Alle de brieven. Deel 14: 1701-1704
(1996)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||||||||
Korte inhoud:Beschrijving van drie soorten protozoën uit water afkomstig van een regengoot (Haematococcus, Chlamydomonas en Coleps). Predatie van Haematococcus door raderdiertjes. Beschrijving van het vermogen van raderdiertjes om na uitdroging weer tot zichtbaar leven te komen wanneer ze in een vochtige omgeving gebracht worden. | ||||||||
Figuren:De oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. In de uitgaven A en C zijn deGa naar margenoot+ drie figuren bijeengebracht op één plaat tegenover respectievelijk blz. 406 en 386. In Hoole zijn de figuren te vinden op Plate XVI, fig. 33-35. Dobell geeft alleen de derde figuur (de ciliaat Coleps) op Plate XVII tegenover blz. 263. | ||||||||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is die van uitgave A. | ||||||||
Letter No. 233 [144]
| ||||||||
Published in:
| ||||||||
Summary:Description of three species of protozoa out of water from a gutter (Haematococcus, Chlamydomonas, and Coleps). Predation of Haematococcus by rotifers. Description of the ability of rotifers after desiccation again to become visibly alive when transferred to moist surroundings. | ||||||||
Figures:Ga naar margenoot+The original drawings are lost. In the editions A and C the three figures have been put together on a single plate facing respectively pp. 406 and 386. In Hoole the figures are to be found on Plate XVI, fig. 33-35. Dobell provides only the third figure (the ciliate Coleps) on Plate XVII facing p. 263. | ||||||||
Remarks:The text as printed here is that of edition A. | ||||||||
Delft in Holland den
Wel Edele Hoog Mogende Heere,Ga naar voetnoot1
HEt genoegen dat UE. Wel Edele Hoogmogende Heere, doorgaansGa naar voetnoot2 genomen hebt, in myne naspooringe ontrent die zaaken die ons bloote oog ontwijken, en de aanmoediginge tot soo nutte beschouwingen, doet my de vryheid nemen, UE. Wel Ed. mede te deelen, dese myne volgende aanteekeninge, die ik gehouden hebbe, ontrent kleyne water Dierkens, waar in ons onder andere blykt, de VoorsienigheidGa naar voetnoot3 die de Dierkens in geschapen is, op dat haar geslagtGa naar voetnoot4 in wesenGa naar voetnoot5 soude blyven. Ga naar margenoot+Op den 25. Augusty sag ik, dat in een loode goot voor aan myn huys, een spatie van ontrent vyf voetGa naar voetnoot6 lang, en seven duymenGa naar voetnoot7 breet, eenig regen water was blyven staan, dat een roode couleur hadde, en alsoo ik in gedagten was, of die roodigheid niet wel mogte veroorsaakt sijn door roode Dierkens, gelijk ik wel gesien hadde, dat in eenige modderige slooten geschiede, nam ik ontrent een droppel van dit water, en besag het selve door het Vergroot-glas, en ontdekten een groote menigte van Dierkens die root, en andere die groen waren, waar van de grootste door het Vergroot-glas niet grooter waren, als grof sandGa naar voetnoot8 in ons bloote oog is, en dat van soort tot soort kleynderGa naar voetnoot9. Dese Dierkens waren voor het meerendeel rond, en de groene waren haare lighamenGa naar voetnoot10 in 't midden wat geelagtig. Hare lighamen schenen te samen gestelt te sijn, uyt deeltjens die een Ey ronte verbeeldenGa naar voetnoot11, en daar by haddenze dunne korte werktuygjensGa naar voetnoot12, die een weynig buyten de rondigheid uyt staken, waar medeze een omwentelende beweginge en voortgang te weeg bragten, en wanneer deselve haar rust hielden, en tegen het glas aan hegten, verbeelden deselve een Peer met een korte steel, welke steel, na naeuwkeurige opmerkingeGa naar voetnoot13 aan het eynde gespleeten, ofte in tweeen gedeelt was, met welke laatste deelen de Dierkens haar aan 't glas waren vast hegtendeGa naar voetnoot14. | ||||||||
Delft in Holland, the
Very High and Mighty Sir,Ga naar voetnoot1
The pleasure which you, Very High and Mighty Sir, have always taken in my researches into those things which escape the naked eye and your encouragement of such useful observations induce me to take the liberty to send you the following notes which I kept about small aquatic animals, in which, among other things, is manifested to us the predestined possibility innate in the small animals in order that their species may be preserved. Ga naar margenoot+On the 25th of August I saw that in a leaden gutter in front of my house, in a space about five feetGa naar voetnoot2 long and seven inchesGa naar voetnoot3 wide, some rain-water had been left, which had a red colour, and since I wondered whether this redness might not be caused by red animalcules, as I had sometimes seen this to be the case in some muddy ditches, I took about one drop of this water and looked at it through the magnifying glass; and I discovered a great many animalcules which were red and others which were green, the largest of which, when looked at through the magnifying glass, were no larger than a coarse grain of sandGa naar voetnoot4 is to the naked eye, and this smaller from one species to the otherGa naar voetnoot5. The majority of these animalcules were round, and the bodies of the green ones were somewhat yellowish in the middle. Their bodies seemed to consist of particles which had the form of an egg, and further they had thin, short organs which extended slightly beyond the bulge, with which they caused a revolving movement and progress, and when they were at rest and attached themselves to the glass, they had the form of a pear with a short stalk, which stalk, according to accurate observation, was split at the end or divided in two; and with the latter parts the animalcules attached themselves to the glassGa naar voetnoot6. | ||||||||
