De lichtstreep(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Sanctus Gij hebt den geeselenden regen Gedreven door het dorrend lof. Tot vasten vloer ligt 't mulle stof Gebonden langs de heete wegen. Een vogel, uit zijn vleugelveeren, Klappert een kleine zilverbui, Verschikt zijn natte halskraag lui, En fluit verwonderd een paar keeren. Gij hebt de wereld rein gewasschen. De velden gonzen; in de plassen Vischt kalm een reiger, hoog gebeend. En zielen, die Gij komt verrassen, Laaien als vlammen uit haar asschen En voelen zich met U vereend. Vorige Volgende