De lichtstreep(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave I De rouwtoorts 1926 [Stille genegenheden tusschen ons] [Het is de bloeimaand, 't geurende getij.] [O dit herdenken, dit rampzalig zijn!] [Gebroken, gebroken is uw schoone] [Nu moet ik weenen in duisternissen.] [Het is aldoor dezelfde plof.] [Maar dit is troost, wat is geweest] [God heeft u van mij afgeëischt] [Men heeft mij iets heel liefs gegeven] [Wilt gij nog hooren dit belijden?] [Gij zijt nog nooit zóó teêr verschenen.] [Dit blijft altijd: dat mij uw oogen lichten] II De gedroomde zoon 1928 [Ik ben geen vader, en ik hèb geen zoon.] [O droom, die in een slapeloozen nacht] [Ook deze droom was schoon: ik zag u spelen] [Ik vrees zijn spelen in de drukke straat] [Wie durven deze weelden met mij deelen] [Ik draag als schuld dit groot verdriet] [De wereld en de tijd zijn moede als wij] III De zachte fluit (Bij Mozart's Krönungsmesse) 1927 Introïtus (Ps. 4: 7) Kyrië Gloria Credo Sanctus Benedictus Agnus dei Benedictie