De kleynste Dierkens van die soort, oordeelde ik dat voortgeteelt waren van de grooter. Ga naar margenoot+Ook sag ik nog een soort van Dierkens die veel kleynder waren, dese waren seer helder van lighaam, dog van de eerste oordeelde ik, dat 'er wel hondert waren, tegen de laatste eenGa naar voetnoot15. Op den 31. Augusty was het water, door de groote hitte die drie dagen aan den anderenGa naar voetnoot16 was geweest, soo verre weg gedroogt, dat wanneer ik op de vuyle stoffe, die op het loot lag, met de Vinger quam te drukken, wat meer als een sand grooteGa naar voetnoot17 water aan de Vinger bleef hangen, in welk water ik eenige weynige levende Dierkens, die door schijnende waren, konde bekennen, dog alle de groene en roode Dierkens waren doot. Den 1. September was de stoffe in de loode goot soo dik geworden, als of het styve natte kley hadde geweest, en wat devoiren ik aanwendeGa naar voetnoot18 soo konde ik geen levende schepsels ontdekken, van die soort die ik te vooren hadde gesien. Ga naar margenoot+Eyndelijk sag ik twee Dierkens leven, die lang van lighaam waren, en datGa naar voetnoot19 van de grootste soort, die ik oyt in regenwater, daar ik peper of gember in hadde geworpen, hadde ontdekt. Dese Dierkens waren ontrent van de dikte van een hair van ons hooftGa naar voetnoot20, dog als haar lighamen vol jongen sijn, dan sijn deselve wel twee maal soo dik, loopende haar agterlijf spitsagtig toe, hebbende op het eynde van het selve ses â agt dunne werktuygenGa naar voetnoot12, waar mede zy haar aan het glas konnen hegten, en ook voor aan het lighaam mede eenige werktuygen, en als sy aan het glas voortloopen, brengen sy haar agterste werktuygen by de voorste, en dan lossen sy de voorste werktuygen, en plaatsen die weder voorwaarts uyt, op die manier, als wy sien dat eenigeGa naar voetnoot21 Ruspen voortloopen, en als deselve voortswemmen, gebruykenze nog bysondereGa naar voetnoot22 werktuygen. Kort daaraan ontdekte ik veel van die DierkensGa naar voetnoot23. De stoffe in de ingewanden van dese Dierkens was meest doorgaans root voortkomendeGa naar voetnoot24 (beeld ik my inGa naar voetnoot25) van de roode Dierkens dieze tot spys gebruyken, ook sag ik naderhand eenige weynige van die Dierkens, die gansch geen roode stoffe in haar lighaam hadden, en voornamentlyk de kleyne, die niet lang uyt haar Moeders lighaam hadden geweestGa naar voetnoot26. | ||||||||
I thought that the smallest animalcules of that species had been generated by the larger ones. Ga naar margenoot+I also saw a species of animalcules which were much smaller; the latter had very bright bodies, but I thought that there were at least a hundred of the former against one of the latterGa naar voetnoot7. On the 31st of August, through the great heat which had continued for three days on end, the water had dried up to such a degree that, when I pressed with my finger on the dirty substance lying on the lead, slightly more water than the size of a grain of sandGa naar voetnoot8 adhered to the finger, in which water I could detect a few living animalcules which were transparent, but all the green and red animalcules were dead. On the 1st of September the substance in the leaden gutter had become as thick as if it had been stiff, wet clay, and however much I did my best, I could not discover any living creatures of the species I had seen before. Ga naar margenoot+At last I saw two animalcules which were alive, having a long body, viz. of the largest species I had ever discovered in rainwater in which I had thrown pepper or ginger. These animalcules approximately had the thickness of a hair from our headGa naar voetnoot9, but when their bodies are full of young ones, they are at least twice as thick; the hind part of their body tapers somewhat, and at the end thereof they have six to eight thin organs, by means of which they can attach themselves to the glass, and on the front part of the body they also have some organs. When they run along the glass, they approach their hind organs to the front organs, and then they detach those front organs and place them further on again, in the way in which we see some caterpillars move about; and when they swim, they use special organs. Shortly afterwards I discovered many of those animalculesGa naar voetnoot10. The substance in the intestines of these animalcules usually appeared to be red (I think) from the red animalcules they use as food; later I also saw a few of those animalcules which had no red substance at all in their body, and mainly the small ones, which had not yet been long out of their mother's bodyGa naar voetnoot11. | ||||||||
