Alle de brieven. Deel 14: 1701-1704
(1996)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 239
| ||||
Gepubliceerd in:
| ||||
Korte inhoud:Beschrijving van kroos, de wortels en de voortplanting. Over zoetwaterpoliepen, trilhaardiertjes, klokdiertjes en raderdiertjes, die aan de wortels van het kroos vastzitten. | ||||
Figuren:Ga naar margenoot+Dobell geeft op Plate XXVIII een wat verkleinde reproductie van de figuren zoals die in de Philosophical Transactions zijn afgedrukt. | ||||
Opmerkingen:Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief door John Chamberlayne bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2013, Early Letters L.3.48; 6 foliobladzijden; zie voor Chamberlayne aant. 1 bij Brief 238 van 8 december 1702, in dit deel. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 17 februari 1702/3, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 12). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 228 [140] van 2 augustus 1701, in dit deel. | ||||
Letter No. 239
| ||||
Published in:
| ||||
Summary:Description of duckweed, its roots and procreation. On Hydra's, Ciliates, Vorticellids, and Rotifers, which are attached to the roots of the duckweed. | ||||
Figures:Ga naar margenoot+On Plate XXVIII Dobell proffers a reproduction, somewhat scaled down, of the figures as printed in the Philosophical Transactions. | ||||
Remarks:A contemporary English translation of the letter in manuscript, made by John Chamberlayne, is to be found in London, Royal Society, MS 2013, Early Letters L.3.48; six folios (see for Chamberlayne n. 1 on Letter 238 of 8 December 1702, in this volume). The letter was read in the meeting of the Royal Society of 17 February 1702/3, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 12). For the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 228 [140] of 2 August 1701, in this volume. | ||||
Delft in Holland den 25. Decemb. 1702
Hoog Edele Heeren. Mijn Heeren die vande Co: Soct in LondonGa naar voetnoot1.
Ga naar margenoot+Na presentatie van mijn Onderdanige Dienst neme ik de vrijmoedigheijt tot UE: Hoog Edele te seggen, dat ik den Gemene Man wel hebbe hooren seggen, dat het kroostGa naar voetnoot2 dat inde wateren drijft, onder uijt de gront van het water op quamGa naar voetnoot3. Dit seggen was bij mij onaannemelijk, en wanneer ik te meermale het kroost beschouwde, door gaansGa naar voetnoot4 ondervonden, dat soo welGa naar voetnoot5 het eene kroost, uijt het andere is voortkomende, als de gewassen van Boomen en planten. Wanneer ik nu mijn gedagten hebbe laten gaan op het kroost, hebbe ik door gaans gesien, dat het niet en wast in diepe wateren, schoon die wateren kleijn sijnGa naar voetnoot6 en stil staan, en geen beweginge hebben, dan het geene haar door de wint werd aan gedaan, en wanneer wijde wateren, en geen diepte en weijnig beweginge hebbende, het kroost inde selve seer veel werd gesienGa naar voetnoot7, en nog meer in naeuwe slooten, die ondiep sijnGa naar voetnoot8. Ik hebbe ook waar genomen, dat inde slooten daar seer weijnig water is, het kroost seer kleijn is, in vergelijkinge bij het kroost, dat in groote wateren aan de kanten vande selve daar ondiepte en weijnig beweginge int water is gevonden werdGa naar voetnoot9. Delfs-haven behoorende aan onse StadGa naar voetnoot10, leijt ontrent twee uren gaans vande selve, alwaar door een sluijs uijt de Rivier de Maas, met de Vloet inde soomer tijd, het water werd in gelaten, dat door onse stad komt stroomen, welk water dan soo klaar is, als of wij het water inde Rivier de Maas sagenGa naar voetnoot11. | ||||
Delft in Holland, the 25th of December 1702.
