| |
| |
| |
| |
Brief No. 46.
15 Mei 1679.
Gericht aan: Christiaan Huijgens.
Manuscript: Onderteekende, eigenhandige brief te Leiden, Universiteits-bibliotheek. Coll. Huijgens. Hug. 45. Eén kwartobladzijde.
| |
Gepubliceerd in:
Chr. Huijgens. Oeuvres Complètes. Tome VIII. La Haye, 1899. Blz. 166-167. No. 2171. (Oorspronkelijke Hollandsche tekst.) |
| |
Korte inhoud:
In dezen brief komt Leeuwenhoeck terug op een tweetal eerder beschreven micro-organismen (zie de ‘missiven’ van 9 October 1676 en 26 December 1678). In het bijzonder legt hij den nadruk op hun voortbeweging (waarneming van trilhaarbeweging). Leeuwenhoeck vestigt de aandacht van Christiaan Huijgens op een geschrift van Hooke.
| |
| |
| |
Letter No. 46.
May 15th 1679.
Addressed: Christian Huygens.
Manuscript: Signed autograph; Leiden, University Library, Huygens collection, Hug. 45. One quarto page.
| |
Published in:
Chr. Huygens, Oeuvres complètes. Vol. VIII La Haye, 1899; pp. 166-167. No. 2171. (Original Dutch text.) |
| |
Summary:
In this letter Leeuwenhoeck reverts to two micro-organisms, described on a former occasion (see the letters of 9 October 1676 and 26 December 1678). He particularly lays the stress upon their locomotion (observation of ciliar movement). Leeuwenhoeck directs the attention of Christian Huygens to a treatise by Hooke.
| |
| |
| |
Delft den 15e Meij 1679
D'Hr Chr: Huijgens van Zuijlichem
Mijn Heer.
bij dese occasie dat mijn Susters Soon Antoni Molijn na Parijs vertrockGa naar voetnoot1) om aldaer eenigen tijt sijn verblijff te nemen, neem ick de vrijmoedicheijt om aen U.Edele te schrijven.
Ga naar margenoot+Mijn Heer tis waerachtich dat de dierkens met een langen staert een voort gangh hebben, maer sij blijven meestendeelGa naar voetnoot2) met het eijnde van haer staert aen eenige vuijlicheijt vastGa naar voetnoot3), en omme haer voort gangh te sien, heb ick onder andere verscheijde malen, het water eer ick het observeerde, om geroert, op dat de dierkens die alreede met haer staert, aen eenige vuijlicheijt vast lagen, mochten los worden, en dan het water gedaen, in een holle glase pijp, die omtrent de holte had, vande dickte van een groote spelt, op dat deselve ruijm water mochten hebben, en op sodanige manier, mach ick wel seggen, dat ick meer dan 100 mael haer voortgangh, soo na om hoogh, als na om laegh, en haer ommekerende, die seer langhsaem is, heb gesien, sonder dat de dierkens in haer voortgangh haer staert beweeghden, maer wanneer deselve met haer staert vast raeckten, dan gebruijckten sij haer staert.
Ga naar margenoot+Onder de dierkens die veel delen kleijnder sijn, kan ick waerlijck pooten off vinnen bekennen, maer deselve sijn seer kort, onder andere isser een soort van dierkens, die ick soo klaer en naecktGa naar voetnoot4) met haer pooten heb sien loopen, selfs buijten het water op sandekens, als of wij met ons bloote oogen, Pissebeddens op keij steenen sagen loopenGa naar voetnoot5):
| |
| |
| |
Mr. Chr. Huygens van Zuylichem.
Delft, May 15th 1679.
Sir,
My sister's son, Antoni Molyn, leaving for ParisGa naar voetnoot1), where he intends to stay for some time, I take the liberty to avail myself ofGa naar margenoot+ this opportunity to write to you. I assure you, Sir, that it is true that the little animals with long tails move onward, but mostly the tip of their tail will stick fast to some speck of dirtGa naar voetnoot2). In order to see their progress, I have, among other things, several times stirred the water before making any observation, in order that the animalcules whose tails stuck to dirt, might become disentangled, after which I put the water in a hollow glass tube, having a bore the width of a large pin, that they might have plenty of water; all this in such a manner that I may truly say that I have seen, more than a hundred times, their motion, upward as well as downward, and their turning round, all of them very slow and without the animals
moving their tails. But when their tails stuck fast they used them.