Desen dag was het seer warm weer, en des naarmiddaags nam ik eenige stoffe van het loot, die nu gansch uytgedroogt was, en sag dat het bovenste van deselve alleen root was, en dat vanGa naar voetnoot27 de menigvuldige doode dierkens, die verre het getal van de groene te boven gingen, dat ik niet eer gewaar wierde, voor dat ik de stoffe met wat regen-water hadde gemengt. Den 2. September was het mede seer warm en droog weder, en ik nam des mergens de klok ontrent negen ure eenige van die stoffe uyt de loode goot, die nu ingedroogt sijnde, geen halve rugge van een Mes dikte konde uyt maken, die de voorledene nagt op myn comptoirGa naar voetnoot28 hadde gelegen, en ik dede deselve in een tuba, die de dikte van een swane schagt hadde, en ik goot op deselve een weynig Regen water, uyt myn steene regen-bak, daar in wel levende dierkens waren, dog uyt kleynder soort bestaande, en ik vermengde soo aanstonts de geseyde stoffe met het water, op dat de stoffe die als vast aan een was, van een soude scheyden, om of'erGa naar voetnoot29 levende dierkens in die drooge stoffe mogten beslooten leggen, die in 't korteGa naar voetnoot30 te voorschijn souden komen, hoe wel ik geen gedagten hadde, dat in soo een uyt gedroogde stoffe eenig levend schepsel soude wesen. Dog ik quam in myn gedagten te missenGa naar voetnoot31, want ik sag, na verloop van ontrent een ure tyds, wel hondert van de verhaalde dierkens, soo tegen het glas aan sitten, voortloopen, als swemmenGa naar voetnoot32. Des avonts oordeelde ik, dat 'er meer dan 300. van die dierkens waren, dog de meeste waren geen volwassene, en daar by soo kleyn, en sonder spijs in hare lighamen, als ofze eerstGa naar voetnoot33 uyt haare Moeders waren gekomen. Ik beelde my inGa naar voetnoot25 te sien, dat eenige van de grootste soort twee, en andere drie jongen, die dubbelt toegevouwen lagen, in hare lighamen hadden. Ik hebbe verscheyde malen als staan starre oogenGa naar voetnoot34 op de grooste dierkens, om te mogenGa naar voetnoot35 sien datze een jong voortbragten, en hebbe eens gesien dat een jong uyt de selve voort quam, maar de juyste plaats bleef voor my verborgen, om dat de selve een weynig van het gesigt af lag, welk dierken soo alsGa naar voetnoot36 het uyt de Moeder voortgekomen was, was soo vaardigGa naar voetnoot37 in 't voort swemmen, als andere. | ||||||||
On this day the weather was very warm, and in the afternoon I took from the lead some substance which was now quite dried up, and I saw that only the upper part of it was red, which was due to the numerous dead animalcules, which far exceeded the green ones in number, a fact which I did not perceive until I had mixed the substance with some rain-water. On the 2nd of September the weather was also very warm and dry, and at about nine o'clock in the morning I took some of that substance from the leaden gutter, which, now being dried up, did not have the thickness of half a knife's back. It had lain in my studyGa naar voetnoot12 the night before, and I put it in a tube having the thickness of a swan's quill. I poured on it a little rain-water, from my stone rain-water cistern, in which there were indeed living animalcules, but of a smaller species, and I mixed the said substance at once with the water, in order that the substance, which was as it were a compact mass, should separate, to see whether living animalcules might be contained in that dry substance which would make their appearance in a short time, although I did not think that any living creature would be present in such a dried-up substance. But I erred in this, for after about one hour I saw at least a hundred of the said animalcules sitting against the glass as well as running along, and swimmingGa naar voetnoot13. In the evening I judged that there were more than 300 of those animalcules, but most of them were not adult specimens, and moreover so small and without food in their bodies as if they had just emerged from their mothers. I thought I saw that some of the largest species had two, and others three, young ones doubled up in their bodies. I stood looking several times intently at the largest animalcules, in order to be able to see that they brought forth a young one, and once saw a young one emerge, but the exact place remained hidden from me, because it lay somewhat turned away from my eyes. As soon as this animalcule had emerged from the mother, it swam as nimbly as the others. | ||||||||
Ga naar margenoot+Ik ontdekten in dese dierkens ontrent dat deel dat wy de borst souden noemen, een rondagtig deeltje, dat een soo vaardige toenypinge, en opendoende beweginge hadde, als wy een een-sillabig woort konnen uytsprekenGa naar voetnoot38, en welk deel ik vast steldeGa naar voetnoot39, dat het selve het Hert van het dierke wasGa naar voetnoot40. Wijders was het boven lijf van dese dierkens, dat men voor het hooft sou aan sien, in twee gescheyden, en beyde de bovenste deelen bestonden uyt een rond, beset met lange en seer dunne werktuygen, die een aardigeGa naar voetnoot41 en vermakelijkeGa naar voetnoot42 beweginge maakten, seer naGa naar voetnoot43, als of wy ons inbeeldenGa naar voetnoot25 te sien twee ronde raderkens, en op deselve in 't rond beset met punctjens van spelden, en dat soodanige raderkens een vaardigeGa naar voetnoot37 ommegang, van het westen door het zuyden, na het Oosten hadden, sonder dat de soo in ons oog ommegaande Raderkens, hoe menigmaal wy deselve beschouwden, een contrarie ommegang maakten, te weten, van 't Westen door 't Noorden na het OostenGa naar voetnoot44. Dit quam ons te wonderlyker en onbegrypelyker voor, om dat wy niet bedenken konden, hoe soodanig een beweginge in een levend schepsel konde te weeg gebragt werden. Om hier van een beter bevattinge te hebben, hebbe ik een glase Tuba wat dikker als een swane schagt genomen, in de welke ik hadde gedaan een weynig van de verhaalde drooge stoffe uyt de loode goot, en daar op gegooten regenwater uyt myn regenbak, en den Teykenaar de glase Tuba, daar een Vergroot-glas aan geplaatst stond, in de hand gegeven, om soo een verhaalt dierke na sijn vermogen af te teykenen. