that were twice as long as broad, were now diminished in number. The 16th ditto, the pear-shaped animalcules, as before; the animalcules with tails even more numerous than before this date; the long and the round little animals were even more reduced inGa naar margenoot+ number. This time I discovered three animalculesGa naar voetnoot93 that were uniformly thick and had round ends before and behind, being about twice as long as thick, very like the fruit that we call dates. Their thickness was about that of a very fine sheep's hair. Their motion was very curious, rotating and tumbling and drawing themselves together into a round. The 17th ditto, the animalcules that had a figure like a pear, as before; the animalcules with tails, in greater number; the long and the round animalcules decreased still further and withal moving very slowly. The animalcules that were uniformly thick, were slightly more numerous and I could now make out that they were a little flat in front, furnished with several little legs which during motion stuck out a bit beyond the body. At the hind end of the body there was a round spot, running towards the head in a dark streak very much as if we saw, with the naked eye, the guts or the blood in the body of a louseGa naar voetnoot94. The 19th of September the motion of the numerous long and roundish animalcules was much slower, and many of them lay without any motion at all. The animalcules with tails were | |||||||||||
waren in nog grooter getal toegenomen, de diertgens doorgaensGa naar voetnoot132 even dik, en de diertgens die de figuer van een peer hadden waren in getal als vooren, mijne verdere observatien heb ik niet aengetekent alleen can ik dit seggen, dat na verloop van weijnig dagen, het water weder soo dik was, dat alle de diertgens die daer nog in waren seer langsaem haer beweegden, en 2 a 3 dagen na dat ik daer weder putwater had opgegoten, vernam ik de cleijne diertgens in soo een overgroot getal, als oijt daer te vooren. Jk heb sedert 2 a 3 Jaren geen wormtgens, of aeltgens in den asijn connen vernemen, die ik in een vat, in mijn kelder voor mijn menagie heb, ik heb dan in een glas 1/3 pint asijn getapt, en dat op mijn comptoir gestelt, en met een papier toegedekt om voor de stof bewaert te sijn, en naer verloop van 11 dagen heb daer aeltgens in vernomen, die van dag tot dag vermenigvuldigde, jkGa naar margenoot+ heb verscheijde malen, een weijnig asijn bij een weijnig peperige water gebragt, en heb door gaens gesien, dat soo ras het peper water met den asijn vermengt was, dat aenstonts de diertgens die in het peper water waren storven, sonder dat ik sien conde, dat de aeltgens die inden asijn waren eenig letsel vanhet peper water haddenGa naar voetnoot97, Jk heb andermael het laestgeseijde peperige water (op die tijt wanneer de meeste levende schepsels daer in waren,) ontrent 10 deelenGa naar voetnoot136 genomen, en daer in gedaen ontrent 1/10 deel asijn daer levende aeltgens of wormtgens in waren, welken asijn ik gebragt heb op den bodem, en niet op de superfitie van het peperige water, en heb waergenomen dat soo aenstonts, als den asijn bij het peperige water was gedaen, dat de seer kleijne menigvuldige diertgens, die naestGa naar voetnoot137 de bodem waren daer de asijn was, sonder eenige beweginge lagen, ende de verdere van den bodem leggende diertgens, wierden trager in haer beweging, en na verloop van weijnig tijts, waren alle de seer kleijne diertgens doot, en de aeltgens haer beweging in dit water, en was niet minder, alsdoen sij inden asijn waren, ik heb dit peperige water en asijn, dat te samen in quantiteijt, een groote droppel water uijtmaekten, bij na van dag tot dag geobserveert, en na verloop van ontrent 2 a 3 weeken gesien, dat deselve in dit verhaelde vermengde water, seer vermenigvuldigt waren, en daer ik in het eerst maer 10 | |||||||||||
increased to yet greater numbers; the uniformly thick and the pearshaped animalcules were in number as before. My further observations I have not noted down; I can only say that, after the lapse of a few days, the water was again so thick that all the animalcules still in it moved very slowly; and 2 or 3 days after having poured in well-water once more, I perceived the little animals in greater numbers than ever before. Since 2 or 3 years I have not been able to find any little worms or eels in the vinegar that I keep in a cask in my cellar for my household. So I drew 1/3 pint of vinegar into a glass, and put it in my closet, covering it with a piece of paper to keep off the dust, and after the lapse of 11 days I found eels in it which multipliedGa naar margenoot+ from day to day. Several times I have put a little vinegar into a little pepper-water and have invariably seen that, as soon as the pepper-water was mixed with the vinegar, the animalcules that were in the pepper-water died instantly, without my being able to perceive that the little eels which were in the vinegar suffered any hurt from the pepper-water. At another time I took about 10 partsGa naar voetnoot95 of the afore-said pepper-water (when the living creatures were most numerous in it), and added to it about 1/10 part of vinegar, containing living little eels or little worms, which vinegar I put in at the bottom and not on the surface of the pepper-water; and I observed that the moment the vinegar was added to the pepper-water, the numerous minute animalcules that were next the bottom, where the vinegar was, lay without any motion; and the animalcules which lay further from the bottom became slower in their motion; and after the lapse of a little while, all the very little animalcules were dead; and the motion of the little eels was no less in this water than when they were in the vinegar. I observed this pepper-water and vinegar, which together equalled in quantity one big drop of water, almost from day to day; and after the lapse of about 2 or 3 weeks, I saw that the little eels in this mixed water were greatly increased | |||||||||||
aeltgens had gesien, daer sag iker nu wel 200. en onder anderen sag ik een groot getal kleijne aeltgens, bij na van een ende deselvige groote bij malcanderen, die na mijn oog ontrent 1/4 of 1/5 deel vande lengte uijtmaekten, vande aldergrootste aeltgens, sonder dat wat observatien ik ook had gedaen, geen kleijnder aeltgens hadde connen ontdecken, nog ook geen deeltgens, die na de seer kleijne voorverhaelde diertgens geleken, maer deselve waren als weg, sonder eenige overblijfselen, over te laten, dese menigvuldige aeltgens, in dit 10 deelen peperige water, en een deel asijn siende, heb ik mij selven vast gejmagineert, dat deselve niet voortgebragt waren, uijt eenige deeltgens die in het peperige water mogten sijn, nog ook schoon die inden asijn mogten sijn geweest, datGa naar voetnoot138 deselvige met het peperige water, als onbequaem soude sijn geworden, tot voortbrenginge van levende schepsels, maer mijGa naar margenoot+ vastelijk ingebeelt, dat de geseijde aeltgens, bij voor teeling, sodanig waren vermenigvuldigt, ik heb dan middelen gebruijkt om dese seer kleijne diertgens te ontdecken, en heb in 't eerst gesien, na dat ik vande grootste soort, (die over een quamen met die geene die ik in mijn wijn had gesien)Ga naar voetnoot139 ontstucken gebrooken, of van een had getrocken, dat deselve van binnen waren versien, met een lang deeltge, dat ontrent 1/3 vande dikte had, als het aeltge, dat ik mij jmagineerde, dat een darm van het diertge was,Ga naar voetnoot140 en heb daer beneffens in eenige nog veel dunder lange deeltgens gesien, dat ik mij jmagineerde of niet wel aeltgens mogte sijn, andersGa naar voetnoot141 was het lighaem van dit schepsels (!) seer sagt, en vloeijden in menigvuldige groote en seer kleijne globule (na proportie van het diertge), aen alle kanten weg, welke globule niet uijt wateragtige deelen bestonden, maer inder daet olij was, want soo klaer als wij met het oog olij die op het water drijft, uijt het water konnen bekennen,Ga naar voetnoot142 soo klaer konde ik hier de olijdeeltgens sien,Ga naar voetnoot143 waer onder eenige soo kleijn waren, dat die bij na het gesigt ontweeken, ik heb dese mijne curieusheijt, op verscheijde tijden ver- | |||||||||||
