Alle de brieven. Deel 2: 1676-1679
(1941)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendGepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:Antwoord op brieven van Constantijn en Christiaan Huijgens, betreffende identificatie van eenige door Christiaan Huijgens waargenomen diertjes in peperwater. Beschrijving van de schubben op de vleugels van vlinders. | ||
Figuren:Drie figuren van vlindervleugelschubben werden door Leeuwenhoeck onderaan den brief met inkt geteekend, ter verbetering van de twee teekeningen, hem door Christiaan Huijgens gezonden. | ||
Letter No. 41.
| ||
Published in:
| ||
Summary:A reply to the letters of Constantine and Christiaan Huygens, concerning the identification of animalcules observed in pepper-water by Christiaan Huygens. A description of the scales on the wings of butterflies. | ||
Figures:Three figures of the scales on the wings of butterflies were drawn in ink by Leeuwenhoeck at the bottom of the letter, as a correction of the two drawings sent to him by Christiaan Huygens. | ||
d'Heer Constantijn Huijgens
Delft den 26e Xmbr. 1678
Mijn Heer.
UEdele seer aengenamen vanden 23 deser beneffens een extract uijt UEd Soons missive geschreven uijt ParijsGa naar voetnoot1 is mij wel geworden. Ga naar margenoot+Als ick fig: AGa naar voetnoot2 na proportie van fig: D en E stel soo imagineer ick mij dat dat de dierkens sijn aen de welcke ick 16. á. 18. pooten kan tellen dogh onder deselve sijn doorgaens eenige dierkens van gelijcke groote en van een geheel ander maecksel fig: B. die oordeel ick dat deselvige diertgens sijn, die ick inden jare 1675 met groote menichte heb ontdeckt eerst in Hemel en daer na in peper water. Dese dierkens sijn mede versien met verscheijde pooten, en met piramidaelse verheveltheden op de rugh, als mede met een seer aerdigh Hooft versien, jck heb menighe uren geconsumeert int besichtigen van dese dierkens, en wel voornamentl. als ick onder deselvige een weijnich santgens | ||
[Mr. Constantine Huygens
Delft, December 26th 1678.
Sir,
I duly received your welcome letter of the 23rd instant and an extract from your son's missive from ParisGa naar voetnoot1. Ga naar margenoot+If I take fig. AGa naar voetnoot2 in proportion to figs. D and E I imagine they are the animalcules on which I can distinguish 16 to 18 legs, but among these there are usually some little animals of the same size, but of an entirely different structure. Fig. B I take to be the same animalcules that I discovered in great numbers in 1675, first in rain-water, afterwards in pepperwater. These animalcules also have several legs and pyramidal prominences on their backs, and besides a curiously formed head. I spent many an hour contemplating these little animals, especially after strewing a little sand among them, when some of them would | ||
stroeijden, als wanneer eenige buijten het water op de santgreijnenGa naar voetnoot3 quamen loopen, en alsdus sagh ick haer pooten Hooft en gantsche lichaem seer naecktGa naar voetnoot4, en beelde mij dickmaels in dat dit de wel gemaeckste dierkens waren, die ick oeijt hadde aenschout en sedert die tijt heb ick die niet vernomen, maer Heden sie ick een ander soort van platte dierkens, die haer voortgangh al omwentelende doen. fig: C. heb ick mede verscheijde malen gesien maer mijn memorie en draegt niet toe haer nette gedaenteGa naar voetnoot5 fig: D.Ga naar voetnoot6 heb ick mede seer na als UEdts Soon die beschrijft geobserveert alleen dat ick aen het eijndensteGa naar voetnoot7 van haer dicke lichaem veel uijtsteeckende dunneGa naar voetnoot8 pootgens hebbe gesien, die seer vaerdighGa naar voetnoot9 wierden bewogen inde voortgangh vande selve. fig: E.Ga naar voetnoot10 met haer lange staert heb ick insgelijcx soo bevonden, alleen dat ick aende uijtsteeckende hoeckenGa naar voetnoot8, aen wederzijden van S. als die somtijts op sijn groost uijtstaecken, heb vergeleecken bij de ooren van een paert. Alsmede heb ick gesien dat dese diertgens oock versien sijn, met uijtsteeckende dunne pootgens off vinnetgens die geplaest sijn rontom de wijde openingh S welcke pootgens mede inde voortgangh seer starck wierden bewogen, sonder dat ick oijt de staert inde voortgangh heb in bochten sien slaen ofte oock in trecken fig: F.Ga naar voetnoot11 dese lange Alen heb ick mede gesien. De verwonderingh die ick over dese dieren hadde bestont hier in, dat de eene 3. á. 4 mael langer was als d'ander, en nochtans altemael van een en deselve dickte, en daer beneffens dat deselve soo wel achterwaerts als voorwaerts swommen, sonder dat ick een Hooft, ofte dat na een Hooft geleeck konde bekennen, van alle dese heb ick voor dato aende Roijale Societeit tot Londen geschreven, en sijn bij de selve gedruct inde transactien No 133. | ||