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABCDEFG vertoont het dierke, dat sig door de werktuygen met A aangewesen, aan het glas was vast hegtende. Het lang ronde deeltje tusschen B en G aangewesen, beeld ik my in de stoffe te sijn, daar uyt het voetsel tot het lighaam is overgegaan, en nu voor den uytgang geplaatst, om uyt gestooten te werdenGa naar voetnoot45. Het in 't midden leggende verbeeld de spys in de maag en darmen, en de vier lang ronde deeltjens, die alsGa naar voetnoot46 de ingewanden omvangen, verbeelden de dierkens, soo als die in 't lighaam van de Moeder leggen. Tusschen D en E verbeeldeGa naar voetnoot47 de twee raderwijse deelen, met haar opstaande naaldens gewijse puncten, die van D dat wy west stellen, door het Zuyden, na E dat wy Oost stellen, vaardig omdraeyen. | ||||||||
Ga naar margenoot+In these animalcules, near that part we should call the chest, I discovered a roundish particle which opened and closed at the rate at which we can pronounce a monosyllableGa naar voetnoot14 and which I was convinced was the heart of the animalculeGa naar voetnoot15. Furthermore, the upper part of the body of these animalcules, which one would take to be the head, was divided in two, and the two upper parts consisted of a circle, lined with long and very thin organs, which made a graceful and pleasing movement, almost as if we conceived we saw two little round wheels, set all round with pin points, and that these wheels revolved nimbly from the west through the south to the east, without the wheels revolving in our sight, however frequently we looped at them, revolving in the reverse direction, to wit from the West through the North to the EastGa naar voetnoot16. This appeared all the more curious and incomprehensible to us because we could not imagine how such a movement could be brought about in a living creature. To gain a better comprehension of this, I took a glass tube with a thickness somewhat greater than that of a swan's quill, in which I had put a little of the said dry substance from the leaden gutter and on which I had poured rain-water from my cistern, and I handed the draughtsman the glass tube, on which a magnifying glass was mounted, in order that he might draw such an animalcule as best he could. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABCDEFG represents the animalcule, which attached itself to the glass by means of the organs denoted by A. I imagine that the long round particle denoted between B and G is the substance from which the food has entered the body and which is now placed in front of the outlet in order to be excretedGa naar voetnoot17. What lies in the middle represents the food in the stomach and intestines, and the four long, round particles which surround as it were the intestines represent the animalcules such as they lie in the body of the mother. Between D and E can be seen the two wheel-like parts, with their erect needle-like points, which nimbly revolve from D, which we call the west, through the south, to E, which we call the east. | ||||||||
Wanneer nu soo een dierke tegen het glas voortloopt, soo neemt het seer naGa naar voetnoot43 deGa naar margenoot+ figuur. 2. HIKLMNO aan, sijnde H en M aan het glas gehegt, en in soodanige gestalte heeft het de rader werktuygen, die fig: 1. tusschen D en E sijn aangewesen, van binnen in sijn lighaam, en dan brengt het dat hoornagtigeGa naar voetnoot48 deel met L aangewesen te voorschijn. BovenGa naar voetnoot49 de twee verhaalde gestalten van het lighaam, wringt en draeyt het sig selven, in verscheyde verwonderenswaardige gedaanten, datGa naar voetnoot50 wy te meer malen verbaast hebben gestaan, als wy het lang besagen. Nu quamen den Teykenaar verscheydeGa naar margenoot+ dierkens in 't gesigt, welkers maaksel seer na was, als met fig: 3. tusschen P en Q werdGa naar margenoot+ aangewesen, welkers onder lyf plat was, en uyt het welke kleyne werktuygen quamen uytsteeken, daar mede het sijn voortgang maakteGa naar voetnoot51. GelijkGa naar voetnoot52 dit dierken in sijn lighaam ronde bolletjens hadde, soo swommen nog veele dierkens in 't water, welkers gantsche lighaamen niet grooter voor het Vergrootglas voorquamen, als soo een bolletje in 't laatst geseyde dierke isGa naar voetnoot53. Ik hebbe verscheyde malen de verhaalde dierkens soodanig uyt het water geplaatst, dat 'er geen sand grooteGa naar voetnoot17 water ontrent haar lag, om te sien, of die dierkens, als het gantsche water dat ontrent haar lag was weg gewasemt, enGa naar voetnoot54 van geen deelen omvangen waren, als van de lugt, niet en souden ontstukken barsten, gelijk ik in andere dierkens hebbe waargenomenGa naar voetnoot55, en gesien, dat wanneer het water by na was weg gewasemt, en het dierken in het water sig niet meer wenden nog keeren konde, sig in een Ey ronte schikte, en alsoo bleef leggen, sonder dat ik konde vernemenGa