and where at first I had seen but 10 eels I now saw quite 200, and among these I saw a great number of very little eels - nearly of one and the same size - huddled together and their length, to my eye, equalled about 1/4 or 1/5 part of the biggest eels of all; but in spite of further observations that I made, I was not able to discover smaller eels nor any particles that looked like the aforesaid very little animalcules, but they seemed all gone without leaving any remains. Seeing this multitude of little eels in the mixture of 10 parts pepper-water and 1 part vinegar, I imagined that surely they were not produced from any particles probably present in the peppery water nor yet from such as might have been in the vinegar, seeing that these, mixed with pepper-water, would have become unfit for the production of living creatures, but firmlyGa naar margenoot+ imagined that the said little eels had thus increased by procreation. I then employed means to discover these very little animalcules, and first of all, after I had broken into pieces or pulled asunder some of the biggest sort (corresponding to those I had seen in my wine)Ga naar voetnoot96, I saw that they were provided inside with a long particle, which had about 1/3 of the thickness of the little eel. This I imagined to be the gut of the little animalGa naar voetnoot97. Besides I saw in some still much thinner long particles, wondering if these might not be little eels. For the rest the body of this creature was very soft and flowed away on all sides in many big globules and many very small ones (in proportion to the animalcule). These globules did not consist of watery matter, but were, in fact, oil; for as clearly as you can, by the eye, distinguish oil floating on the water from the water, so clearly could I here see the particles of oilGa naar voetnoot98, among which were some so small that they almost escaped the sight. This | |||||||||||
volgtGa naar voetnoot144 en eijntelijk seer klaer gesien, dat onder anderen, uijt een aeltge, wanneer ik het selvige door midden had gebrooken vier distincte aeltgens ijder seer net en aerdig in een gevlogten, de eene vervolgens grooter als de andere,Ga naar voetnoot145 sien uijtcomen, en de grootste die daer eerst uijtquam lag, en leefden en vrong sich selven los, en bleef een weijnig tijt in 't leven,Ga naar voetnoot146 ik heb meer als eens uijt een aeltge, dat ik ontstucken had gebrooken, een aeltge dat medeGa naar voetnoot147 in een gevrongen lag sien connen; dat soo lang in't leven bleef, dat het mij verveelde, het oog daer op te houden, Jk heb ook uijt een aeltge na dat ik het selvige ontstucken had gesneen, twee levende aeltgens sien comen, die haer beweegden, en swommen, en waren van groote als de kleijnste soort, jn somma, hoe meer observatien ik hier ontrent dede, hoe klaerder ik mij de levende aeltgens, uijt de aeltgens vertoonden, en jmagineer mij ook seekerlijk, dat ik de kleijne aeltgens, in de groote aeltgens heb sien leven, dog dit quam mij te vooren, wanneer ik de groote aeltgens uijt den asijn had gebragt, en dat deselve op haer sterven lagen, Ga naar margenoot+Comende nu tot de deelen self, waer uijt de peper greijnen sijn te samen geseth, soo heb ik doorgaens ondervonden (als ik de peper na mijn contentement konde observeren) dat deselvige betonden (!) uijt deeltgens die langagtig sijn, doch alderlangst, die aldernaest, het kruijntge van het peper greijntge leijt, en alderkorst, die aldernaest het steeltge gelegen hebben, waer aen het peper greijntge gewassen is, dese kleijne deeltgens waer uijt een enkel peper greijntge bestaet, oordeel ik meer als vijftig duijsent in getal te sijn, dese deeltgens en sijn niet lang werpig ront, maer derselver sijden, hebben bij naGa naar voetnoot148 bijsondere vlacten, en uijtstekende hoekjens, en bultgens,Ga naar voetnoot149 die ik mij jmagineer veroorsaekt en ver- | |||||||||||
curiosity of mine I followed up several times and at last I very plainly saw, among other things, that from an eel, which I had broken in two, there came four distinct small eels, each neatly and prettily twisted on itself, each successively bigger than the following one. And the biggest, which came out first, lay and lived, and wrenched itself loose and remained alive a little whileGa naar voetnoot99. I have more than once seen a small eel, come from an eel which I had broken in pieces, lie twisted up and remain alive so long that it wearied me to keep my eye upon it. I have also seen two small living eels come forth from an eel after I had cut it in pieces, and they moved and swam and were in size like the smallest ones. To sum up, the more observations I made on this matter the more clearly I saw the small eels come alive out of the eels; and I think also that it is certain that I have seen the small eels alive in the large eels; but this I only observed when I had taken the big eels out of the vinegar and when they lay dying. Ga naar margenoot+Coming to the component parts of the pepper-corns, I have generally found (when I could quietly observe the pepper) that they consisted of rather long particles, longest when lying near the top part of the corn, and shortest near the stalk on which it grows. I believe that these minute particles, of which one corn consists, outnumber fifty thousand. These particles are not oblong-round but their sides are usually flat in many places with projecting angles and bumpsGa naar voetnoot100, caused and acquired, I imagine, when the | |||||||||||
cregen worden, als de peper vrugt vande geseijde deeltgens nog sagt sijnde, te samen worden geset, en geen opene plaets tusschen haer laten, en wanneer de peper droog wort, nog vaster in een settenGa naar voetnoot150, Jk heb veel vande geseijde deeltgens gesien, die aen haer eijnde dat na het cruijntge lagen gestrekt, met een scharp punctje waren versien, lopende haer andere eijnde veeltijts bot toe, eenige vande selve deeltgens waren soo helder als cristal, dese heldere deeltgens siende, jmagineerde ik mij, uijt geen andere oorsaek voort tecomen, dan dat derselver deeltgens, waer uijt het is te samen geset, soo vast in een sijn gevoegt, dat het gans geen teeken van separatie van deeltgens, waer uijt het was te samen geset, en was gebleven, andere deeltgens hadden een geluweGa naar voetnoot151 couleur, doch de meeste wit, Dese twee laeste soorten conde ik weder bekennen, dat ieder wel uijt 1000 deeltgens waren te samen geset, Dog als ik de geele deeltgens ontstucken druckten, en haer separeerde inde seer extraordinaire cleijne deeltgens, soo konde ik geen geele couleur daeraen bekennen, Jk heb eenige weijnige vande eerste deeltgens waer uijt een peper greijn bestaet die nog vande langste nog vande corste soort sijn, haer figuer soo ik die sag hier nevens gestelt alsGa naar margenoot+ fig: A. dese groote deeltgens, met scharpe hoeken siende, jmagineerde ik mij, of derselver hoeken, de globule van onse tonge, sodanigh mogte comen te prickelen, dat wij de hitte vande peper noemen,Ga naar voetnoot152 ook mede jmagineerde ik mij, of niet wel de seer kleijne deeltgens, die ik omme haer cleijnheijt geen figuer kan geven, en waer uijt de voorverhaelde deeltgens, waren te samen geset, mede niet wel van sodanige figuer mogte sijn, als de groote deeltgens, en daer beneffens van sodanige stijfte, of hardigheijt, dat die insgelijcx, inde globule van onse tonge comen te drucken, Ga naar margenoot+Jk kan niet nalaten hier bij te voegen het geene ik ontrent de taruwGa naar voetnoot153 heb geobserveert, jk heb veel debvoiren gedaen omme te remarqueren uijt wat deelen de taruw mogt bestaen namentlijk wanneer de taruw in water had te weeken geleijt, alsmede wanneer die gekookt was, en ook mede, wanneer ik deselve tot wasdom | |||||||||||
particles in the fruits of the pepper, being still soft, are pressed together leaving no intermediate spaces. The pepper getting dry they are pressed together still more closely. I have seen many of these particles, which were provided, at the end stretching towards the top part, with a sharp point, while the other end was mostly blunt. Some of these particles were as clear as crystal. Seeing these clear particles I imagined the reason must be that their component parts have dried up so compactly that there was not left a vestige of the separate particles which originally composed it. Other particles were yellow but most of them white. Again I could discern that each of these last two sorts was composed of at least 1000 parts, but when I broke up the yellow particles and separated the extraordinarily small parts, I could not see a yellow colour. I have put a drawing of some of the first parts of which a peppercorn consists in theGa naar margenoot+ margin, Fig. A, taking neither the longest nor the shortest. Seeing the larger parts, with their sharp angles, I thought that these angles might so much irritate the globules of our tongue that we speak of the heat of pepperGa naar voetnoot101. I also wondered whether the minute parts, whose shape I could not distinguish on account of their small size, and which compose the before-mentioned parts, might not likewise be formed in the manner of the large parts, and besides be so stiff or hard as to press into the globules of our tongue. Ga naar margenoot+I cannot omit adding what I observed concerning wheat. I have taken much trouble to discover the component parts of wheat after soaking it in water, boiling it, and also after allowing it to sprout. | |||||||||||
