De lichtstreep(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] [Dit blijft altijd: dat mij uw oogen lichten] Dit blijft altijd: dat mij uw oogen lichten Achter het zwerk dat u voor mij verbergt, Achter den nacht die met zijn sterren tergt, Achter der dooden zalige gezichten. Ergens doorboort gij stralend dit heelal En stuwt uw trillingen naar mijn versmachten. En dagen dalen, en de val der nachten Wordt weggeduwd als ik u schouwen zal. Nòg gloeit in mij de moeheid mijner oogen, Die branden tot de stalen hemelbogen, Lichtbeken storten in lichts oceaan. Maar straks zal mij de donkerheid omvangen, En boven 't slapend dal van mijn verlangen, Zult, schitterende zevenster, gij staan. Vorige Volgende