naar voetnoot56, dat de vogtigheid uyt het lighaam van het dierke weg wasemde, want het bleef sijn Ey ronte behoudenGa naar voetnoot57. Om myn selven verder te voldoen, hebbe ik op den 3. September, des mergens de klok ontrent seven uren, van de verdroogde vuyligheid, die ik uyt de loode goot hadde genomen, en nu seer na twee dagen op myn comptoir hadde gelegen, een weynig in twee distincte glase Tuba gedaan, en op die stoffe gegooten gekookt regen-water, soo alsGa naar voetnoot58 het kout geworden was. Dese stoffe bestond uyt een weynig aarde, en sand, stukjens kalk, en steen, vermengt met haartjens, wol van verscheyde couleuren, stukjens stroo, enz. die wy ons inbeeldenGa naar voetnoot25 dat door een wind ten meerendeele om hoog gedreven werden, dog het bovenste bestond uyt roode en groene dierkens, die doot waren. | ||||||||
Now when such an animalcule moves along the glass, it practically takes the formGa naar margenoot+ of Figure 2: HIKLMNO, H and M being attached to the glass, and in such a form it has the wheel-like organs, which are shown in Fig. 1 between D and E, inside its body, and then it puts forth that horn-like part denoted by L. Besides the two said forms of the body, the latter twists and turns itself in different curious figures, so that we were frequently astonished when we looked at it for a long time. Now the draughtsman caught sight of several animalcules whose structure wasGa naar margenoot+ practically the same as denoted in Fig. 3 between P and Q; and the lower part of theirGa naar margenoot+ body was flat and from it extended small organs by means of which they moved alongGa naar voetnoot18. While this animalcule had round globules in its body, many other animalcules were swimming in the water whose entire bodies appeared no larger before the magnifying glass than such a globule in the last-mentioned animalculeGa naar voetnoot19. I have placed the said animalcules several times out of the water in such a way that they were not surrounded by water the size of a grain of sand, in order to see whether, when all the water surrounding them had evaporated and they were not surrounded by any parts, such as of the air, those animalcules would not burst asunder, as I have observed and seen in other animalculesGa naar voetnoot20, viz. that when the water had almost evaporated and the animalcule could no longer turn any way in the water, it formed itself into an oval and remained thus, without my being able to see that the moisture evaporated from the body of the animalcule, for it kept its oval formGa naar voetnoot21. In order to satisfy myself further, on the 3rd of September at seven o'clock in the morning I put a little of the dried-up dirt which I had taken from the leaden gutter and which now had been nearly two days in my closet in two different glass tubes, and poured on this substance boiled rain-water as soon as it had become cold. This substance consisted of some earth and sand, bits of mortar and stone mixed with little hairs, wool of different colours, bits of straw, etc., which we think are mostly whirled on high by the wind, but the top layer consisted of red and green animalcules, which were dead. | ||||||||
Ga naar margenoot+Soo ras en was de geseyde stoffe niet in het gekookt water, of ik roerde de stoffe, die door de haartjens als aan een gebonden was, met het water om, op dat deselve des te eerder met het water soude vermengen, en soo ras en was de Stoffe niet ten deelen na de gront van het glas gesakt, of ik beschoude het water, en sag als doen, dat eenige van de verhaalde Dierkens kloots gewijse in malkanderenGa naar voetnoot59 lagen, en kort daar aan, hare lighamen begonden uyt te rekken, en na verloop van een half ure tijds, swommen wel hondert Dierkens door het glas, hoewel ik oordeelde, dat de stoffe die ik in 't glas hadde gedaan, niet meer dan twee asenGa naar voetnoot60 swaarte ofte 1/320. van een onceGa naar voetnoot61 soude gewogen hebbenGa naar voetnoot62. Ga naar margenoot+Als mede sag ik, na verloop van vyf ofte ses uren, nog twee bysondereGa naar voetnoot63 soorten van kleyne Dierkens door het water swemmen, waar van de kleynste soo kleyn waren, dat veele duysenden te samen geen grof santGa naar voetnoot8 in groote souden konnen uyt makenGa naar voetnoot64. Den 4. September nam ik twee asen swaarte van de verhaalde stoffe, en ik goot op deselve weder gekookt water, en het selve mede beschouwende, bevond ik dat het van de laatste geseyde uytkomst was. Ga naar margenoot+Als wy nu sien, dat de verhaalde DierkensGa naar voetnoot65, als het water weg droogt, haar in een Ey ronte begevenGa naar voetnoot66, en eenige tyd selfs in groote droogte een Ey ronte behouden, en weder in 't water komende, kort daar aan hare leden uyt strekken, en de werktuygen van haare lighamen tot een beweginge gebruyken, die deselve hadden, eerze haar door gebrek van water in een Ey ronte begaven, enGa naar voetnoot67 selfs niet alleen de volwassene dierkens, maar tot de alderkleynste van die dierkens, sag ik in een klootse ronteGa naar voetnoot68 door het water dryven, en kort daaraan voort swemmen. Dit soo sijnde, moeten wy vast stellen, dat gelijk de Eyer schalen van de Eyeren van de Ruspen, en de Vliesen van de popjens, van soodanigen vasten Vlies ofte schors geschapen sijn, dat de inleggende sappen niet konnen uyt wasemen, dat insgelyks de huytjens van dese Dierkens van soo een stoffe geschapen sijn, datze geen uytwaseminge toe laten, en soo het anders waar, stel ik vastGa naar voetnoot39, dat dese Dierkens in droog weder, en sonder water sijnde, souden moeten sterven, en soo wel als dit plaats heeft in de geseyde Dierkens, soo kan het ook toe gaan met Dierkens die duysent en meer malen kleynder sijn. Hier sien wy al weder de onbegrypelijke voorsienigheidGa naar voetnoot3, volmaaktheid, en ordre, die de Heere Maker van het Geheel Al, in soodanige kleyne schepsels, die ons oog ontwijken, ingeschapen heeft, op dat haar geslagt niet soude uytsterven. | ||||||||