Very Noble Sirs,
Ga naar margenoot+After presentation of my humble services I take the liberty to tell you that I have sometimes heard the man in the street say that duckweed floating on the waters sprung off the bottom of the waterGa naar voetnoot2. This statement was unacceptable to me, and whenever I observed the duckweed, I always found that one duckweed plant is generated from another just as well as trees and plants. Now when I speculated about duckweed, I always saw that it does not grow in deep waters, even though those waters are small and stagnant, and do not move except when stirred by the wind; and when waters are wide, shallow, and hardly move, a good deal of duck-weed is seen therein, and even more so in narrow ditches which are shallowGa naar voetnoot3. I also observed that in ditches containing very little water the duckweed is very small in comparison with the duckweed that is found in large waters, on the sides thereof, where the water is shallow and does not move muchGa naar voetnoot4. Delfshaven, which belongs to our townGa naar voetnoot5, is situated at a distance of about two hours' walk from it; there, by means of a sluice, from the river Meuse the water is admitted at high tide in summer and flows through our town. This water is then as clear as if we saw the water in the river Meuse itselfGa naar voetnoot6. | ||||
Nu werd met dit stroomende water gevoert soo nu als dan een weijnig kroost, ja soo weijnig, dat men een half ure tijd hadde, eer men dertig kroosjens in een pot bij een hadde versamelt. Dit kroost hebbe ik in een aarde pot, met veel water daar nevens uijt het water laten scheppen, op dat de wortelen niet beschadigt souden werden. Ga naar margenoot+Van dese kroosjens hebbe ik verscheijde, de eene voor ende de andere na, door een naalde soo sagt als het mij doenlijk was, uijt de pot met water genomen, ende die geplaast in een glase Tuba die een vinger wijd was, ende tot boven toe gevolt was met water, en ook in kleijnder glase TubaGa naar voetnoot12, en de Worteltjens van het kroost sedigGa naar voetnoot13 laten sakken, ende dan de worteltjens door het vergroot glas beschouwende, hebbe ik met verwondering gesien, veele ende dat van verscheijde soorten van dierkensGa naar voetnoot14, die ons bloote oog ontwijken, waar van twee soorten lange staarten hadden, waar mede deselve vast gehegt waren aan de worteltjens van het kroosje: Dese Dierkens waren van maaksel als de gedaante van een klok isGa naar voetnoot15, met welke ronde openheijt, zij soo een bewegingeGa naar voetnoot16 maakte dat de kleijne deelen daar ontrent int water sijnde, daar door in een beweginge wierden gebragt, soo dat ik maar twee maal hebbe gesien, de kleijne werktuijgenGa naar voetnoot17, waar mede deselve de beweginge quamen te maken, en schoon ik dese dierkens wel tot twintig toe bij den anderenGa naar voetnoot18 aan haar lange staarten, seer seedig sag bewegen, met haar uijt gestrekte lighamen, en uijt gerekte staarten, soo trokken deselve als op een poinct des tijdsGa naar voetnoot19, hare lighame en staarte kort in een, en soo ras en waren hare lighame en staarten niet in een getrokken, of deselve bragten de staarten seer langsaam weder uijt, en bleven soo eenige tijd hare seedige beweginge behouden, welke gesigten een groot plaijsier voor mij wasGa naar voetnoot20. Ga naar margenoot+Ik hebbe eenige van dese dierkens laten afteijkenen soo als deselve aan een worteltje van een kroosje waren vast gehegt. Ga naar margenoot+Fig: 1. ABC. vertoont een kroosje van een gemeneGa naar voetnoot21 groote soo als het buijten het water wasGa naar voetnoot22 leggende, den Teijkenaar int bloote oog voor quamGa naar voetnoot23. Ga naar margenoot+Fig: 2. DEFG. vertoont het geseijde kroosje met der selver worteltjens, soo als het in een glase Tuba, die met water gevoltGa naar voetnoot24 was drijvende, waar door de worteltjens haar komen te vertoonen. | ||||
Now with this flowing water some duckweed is carried along now and then, but so little that it took half an hour before thirty duckweed plants had been collected in a pot. I caused this duckweed to be scooped out of the water, along with much water, into an earthen pot, in order that the roots might not be damaged. Ga naar margenoot+I took several of these duckweed plants, one by one, out of the pot with water with the aid of a needle as gently as I could, and I put them in a glass tube which was one finger wide and was filled to the top with water, and also in narrower glass tubes. And I quietly lowered the roots of the duckweed and then, looking at the roots through the magnifying glass, I was amazed to see many animalcules, and those of different kinds, which are invisible to the naked eye. Two of these kinds had long tails, by means of which they were attached to the roots of the duckweed plants. These animalcules were shaped like a bellGa naar voetnoot7, with whose round opening they produced such a slight movement that the small particles in the water were set in motion thereby, so that I saw only on two occasions the small organs with which they produced the movement. And although I saw some twenty of these animalcules together with their long tails very quietly moving with their bodies outstretched and their tails extended, in an instant they contracted their bodies and tails. And as soon as their bodies and tails had been contracted, they very slowly stretched out their tails again; and thus for some time they continued to move quietly, a spectacle which I found very pleasant. Ga naar margenoot+I caused some of these animalcules be drawn such as they were attached to a root of a duckweed plant. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABC represents a duckweed plant of a normal size, such as, lying outside the water, it appeared to the naked eye of the draughtsmanGa naar voetnoot8. Ga naar margenoot+Fig. 2. DEFG represents the said duckweed plant with its roots such as it floated in a glass tube filled with water, so that the roots become visible. | ||||