Ga naar margenoot+Among the little animals which are ever so much smaller, I can actually discern some which have legs or fins, but these are very short. Among others there is a kind of animalculesGa naar voetnoot3) which I have distinctly seen walking on their legs, even outside the water on grains of sand, as if we saw with our naked eyes sow-bugs walking on cobble-stones.
| |
| |
| |
Ga naar margenoot+U. Edele Hr Vader schrijft mij vanden 4e MeijGa naar voetnoot6), dat het voornaemste deel van U. Edele Dioptica (!)Ga naar voetnoot7) bij na in staetGa naar voetnoot8) is, om uijt een goede copieGa naar voetnoot9) gedruct te connen werdenGa naar voetnoot10), ick kan niet naerlaten U Edele te communiceren, dat de Hr Robert Hooke, inden voor leden jare, een boeckje heeft uijt gegeven genaemt, Lectures and Collections, made bij Robert Hooke Secretarij of the Roijall Societij, dit boeckje heeft hij aen mij gesonden, doch hoe wel ick de Engelsche tael niet en versta, soo dunckt mij echter, dat hij onder 2. brieven, die van mij daer in staen, steltGa naar voetnoot11) het maken
| |
| |
| |
Ga naar margenoot+Your father writes to tell me the 4th of MayGa naar voetnoot4), that the main part of your DioptricaGa naar voetnoot5) is in an advanced state for being printed from a good copyGa naar voetnoot6). I must not omit telling you that Mr. Robert Hooke last year published a little book entitled Lectures and Collections, made by Robert Hooke, Secretary of the Royal Society. He sent me a copy of this little book. I do not understand English, but it seems to me that in between two letters by me, which are contained in it, he writes about the manufacture
| |
| |
| |
en gebruijck vande microscopeGa naar voetnoot12), en nademael de Hr Hooke bij U.Edele bekent is, soo dunct mij onder verbeteringhGa naar voetnoot13) dat het niet ongeraden is, bij aldien U.Edele het verhaelde boeckie, niet gelesen hebt, dat het U.Edele leest, eer het sijneGa naar voetnoot14) wort uijtgegeven, te meer, om dat wij menschen vinden, die haer meeste speculatien sijnGa naar voetnoot15) om andere maer te berispenGa naar voetnoot16), Jck sal van U.Edele gaerne verstaenGa naar voetnoot17), hoe dat mijn
laeste observatien, omtrent de dieren inde testicullen, waer van U. Edele Hr Vader mij schrijftGa naar voetnoot6), eenige extracten toe gesonden heeftGa naar voetnoot18), U.Edele ende de liefhebberenGa naar voetnoot19) tot Parijs bevallen. afbreeckende blijve na presentatie van mijn geringen dienst.
Mijn Heer.
U:Edele onderdanige Dienaer
Antonj Leeuwenhoeck.
| |
| |
| |
and the use of the microscopeGa naar voetnoot7). And as you know Mr. Hooke, it would seem to me - with your leave - that if you should not have read the book in question you ought to read it before your book appears, the more so since there are people whose greatest pleasure it is to find fault with others. I shall be happy to hear from you how my last observations concerning animals in the testicles - some extracts from which your Father writesGa naar voetnoot4) to tell me he forwarded to youGa naar voetnoot8) - please you and the learned gentlemen at Paris. Offering you my slight services, I remain, Sir,
Your obedient servant
Antonj Leeuwenhoeck.
|
-
voetnoot1)
- Zie den brief van 27 April 1679, aant. 6, blz. 40, en verder den brief van Christiaan Huijgens aan zijn broer Constantijn van 30 Aug. 1680, waar deze schrijft: ‘Un neveu de Leeuwenhoeck, qui a demeuré quelque temps ici, m'a communiqué de temps en temps ses decouvertes ou pourtant il n'y avoit rien de fort singulier.’ (Oeuvres complètes de Chr. Huygens. VIII (1899) blz. 298). [M.]
-
margenoot+
-
Over de beweging van Vorticella campanula Ehrbg.
-
voetnoot3)
- L. spreekt hier over Vorticella campanula Ehrbg. Zie ook de brieven van 9 Oct. 1676, aant. 5 (Alle de Brieven II. blz. 66), waar de Vorticella beschreven wordt, en 26 Dec. 1678, aant. 10 (l.c. blz. 400), waar erop gewezen wordt dat L. ook in dien brief een Vorticella beschrijft. [W-t.]
