Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdparallellismeEtym: Gr. par(a)-allèlos = naast elkaar, evenwijdig. Term uit de stilistiek voor die vorm van herhaling waarbij twee zinnen of zinsdelen in syntactisch opzicht gelijk lopen, vaak ondersteund door andersoortige herhalingsvormen (repetitio), zoals vormen van klankherhaling (in ritme of rijm). Bijv.: Looft, alle volken, looft den Heer, roemt, alle naties, roemt zijn eer Kern van het parallellisme is de herhaling van de grammaticale structuur (hier: gebiedende wijs, aangesproken persoon, object). Ondersteuning op andere niveaus vindt men in dit geval door de semantische correspondentie tussen ‘looft’ en ‘roemt’ en tussen ‘volken’ en ‘naties’, door de repetitio van ‘alle’, door de herhaling van de ritmische structuur van de eerste helft ('Looft [...] Heer') in de tweede helft (''roemt [...] eer'): < -, -ˇ-ˇ, -ˇ- >, en door het rijm (’Heer’/‘eer’). Parallellisme wordt meestal aangewend om een bepaalde gedachte of emotie door herhaling of contrast te versterken of te verhelderen (litanie-effect). Het is een van de oudste stijlfiguren. Het wordt vaak aangetroffen in primitieve orale poëzie, in de oosterse dichtkunst en in de Bijbel (zie parallellismus membrorum). In de structuralistische literatuuranalyse wordt parallellisme beschouwd als een fundamentele eigenschap van poëtische teksten. Volgens Jakobson en Lotman kan de aanwezigheid en/of afwezigheid van parallellisme in teksten een belangrijke poëtische functie hebben: door hun specifieke plaatsing in de tekst zullen deze elementen méér gaan betekenen (semantisering). Parallellisme wordt beschouwd als een ‘onvolledige herhaling’ (vandaar ook wel equivalentie genoemd), waarbij de identiteit én het verschil van de aldus geplaatste tekstelementen worden beklemtoond. De jakobsoniaanse poëzieanalyses zijn dan ook gericht op het detecteren van parallellismen op fonisch, versificatorisch, syntactisch en ander niveau, waaraan betekenis wordt toegekend. Lit: J. Lotman, Die Analyse des poetischen Textes (1975) R. Jakobson, ‘Linguïstiek en poëtica’ in W.J.M. Bronzwaer e.a. (red.), Tekstboek algemene literatuurwetenschap (1977), p. 96-106 C. Guillén, ‘On the uses of monistic theories: parallelism in poetry’ in New literary history 17 (1986-1987), p. 497-516 B. van Heusden (red.), Tekstboek literaire cultuur (2001), p. 22-33 N. Fabb & M. Halle, Meter in poetry: a new theory (2008).
|