Ga naar margenoot+Fig: 3. HIKLMNOPQR. vertoont een kleijn gedeelte van een worteltje van eenGa naar margenoot+ kroosje, soo als het den Teijkenaar door het vergroot glas voor quam, in welke worteltjens men quam te sien de vaaten met der selver verdeelinge, die inde lengte vande worteltjens loopen, en welke worteltjens wanneer die (beeld ik mij inGa naar voetnoot25) geen meer dienst doen, en als aan het vergaan sijn, bewassenGa naar voetnoot26 met seer veel bijsondereGa naar voetnoot27 lange deeltjens, en wel meest met figuurtjens, die men den naam van bloemen soude mogen geven, als hier met fig: 3. tusschen K en L. voor een kleijn gedeelte werden aan gewesenGa naar voetnoot28. De Dierkens hier vooren verhaalt, die ik vergeleken hebbe met klokjens als met fig: 3. tusschen IST.Ga naar voetnoot29 ende NVW.Ga naar voetnoot30 aan gewesen, die ik aan eenige worteltjens inde spatie fig: 3. HIKLM. wel meer dan hondert met hare staartjens aan het worteltje vast gehegt, hebbe sien levenGa naar voetnoot31, en aan andere worteltjens geen ontdekt. Ga naar margenoot+Nu sag ik ook aan verscheijde worteltjens een, en ook (dog seer selden) twee kokertjens vast gehegt, ende dat van verscheijde grootheden, waar van het grooste, als hier fig: 3. met RXY. werd aan gewesenGa naar voetnoot32. | ||||
Ga naar margenoot+Fig. 3. HIKLMNOPQR represents a small part of a root of a duckweed plant suchGa naar margenoot+ as it appeared to the draughtsman through the magnifying glass, in which roots the vessels could be seen, with their division extending longitudinally in the roots. And when these roots (I assume) no longer serve and are as it were decaying, they become overgrown with a great many different long particles, and this mostly with small shapes that might be called flowers, as designated here in Fig. 3, partly between K and LGa naar voetnoot9. On some roots I saw more than one hundred of the aforesaid animalcules, which I compared to little bells, as designated in Fig. 3 by ISTGa naar voetnoot10 and NVWGa naar voetnoot11, living over the range HIKLM in Fig. 3, with their tails attached to the root, but on other roots I did not discover any of them. Ga naar margenoot+Now on several roots I also saw one and sometimes (but very seldom) two small tubes attached, and those of different sizes, the largest of which is here designated in Fig. 3 by RXYGa naar voetnoot12. | ||||
Uijt welk kookertje een dierken met een kleijn gedeelte van sijn lighaam dat voorGa naar margenoot+ rondagtig was, te voorschijn quam, als fig: 3. XZIJ. en dit soo sijnde, quam aan stonts uijt die rondigheijt, twee raderkens, die een vaardige ommegang haddenGa naar voetnoot33 als fig: 3. met abc. werd aan gewesen* en welke raderkens soo digt beset waren met tantjens ofte krappenGa naar voetnoot36, als een rader van een Sak Orologie soude mogen hebben, en wanneer dese Dierkens soo eenige tijd hare beweginge hadden gedaan, trokken de raderkens weder in haar lighaam, en het lighaam gans int kokertje, en kort daar na bragten sij weder haar lighaam voor een gedeelte uijt het kokertje, met de voor gaande beweginge, en op een andere tijd, bleven deselve lang int kokertje als op geslooten, en al hoe wel ik soo danige raderkens in andere dierkens mede wel hadde ontdektGa naar voetnoot37, soo waren der selver lighame, met den anderen in verschilGa naar voetnoot38, en dese kokertjens waren van een duijster wesenGa naar voetnoot39, soo dat men de dierkens inde selve niet wel konde bekennen, ende daarbij scheenen deselve te samen gestelt uijt bolletjensGa naar voetnoot40. Ga naar margenoot+Nu sag ik ook wel kokertjens die verscheijde deelen klijnder waren als hetGa naar voetnoot41 verhaalde kokertje, en welke laaste kokertjens soo helder als glasGa naar voetnoot42, waar door men de in leggende dierkens seer klaar konde bekennen. Fig. 3. met Pdef. vertoont het kokertje met het dierke Pdf soo als het voor een gedeelte in sijn rustGa naar voetnoot43 was leggendeGa naar voetnoot44. Fig: 3: ogh. vertoont het kookertje met het Dierke soo als het voor een gedeelte desselfs lighaam gh. buijten het kookertje heeft gebragt, als wanneerGa naar voetnoot45 men dan de twee raderkensGa naar voetnoot46 om der selver uijt nemende kleijnte soo nu als dan maar konde bekennen, en wanneer dan desselfs lighaam in lengte was uijt gerekt, daarGa naar voetnoot47 het anders kort in een gedrongen lag.
* Den Teijkenaar de om loop vande Raderkens, die doorgaansGa naar voetnoot34 een ende deselve weg ommeliepen, siende, en kon niet versadigt werden van sien, met bij voeginge konde men soo een wonderbare beweginge altijd vertoonenGa naar voetnoot35. | ||||
Out of this little tube an animalcule emerged with a small part of its body, whichGa naar margenoot+ was roundish in front, as is designated in Fig. 3 by XZY, and this being so, presently there emerged from this roundish part two little wheels, which revolved nimbly, as designated in Fig. 3 at abc*. These little wheels were as closely covered with teeth or notches as a wheel of a pocket watch; and when these animalcules had thus moved for some time, they retracted the little wheels into their body again, and their body wholly into the tube. And shortly afterwards they thrust their body partly out of the tube again with the aforesaid movement, and at another time they long remained as it were shut up in the tube. And although I had indeed also discovered such little wheels in other animalculesGa naar voetnoot13, their bodies differed from each other; and these tubes were dark, so that the animalcules could not be properly perceived therein, and further they seemed to consist of globulesGa naar voetnoot14. Ga naar margenoot+I also saw tubes which were several times smaller than the aforementioned tubes, which latter tubes were as clear as glass, so that the animalcules lying therein could very plainly be perceived. Fig. 3. Pdef represents the tube with the animalcule Pdf such as it was partly in its position of restGa naar voetnoot15. Fig. 3: ogh represents the tube with the animalcule such as it has partly thrust its body gh out of the tube, in which position the two wheelsGa naar voetnoot16, because of their extreme smallness, could be perceived only now and then, and that only when its body was extended, while otherwise it was compressed.
