Alle de brieven. Deel 15: 1704-1707
(1999)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 261
| |||
Gepubliceerd in:
| |||
Korte inhoud:Beschrijving van puimsteen en verklaring van het ontstaan ervan. Analyse van zouten gevonden in puimsteen. Beschrijving van een schelp en een met koraal begroeide zeeslak uit een spons. Beschrijving van de structuur van een spons. Speculatie over het drijfvermogen van een spons en over de manier waarop sponzen vocht opnemen. | |||
Opmerkingen:Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2051, Early Letters L.3.85; 8 foliobladzijden. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 27 februari 1705/1706 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 83). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 249 van 22 juli 1704, in dit deel. De datum den 29e Xmb. 1705 en de laatste regels met onderschrift en handtekening, vanaf Dus verre..., zijn in een veel lichtere inktsoort geschreven. Dit wijst erop, dat L. dit soort ‘onderzoeksverslagen’ klaar had liggen voor latere verzending. | |||
Letter No. 261
| |||
Published in:
| |||
Summary:Description of pumice and an explanation of its coming into being. Analysis of salts found in pumice. Description of a shell and of a sea snail, grown over with coral, from a sponge. Description of the structure of a sponge. Speculating about the floating power of a sponge and about the way in which sponges ingest water. | |||
Remarks:A contemporary English translation of the letter is to be found in manuscript in London, Royal Society, MS 2051, Early Letters L.3.85; 8 folios. The letter was read in the meeting of the Royal Society of 27 February 1705/1706 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 83). For the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 249 of 22 July 1704, in this volume. The date den 29e Xmb 1705 and the final lines with subscription and signature, from Dus verre... onwards, are written with a kind of ink which is much lighter. This suggests that L. had this kind of ‘records of his research’ lying ready for future remittance. | |||
Delft in Holland den 29e Xmb. 1705.
Aan de Hoog Edele Heeren.
Ik hebbe UE. Hoog Edele Heeren seer aangenamen vanden 30e Octob. 1705. ontfangen, waar in ik hebbe gesien, datGa naar voetnoot2 verscheijde van mijne Brieven hadde laten vertalen en drukken, ende dat gordonneert haddeGa naar voetnoot3 dat de Transactions aan mij soude gesonden werden, en waar naGa naar voetnoot4 ik ook verlangt hadde, dat mij lief was te verstaan, die ik op den 13. decemb. hebbe ontfangen, alsGa naar voetnoot5 No 290. tot No 300. Ik blijve ten hoogsten dankbaar voor die milde mede deijlingeGa naar voetnoot6. Ga naar margenoot+Ik hebbe sedert eenige tijd, weijnige aanteekeninge gehouden, ende eenige van die geene die ik inde voorsomer, hebbe aan geteikent ontrent de Puijm-steen, sijn de volgende. Ik hebbe verscheijde malen hooren seggen, dat de steen, die eenigeGa naar voetnoot7 drijf, ende andere puijm steen noemen, en welke steen ik gesien hebbe, dat de silver-smits in gebruijk hebben, om de hamerslagen van het silver uijt het selve te schuierenGa naar voetnoot8, ende onder andere de Hoedemakers gebruijkenGa naar voetnoot9. Dat men deselve veel inde zee vind drijven, ende dat sijn ligtigheijt af hangt, datGa naar voetnoot10 ze van brandende Bergen, werde uijt geworpen, ende dusGa naar voetnoot11 door het vuijr uijt geteert sijnde, soo een gedaante aan neemt, dat ze int water komende niet en sinkt. | |||
Delft in Holland, the 29th of December 1705.