hadde laten uitspruijten, en doorgaens in deselve hadde waer genomen, dat die uijt sodanige deelen waren te samen geset, dat deselvige door nat, seer ligt als tot een Lighaem haer vereenigden, en haer tot een massa vertoonden, even als stijfsels of meel met water gemengt, in ons bloote oog schijnt, en mij niet connende vernoegen, met sodanige observatien, heb ik mij op het lant begeven, op die tijt, als de taruw stont en bloeijdenGa naar voetnoot154, en ook als die gebloeijt hadde, en deselve dus observerende, heb ik gesien, dat de deelen waer uijt de taruw is te samen geset, bestaet uijt seer heldere doorschijnende globule, die seer vloeijende in dese onvolwassche taruw greijne, voor bij mijn gesigt beweegden,Ga naar voetnoot155 en het was voor waer, een groot vermaek, voor mij soo een over groot getal, volmaekte globule in een half volwassen greijntge te aenschouwen, want ijder van deselve deeltgens, vertoonden haer door mijn miscroscope, niet grooter als een grof sant in ons bloote oog doet, dog ik heb na die tijt, inde volwassen gedroogden taruw greijnen, insgelijks de globule seer klaer konnen bekennen,Ga naar voetnoot156 en gelijk de globule waer uijt de taruw greijnen bestaen, haer seer ligt in't water comen te doenGa naar voetnoot157, soo ist contrarie met de globule waer uijt de boonen, ende Erten bestaen, want schoon ik de Erten, en boonen, eenige uijren hadde laten kooken, soo waren nogtans de globule in haer geheel gebleven; | |||||||||||
Having constantly observed that the grains consist of such parts as easily conglomerate when becoming wet, like starch or flour mixed with water when seen with the naked eye, and not being content with these observations, I went into the country at the time when the wheat was flowering and also when it was off flowering. During these observations I saw that the component parts of wheat consist of very clear, transparent globules which floated smoothly before my eyes in these unripe wheat-grains. It was indeed a great pleasure to behold such an abundance of perfect globules in a half-grown grain, for each of these particles did not show larger in my microscope than coarse sand to our naked eye. But I have since been able to distinguish the globules also very distinctly in the dried full-grown wheat-grainsGa naar voetnoot102. Whilst the globules composing a wheat-grain easily dissolve in water, the contrary is the case with the globules of which beans and peas are composed, for although I allowed the peas and beans to be boiled for two or three hours, the globules remained entire. Having discovered these soft globules, of which | |||||||||||
dese sagte globule waer uijt dat ik geseijt heb, dat de taruw greijnen bestaen, ondekt hebbende, jmagineer ik mij de oorsaek te sijn, dat ons de taruw soo een goet, en sagt voetsel toebrengtGa naar voetnoot158, want deselve globule en behoeven niet lang inde maeg te sijn, om weder in veel cleijnder deelen ontdaen te werden, en alsoo tot voetsel van ons Lighaem te verstrecken, en geheel anders moet het met de globule, waer uijt dat de Erten, en bonen bestaen, toegaen, die inde maeg comende veel tijt sullen van noden hebben, eer deselve ontdaen sullen sijn, en schoon die ontdaen sijn, egterGa naar voetnoot122 eenige hardigheijt derselver deelen nog sullen behouden, en om dese redenen geen goet en sagt bloet connen voortbrengen, dese sagte ontdoeningGa naar voetnoot159 vande kleijne globule waer uijt ieder taruwtgeGa naar voetnoot153 bestaet, moet ook ten deelen plaets hebben in Garst, Haver, Rogge, ende boekweijt, want soo de globule waer uijt dat de taruw, Garst etc: bestaet, haer niet door heet kokent water en ontdeden, ende vereenigde met het water, soo was het onmogelijk, datter sodanig goet swaer bier van gebrouwen soude connen werden, gelijk men nu doet; Ga naar margenoot+Den 6e Meij 1676 heb ik in een porceleijn Theecopje, daer een weijnig meer als 2½ once water in gaet, geleijt, drie vande gemene groote clauwen gemberGa naar voetnoot160, na dat ik deselve alvoren een weijnig met een hamer hadde gekneust, alleen uijt consideratie of dit snee water dat ik daer op goot, mede levende schepselen soude voortbrengen, Den 14e dito dit water bij na alle dagen geobserveert heb ik tot nog toe geen levende diertgens connen vernemen, en nu was het water soo weg gedroogt of inde gember getrocken, dat ik weder water daer heb bij gegoten, Den 29e dito sedert den 14e dito dit water weder bij na van dag tot dag geobserveert hebbende, heb ik nu ontdekt seer kleijne diertgens, een weijnig langer en grooter dan de kleijne diertgens bij mij in 't peper water gesien, dog dese waren van een ander figuer en beweginge, want gelijk de diertgens in het peperige water al drillendeGa naar voetnoot161 voort gingen, soo gingen dese diertgens al springende voort in forma van een exter sprong, dog waren seer weijnig in getal, | |||||||||||
as I have said wheat-grains consist, I imagine that they are the cause of wheat providing such a good, digestible food; for these globules need not stay long in the stomach before being dissolved into much smaller particles, thus yielding food for our body. Surely it is quite a different thing with the globules composing peas and beans, for entering the stomach they will require a long space of time before being dissolved; and even after being dissolved they will retain hardness in some of their parts, reason for which they cannot produce good, soft blood. The same easy dissolution of the little globule of which each grain of wheat consists must also partially take place in barley, oats, rye and buckwheat, for if the globules of which wheat and barley, etc. are composed, did not dissolve in boiling hot water and unite with it, it would be impossible to brew such good, strong beer with it as we now get. Ga naar margenoot+The 6th of May 1676 I put into a porcelain tea-cup, which will hold a little more than 2½ ounces of water, three of the ordinary large roots of ginger, after I had previously bruised them slightly with a hammer, merely in order to see whether the snow-water which I poured on it also would produce living creatures. The 14th ditto, I observed this water almost every day, but till now I have perceived no living animalcules, and by this time the water was so dried up or drawn into the ginger, that I poured more water upon it. The 29th ditto, having again examined this water almost from day to day since the 14th, I now discovered very little animalcules, a little longer and bigger than the small animalcules seen by me in the pepper-water, but these had a different form and motion, for while the animalcules in the pepper-water advanced turning round all the timeGa naar voetnoot103, these little animals advanced in jumps, in the manner in which a mag-pie hops; but these were very few in number. | |||||||||||
Den 30e Meij nu weder het gember water observerende heb ik wel 25 mael meer diertgens daer in ontdekt als voor dato, onder deselve waren eenige wel drie mael soo lang, als breet, en ik jmagineerde mij te sien, dat deselve voor en agter schuijns waren te weten met een scharpen hoek en een botten hoek gelijk ik hier vooren van sodanigen soort die grooter waren, heb geseijt, Dito des nagts de clok 10 uijren de geseijde diertgens in grooter getal gesien, Den 31e dito nog in veel grooter getal de verhaelde diertgens gesien tot eenige duijsent in een droppel water, en eenige van deselve staken in lengte boven de andere uijt Den 1e Junius de diertgens in nog grooter getal gesien, Den 3e dito de diertgens in soo een groot getal gesien, in het water dat ik boven vande superfitie van het water afnam, dat bij aldien ik na mijn oordeel de menigvuldige duijsenden die in een droppel water waren, uijtsprak het soude ongelooflijk sijn, Den 4e Junius was het water weder soo weg gewasemt, dat de Clauwen gember begon droog te leggen, ik heb als doen regenwater daer op gegoten, Den 10e dito lag op het water een dik vlies,Ga naar voetnoot162 dat ik daer heb van genomen, en als doen gesien eenige eijronde diertgens, van groote en gedaente gelijk ik geseijt heb dat in het peper water waren, Den 11e dito waren de eijronde diertgens in meerder getal, swemmende meest boven tegen het vliesje dat weder op het water was gecomen, Jk heb hier met verwondering gesien, het gewelt dat de eerst geseijde kleijne levende schepsels gebruijktenGa naar voetnoot163, wanneer sij buijten het water op het droog quamen aleer sij quamen te sterven, Den 12e dito de eijronde diertgens waren nu in groote menigte, beneffens de andere diertgens, en om dat het vlies dat op het water lag in dikte had toegenomen, heb ik het water en gember weg gegoten, Ga naar margenoot+Comende nu tot deelen self waer uijt de gember meest bestaet,Ga naar voetnoot164 soo heb ik ontdekt, dat deselve haer figuer hebben van | |||||||||||