* When the draughtsman saw the revolution of the little wheels, which constantly followed one and the same path, he could not look his fill, and he added that he wished one might always be able to depict such a wonderful movement. | ||||
Ga naar margenoot+Vorders heb ik een Dierke ontdekt, dat nu lang van lighaamGa naar voetnoot48, en dan sijn lighaam weder kort in een trok, en aan welk dierke int midden van desselfs lighaam, daar ik mij in beeldeGa naar voetnoot25 dat het onderste vande buijk was, weder een kleijnder Dierke van soo danige maaksel, met het agterlijf scheen vast gehegt te sijnGa naar voetnoot49. Soo danig Dierke hebbe ik om sijn wonderlijke maaksel en voorteelinge laten af teijkenen, ende dat wel twee maal soo groot, als wij met ons bloote oogGa naar voetnoot50, soo als het in water, en vast gehegt aan een worteltje van een kroosje, ons te vooren quamGa naar voetnoot51. Ga naar margenoot+Fig: 4. ABCDEFG. vertoont het Dierke waar van A. het agterlijf isGa naar voetnoot52, daar het sig mede vast hegt, ende met CDE werd aangewesen agt hoornenGa naar voetnoot53, daarGa naar voetnoot47 andere die wat kleijnder waren ses hoornen hadden, soo als het selve sig in lengte hadde uijt gerekt, daar het anders geen vierde deel vande lengte konde uijt maken, en welke hoornen in ons oog van soo een wonderbare maaksel voor quamenGa naar voetnoot54, dat het de Teijken konst niet toe laat deselve af te Teijkenen, hoe wel deselveGa naar voetnoot55 na sijn best vermogen een kleijn gedeelteGa naar margenoot+ van een hoorntje heeft af geteikent als fig: 5. met KLM. werd aan gewesen. Ga naar margenoot+Fig: 4. werd met BH aan gewesen een dierke, dat uijt het eerste dierke is voortkomende,Ga naar margenoot+ en wanneer ik te vooren diergelijke dierke aan een grooter sag vast gehegt, beelde ik mij in, dat een jonger Dierke aan een grooter bij gevalGa naar voetnoot56 maar was vast gehegt, maar bij nader waarneminge sag ik dat het een voorteeling was, want ik nam waar, dat gelijkGa naar voetnoot57 het laaste aan gewesen Dierke, doen ik het eerst bekende voor een dierke te sijnGa naar voetnoot58, maar vier seer kleijne korte hoorntjens hadde, soo sag ikGa naar voetnoot59 na verloop van sestien uren, dat het dierke in groote van desselfs lighaam, en hoornen was toe genomen, en na nog vier uren later, sag ik dat het sijn Moeder hadde verlatenGa naar voetnoot60. | ||||
Ga naar margenoot+Furthermore I discovered an animalcule whose body was sometimes long and sometimes it retracted its body, and to which animalcule, in the middle of its body, where I assumed to be the lower part of its belly, another but smaller animalcule of the same shape seemed to be attached with its abdomenGa naar voetnoot17. Because of its wonderful shape and generation, I caused this animalcule to be drawn, and that twice as large as it is visible to the naked eye, such as it was visible to us in water and attached to a root of a duckweed plant. Ga naar margenoot+Fig. 4. ABCDEFG represents the animalcule, of which A is the abdomenGa naar voetnoot18, by means of which it attaches itself, and by CDE are designated eight tentaclesGa naar voetnoot19, while others, which were somewhat smaller, had six tentacles. It is shown such as it had stretched itself out, while otherwise it could not form one fourth of the length; and the tentacles appeared to us to be of so wonderful a shape that the draughtsman could not draw them, although he drew, as best he could, a small part of a tentacle, as designatedGa naar margenoot+ in Fig. 5 by KLM. Ga naar margenoot+In Fig. 4, by BH is designated an animalcule coming out of the first animalcule,Ga naar margenoot+ and when heretofore I saw such an animalcule attached to a larger one, I thought that a younger animalcule was attached accidentally to a larger one, but on closer observation I saw that it was a generation, for I observed that, while the last-mentioned animalcule, when first I saw it was an animalcule, had only four very small, short tentacles, after sixteen hours the animalcule had grown as to the size of its body and tentacles, and after four hours more I saw that it had left its mother's bodyGa naar voetnoot20. | ||||
Ik hadde met het ontdekken van het geseijde jonge dierke waar genomen, dat aan de andere zijde van het lighaam van het eerste dierke een rond knobbeltje zadGa naar voetnoot61, dat ikGa naar margenoot+ sag, dat in eenige weijnige uren, van tijd, tot tijdGa naar voetnoot62, grooter wierd, als hier fig: 4. tusschen GI. werd aangewesen, en eijntelijk een punctig deeltje te voorschijn quam, dat na verloop van dertien â. veertien ure, in soo een groote was toe genomen, dat men twee hoorntjens aan het selvige konde bekennen. Na verloop van nog vierentwintig uren hadde het laast geseijde dierke vier hoornen waar van een kleijn, de tweede wat grooter, ende de twee andere veel grooter waren, en welke laaste hoornen het dierke langer uijt rekte en korter in een trok, en nog drie uren later, was het laast geseijde dierke van sijn Moeder af gescheijden. Ik hebbe de geseijde Voorteelinge getragt te vervolgenGa naar voetnoot63, en hebbe tot dien eijnde van het verhaalt Dierke het kroost af genomen, op dat ik het te beter soude na volgenGa naar voetnoot64, dog dat dierke lag des anderen daags niet alleen doot, maar sijn hoornen, en een gedeelte van het agter lijf was al