get stranded on the grains of sand, when I could distinctly observe their legs, heads and entire bodies. I often thought that these were the best-built little animals that I had ever seen; nor did I see any after that; but now I see another sort of flat animalcules that move onward by rotating. I also saw fig. C several times, but I do not exactly recollect its form. I also saw fig. DGa naar voetnoot3 much as your son describes it; only I saw many exceedingly thin legs at the extremity of its thick body, which it moved rapidly in its onward movement. Fig. EGa naar voetnoot4 with its long tail is what I also observed; only I compared the projecting angles on either side of S, when they were stretched out as far as possible, to a horse's ears. I also observed that these animalcules have extremely thin legs or fins placed round the wide opening S. These legs were also plied rapidly in their onward movement, but I never observed that they lashed or wriggled their tails while moving on. Fig. FGa naar voetnoot5. I have also seen these long eels. What I wondered at in the case of these animals is that one would be 3 or 4 times longer than another and yet they would all have the same thickness. Besides, they would swim backwards and forwards without my being able to discern a head or anything resembling a head. About all of these I wrote to the Royal Society in London some time ago. My observations have since been printed in Nos. 133 | ||
ende 134. als mede in een Boeckje bij de Heer Hoeke inde voorleden somer uijtgegeven.Ga naar voetnoot12 Alle dese verhaelde dierkens heb ick in simpel water mede gesien, maer op verre na soo veel niet als in peper water. en als ick inde somer genegen ben, om veelderhande soorten van diertgens te sien, soo neem ick maer het water dat eenige dagen inde loode goot boven aen mijn dack heeft gestaen, ofte het water uijt stilstaende ondiepe slootenGa naar voetnoot13, en Hier in come ick verwonderens waerdige schepselen te ontdecken. En off ick Heele witte peeper, swarte peper, groff gestooteGa naar voetnoot14 peper, peper soo Fijn gestooten als meel int water legh daer comen dierkens in, schoon het int kouste vande winter is, als maer het water onbevroren blijft. Heden sijn in mijn peper water diertgens die ick oordeel wel 8. mael kleijnder te sijn, als fig: A aende welcke ick mede pooten kan bekennen, die mede vermaeckelijck sijn omme te sien, en dat om haer schielijcke bewegingen, de pooten van dese diertgens sijn seer groot na proportie van haer lichaemen, BovenGa naar voetnoot15 dese diertgens heb ick sedert weijnige weecken, noch diertgens int peper water ontdeckt die ick oordeel wel 1000. mael kleijnder te sijn dan het diertgen fig: A: want de circumferentie van het gantsche lichaem van een van dese uijtsteeckende kleijne diertgens is niet grooter, dan de dickte van een poot van het diertge fig: A: en stel bij mij vast dat dertigh milioen van dese diertgens te samen, soo veel plaets niet en beslaen off soo groot niet en sijn, als een groff santge.Ga naar voetnoot16 | ||
and 134 of the Transactions, and also in a little book edited by Mr. Hooke last summerGa naar voetnoot6. I saw all of these animalcules also in ordinary water, but not so many by far as in pepper-water. If in summer I feel inclined to observe various sorts of animalcules, I need only take the water that has stood for some days in the leaden gutter on my roof or the water from shallow, stagnant ditches in order to discover miraculous creatures. Whether I take corns of white pepper or black, ground pepper - coarse or as fine as flour - and put it in water, animalcules will appear, even in the coldest weather in winter, provided the water is not frozen over. To-day I find in my pepper-water animalcules which I take to be at least 8 times smaller than fig.A. On these also I recognize legs, amusing to see because of their rapid motions. The legs of these animalcules are very large in proportion to their bodies. Besides those mentioned I have discovered the last few weeks still other animalcules in the pepper-water that I judge to be at least 1000 times smaller than the little animal in fig. A, for the circumference of the whole body of one of these exceedingly small creatures is not larger than the thickness of a leg of the animalcule in fig. A. I am convinced that thirty millions of these little animals do not take up as much room or are not so large as a coarse grain of sandGa naar voetnoot7. | ||