The 30th of May, observing the ginger-water once more, I discovered at least 25 times more animalcules in it than before. Among these there were some quite three times as long as broad and I imagined I saw that these slanted at their fore and hind parts with an acute angle and an obtuse one, as I have said before of a like sort that were bigger. Ditto, at about 10 o'clock at night, the said animalcules seen in greater number. The 31st ditto, the aforesaid animalcules seen in still much greater number, as many as several thousand in one drop of water, and some of them exceeded the others in length. The 1st of June, the animalcules seen in still greater number. The 3rd ditto, the animalcules seen in such great numbers - in the water that I took from the surface of the water - that, if I were to give my opinion as to how many thousands there are in one drop of water, it would be incredible. The 4th of June, the water was again so evaporated, that the fingers of ginger began to lie dry; I then poured rain-water upon it. The 10th ditto, a thick filmGa naar voetnoot104 lay upon the water, which I took off; and I then saw some oval animalcules, in size and shape like those that I have said were in the pepper-water. The 11th ditto, the oval animalcules were in greater number, mostly swimming at the top, against the thin film that had formed again on the water. On this occasion I was astonished to see the stir that the above-mentioned little living creatures made, whenever they came out of the water on to a dry place, before they died. The 12th ditto, the oval animalcules were now in a great multitude, as also the other animalcules; and because the film that lay upon the water had increased in thickness, I poured the water and ginger away. Ga naar margenoot+Coming to the parts of which ginger is mainly composedGa naar voetnoot105, I discovered that in shape they are like an egg; only, the thin end | |||||||||||
een eij lopende veeleGa naar voetnoot165 haer spitse eijnde veel spitser toe als dat van een eij; de grootste soort beelde ik mij in, door mijn miscroscope te sien als miere Eijeren, en van soort tot soort kleijnderGa naar voetnoot166, waer onder eenige soo kleijn waren, dat die bij na het gesigt ontwijken: om en door dese figuertgens lagen nog deeltgens die soo kleijn waren dat die geen figuer te geven waren, en ik jmagineerde mij, of onder dese seer kleijne deeltgens, mede niet wel mogten sijn, die de figuer hadden van een eijront, alle dese geseijde eijronde deeltgens waren soo helder, als of het cristal had geweest, sonder dat ik eenige deelen daer aen conde bekennen, en het was voor mijn vermakelijk, soo een groote menigte effen seer gladde, nette figuertgens bij malcanderen te sien, de grootste soort beelde ik mij in dat wel duijsent mael cleijnder waren als een gemeen groot santge, eenige weijnige was haer spitse deel, een weijnig crom gebogen, ik heb verscheijde malen getragt, de gember met een scharp geslepen mes ontstucken te snijden, omme des te beter of nader observatien te doen, maer mijn mes was doorgaens vol scharen, waer door ik mijn selven inbeelden dat de geseijde eijronde figuertgens, van sodanige harde deeltgens waren te samen geset, dat daer voor een scharp dun mes moest wijken,Ga naar voetnoot167 Dese menigvuldige eijronde deeltgens siende, jmagineerde ik mij of niet wel oorsaek was, vande scharpe smaek, die de gember op onse tonge aenbrengt, die wij hitte noemen, om dat die de globule van onse tonge comt te prickelen, Dog men soude mij hier te gemoet konnen voeren hoe dit te samen can gaen, dat gelijk ik in mijn missive vanden 14e Augustij 1675, op de eene plaets heb geseijt, hoe datter pijpjens sijn, die onse tonge stark comen te prickelen, en inde maeg en darmen comende, gansch niet en werken, nog afgang maken, daerGa naar voetnoot168 ick mij jmagineer dat de werkinge der medicinen, mede door prickelinge van scharpe deelen geschiet, Hier op sal ik onder het welnemen dit seggen, dat alle de specerien en andere cruijden die scharpe smaek op onse tongen aenbrengen, en ons niet en doet | |||||||||||
is much more pointed than that of an egg. I imagined that, through my microscope, I saw the largest sort like ants' eggs, and that each sort was smaller than the preceding sort, some being so small that they almost escaped the eye. Among these figures there were other particles, so small that I could not assign any definite shape to them. I wondered whether there might not be some among these minute particles that were also egg-shaped. All these egg-shaped particles were as clear as crystal, without my being able to discern any particular parts. It amused me to see such a large number of even, very smooth, neat figures packed together. I imagined that the largest sort were at least a thousand times smaller than a grain of ordinary sand. The pointed end of some few of them was slightly bent. I have several times tried to cut the ginger in pieces with a sharp knife in order to be better able to make observations, but mostly my knife was full of notches. I imagined that the said egg-shaped figures were composed of such hard particles that a sharp thin knife yielded before themGa naar voetnoot106. I also wondered, seeing these numerous egg-shaped particles, if these might not cause the pungent taste - called heat by us - which ginger produces on our tongue, the globules causing a prickling sensation in it. But how does this agree, it might be objected, with what I said in a passage in my letter of August 14th 1675, where I stated that there are small tubes which strongly bite the tongue, and reaching the stomach and bowels, have no effect at all and do not cause stool; for I imagine that the action of drugs is in part caused by the irritation of sharp particles. You will allow me to observe that all spices and other herbs that produce a pungent taste on our tongue | |||||||||||
purgeren, desselfs deelen wel met scharpe hoeken sijn voorsien, maer dat derselver hoeken both, en niet spits toelopen, welke botte hoeken, de globule van onse tonge, en waer uijt ook de cleijne punctige uijtsteeksels van onse tonge bestaen, comen te prickelen, en ook wel tusschen de punctige uijtsteeksels vande tonge (door het drucken vande tonge, tegen het verhemelt) als indrucken en daer blijven steeken, waer door wij dan een lange scharpe smaeck comen te behouden, soo andersGa naar voetnoot169 de figuertgensGa naar margenoot+ hart en stijf sijn, Dese verhaelde scharpe punctige delen comende inde maeg en darmen, connen de spijs die wij nuttigen, door haer continuele beweginge, en scharpe deelen verderGa naar voetnoot170 verbrijselen, (dat wij kooken noemenGa naar voetnoot171 dan ofGa naar voetnoot170 deselve daer niet en waren, maer deselve sijn niet bequaem omme te doen purgeren, de redenen die ik mij hier van jmagineer sijn dese, (onder verbetering) om dat de maeg en darmen, met een slijm sijn beseth,Ga naar voetnoot172 hoewel een deel van ons Lighaem, egter sonder gevoelen, gelijk ons opperste huijtGa naar voetnoot173 en daerom de scharpe en bot toelopende hoeken, of puncten, alleen maer het ongevoelijke deel in maeg en darmen comen aen te raken, sonder daer door te gaen, en het gevoelijke deel te prickelen,Ga naar voetnoot174 daer ter contrarieGa naar voetnoot175, de deelen die ik mij jmagineer dat doen purgeren, alleen bestaen uijt scharpe lange deelen, lopende seer langsaem toe, of sijnde lang en doorgaensGa naar voetnoot132 even dik, die inde maeg of darmen sijnde, niet alleen door de sagte ongevoelige slijm, waer mede ik geseijd heb, dat de maeg en darmen van binnen sijn beset, doorgaen, maer comen het gevoelijke deel te prickelen, waer door de maeg en darmen, sig extraordinari comen toe te trecken, en alsoo een vaerdiger afgang maekt, en dus can het ook comen gebeuren, dat het | |||||||||||