Ga naar margenoot+As soon as the said substance was in the boiled water, I stirred the substance, which had been formed as it were into one mass by the little hairs, with the water, in order that it might be mixed the sooner with the water; and as soon as the substance had partly settled on the bottom of the glass tube, I examined the water and then saw that some of the said animalcules lay rolled up as a ball and shortly afterwards began to stretch their bodies, and after about half an hour some hundred animalcules were swimming through the glass tube, although I assumed that the substance I had put in the glass tube would not have weighed more than one aasGa naar voetnoot22, or 1/320 of an ounceGa naar voetnoot23. Ga naar margenoot+After five or six hours I also saw two other different species of animalcules swimming in the waterGa naar voetnoot24, the smallest of which were so small that many thousands of them put together could not form the size of one coarse grain of sandGa naar voetnoot4. On the 4th of September I took two asenGa naar voetnoot22 of the said substance and I again poured boiled water upon it, and when I also examined this, I found the same result as the one last mentioned. Ga naar margenoot+We now see that, when the water dries up, the said animalculesGa naar voetnoot25 roll themselves up into an oval form and keep this oval form for some time even in great drought, whilst when they come in the water again, they shortly afterwards stretch out their limbs and use the organs of their bodies for a movement which they had before they formed an oval because of lack of water - and it was not even only the adult animalcules, but down to the tiniest of those animalcules, which I saw floating in the water in the form of a ball and shortly afterwards swimming away. This being so, we have to assume that, as the egg shells of the eggs of caterpillars and the membranes of the pupae are made of such solid membrane or rind that the fluids inside cannot evaporate, in the same way the skins of these animalcules are made of such a substance that they do not admit of evaporation. And if this were different, I am of opinion that these animalcules would be bound to die in dry weather and when they have no water; and just as this takes place with the said animalcules, it may also happen with animalcules which are a thousand and more times smaller. Here we see again the inconceivable possibilities, perfection, and order which the maker of the universe has made innate in such small creatures which escape our sight, in order that their species may not become extinct. | ||||||||
Uyt dese ontdekkingen konnen wy wel begrypen, dat in alle vallende regenwater, dat door gooten in regen-bakken werd geleyt, Dierkens gevonden werden, en dat in alle wateren, die in opene lugt staan, Dierkens konnen komen, want door de wint konnen, met en beneffens de stofjens die in de lugt gedreven werden, de dierkens, over gevoert werden, ten anderen konnen dierkens die hondert en meer milioenen kleynder sijn, dan een grof sandGa naar voetnoot8 is, met en beneffens de water deelen, op gevoert werden, is het soo hoog niet tot de Wolken, het is maar tot een weynige hoogte, dieGa naar voetnoot69 dan met het onder gaan van de Sonne, neder komen te dalen, dat wy den dauw noemen, en ook wel met de wint van het Aardrijk opgenomen en vervoert werden, te meer, als wy weten, dat met een storm wint het Zee water, tegen de Oevers van de Zee soo aangeslagen werd, dat de Zee water deelen, meer als een half ure gaans verre van de Zee afgelegen boomen, by de stammen van deselve neerloopt, en zoutagtig bevonden werdGa naar voetnoot70. Welk zout water by den gemeenen Man, (dog verkeerdelyk) geoordeelt werd, dat het een zout is, dat door de warme uytwaseminge van de Zee werd voortgebragt. Op den geseyden 4. September regende het des avonts voor een korten tijd, egter soo veel, dat in de geseyde loode goot den 5. en 6. September eenig water was, welk water ik beyde die daagen was beschouwende, en ontdekten in yder droppel water die ik uyt de goot nam, agt â tien van de geseyde Dierkens, sonder dat ik een rond groen of roode Dierke dat leven hadde, konde bekennen. Op den 6. September hadde ik seven glase Tuba staan, daar in ik van de geseyde drooge stoffe uyt de loode goot hadde gedaan, en op eenige gekookt, en andere ongekookt Regen-water hadde gegooten, en in alle de glase Tuba de afgeteykende Dierkens,Ga naar margenoot+ die met fig. 1. en met fig. 2. sijn aangewesen, hebbe gesien. Op den 7. September beschouwde ik de geseyde glase Tuba, en sag tot myn verwondering in een van de selve, een onbegrypelyk groot