Ga naar margenoot+Dat op de vleugels vande groote Cappellen ofte SchoenlappersGa naar voetnoot17 leijt, en dat UEdts Soon stoff noemt, dat leijt selffs op de vleugels vande kleijnste Cappelletgens, als oock op het diertge dat uijt de MotGa naar voetnoot18 voort comt. Dit heb ick doorgaensGa naar voetnoot19 veeren vande vleugels vande Cappellen genoemt, en mogen oock mijns oordeels met recht veeren genoemt wordenGa naar voetnoot20, want sij beslaenGa naar voetnoot21 het Hoornachtigh Vlies daer uijt de vleugels vande Cappellen bestaen, in soo netten ordre als de veeren de lichamen van het gevogelte doen, want soo wel als ijder veertge versien is met een schaft die inde Huijt vande vogel vast is, soo is insgelijcx ijder van dese Cappel-vleugels-veeren, mede met een schaft versien, welcke schaft vast staet in het geseijde Hoornvlies, en HierGa naar margenoot+ fig: 1. 2: 3. met A A A. aengewesen, Dese veeren laten haer niet vande vleugels separeren, off daer blijft een Put staen, waer in het schafje gestaen heeft, die wij door een microse naeckterGa naar voetnoot4 comen te sien, als met ons bloote oogh, de plaets waer de veeren gestaen hebben van een gepluckt hoen, en hoe menich veertge ick gesien heb, sooGa naar voetnoot22 comen deselve in maecksel over een, maer verschillen van malcanderen, maer de grootste veeren en die meest gespleten sijn die staen op de circumferentie vande vleugels. Dese veeren hebben oock haer bijsondereGa naar voetnoot23 couleuren, als geel, wit, root, en swart Wat nu de figueren aengaen die op de soo genoemde Cappelveeren te sien sijn (soo veel mijn geheugenis | ||
Ga naar margenoot+What your son calls the dust on the wings of large butterflies or lesser tortoise-shellsGa naar voetnoot8, is present on the wings even of the smallest butterflies, and also on those of the clothes-moth. I have always called this the feathers on the wings of butterflies and in my opinion we are justified in calling them feathersGa naar voetnoot9 for they cover the horny membrane of which the wings of butterflies are composed as neatly as the feathers of a bird cover its body. For just as every feather has a shaft fixed in the bird's skin, so also every one of the feathers on a butterfly's wing has a shaft, fixed in the above-mentioned horny membrane, marked A A A inGa naar margenoot+ figs. 1, 2, 3. These feathers cannot be separated from the wings without leaving a pit in which the shaft was fastened. Seen through a microscope these pits appear more distinctly than does the place, where the feathers of a plucked fowl used to be, to our naked eye. Many as are the feathers I have observed they never agree in structure, but are all different; but the largest feathers, deeply fissured, are placed on the edge of the wings. These feathers also have their own colours: such as yellow, white, red and black. As for the figures that can be distinguished on the | ||
toedraegt)Ga naar voetnoot24 en die ick hier met streepen B.B.B. heb aen gewesen, sijn niet anders als stijve Hoornachtige striemenGa naar voetnoot25, omme ijder veertge sijn stijfte te geven, gelijck wij sien dat ijder vleugel vande vlieghen versien sijn, al hoe wel die vande vliegen niet recht en loopen, maer met bochten en tacken. Ick wil Hoopen dat ick UEd: versoeck hier mede sal hebben voldaen. blijve na mijn gebiedenisGa naar voetnoot26 aen UEdts Heeren SoonenGa naar voetnoot27
Mijn Heer
UEdts Ootmoedige Dienaer
Antonj Leeuwenhoeck
Mijn Heer
| ||
so-called feathers of butterflies (as far as I remember), marked here by the lines B B B, these are nothing but stiff, horny veinsGa naar voetnoot10. Their purpose is to give each little feather its required stiffness in the same way as the wings of flies are provided with veins; only, those of flies are not straight, but run in curves and branch off. Hoping that I have satisfactorily complied with your request, and sending my compliments to your sonsGa naar voetnoot11, I am, Sir,
Your obedient Servant,
Antonj Leeuwenhoeck.
To Mr. Constantine Huygens, Knight
|
|