and do not cause purgation, have particles with sharp projections, but that these projections are blunt and not pointed. These blunt projections irritate the globules of our tongue and the minute pointed projections of our tongue (whatever these may be). Also they will be pressed in between these pointed projections of the tongue, owing to its pressure against the palate, and cling there for a while, thus causing us to keep a pungent taste for sometime,Ga naar margenoot+ if these figures be hard and stiff. The above-mentioned sharp, pointed particles, reaching the stomach and bowels, can further break up our food by their continuous movement and by their sharp parts (what we call ‘coction’Ga naar voetnoot107) which could not be effected but for them. They, however, are unfit to cause purgation, the reason being, I think, under correction, that the stomach and bowels are lined with mucusGa naar voetnoot108 and, though forming part of our body, without the sense of feeling, like our outer skinGa naar voetnoot109. For this reason the sharp projections or points which are blunt at their extremities only touch the insensitive part of the stomach and bowels, without piercing it and irritating the sensible part. On the other hand, I imagine, the parts causing purgation exclusively consist of long and sharp parts, tapering very slowly, or of such as are long and of one thickness throughout. Entering the stomach or bowels they not only pierce the soft, insensitive mucus which, as I have said, lines the interior surface of the stomach and bowels, but begin to irritate the sensitive part, which causes this part to contract considerably and brings about an easier stool. Thus it may also | |||||||||||
eene Lighaem van binnen meerder hitte of beweginge heeft, alsmede dat de eene darmen met sagte dunne slijm, andere met dicke, andere weder met harde of stijve slijm sijn beset, en daerom sal de eene met seer sagte en de andere met scharpe en stijver medicamenten purgeren, dog ik wil ook geloven, datter ook wel soo kleijne scharpe deelen sijn, die met en beneffens de voetsame deelen door de slijm heen gaen, en inde globule van de darmen etc. comende eerst haer werkinge comen te doen, permitteert mij, dat ik hier weder van dingen spreek, daer ik mij niet op versta, maer gedenkt wie dat ik ben, Ga naar margenoot+Jk heb ook na dat het water 5 a 6 dagen op de gember had gestaen, gesien figuertgens in het water drijven, die ontrent soo groot in mijn oog scheenen als de grootste eijronde deeltgens hier vooren verhaelt, daer de gember meest uijt bestaet, hebbende seer na de gedaente van een quadrangel, alleen dat haer corte sijde niet met een regte linie maer met een flauwe boog was toegetrocken, alsGa naar margenoot+ A fig: 2. Na verloop van nog twee a drie dagen als wanneer het water meerder was weg gewasemt, heb ik in't water sien drijven, veel grooter, en kleijnder figuijren, als de eerste, de groote waren ontrent 2 a 3 mael soo lang, en ook breet, als de eerste, sijnde ijder figuer versien met 4 scharpe uijtwendige, en twee inwendigeGa naar margenoot+ hoecken, als de nevenstaende figuertgens B, en daer beneffens veel kleijnder figuertgens, die deselve gedaente hadden, alsmedeGa naar margenoot+ eenige dunne corte pijpjens als C dese verhaelde figuertgens jmagineerde ik mij dat sout was, vande gember, en had gedagten, of die niets (!) iets mede mogte contribueren tot de smaek, ende daer beneffens dreven door het water menigvuldige ronde sagte buijgsame deeltgens, even als de olij op het water in ons bloote oog doet, deselve waren van verscheijde grootheden, dese deeltgensGa naar margenoot+ siende, jmagineerde ik mij seekerlijk dat olij vande gember was, Jk heb op den 17e Meij 1676, 36 kruijtnagelen in ontrent 2½ once regen water geleijt, na dat ik alvooren het regen water had geobserveert, en daer nietGa naar voetnoot176 in bevonden, aengaende de diertgens, dan eenige seer weijnige die rontagtig waren, en in mijn oog door mijn miscroscope haer niet grooter en vertoonden als een grof sant in ons bloot oog doet, Den 25e Meij tot dato geen levende schepselen in dit water connen vernemen, hoe menige observatien, ik sedert den 17e deser | |||||||||||
occur that one body has greater interior heat or movement than another, or that some bowels are covered with soft thin mucus, others with thick and still others with hard or stiff mucus; consequently one person will be purged by very mild, another by strong and drastic medicines. But I am also ready to believe that there are extremely small, sharp particles which penetrate the mucus together with the food and are not operative till they enter the globules of the bowels, etc. You will excuse my once more speaking about things of which I have no knowledge, but please remember who and what I am. Ga naar margenoot+After the ginger had soaked in water for 5 or 6 days, I saw little figures floating in the water which in my eye appeared to be as large as the largest egg-shaped particles, mentioned before, of which ginger mainly consists. They are very nearly quadrangular in form; only their short side is not rectilinear but slightly curved,Ga naar margenoot+ as in fig. 2, A. After another two or three days, more of the water having evaporated, I observed floating in it many figures, either smaller or larger than the former. The large ones were about two or three times longer and broader than those previously mentioned, and each figure was furnished with four sharp salient, and twoGa naar margenoot+ re-entrant angles, as shown in the accompanying figures B. Besides these I noticed many much smaller figures of the sameGa naar margenoot+ shape, and also a number of short tubes as seen in C. I imagined that these figures were salt from the ginger and wondered if they did not contribute to its taste. Besides, numbers of round, soft and flexible particles floated through the water, like oil on water seen by the naked eye. They were of diverse size and seeing them I thought they must certainly be oil of ginger. Ga naar margenoot+On the 17th of May 1676 I put 36 cloves in about 2½ ounces of rain-water, after I had first examined the rain-water and found nothing in it (as far as animalcules are concerned) save a very few creatures that were roundish and which looked to my eye, through my microscope, no bigger than a grain of coarse sand does to the naked eye. The 25th of May. Up to this date I could perceive no living creatures in this water, notwithstanding the many observations I | |||||||||||
gedaen had, ik heb weder regen water (daer in ik geen diertgens conde bekennen) bij de nagelen gedaen Den 12e Julij na dat ik verscheijde observatien ontrent dit water had gedaen, en tussen die tijt nog eens met water het theecopje had opgevolt, en geen gedagten hebbende, dat ik levende schepselen in dit water soude ontdecken, soo heb ik hetselvige van dag tot dag niet geobserveert, nog daer van geen aenteekening gehouden wanneer ik laest, daer water had bij gedaen, heb ik op dato ontdekt seer veel levende schepselen, die door mijn miscroscope haer niet grooter en vertoonden als een gemeen santge in ons oog, deselve waren seer helder en scheenen eenige twee mael soo lang als breet te sijn, alsmede eenige weijnige diertgens dieGa naar margenoot+ haer soo groot vertoonden als gemene miere eijeren,Ga naar voetnoot177 sijnde haer boven lijf ront verheven, en haer onderlijf plat in gedaente de schilpadden gelijk, haer gansche Lighaem en scheen uijt geen andere deelen te bestaen dan uijt groote ende cleijne globule, die alle seer glinsterende waren, soo lang dese diertgens leefden, maer als ik deselve op het droog bragt, als wanneer die veeltijts ontstucken barsten, soo was het glinsterende weg, en de globule waren kleijnder, en vloeijden met eenige wateragtige vogtigheijt, daer dese globule in lagen, aen alle kanten weg, dese diertgens waren versien onder aen het Lighaem, met verscheijde beentgens van welke deselve in't bewegen voor aen't hooft 5 a 6 voor uijtstaken, Den 14e dito ontdekten ik veel meer diertgens als hier voren, dog de meeste waren seer kleijn, Den 19e dito ontdekten ik boven de verhaelde diertgens menigte diertgens met staerten, als mede veel lange diertgens, die voor schuijns waren, en soo ik wel sag was haer agterste deel een weijnig gespleeten, haer Lighaem onder plat en boven ront, haer lengte was seer na de eijronde diertgens, Den 4e Augustij heb ik de lange diertgens niet vernomen, maer uijtstekende veel seer kleijne diertgens, en eenige weijnige dieGa naar margenoot+ wat grooter waren, het water bij na weggewasemt sijnde, heb ik daer putwater bij gedaen, | |||||||||||