getal van kleyne groene Dierkens, die alle rond schenen te sijn, als hier vooren is verhaalt, leven, en door malkanderen bewegen: ja soo veel, dat het water in ons bloote oog een ligt groene couleur scheen te hebben, en hoe naeuwkeurig ik toe sag, soo konde ik in de andere glase Tuba geen een levend groen Dierke ontdekkenGa naar voetnoot71. Ga naar margenoot+Op den 8. September nam ik weder drie glase Tuba, en ik dede in yder van de selve ontrent een aasGa naar voetnoot60 swaarte van de meer gemelte stoffe, daar nu seer na in agt dagen geen 't minste water by hadde geweest, en het selveGa naar voetnoot72 vyf dagen op myn comptoir hadde gelegen, en ik goot op het selve regenwater, beschouwde het selve aanstonts, en sag veele van de meer geseyde DierkensGa naar voetnoot73, die in een Ey gewijse ronte in 't water lagen, en na verloop van ontrent vyf menuiten tijds, sag ik een van die Dierkens sijn Ey gewijse lighaam ontdoenGa naar voetnoot74, en een beweginge maaken van voort te swemmen, daarGa naar voetnoot75 andere eerst na verloop van drie uren een beweginge maakten, om haar uyt een Ey ronte te ontdoen. | ||||||||
From these discoveries we may understand indeed that in all falling rain-water which is conducted through gutters into cisterns animalcules are to be found, and that into all waters exposed to the air there may get animalcules, for by the wind, along with the specks of dust driven into the air, the animalcules may be transferred; on the other hand, animalcules which are a hundred and more millions smaller than a coarse grain of sand may be driven on high along with the water particles, if not up to the clouds, at least to a small height, which then at sunset descend and which we call dew, and they may also be taken up and transported from the earth by the wind, the more so as we know that with a storm the sea-water is beaten so hard against the shores of the sea that the sea-water particles run down the trunks of trees more than half an hour's walk from the sea, and that this water is found to be salty. This salt water is thought by the common man (but erroneously so) to be a salt which is produced by the warm evaporation of the sea. On the said 4th of September, in the evening, it rained for a short time, but so much that on the 5th and 6th of September there was some water in the said leaden gutter, which water I examined on both these days, and in each drop of water I removed from the gutter I discovered eight to ten of the said animalcules, but I could not detect any round green or red animalcule that was alive. On the 6th of September I had seven glass tubes in which I had put a little of the said dry substance from the leaden gutter and on some of which I had poured boiled and on others unboiled rain-water; and in all the glass tubes I saw the illustrated animalculesGa naar margenoot+ denoted in Fig. 1 and Fig. 2. On the 7th of September I examined the said glass tubes and to my astonishment saw in one of them an inconceivably large number of small green animalcules, all of which seemed to be round as described above, living and moving through each other, nay, so many that to our naked eye the water appeared to have a pale green colour, and however accurately I looked, in the other glass tubes I could not discover any living green animalculeGa naar voetnoot26. Ga naar margenoot+On the 8th of September I again took three glass tubes, and in each of them I put about one aasGa naar voetnoot22 of the said substance, to which for nearly eight days not the least water had been added and which substance had lain in my closet for five days. I poured rain-water on it, examined it at once, and saw many of the aforesaid animalculesGa naar voetnoot27, which lay in an oval form in the water, and after about five minutes I saw one of those animalcules unroll its oval body and make a swimming movement, whilst others did not make a movement to unroll their oval body until three hours later. | ||||||||
Ga naar margenoot+Op den 9. September regende het een weynig, en een dag twee â drie daar na regende het nog soo veel, dat op den 14. September ontrent een Vinger breete diep het water in de geseyde loode goot stond, van welk water ik twee droppelen nam, en het selve beschouwende, sag ik een groote menigte van de kleyne ronde Dierkens hier vooren verhaalt, waar van de meeste het buytenste gedeelte van hare lighamen uyt een ligt groen bestond, en in 't midden van hare lighamen gansch rootGa naar voetnoot76. Ik hebbe op den 15. en 29. September, op den 13. en 27. October, op den 25. November, en den 9. December, myne vooren verhaalde waarneminge vervolgt, soo metGa naar voetnoot77 de geseyde stoffe in eerstGa naar voetnoot78 gevallen regenwater, dat in een Oostindische posteleyneGa naar voetnoot79 schootel was gevangen, als in gekookt en ook ordinair regen-water, gedaanGa naar voetnoot80, en myne aanteekeninge daar van gehouden, en alsoo die van een en deselve uytkomst waren, hebbe ik de aantekeninge verworpenGa naar voetnoot81, alleen sal ik seggen, dat ik op den laatst geseyden dag, het gekookte water, als het seer na kout geworden was, met een weynig van de meer geseyde vuyle stoffe, in een glase Tuba heb gedaan, die aan het eene eynde was toe geblasen, en het ander eynde met een kurk gestopt hebbende, de Tuba in myn sak