weg, dat wij een verrottinge souden noemen. Ga naar margenoot+Een ander Dierke dat twee jongen hadde voortgebragt was sijn lighaamGa naar voetnoot65 niet alleen beladen met veel Dierkens, die onder plat en boven rondagtig zijnGa naar voetnoot66, en welke Dierkens ik in meest alle wateren hebbe ontdekt, en welke Dierkens geen duijsenste deel in groote konnen bereijken, vande Dierkens waar op deselve met haar pootjens loopen, en hinder toe brengen; Maar een veel grooter soort van Dierkens die rondagtig van lighaam sijnGa naar voetnoot67, plaagden soo een verhaalt Dierke niet alleen dat het op sijn lighaam quam, maar het bleef aan de hoornen van het Dierke soo vast gehegt, dat al wat beweginge het Dierke met sijn hoornen, en lighaam quam te maken, het konder niet van ontlast werden, en ik sag na der hand, dat het dierke een hoorn quijt was. Ga naar margenoot+Het geene voor mij aan merkens en verwonderes waardigGa naar voetnoot68 was, dat was, dat de geseijde Dierkens hare hoornen veelmaal soo lang lieten uijt sakken, dat men door het vergroot-glas de selve beschouwende wel soude oordeelen, datGa naar voetnoot69 eenige vademenGa naar voetnoot70 lang waren. Ik liet den Teijkenaar, een ende andermaal het gesigt van de uijtbreijdinge, ende weder in halinge vande Hoornen hebben die nevens mijGa naar voetnoot71 moste seggen, wat wonderen sijn dat, want als het de hoornen in trok, waren ze volkome rond, en hoe digter aan het hooft, hoe dikker de hoornen wierden, en wanneer deselve op haar alder korst wierden in getrokken, namen deselve in een ronde dikte nog meerder toe. Ik belaste den Teijkenaar een kleijn gedeelte van soo een uijt gerekte Hoorn, na sijnGa naar margenoot+ vermogen af te teijkenen, dat hier met fig: 6. NOP. werd aan gewesen. | ||||
When I discovered the said young animalcule, I had observed that on the other side of the body of the first animalcule there was a round knobble, which in a few hours IGa naar margenoot+ saw becoming gradually larger, as designated here in Fig. 4 at GI, and that finally a pointed particle emerged, which after thirteen or fourteen hours had grown so large that two tentacles could be perceived on it. After twenty-four hours more the last-mentioned animalcule had four tentacles, one of which was small, the second somewhat larger, and the two others were much larger; and the latter tentacles were extended and retracted by the animalcule, and three hours later still the last-mentioned animalcule had become separated from its mother. I tried to follow the said generation and to that end removed the duckweed from the said animalcule in order that I might be able to observe it the better, but the next day not only was that animalcule dead, but its tentacles and part of its abdomen were already gone, which we should call putrefaction. Ga naar margenoot+Another animalcule, which had borne two young ones, not only had its body covered with many animalcules, which are flat at the bottom and roundish at the topGa naar voetnoot21 - which animalcules I discovered in almost all waters and which cannot attain one thousandth the size of the animalcules on which they move with their legs and which they hinder - but a much larger kind of animalcules, which have a roundish bodyGa naar voetnoot22, not only vexed this animalcule by coming upon its body, but they remained so firmly attached to the tentacles of the animalcule that, whatever movement the animalcule made with its tentacles and its body, it could not shake them off, and later I saw that the animalcule had lost a tentacle. Ga naar margenoot+What I found remarkable and wonderful was that the said animalcules often extended their tentacles to such a length that when one observed them through the magnifying glass, one might think that they were some fathomsGa naar voetnoot23 long. I showed the draughtsman several times the extension and retraction of the tentacles, and he was bound to say, as I did: what wonders are these! For when the animalcule retracted the tentacles, they were perfectly round, and the closer the tentacles were to the head, the thicker they became, and when they were retracted as shortly as possible, they became rounder and thicker still. I made the draughtsman draw a small part of such an extended tentacle as best heGa naar margenoot+ could; this is designated here in Fig. 6 by NOP. | ||||
Op welk deel aan gewesen werd, de knoops gewijse verhevelthedenGa naar voetnoot72, die ook inGa naar margenoot+ fig: 5. KLM. werden vertoont. Dese verheveltheden komen mij voor, als of deselve uijt seve ronde bolletjens waren te samen gestelt, te weten een int midden, dat wat boven de andere was uijt stekende, ende de andere roos gewijseGa naar voetnoot73 daar om leggende. Ga naar margenoot+Als wij nu over wegen wat al werktuijgenGa naar voetnoot17, in soo een deeltje fig: 6. al op geslooten moeten leggen, sal het niet alleen uijt gerekt, en in getrokken werden, maar ook inde ronte, en dat met soo veel bogten, en striks gewijse deelen, soo danig gebragt werden, als wij een toutje soude konnen in een schikken, soo hebben wij ons te meer te verwonderen, over soo een toestelGa naar voetnoot74, en wie weet of ijder knoop agtig deel nog niet versien is met werktuijgen, waar door ze in beweginge komenGa naar voetnoota. Met dese gesigten vielen mijn gedagten, op de geknoopte draaden, daar aan men sedert