To the Very Noble Sirs,
I have received, Very Noble Sirs, your very welcome letter of the 30th of October 1705, in which I saw that you had had several of my letters translated and printed, and had ordered the Transactions to be sent to me, which I had also longed for. I was glad to learn this and received them on the 13th of December, to wit No. 290 to No. 300. I am highly grateful for this generous presentGa naar voetnoot2. Ga naar margenoot+For some time past I made few notes, and those which I made in the early summer about the pumice-stone are the following. I have heard it said several times that the stone which some people call floating stone and others pumice-stone and which stone I have seen the silver-smiths using to scour the traces of hammering of the silver therefrom and which, among others, the hatters use, is often found to float in the sea, and that its light weight is caused by the fact that it is expelled from burning mountains and, being wasted away in this way by the fire, assumes such a form that it does not sink when it gets into the waterGa naar voetnoot3. | |||
Ga naar margenoot+Dese steenen hebbe ik veel malen beschouwt, en noijt konnen aan nemen, dat de openheijt, die tussen de steen deelen gevonden werden, behalven van de uijt nemende kleine pijpjens, die soo veel het ons aan eenigeGa naar voetnoot12 toe schijnt, hare holligheden hebbenGa naar voetnoot13, door het vuijr souden veroorsaakt werden. Want soo het waar was, dat soo danige steenen uijt brandende Bergen wierden uijt geworpen, en voor een groote spatie, laten wij stellen, twee hondert roedenGa naar voetnoot14 hoog inde lugt wierden op geworpen, soo soude na alle gedagten, soo danige uijt werpingeGa naar voetnoot15, door soo een gloet van vuijr, de steenen gloeijende sijn. Dit soo sijnde, laten wij stellen, dat soo gloeijende steenen, de tijd van vier seconde van noode heeft, om tot de geseijde hoogte te komen, ende vier seconde van noode heeft, om vande geseijde hoogte, tot inde zee te vallenGa naar voetnoot16: in welke tijd, onmogelijk (na onse gedagten) de steenen kout konnen sijn, waar uijt dan soude moeten volgen, dat de steenen heet inde zee vallende, alle zouden moeten sinken, want vast gestelt sijndeGa naar voetnoot17, dat de hitte niet inde holligheden, vande kleijne pijpjens en kan komen, ofte de lugt die inde selve is, moet daar uijt verhuijsenGa naar voetnoot18, de steenen nu gloeijent sijnde, isser geen gemeneGa naar voetnoot19 lugt inde selve, ende int water komendeGa naar voetnoot20, verhuijster de hitte uijt, ende daar komt niet dan water inde holligheden, voor soo verre de steenen onder water sijn, dat in korten tijd werd te weeg gebragt, waar door dan de steen dieper int water sinkt, ende dus alle de pijpjens vande steen, of steenen, met water gevolt sijnde, de steenen na de gront moetenGa naar voetnoot21 sakken. Dat dit soo toe gaat, daar in konnen wij ons ten genoegen voldoenGa naar voetnoot22, want laten wij een gedoofde Houts-kool nemen, en leggen die int water, soo sullen wij sien, hoe hoog deselve sig boven de oppervlakte van het water, om sijn ligtigheijt drijftGa naar voetnoot23. | |||
Ga naar margenoot+I have observed these stones many times and could never assume that the openings found between the stone parts were caused not only by the extremely small pipes, some of which appear to us to be hollow, but also by the fire. For if it were true that those stones are expelled from burning mountains and are thrown up high into the air a great distance, let us assume two hundred rodsGa naar voetnoot4, one would think that with such an expulsion the stones would be glowing-hot as a result of such a glow of fire. This being so, let us assume that such glowing stones require the time of four seconds to reach the said height, and four seconds to drop from the said height into the sea. In that time the stones cannot possibly (in our view) become cold, from which it would therefore have to follow that the stones, falling hot into the sea, would all be bound to sink, for we firmly believe that the heat cannot enter the cavities of the small pipes without the air that is therein escaping from themGa naar voetnoot5. Since the stones are now glowing-hot, there is no ordinary air in them, and when they get into the water, the heat escapes from them and nothing but water enters the cavities in so far as the stones are under water, which is brought about in a short time, as a result of which the stone then sinks deeper into the water; and thus, all the pipes of the stone or stones being filled with water, the stones are bound to sink to the bottom. We can get sufficient certainty that this happens in this way, for if we take a piece of quenched charcoal and put it in the water, we shall see how high it rises above the surface of the water because of its light weight. | |||
