De lichtstreep(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 42] [p. 42] Benedictie Ons is zoo wonderlijk te moede: Niets kan ons bloeien nu nog keeren. Want òm ons is de glans des Heeren En wij zijn vol van Zijnen bloede. Zijn liefde kwam 't heelal ten goede, En Hij zal ons beminnen leeren, Wij willen niets en niemand deren, Want wij zijn kindren van den bloede. De wereld glanst den hemel tegen. Een merel lacht en wiegelt zich. De weelderige goudenregen Buigt zich in bloei en spiegelt zich. Gij komt... het licht wuift blinkend open, En wij gaan stil U tegen loopen. Vorige