eenige jaren soo veel tijd aan besteet heeft, en seijde tot mijn selven, wanneer nu de Damens in ons land, soo een volmaakt wonderbaar maaksel quamen te sien, souden ze niet reden hebben, om haar tijd en gaven te beklagen, die ze aan zoo een onnut knoopen, daar immers geen de minste konst ofte fraeij aan te sien isGa naar voetnoot75. Ga naar margenoot+Ik hebbe in dit water, of aan het kroost soo veele verwonderens waardige Dierkens gesien, waar aan eenige haar voetsel halen, en andere beeld ik mij in, haar tot een schuijl plaats verstrektGa naar voetnoot76, om van de Visjens niet verslonden te werde, maar voor genomenGa naar voetnoot77 de drie verhaalde dierkens aan te wijsenGa naar voetnoot78. Komende nu weder tot de Voorteelinge van het kroost, daar ik het hier te vooren gelaten hebbe, soo hebbe ik wel in gedagte genomen, na de maalGa naar voetnoot79 de meeste worteltjens onder aan de eijnden dikst zijn, en als met veele deelen als bloemetjens int oogGa naar voetnoot80, en lange pijpjens beset sijn, en welke deelen ik aan sie als een uijt stootende VogtGa naar voetnoot81 beladen met een gom agtige stoffe dieGa naar voetnoot82 wij buijten het water siende, Schimmel noemen, en als ditGa naar voetnoot83 voortgaat tot de heele wortel, wel een verstervinge soude mogen noemen. Of dit nu bij gebrek van voetselGa naar voetnoot84, het zij dat het kroost als uijt geteelt is, of dat het selvige in diepe wateren, door een stroom of wint gevoert is, dat staat te ondersoeken, als mede hoe ondiep de wateren moeten wesen, daar het kroost sal groeijen. Ik hebbe veel malen kleijne kroosjens die nog geen jonge kroosjens hadden voort gebragt, ontledigt, en doorgaansGa naar voetnoot85 seer kleijne kroosjens uijt deselve gehaalt, selfs die soo kleijn waren, dat ze ons gesigt ontweken. | ||||
On this part, the knotty protuberances are designated, which are also shown inGa naar margenoot+ Fig. 5 by KLM. These protuberances appear to me to consist of seven round globules, to wit: one in the middle, projecting somewhat above the others, and the others surrounding it in the form of a rosette. If we now consider what a large number of organs must be enclosed in such aGa naar margenoot+ particle as shown in Fig. 6, if it is not only to be extended and retracted, but is also to be curved, and this with so many bends and knots as we might arrange a string, we have to wonder all the more about such a structure, and who knows but every knotty part may not also be provided with organs which set them in motion. This spectacle reminded me of the knotted threads on which so much time has been spent for some years past, and I said to myself: if the ladies in our country were to see such a perfect and wonderful product, would they not have reason to regret their time and yarn spent on such useless work, which indeed does not display the least art or beauty? Ga naar margenoot+I saw in this water, or on the duckweed, many wonderful animalcules some of which feed on it, while I assume it provides shelter to others, so that they may not be devoured by the fishes, but I decided to show the three above-mentioned animalculesGa naar voetnoot24. To return now again to the generation of the duckweed where I left off above, I considered, since most of the roots are thickest at the lower end and are as it were covered with many particles resembling flowers and with long tubes, which parts I take to be an excretory fluid covered with a gummy substance, which, when we see it outside the water, we call mildew, and when it spreads to the whole root, we might call this corruption. Now it remains to be examined whether this is due to lack of food, either because the duckweed is spent or because it has been conveyed to deep waters by a current or wind, and also how shallow must be the waters if duckweed is to grow in it. I have often cut up small duckweed plants which had not yet produced any young ones, and each time I took from them very small duckweed plants, even such as were so small as to be invisible to the eye. | ||||
Ga naar margenoot+Laten wij stellen, dat het lighaam fig: 1. ABC. dat wij een kroost noemenGa naar voetnoot86, dit selve sal uijt drie kroosten bestaan, waar van dat deel dat met A werd aan gewesen, sullen nemen dat de Moeder plant is, en welke plant versien is met verscheijde worteltjens, uijt het welke eerst is voortgekomen het plantje met B aan gewesen, dat door een streng nog vereenigt is aan de Moeder plant, en door welke streng (hoe wel al in groote is toe genomen) soo lang voetsel geniet, dat selfsGa naar voetnoot87 met worteltjens is versien. Eer nu het kroosje B. soo verre in groote is toe genomen, soo werd uijt A voort gebragt een tweede kroosje, dat met C. werd aan gewesen, en welk laaste kroosje gans geen worteltje heeftGa naar voetnoot88. Wanneer wij nu soo een jong kroosje, al was het veel deelen kleijnderGa naar voetnoota, ontledigen, soo sullen wij uijt deselve jonge ongeboore kroosjens halen. Ik hebbe int bijwesen vanden Teijkenaar, een ongeboore kroosje uijt een half volwasse kroosje gehaalt, laat ik seggen uijt fig: 1. alsGa naar voetnoot89 uijt C. en het selvige voor een vergroot-glas gestelt en soo aanstonts laten afteijkenen, op dat de vogtigheijt niet uijt het selvige soude weg wasemen, want sonder sulks waren de vaaten, waar door het zijn groot makinge bekomt, niet wel waar te nemen. Ga