Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdantitheseEtym: Gr. anti = tegen, thesis = [het] plaatsen. Term uit de stijlleer voor die vorm van contentio, ook wel antitheton, oppositie en contrapositum genoemd, die bestaat uit het tegenover elkaar plaatsen van twee noties. Deze figuur is voor het eerst ontwikkeld en systematisch toegepast door de sofist Gorgias (4de eeuw v. Chr.), waarbij woorden, woordgroepen, zinnen of langere tekstfragmenten naar vorm of betekenis aan elkaar worden tegengesteld en soms tot een synthese verbonden. Men maakt onderscheid tussen: 1) zinsantithese, 2) woordgroepantithese en 3) antithese per afzonderlijk woord. Ad 1): Doe ik mijn oogen toe, Ad 2): Daags tusschen boeken, 's nachts in een café. Ad 3): Moeder, die leven geeft, dat sterven moet. De antithese ligt aan de basis van stijlfiguren als chiasme, oxymoron, epanodos. Ze komt frequent voor, zowel in de dagelijkse omgangstaal (bijv. 'wit en zwart', 'dood of levend') als in de literatuur. Bepaalde literaire vormen zijn er als het ware op gebouwd, bijv. gnomische vormen als de sententia, het aforisme en het epigram; debat, poëzie als partimen, jeu parti en tenso(n), dichtvormen als het sonnet, met contrast tussen octaaf en sextet, versvormen als de alexandrijn, met cesuur in het midden, de koorzangen in de klassieke tragedie met strofe en antistrofe-2. De antithese is een van de meest voor de hand liggende middelen om spanning te scheppen of op te lossen. Uiteraard geniet zij een bijzondere populariteit in literaire stromingen met overwegend binair-contrastieve denkpatronen (bijv. in de barok). De antithese kan de vorm hebben van een oxymoron en van een paradox. Dikwijls gaat de antithese gepaard met vormen van herhaling als parallellisme, chiasme en eindrijm. Lit: A. Wolters, Probleme der Beschreibung antithetischer Sprachfiguren (1976) M. Nelson, Structures of opposition in old English poems (1989) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 1 (1992), kol. 722-750 P. Toffano, Poétique de la maxime: la figure de l'antithèse chez La Rochefoucauld (1998).
|