had made since the 17th of this month. I again added rain-water (in which I could discern no animalcules) to the cloves. The 12th of July. After I had made several observations on this water and meanwhile had filled up the tea-cup with water once more; and not expecting that I should discover living creatures in this water, I did not examine it from day to day and did not note down when I last added water to it; on this date I discovered very many living creatures which showed through my microscope no bigger than an ordinary grain of sand to the naked eye. These were very clear and some seemed to be twice as long as broad.Ga naar margenoot+ There were also some few animalcules which looked as big as ordinary ant-eggsGa naar voetnoot110, the upper part of their body being round and raised, the lower part flat, like the shape of tortoises. Their whole body seemed to consist of no other parts than big and little globules which were all very glittering, so long as the animalcules were alive, but when I put them in a dry place (when they mostly burst asunder), the glittering disappeared, and the globules became smaller and flowed away on all sides, together with some watery fluid in which these globules lay. Underneath the body these animalcules were provided with several little legs, 5 or 6 of which stuck out in front of the head during motion. The 14th ditto, I discovered many more animalcules than before, but most of them were very small. The 19th ditto, I discovered, besides the said animalcules, a great many little animals with tails, and also many long animalcules, slanting in front, and if I saw rightly, their hindmost part was slightly cloven; their body flat below and round above; their length very like that of the oval animalcules. The 4th of August I did not see the long animalcules, but an exceedingly great number of very small animalcules, and someGa naar margenoot+ few that were a little bigger. As the water had nearly evaporated, I added well-water to it. | |||||||||||
Den 8e dito heb ik gesien seer veel diertgens die haer figuer hadden als een ovael, en deselve waren in mijn oog door mijn miscroscope als een grof sant in ons oog, en eenige weijnige diertgens met staerten, en eenige kleijne diertgens, als ook menigten van diertgens die grooter waren, en hadden de lengte van het oog van een Luijs, dese waren wat crom gebogen, het onderlijf plat, mede seer na gelijkende 1/8 van een geconfite citroen schil haer beweging was al wentelende, soo dat ik vertrouw dat deselve geen beentgens hadden, en waren wat kleijnder, en seer na gelijkende de diertgens hier vooren bij een stuk citroen schil vergeleken, het getal was soo groot, dat het op geen 1 a 2000 in een droppel aencomt, Den 17e Augustij de diertgens gevonden als voren, maer derselver beweginge was seer langsaem, en alsoo dit water al over de helft was weg gewasemt, heb ik daer weder putwater bij gedaen, Den 18e dito de diertgens alsvoren, ende derselver beweginge was nu weder wat snelder en sag nu weder meerder diertgens met staerten, Den 20e dito de diertgens met staerten waren nu soo vermenigvuldigt, dat die de meeste nu waren, Den 21e en 22e dito de diertgens met staerten waren nu minder, en haer beweginge was ook seer traeg, dese diertgens met staerten streckten haer ook wat langer uijt, wanneer die met haer staert in eenig vuijl verwart waren, als de diertgens met staerten die ik in't peperige water heb gesien, de kleijne diertgens waren nu ook minder, en nu en dan ontdeckten ik een diertge die ik bij een agste citroen schil heb vergeleken, Den 3e September heb ik een a twee nagelen uijt het water genomen, die nu soo sagt waren datmen deselve tusschen de vingers aenstucken konde vrijven, ik heb daer ook weijnig smaek ingevonden, de diertgens waren nu seer vermindert, ik heb alsoo het water seer was vermindert putwater daer levende diertgens in waren daer op gegoten, na verloop van een uijre heb ik dit water geobserveert en daer ik hier vooren seer weijnig kleijne diertgens die na den ovale waren hellende had gesien, die sag ik nu veel alsmede diertgens die 2 mael soo lang als breet waren. beneffens de diertgens die int putwater waren, ende enige seer weijnige diertgens met staerten, Jk heb bij dit water 8 versche kruid nagelen gedaen, uijt consideratie of de diertgens in dit water alsdan soude sterven | |||||||||||
The 8th ditto, I saw very many animalcules whose figure was like an oval, and these were to my eye through my microscope, like coarse sand-grains to the naked eye; and there were some few animals with tails and some little animals, and also numbers of animalcules that were bigger and had the length of the eye of a louse. These were slightly curved, the body underneath flat, also much like the eighth part of a preserved lemon-peel. Their motion was rotating, so that I am convinced they had no legs; and though they were a little smaller, they resembled very closely the animalcules previously compared to a piece of lemon-peel. So great was their number that one need not be particular about one or two thousand in one drop. The 17th of August, the animalcules found as before; but their motion was very slow, and, as more than a half of this water had evaporated, I again added well-water to it. The 18th ditto, the animalcules as before, and now their motion was a little quicker again; and now I saw again more animalcules with tails. The 20th ditto, the animalcules with tails had so much increased, that they were now the most numerous. The 21st and 22nd ditto, the animalcules with tails were now fewer in number, and their motion was also very slow. Also, these animalcules with tails stretched themselves out somewhat longer whenever their tails stuck in any dirt, likeGa naar voetnoot111 the animals with tails seen by me in pepper-water. The little animalcules were now also fewer, and now and then I discovered an animalcule that I have compared to an eighth part of a lemon-peel. The 3rd of September I took one or two cloves out of the water, which had now become so soft that one could rub them small between one's fingers; also, I found but little flavour in them. The animalcules had now much decreased, and therefore, as the water had also evaporated, I poured well-water on it in which there were living animalcules. After the lapse of an hour I examined this water; and whereas I had seen before very few of the animalcules inclining to an oval figure, I now saw many of them together with animalcules that were twice as long as broad, besides the little animals that were in the well-water, and a very few animalcules with tails. I added 8 fresh cloves to this water, in order to find out if the little animals would then die in this water. | |||||||||||
Den 4e September de diertgens als voren, uijtgeseijdGa naar voetnoot178 dat de diertgens met staerten sodanig waren vermindert dat ik 'er maer 2 a 3 vernam, Den 5e dito de diertgens die na den ovalen waren hellende in grooter meenigte, en eenige weijnige die 2 mael soo lang als breet waren, sonder dat ik de diertgens die in't putwater hadden geweest, of de diertgens met staerten sag, Den 6e dito heb ik geen andere diertgens vernomen, als die na den ovalen waren hellende, Den 7e September die diertgens die na den ovalen waren hellende, sonder dat ik eenige andere soort konde waernemen, dog deselve waren eer vermindert dan vermeerdert en derselver beweging en was niet rasser maer eer trager, Den 8e September de diertgens haer beweging nog trager ende deselve waren in geen meerder getal Den 9e dito des mergens ten 8 uijren de diertgens alsvoren, en om dat de beweging soo traeg was, heb ik een weijnig putwater daer bij gedaen in welk putwater veel levende seer kleijne diertgens waren, Dito des naermiddags de clok 4 uijren sag ik de diertgens die in't putwater waren als nu nog in dit nagel water in menigte leven, ende de andere diertgens waren nu vaerdiger in't bewegen, Dito des avonts de clok 8 uijren de diertgens die in't putwater hadden geleeft waren nu bij na altemael doot, soo dat ik na verscheijde observatien maer 2 a 3 hebbe connen sien leven, Den 10e dito des morgens ten 9 uijren geen diertgens vernomen als die na den ovael ront waren hellende, deselve hare beweginge was weder wat vaerdiger en niet minder in getal, Den 18e September de diertgens die na den ovael ront waren hellende, sijn sedert den 10 deser van dag tot dag vermindert, soo dat ik nu seer weijnige van deselvige heb connen sien, maer nu sag ik eenige uijtnemende seer kleijne diertgens die door mijn miscroscope haer niet grooter en vertoonden, als, een gemeen sant in ons bloote oog doet, Den 19e dito het water wat omroerende, en als doen het selvige observerende, heb ik meerder diertgens die na den ovael ront geleken gesien, als voor dato, de seer kleijne diertgens vernam ik mede, | |||||||||||