naar margenoot+Fig: 7. QRST. vertoont een kroosje, dat ik uijt een kroosje seer na vande groote, als fig: 1. met C. aan gewesen hebbe gehaalt, en welk kroosje sijn voetsel en groot makinge heeft genooten, aan dat deel dat met ST. werd aangewesen. Nu sien wij wat meer binnewaarts als daar ST. staat, vijf ronde deeltjens leggen, die ik mij in beeldGa naar voetnoot25, dat mede jonge kroosjens zijn, die na vervolgensGa naar voetnoot90 in groote sullen toe nemen, ende dat deel dat tusschen ST wat buijten uijt staande werd aan gewesen, is mede een jong kroosje, hoe wel men inde afteijkening het voor geen jong kroosje soude te boek stellen, om dat het inde hand vande Teijkenaar, door de weg wasemende vogt van figuur is verandert, want doen ik het inde hand vande Teijkenaar gaf hadde het sijn volkome gedaante in desselfs rondigheijt, als QRST. heeft. Dit soo sijnde, moeten die geene die met een voor oordeel sijn in genomen, beschaamt staan, als zij nu sien dat het kroost niet onder vande gront op komt, maar dat de Voorteeling soo wel geschiet door een zadelijke stoffe als andere planten. Om mijn selven nader te voldoen, hebbe ik kroost laten halen uijt een sloot die bij een Linde BleijkerGa naar voetnoot91 in on bruijk lag, om datter geen schuijeringe of vervarsinge van water door die sloot konde gevoert werden. Dit kroost lag in die sloot seer dik, en de grooste kroosen waren veel kleijnder als de kroosen hier vooren verhaalt, dog veel dikker van Blad, als het kroost in het water voor mijn huijsingeGa naar voetnoot92 op gevist. | ||||
Ga naar margenoot+Let us suppose that the body ABC in Fig. 1 which we call a duckweed plant consists of three duckweed plants, and the part of which designated by A will be taken to be the mother plant, which plant is provided with several roots, from which has first been produced the little plant designated by B, which is still attached to the mother plant by means of a string, and through which string it receives food (although it has already grown in size) until it is itself provided with roots. Now before the duckweed plant B has grown so much in size, from A is produced a second duckweed plant, designated by C, which latter does not have any root at allGa naar voetnoot25. Now if we cut up such a young duckweed plant, even though it were many times smaller, we shall take young unborn duckweed plants from it. In the presence of the draughtsman I took an unborn duckweed plant from a half-grown one - let us say from C in Fig. 1 - and I put it before a magnifying glass and had it drawn immediately, in order that the moisture should not evaporate therefrom, for otherwise the vessels through which it receives its growth could not be observed properly. Ga naar margenoot+Fig. 7. QRST represents a duckweed plant which I took from a duckweed plant about the size of that designated by C in Fig. 1, which duckweed plant received its nourishment and growth from the part designated by ST. Now somewhat further inwards than ST we see five round particles which I assume to be also young duckweed plants, which will subsequently increase in size, and the part which is designated as standing outwards somewhat between S and T is also a young duckweed plant, although in the drawing one would not take it to be a young duckweed plant, because by the hand of the draughtsman its shape was changed through the evaporation of the moisture, for when I put it in the draughtsman's hand it had its perfect round shape, viz. QRST. This being so, those who are prejudiced must be ashamed when they now see that the duckweed does not spring off the bottom, but that the generation takes place by means of a seminal substance just as well as in the case of other plants. In order to gain more certainty, I had some duckweed fetched out of a ditch which was not being used by a linen bleacher because no scouring or cleaning could take place by the conduction of fresh water through that ditch. This duckweed formed a very thick layer in that ditch, and the largest duckweed plants were much smaller than the aforementioned ones, but their leaves were much thicker than those of the duckweed plants fished out of the water in front of my house. | ||||
Dit kroost beschouwende, sag ik dat het selvige schoon het (beelde ik mij in) sijn volkome wasdom hadde, soo hadde het niet meerGa naar voetnoot93 dan twee wortelen, die langer waren als de wortelen van het eerste kroost, en als ik de kleijnder kroosten besag, vernamGa naar voetnoot94 ik dat veele maar een seer kort worteltje hadden, en gelijkGa naar voetnoot57 veele wortelen van het eerst geseijde kroost, alsGa naar voetnoot95 ruijg bewassen waren, dat ik oordeelde uit een bedervingeGa naar voetnoot96 voort te komen, soo waren dese wortelen seer gaaf, sonder datter eenige bewassinge van ruijgte bloems gewijse aan te bekennen was; waar uijt wij mosten besluijten, dat de gront vande sloot waarin dit kroost lag, van soo danige diepte was, dieGa naar voetnoot97 bequaam was om het kroost in overvloet te voeden, ende datGa naar voetnoot98 het kroost, dat uijt de Rivier de Schie, die sijn water uijt de Rivier de Maas inde somer ontfangt, uijt de ondiepe slooten, die met de Schie gemeen leggenGa naar voetnoot99, door het bevaren van kleijn vaartuijg, alsGa naar voetnoot100 door het bewegen van het water soo door seijlende schepen, als door de wint het