gedragen, en bevond dat eenige uren daar na, niet alleen de groote Dierkens metGa naar margenoot+ fig. 1. en 2. aangewesen door het water swommen, maar ook veele soo kleyne Dierkens, dieGa naar voetnoot82 door het Vergroot-glas, haar niet grooter vertoonden, als een punct die wy met een schrijf-penne komen te geven, en wanneer ik de geseyde glase Tuba agt dagen in myn sak hadde gedragen, waren de laatst geseyde Dierkens soo vermeerdert, dat 'er eenige duysenden, sooGa naar voetnoot83 tegen het glas aan saaten, als in een kleyne quantiteit water swommen. Ga naar margenoot+Ik hebbe op den 8. February, als wanneerGa naar voetnoot84 eenige dagen meer dan vyf Maanden de meer geseyde stoffe, op een schoon wit papier, op myn Comptoir hadde gelegen, een weynig van die stoffe in een schoone glase Tuba gedaan, en daar op gekookt regenwater, dat kout geworden was, gegooten, en na verloop van ontrent een half ure, sag ik al een Dierke in 't water swemmen, en veele andere die lagen nog in een ronde gedaante, en drie uren later sag ik al verscheyde van die Dierkens, en eenige kleyne van een ander maakselGa naar voetnoot85. Sien wy nu dat de Dierkens soo lang opgeslooten konnen leggen, in de drooge stoffe, als hier vooren is geseyt, en in 't water komende haar lighamen uyt setten, en voortswemmen, soo konnen wy wel besluyten, dat, alle Poelen, en Moerassen daar des Winters water op staat, en des Somers uyt droogen, veele soorten van Dierkens sullen gevonden werden, en schoonze in die wateren niet en warenGa naar voetnoot86, ze zouden door de water Vogels daar ingebragt werden, en datGa naar voetnoot19 door het slik, ofte water, dat aan haar pooten en Veeren blijft hangen. | ||||||||
Ga naar margenoot+On the 9th of September it rained a little, and some two or three days afterwards it also rained so much that on the 14th of September the water in the said leaden gutter had a depth of about a finger's breadth. I took two drops of the said water and when I examined it, I saw a great many of the aforesaid small round animalcules, of most of which the external part of their bodies was a pale green, and the middle of their bodies was quite redGa naar voetnoot28. On the 15th and 29th of September, on the 13th and 27th of October, on the 25th of November, and on the 9th of December I continued my aforesaid observations, both by putting the said substance in recently fallen rain-water which had been collected in an East Indian porcelain dish as well as in boiled water, and also ordinary rain-water, and kept notes thereof. And since they all showed the same result, I threw the notes away. I would only say that on the last-mentioned day I put the boiled water, when it had become nearly cold, with a little of the aforesaid dirty substance, in a glass tube which had been sealed at one end, and after having stoppered the other end with a cork, I carried the tube in my pocket. And I found that a few hours later not only theGa naar margenoot+ large animalcules denoted by Figs 1 and 2 were swimming in the water, but also many such small animalcules that through the magnifying glass they appeared no larger than a point which we make with a writing-pen; and when had carried the said glass tube in my pocket for eight days, the number of the last-mentioned animalcules had increased so much that a few thousands were both attached to the glass and swimming as it were in a small quantity of water. Ga naar margenoot+On the 8th of February, when for a few days more than five months the said substance had lain on a clean white paper in my closet, I put a little of that substance in a clean glass tube and poured on it boiled rain-water that had become cold. And after about half an hour I already saw an animalcule swimming in the water, and many others which were still rolled up in a ball. And three hours later I already saw several of those animalcules and a few small ones of another makeGa naar voetnoot29. When we now see that the animalcules may be enclosed for such a long time in the dry substance, as said above, and when coming into the water stretch their bodies and swim away, we may indeed conclude that many species of animalcules will be found in all pools and swamps which in winter contain water and in summer dry up, and even if they were not in these waters, they would be brought there by water-fowl, by means of the mud or water sticking to their legs and feathers. | ||||||||
Dese verwonderens waardige schikkinge van de Natuur, in de geseyde schepsels in geschapen, op dat haar geslagt in wesen soude blyven, siende, moeten wy met onze gedagten als verstomt staan, en seggen by ons selven, sullender nu nog wel Menschen gevonden werden, die aan het Oude by geloof blyven hangen, dat 'er uyt bedervinge, levende schepsels voortkomen. AfbreekendeGa naar voetnoot87 blyve sijne
Hoog Mogende Heere, enz.Ga naar voetnoot88 A. van Leeuwenhoek. | ||||||||
When we see this wonderful dispensation of Nature, inborn in the said creatures in order that their species may be preserved, we are bound to be as it were dumbfounded and to say to ourselves: will there now still be found people who stick to the old superstition that living creatures come forth from putrefaction? Concluding, I remainGa naar voetnoot30,
Very High and Mighty Sir, etc.Ga naar voetnoot31 A. van Leeuwenhoek. |
|