The 4th of September, the animalcules as before, except that the animalcules with tails were so diminished that I perceived but 2 or 3 of them. The 5th ditto, the animalcules inclining to an oval form were in greater plenty; there were also a few that were twice as long as broad; but I did not see the animalcules which had been in the well-water, nor the animalcules with tails. The 6th ditto, I did not see any animalcules except those inclining to the oval. The 7th of September I saw the animalcules inclining to the oval, without being able to discover any other sort; but they had decreased rather than increased, and their motion was not quicker, but rather slower. The 8th of September, the motion of the animalcules still slower and they had not increased in number. The 9th ditto, at 8 o'clock in the morning the animalcules as before, and because the motion was so slow, I added a little well-water, in which well-water there were very many minute animalcules. Ditto in the afternoon, at 4 o'clock, I now saw the animalcules that had been in the well-water, still alive in this clove-water in greater numbers; and the other animalcules were now moving more actively. Ditto at 8 o'clock in the evening, the animalcules that had been living in the well-water were now almost all of them dead, so that I was able to see only 2 or 3 alive after several observations. The 10th ditto at 9 o'clock in the morning, no animalcules seen except those inclining to an oval form; their motion was again a little quicker and they were no fewer in number. The 18th ditto, the animalcules inclining to an oval figure have decreased from day to day since the 10th, so that now I was able to see only a very few of them; but this time I saw some extraordinarily small animalcules which, through my microscope, looked no bigger than a grain of ordinary sand does to the naked eye. The 19th ditto, stirring the water a little and then examining it, I saw more of the animalcules resembling an oval than before this date. I also perceived the very little animalcules. | |||||||||||
Ga naar margenoot+Den 13e Julij 1676 heb ik de groote Noote Muschaten met een hamer ontstucken geslagen, ende deselve geleijt in 2½ once putwater, welk putwater, ik tot dato vande somer verscheijde malen heb geobserveert, dog geen levende schepselen daer in connen ontdecken, dan nu en dan soo weijnig en extraordinari kleijn, dat ik deselve niet dan na verscheijde observatien heb gesien, Den 17e dito verscheijde observatien t'sedert den 13e deser gedaen maer geen levende schepselen daer in vernomen, en nu lag de note muschaten geplaest boven tegen de superfitie van het water, het selve water lag en gisteGa naar voetnoot179, als of het vers bier had geweest, en tusschen de stuckjens noot, lagen menigte van ronde deeltgens Olij die seer buijgssaem waren, deselve waren meest 1000 mael cleijnder als een cleijn santge, Den 19e dito, was de gistinge gansch gedaen, en de noote muschaet meest op de gront gesoncken, Den 24e Julij was het water ten merendeel weg gedroogt, ik heb weder putwater daer bij gedaen, in welk putwater nu veel levende seer kleijne schepsels waren, die wanneer het putwater onder het water daer de noote muschaten in lagen quamen, aenstonts doot waren, Den 3e Augustij sedert den laesten voorgaenden datum verscheijde observatien gedaen en geen levende schepselen daer in vernomen, dan op heden, dese schepsels waren seer weijnig en soo kleijn, dat deselve bij na het gesigt ontwijken, schoon men een seer goet miscroscope heeft, en alsoo nu het water weder ten merendeel was weggewasemt en in alle gemene wateren seer veel levende schepsels nu waren, heb ik sneewater daer geen diertgens in en waren, daer op gegoten, Den 4e dito de diertgens als voren, die haer beweegden door soo menigvuldige deeltgens, die seer na van deselve groote waren, als de geseijde diertgens, datmen soude seggen t'is geen water daer de note muschaet in leijt, want het hing van sodanige sagte vloeijendeGa naar voetnoot180 deeltgens aen malcanderen, als oef (!) wij met ons | |||||||||||
Ga naar margenoot+The 13th of July I beat the big nutmegs in pieces with a hammer and put these in 2½ ounces of well-water. This well-water I observed several times during the summer till this date, but could discover no living creatures in it, except now and then so few and so extraordinarily small that I did not see them till I had made several observations. The 17th ditto, several observations made since the 13th of this month, but no living creatures perceived in it, and now the nutmegs lay on top against the surface of the water. The water itself lay fermentingGa naar voetnoot112, as if it had been fresh beer: and in between the pieces of nutmeg lay a number of round particles of oil, which were very flexible. Most of these were 1000 times smaller than a small grain of sand. The 19th ditto, the fermentation had stopped altogether, and the nutmegs had mostly sunk to the bottom. The 24th of July the water was for the greater part dried up. I again added well-water, in which there now were many very little living creatures, which, whenever the well-water got mixed with the water containing nutmegs, died at once. The 3rd of August. Since the last preceding date several observations made, and discovered no living creatures in it till today. These creatures were very few and so small that they almost escape the sight notwithstanding that one has a very good microscope. And as most of the water had again evaporated and as there were at this time very many living creatures in all common sorts of water, I poured some snow-water on it, in which there were no little animals. The 4th ditto, I saw the animalcules as before, which moved among so many particles, which were very nearly of the same size as the said animalcules, that one would be apt to say: it is not water in which the nutmegs lay, for it consisted of soft fluid particles sticking together so closely, as if we saw, with our naked | |||||||||||
bloote oog aenschouden het saet van Kickvorssen,Ga naar voetnoot181 of saet van vissenGa naar voetnoot182, dat geschooten is, Den 5e dito heb ik meenigte van diertgens vernomen, van de welke ik niet can seggen, dat lang waren maer sag deselve eer voor ront aen, want die door mijn miscroscope niet grooter waren als seer kleijne santgens in ons bloote oog, en moet seggen dat ik oordeel die wel 3 a 4 mael kleijnder te sijn als de dickte van een haertge van een miterGa naar voetnoot183, of een haertge waer mede het Lighaem vande Luijs is beseth, Den 6e dito, de diertgens als vooren Den 7e dito heb ik een over groot getal van uijtstekende seer kleijne diertgens gesien Den 17e dito heb ik geen diertgens vernomen, ik heb alsoo het water veel was weg gewasemt putwater daer bij gedaen bij gebrek van snee water, Den 18e dito geen diertgens vernomen Den 19e Augustij weder veel cleijne diertgens gesien, Den 20e dito de diertgens alsvoren, Den 21e dito de kleijne diertgens in meerder getal gesien, Alsmede sag ik nu eenige edog seer weijnige die wat grooter waren, dese laesten waren seer na ront, alleen een weijnig hellende na de langronte, Den 23e dito boven de verhaelde diertgens vernam ik nu en op gisteren verscheijde diertgens die 2 mael soo lang als breet waren, die voor en agter spits toeliepen, en vande groote waren als in 't peperige water, dog haer beweging en was soo trillendeGa naar voetnoot184 niet, derselver oorsaek beelde ik mij in was om dat dit water dicker was, Den 3e September heb ik geen diertgens konnen vernemen, het water nu ten merendeel weg gewasemt sijnde, heb ik putwater daer seer veel kleijne diertgens in waren daer bij gedaen, Jk heb een stuckje note muschaet uijt het water genomen, en dat op mijn tong | |||||||||||
eyes, the spawn of frogsGa naar voetnoot113 or the seed of fishesGa naar voetnoot114 when it is cast. The 5th ditto, I saw plenty of animalcules which I cannot call long but which I rather took to be round, for they were no bigger, through my microscope, than very little grains of sand to one's naked eye; and I must say that I judge them to be quite 3 or 4 times smaller than the thickness of the hair of a mite or of one of the hairs which cover the body of a louse. The 6th ditto, the animalcules as before. The 7th ditto, I saw an exceedingly large number of exceedingly minute animalcules. The 17th ditto, I perceived no animalcules; as much of the water had evaporated, I added well-water for want of snow-water. The 18th ditto, seen no animalcules. The 19th of August, seen again many small animalcules. The 20th ditto, the animalcules as before. The 21st ditto, the small animalcules seen in greater number. I likewise now saw some, though very few, that were a little bigger. These last were very nearly round, only tending somewhat to an elliptical form. The 23rd ditto, besides the said animalcules I discovered, now and yesterday, several animalcules that were twice as long as broad, tapering to a point, in front and behind, and of the size of those in the pepper-water, but their motion was not so winding. I fancied the cause of this was that this water was thicker. The 3rd of September I could make out no animalcules. The water being now for the most evaporated, I added well-water, in which there were very many little animalcules. I also took a little piece of nutmeg from the water, and tasting it upon my tongue, | |||||||||||