kroost inde Schie werd gebragt. Dit kroost nu in het diepe water sijnde, ende vande gront om der selver diepte, geen voetsel konnende toe gevoert werden, komt het kroost met der selver wortelen te stervenGa naar voetnoot101. Ga naar margenoot+In de beschouwingen van het laaste kroost, heb ik met verwondering gesien, een groote menigte dierkens, die met een omdraeijingeGa naar voetnoot102 door het water swommen, ende die haar met soo een groot getal, in een korte spatie bij een waren, dat ze een wolks gewijse deel int water, met ons bloote oog te besien, verbeeldenGa naar voetnoot103, en welke soort van dierkens, mij noijt in andere wateren sijn te vooren gekoomen, ende den tweeden dag waren de Dierkens bij na alle wegGa naar voetnoot104. Vorders waren in dit water soo veel soorten van Dierkens, die ik mede in geen andere wateren hadde ontdekt, dat ik verbaast stond over soo bij sondereGa naar voetnoot27 maaksels, die ook ijder met bij sondere beweginge waren begaaft waar door ik te meer malen, die vermakelijke, en verwonderens waardige kleijne schepsels, die ons bloote oog ontwijken, beschouwde. | ||||
When I examined this duckweed, I saw that, although it was (I assume) fully grown, it had no more than two roots, which were longer than the roots of the first-mentioned duckweed plants, and when I looked at the smaller duckweeds, I observed that many of them had only a very short root; and while many roots of the first-mentioned duckweed plants were as it were roughly overgrown which I thought to be due to putrefaction, these roots were very sound, without any rough flowerlike growth being perceptible on them. From this we had to conclude that the bottom of the ditch in which this duckweed lay was at the suitable depth for nourishing the duckweed plentifully, while the duckweed is carried to the river Schie, which receives its water from the river Meuse in summer, via the shallow ditches communicating with the Schie, through the movement of small vessels as well as through the current produced by sailing ships and by the wind. Because this duckweed is in deep water, and from the bottom no food can be conveyed to it because of its depth, its roots will dieGa naar voetnoot26. Ga naar margenoot+When I observed the latter duckweed, I was amazed to see a great many animalcules which were swimming in circles through the water and which were so numerous over a short range that they appeared to the naked eye like a cloud in the water. I never saw this kind of animalcule in other waters, and the next day nearly all the animalcules were goneGa naar voetnoot27. Furthermore there were so many kinds of animalcules in this water which I had never discovered in other waters that I was amazed about such different shapes, each of which also had its individual movement, so that I frequently observed those delightful and wonderful small creatures, which are invisible to the naked eye. | ||||
Ga naar margenoot+Onder dese beschouwinge sag ik een soort, die boven veel andere in grootheijt uijt staaken, die te samen gekoppelt warenGa naar voetnoot105, in welk doen sij seer stil tegen het glas bleven sitten, ten ware een grooter soort haar nietGa naar voetnoot106 te na quamen, in welk stil sitten, men sedigGa naar voetnoot13 de werktuijgen, waar mede sij haar vaardigGa naar voetnoot107 konnen bewegen konde bekennen, en selfs ook de beweginge van eenige deelen in haar lighaam, waar uijt eenige wel besluijten soude, dat ze de circulatie van het bloet sagen, maar ik wil eer gelooven, dat het de Chijl inde darm wasGa naar voetnoot108. Dese Dierkens waren soo groot, dat men deselve in een glase Tuba met klaar water sijnde konde bekennen, en onder veel soorten van Dierkens, quamen mij Dierkens voor vande groote als santjens, die van een volkomeGa naar voetnoot109 maaksel waren, als onse Tuijn SpinnekoppenGa naar voetnoot110. Hier hebt gij Hoog Edele Heeren, mijne aanteekeninge, die ik int beschouwen van kroost, en kleijne Dierkens hebbe gehouden, in welk doen ik tot mijn selven hebbe geseijt, wat sijnder al schepsels die ons onbekent sijn, en hoe weijnig ist dat wij weten. Ik sal onder tusschen blijven HareGa naar voetnoot111
Hoog Edele Heeren. Onderdanige Dienaar
| ||||
Ga naar margenoot+During these observations I saw a kind exceeding many others in size, which were copulatingGa naar voetnoot28, and in doing so they sat very still against the glass, unless a larger kind approached them; and while they were thus sitting still, one could easily perceive the organs by means of which they can move nimbly, and even the movement of some parts of their body, from which some people would conclude that they were seeing the circulation of the blood. But I am rather inclined to believe that it was the chyle in the intestineGa naar voetnoot29. These animalcules were so large that one could perceive them when they were in a glass tube with clear water, and among many kinds of animalcules I saw some the size of grains of sand, which were of as perfect a shape as our garden spidersGa naar voetnoot30. Here you have, very noble Sirs, the notes I took while observing duckweed and small animalcules. And while I did so, I said to myself: what large numbers of creatures there are which we do not know, and how little is that which we do know. Meanwhile I remainGa naar voetnoot31,
Very Noble Sirs, your obedient servant
|
|