-
margenoot+
-
Over trilhaar-beweging van een niet te identificeeren microörganisme.
-
voetnoot5)
- Over deze ‘dierkens’, die niet te identificeeren zijn, spreekt L. ook in zijn brief van 26 Dec. 1678 (Alle de Brieven II. blz. 398-400). [W-t.]
-
voetnoot1)
- See letter of 27 April 1679, note 4, p. 41, and also Christian Huygens' letter of 30 August 1680 to his brother Constantine, where he says: ‘Un neveu de Leeuwenhoeck, qui a demeuré quelque temps ici, m'a communiqué de temps en temps ses decouvertes ou pourtant il n'y avoit rien de fort singulier’. (Oeuvres complètes de Chr. Huygens, VIII (1899), p. 298.) [M.]
-
margenoot+
-
The locomotion of Vorticella campanula Ehrbg.
-
voetnoot2)
- L. here refers to Vorticella campanula Ehrbg. See the letters of 9 October 1676, note 5 (Collected Letters II, p. 67) where Vorticella is described, and of 26 December 1678, note 4 (ibid. p. 401) where it has been pointed out that L. there also describes a Vorticella. [W-t.]
-
margenoot+
-
Ciliar movement in an unidentifiable microorganism.
-
voetnoot6)
- Deze -brief is waarschijnlijk verloren gegaan. Hij werd althans niet gepubliceerd in De Briefwisseling van Constantijn Huijgens VI. 1663-1687 (1917), noch in de Oeuvres complètes de Christiaan Huijgens. [M.]
-
voetnoot7)
- Aan zijn Dioptrica werkte Huijgens voornamelijk in drie perioden van zijn leven, 1652-1653, 1665-1666 en 1684-1692, doch hij kwam er niet toe dit geschrift te laten drukken. Na zijn dood (1695) werd het handschrift uitgegeven door Burchardus de Volder en Bernardus Fullenius (zijn wetenschappelijke executeurs testamentair) in de Opuscula postuma (1703) en later door Wilhelmus Jacobus 's Gravesande in de Opera reliqua (1728). Geen der beide uitgaven is echter volledig. Deel XIII van de Oeuvres complètes de Christiaan Huijgens (1916) eerst geeft de geheele Dioptrica, aangevuld met allerlei gegevens uit Leidsche handschriften bijeengezocht. In dit omvangrijke werk wordt de optica zuiver geometrisch behandeld. Over den natuurkundigen aard van het licht wordt niet gesproken. Overigens is de inhoud zeer veelzijdig en er is nauwelijks een hoofdstuk der geometrische optica, dat onbehandeld blijft; zoo worden er bladzijden gewijd aan aardsche en astronomische kijkers, microscopen, spiegeltelescopen, sphaerische en chromatische aberratie, niet-sphaerische lenzen, kritiek op andere werken, enz. [C.]
-
voetnoot9)
- ‘Copie’ heeft hier reeds de moderne beteekenis van ‘handschrift voor den drukker’. Vgl. F. Halma Woordenboek der Nederduitsche en Fransche Taalen, 1781: ‘Kopije. Drukkerswoord. 't Schrift daar men naar zet - Copie, l'original sur lequel on compose les feuilles.’ en P. Marin Hollandsch en Fransch Woorden-boek, 1787. [M.]
-
voetnoot10)
- Zie den brief van Chr. Huijgens aan P. Pellisson van 15 Aug. 1679 (Oeuvres complètes. VIII (1899) blz. 198), waar staat: ‘et je puis dire la mesme chose pour ce qui est de la nature et des effects de la lumiere et des refractions, de quoy l'on verra, comme je crois, des preuves dans le Traité de Dioptrique que l'Academie examine presentement, et qui sera bientost mis au jour’ en vgl. ook den brief van Leibnitz aan Chr. Huijgens (Oeuvres complètes. VIII (1899) blz. 214), waarin Leibnitz op 8 Sept. 1679 schrijft: ‘J'ay appris de Mr. de Mariotte que vous donnerés bien tost la Dioptrique si longtemps souhaittée.’ [M.]
-
voetnoot4)
- This letter probably got lost; at all events it was not published in De briefwisseling van Constantijn Huygens, VI, 1663-1687 (1917) or in Oeuvres complètes de Christiaan Huygens. [M.]