smakende, had deselve nog sodanige kragt, dat veele noten in smaek te boven gingen,Ga naar voetnoot185 Den 4e dito als nu weder de uijtstekende seer kleijne diertgens sien leven, Den 7e September, de seer kleijne diertgens, als voren sien leven, dog konde geen diertges bekennen, van de soort die int putwater waren geweest, eer ick het selve bij de noote muschaet had gedaen, jk heb mijne verdere observatien niet aengetekent, Ga naar margenoot+Mijn is verscheijde malen te gemoet gevoert, datter extraordinaire cleijne levende schepselen inde lugt sweven, die voor ons oogen verborgen sijn, en die niet dan met uijtstekende vergroot glasen, of verre kijckers sijn te bekennen, en dat deselve binnen romen sijn gesien;Ga naar voetnoot186 wat mij belangt, ik heb tot dato hoe menigvuldige observatien, ik daer ontrent heb te weeg gebragtGa naar voetnoot187, nog geen cleijnder diertgens inde lugt sien bewegen, dan de geene die soo groot sijn, dat wij deselvige met het bloote oog bequamelijk connen bekennen, de seer kleijne deeltgens die ik doorgaens inde Lugt heb bevonden, die bewogen worden, bestaen uijt alle aert- | |||||||||||
found it was still so strong that it surpassed many nutmegs in flavour. The 4th ditto, the exceedingly minute animalcules now seen alive again. The 7th of September, the very little animalcules seen alive, as before, but could not discern animalcules of the sort that were in the well-water before I put it on the nutmegs. I have made no notes of my further observations. Ga naar margenoot+It has several times been put forward against me, that there are means of excellent magnifying-glasses or telescopes and which are hidden from our eyes, and which can be discerned only by means of excellent magnifying-glasses or telescopes and which have been seen in RomeGa naar voetnoot115. For my part, notwithstanding the manifold observations made by me on this subject, I have up till now seen no smaller animalcules moving in the air than those which are so big that we can easily discern them with our naked eye. The very little particles which I have at all times found in the air and which are in motion there, consist of all sorts of solid | |||||||||||
sche deeltgens, die (om soo te spreeken) van stof ligte deelenGa naar voetnoot188. afgaen, want wij en connen geen vel papier ontstucken scheuren, of daer breeken meer dan duijsent seer kleijne veseltgens af, die soo ligt sijn, dat deselve door de beweginge die inde lugt is, niet ligt connen op de aerde vallen, wij connen geen kam, door het hair van ons hooft trecken, of daer worden de menigvuldige seer cleijne deeltgens, die aen ieder haertge aensitten of sijn blijven hangen los gemaekt, en inde lugt bewogen, boven de slijtinge en afbreekkinge die ieder haertge in't bijsonderGa naar voetnoot189, door het kemmen onderworpen is, ook konnen wij onse handen, wanneer die droog sijn, niet in malcanderen wrijven, of ons hant over ons aengesigt strijken, of wij brengen menigvuldige seer kleijne afschilferende deeltgens daer door inde lugt, en dus gaet het met hout, Aerde, Rook, etc. toe, welke geseijde deeltgens selden op de aerde sullen vallen, soo lang deselve inde stralen vande Son,Ga naar voetnoot190 of in een weijnig wint sijn, maer comende buijten de stralen vande son, ende buijten de harde beweginge vande Lugt, soo sacken deselve na de aerde, ende soo deselve stofjens die stil leggende, en niet aen andere deeltgens, die swaerder sijn aencleven, soo connen deselve weder alleen, door de beweging, of stralen vande son, weder inde lugt bewogen werden, en wat Observatien ik daer over heb gedaen, soo kan ik niet seggen, dat ik twee stofjens bij den anderen gesien heb, die in gedaente over een quamen, dog ik wil niet ontkennen, datter geen levende schepselen inde Lugt en soude connen sijn, die soo kleijn sijn, dat die ons gesigt ontwijken, maer seg alleen dat ik die niet en heb vernomen, en vertrouwe ook niet, dat deselvige ontrent onsen HorisontGa naar voetnoot191 inde lugt soude connen in't leven blijven, maer dat deselvige eer inde wolken soude voortgebragt worden, en aldaer inde continuele vogtigheijt connen in't leven blijven, en alsoo met mist, en regen, tot ons levendig connen gebragt werden, gelijk ik mij eenigsints inbeelt, van dese Jaer inde voorsomer tot twee distincte reijsen, wanneer een sware mist alhier was, gesien heb, dog de gejmagineerde schepselen heb ik sonder eenige beweginge gesien, en vertrouwe een middel uijt- | |||||||||||
particles given off (so to say) by matter with a low specific weight; for we cannot tear a sheet of paper in pieces but what more than a thousand very tiny fibres break off, which are so light that they cannot easily fall upon the earth, owing to the motion in the air; we cannot draw a comb through the hair of our head, but the manifold little particles which there are on every hair or have kept sticking to it, are detached and are moved in the air; not to mention the wear and tear to which each several hair is subject during the act of combing. Nor can we rub our hands when they are dry nor stroke our faces with our hands without our thereby giving off to the air numerous very tiny scaling particles; and it is the same with wood, earth, smoke, etc.; the said particles will seldom fall upon the earth as long as they shall be in the rays of the sunGa naar voetnoot116 or in a light breeze; but on coming out of the sun's rays and the strong motion of the air they drop to the earth; and if these motes lie still and do not stick to other particles that are heavier they may again be set moving in the air by the motion (of the air) or by the sun's rays. For all my observations I cannot say that I ever saw two particles of dust together that exactly agreed with one another in shape. But I will not deny that there may be living creatures in the air, which are so small as to escape our sight; I only say that I have not seen them. Nor do I believe that they would be able to remain alive in the air about our horizonGa naar voetnoot117, but rather that they would be formed in the clouds and could remain alive there in the continual dampness, and so could be conveyed to us, alive, in mist and rain, as I almost fancy I saw early in the summer of this year on two separate occasions, when there was a thick mist here, but I saw the supposed creatures without any motion; and I believe I have invented a means of per- | |||||||||||
gevonden te hebben om in't toecomende dese observatien naderGa naar voetnoot192 en naukeuriger te weeg te brengen, Dese observatien ontrent de levende schepselen, inde verhaelde vogtigheden, vereijste wel nauwer opmerkinge, en beschrijvinge, maer daer toe vereijste ook een gansch Man, dat mijn gelegentheijtGa naar voetnoot193 niet toe en laet, en heb daer toe alleen geemploieert mijn ledigen tijt, Jk heb ook mijn consideratien over de werkinge der medicinen, en smaek ontrent de specerien alleen uijt die insigt hier nevens bijgevoegt, dat gelijk ik wel wat goets uijt de voorstellinge, en de tegenwerpen heb getrocken, van Luijden die in oordeel mij niet veel en overtreften, dat de cloeke heeren, uijt mijn simple eenvoudige stellinge het hare (soo de mijne het anders meriteren) mogen toedoen,Ga naar voetnoot194 | |||||||||||
forming such observations more in detail and more exactly in future. These observations concerning living creatures in the abovementioned liquids, require indeed closer attention and description, but that would also require a whole man which my circumstances do not allow of, and I have employed only my spare time upon them. I have added my considerations concerning the action of drugs and concerning the taste of spices merely from a conviction that, just as I have drawn some benefit from the opinions and objections of people whose judgment does not greatly surpass mine, these resolute gentlemen may reap some profit from my simple and plain propositions (if there is any merit in them). | |||||||||||
Mijn Heer gelieft de Heeren Boile ende Grew van mijnen't wegen seer gebiedelijkGa naar voetnoot195 te groeten, en versoeke dat UEdt mijn gelieft t'adviserenGa naar voetnoot196 vanden ontfang van desen, ende vanden ontfang van mijne twee voorgaende missiven, alleen wil ik hoopen dat dese mijne observatien, getrocken uijt mijn Dag Register dat ik nu en dan houde UEdt ende de Heeren Liefhebberen niet en sullen vervelen, Jk sal onder des naer presentatie van mijnen geringen dienst blijven,
Mijn Heer.
U. Edts ten Hooghsts Verplichten Dienaer.
Antonj Leeuwenhoeck
[receu le 9. Octob. st. v.Ga naar voetnoot197 1676.
| |||||||||||
Please give my humble greetings to Mr. Boyle and Mr. Grew, and acknowledge receipt of this and of my two previous letters. I only hope that these observations, taken from the diary which I keep at times, will not seem tedious to you and to the other curious gentlemen. Offering my slight services I remain meanwhile.
Your most obliged Servant
Antonj Leeuwenhoeck.]
[receu le 9. Octob. st. v.Ga naar voetnoot118 1676.
|
|