De lichtstreep(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] [Het is de bloeimaand, 't geurende getij.] Het is de bloeimaand, 't geurende getij. De weiden pronken; in de hemellanen Krioelt 't van feestelijke karavanen: Wolken en sterren ijlen ons voorbij. 't Haast alles in een blinde razernij Te minnen, voor de bonte smuk gaat tanen. Elk weet: de grootste vreugde breekt in tranen. Maar door het weenen wordt men tranenvrij. Eerst moeten rampen van den hemel komen. De schoone tooi moet worden weggenomen. Groen hout moet breken en de bloei verplet. O hart, dat nòg een doode niet kunt missen. God overrompelde u met duisternissen, En 't licht is buiten uwen nacht gezet! Vorige Volgende