-
voetnoot5)
-
Huygens was at work on his Dioptrica mainly in three periods of his life: 1652-1653, 1665-1666, and 1684-1692, but could not bring himself to get it printed. After his death in 1695 the manuscript was edited by Burchardus de Volder and Bernardus Fullenius (his scientific executors) in the Opuscula postuma (1703), and afterwards in the Opera reliqua by Wilhelmus Jacobus 's Gravesande (1728). Neither edition, however, is complete. Vol. XIII of the Oeuvres complètes de Christiaan Huygens (1916) first gave the complete Dioptrica with additional data from the Leyden manuscripts. In this voluminous work optics are treated purely geometrically. The physical nature of light is not mentioned. For the rest the contents are many-sided, and there is hardly a chapter of geometrical optics that is not dealt with, many pages, for instance, being dedicated to terrestrial and astronomical telescopes, microscopes, reflecting telescopes, spherical and chromatic aberrations, non-spherical lenses. It also contains critiques, etc. [C.]
-
voetnoot6)
- See Chr. Huygens' letter of 15 August 1679 to P. Pellisson (Oeuvres
complètes, VIII (1899), p. 198, where we read: ‘et je puis dire la mesme chose pour ce qui est de la nature et des effects de la lumiere et des refractions, de quoy l'on verra, comme je crois, des preuves dans le Traité de Dioptrique que l'Academie examine presentement, et qui sera bientost mis au jour’ and also cf. Leibnitz' letter of 8 September 1679 to Chr. Huygens (ibid. VIII, 1899, p. 214). He writes: ‘J'ay appris de Mr. de Mariotte que vous donnerés bien tost la Dioptrique si longtemps souhaittée’. [M.]
-
voetnoot12)
- Op blz. 81-82 heeft Hooke in genoemd boek een gedeelte van L.'s brief van 5 Oct. 1677 in Engelsche vertaling opgenomen. Op blz. 84-89 werd, eveneens in het Engelsch vertaald, L.'s brief van 14 Jan. 1678 afgedrukt. Beide staan onder het opschrift ‘Microscopium: or some new Discoveries made with and concerning Microscopes.’ Inderdaad schreef Hooke in een onderschrift over de techniek van zijn microscopische onderzoekmethoden. Zie verder aant. 16 bij den brief van 31 Mei 1678 (Alle de Brieven II. blz. 360), waar over Hooke's boek uitvoerig gesproken wordt. [S.]
-
voetnoot13)
- ‘Onder verbeteringh’ - te vergelijken met het hedendaagsche ‘met permissie’ - denke men inter parentheses. [M.]
-
voetnoot14)
- Het ‘sijne’ slaat op ‘U.Edele’. Zie verder hierover aant. 7 bij den brief van 29 Mei 1677 (Alle de Brieven II. blz. 26). [M.]
-
voetnoot6)
- Deze -brief is waarschijnlijk verloren gegaan. Hij werd althans niet gepubliceerd in De Briefwisseling van Constantijn Huijgens VI. 1663-1687 (1917), noch in de Oeuvres complètes de Christiaan Huijgens. [M.]
-
voetnoot18)
- Zie den brief van C. Huijgens Sr. aan Christiaan van 4 Mei 1679 (Oeuvres complètes VIII (1899) blz. 159). [M.]
-
voetnoot19)
- Liefhebberen - beoefenaren der wetenschap. Zie aant. 8 bij den brief van 15 Aug. 1673 (Alle de Brieven I. blz. 42), waar bewijsplaatsen voor deze beteekenis gegeven worden. [M.]
-
voetnoot7)
- In the book referred to, Hooke gives on pp. 81-82 a translation of part of L.'s letter of 5 October 1677. On pp. 84-89, L.'s letter of 14 January 1678 is printed in an English translation. They are both headed ‘Microscopium: or some new Discoveries made with and concerning Microscopes’. Hooke indeed added a note on the technique of his microscopical experiments. See also note 6 to the letter of 31 May 1678 (Collected Letters, II, p. 361) where Hooke's book is discussed at some length. [S.]
-
voetnoot4)
- This letter probably got lost; at all events it was not published in De briefwisseling van Constantijn Huygens, VI, 1663-1687 (1917) or in Oeuvres complètes de Christiaan Huygens. [M.]
-
voetnoot8)
- See the letter of C. Huygens Sen. to Christian, dated 4 May 1679 (Oeuvres complètes, VIII (1899), p. 159). [M.]
|