Dit stuk gedoofde Houts-kool int vuijr werpende, tot dat het gloeijende is geworden, waar door alle de Hout pijpjens, in plaats van lugt, met de fijne stoffe, die ik het vuijr sal noemen, is gevult, ende dan int water werpende, sal aanstonts het vuijr, dat in alle de Hout-pijpjens is, daar uijt verhuijsen, en terwijl daar geen ijdel kan wesenGa naar voetnoot24, soo moet het water in die deelen, daar het vuijr uijt verhuijst, in komen, ende dus sal het stuk Houtskool, soo aan stonts na de gront sakkenGa naar voetnoot25. Ga naar margenoot+Om nu een beter bevattinge, van het maaksel, van de soo genaamde drijf ofte puijm-steen te geven, soo hebbe ik eenige kleijne deelen voor Vergroot-glasen gestelt, want als men dikker deelen voor deselvige stelde, soo soude onmogelijk het maaksel te bekennen sijn. Ga naar margenoot+Fig: 1. ABCDEFGH. vertoont een kleijn gedeelte vande hier vooren verhaalde steenGa naar voetnoot26, waar in de seer kleijne holle pijpjens werden aan gewesen, en welkers holligheden men selden komt te sien, ende dat om der selver uijt nemende kleijnheijt, waar van eenige holligheden, die al van de grootste sijnGa naar voetnoot27, die men in de pijpjens ontdekt, tussen G ende H. werden aan gewesen, ende de meeste die het Oog nog ontdekt, sijn niet wel uijt te beelden, ende daar bij ontdek ik wel soo danige dunne veseltjens, die verscheijdeGa naar voetnoot28 hondert maal dunder sijn als een hairtje van een schaapGa naar voetnoot29. Dese steen is van een wonderlijk, en onbegrijpelijk maaksel, want gelijkGa naar voetnoot30 de Canalen ofte vaaten, inde Boomen en planten, meest alle seer ordentelijk ons voor koomenGa naar voetnoot31, en perpendiculaar, ofte horisontaal loopen, soo loopen de Canalen, ofte maakselGa naar voetnoot32,soo wonderbaarlijk, dat wij geen consept, daar van ons konnen te binnen brengenGa naar voetnoot33, ende wel voor namentlijk, daarGa naar voetnoot34 wij de deeltjens vande selvige, soo inde kleijne holligheden, als daar nevens leggende beschouwen. De holligheden, die nog buijten de pijpjens inde steen sijn, sijn van bijsondereGa naar voetnoot35 groote, en om dat mij de steen deelen, die nevens de holligheden geplaast lagen, mijGa naar voetnoot36 vreemt voor quamen, soo hebbe ikker twee die voor verscheijde Vergroot glasen stonden laten af teijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 2: IKLMNOPQ. verbeelt, een kleijn gedeelte vande geseijde steenGa naar voetnoot37, waar van QIKLMN. nevens een holligheijt, die inde steen was heeft gelegen, waar in menGa naar voetnoot38 de kleijne pijpjens, waar uijt dat deel vande steen bestaat, soo veel het doenlijk was sijn aan gewesen. | |||
When we throw this piece of quenched charcoal into the fire until it has become glowing-hot, in consequence of which all the wood pipes are filled, instead of with air, with the fine substance I will call the fire, and when we then throw it into the water, at once the fire in all the wood pipes will escape therefrom, and since there can be no vacuum, the water is bound to enter those parts from which the fire escapes, and therefore the piece of charcoal will at once sink to the bottomGa naar voetnoot6. Ga naar margenoot+Now in order to give a better idea of the structure of the so-called floating stone or pumice-stone, I have put some small parts before magnifying glasses, for if one put thicker parts before them, the structure could not possibly be discerned. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABCDEFGH shows a small part of the aforesaid stoneGa naar voetnoot7, in which the very thin hollow pipes are designated whose cavities one seldom gets to see, because of their extreme smallness, some of which cavities, which are certainly among the largest which one discovers in the pipes, are designated between G and H; and most of those which the eye further discovers cannot be depicted very well. And in addition I discover such thin filaments, several of which are a hundred times thinner than a hair of a sheepGa naar voetnoot8. This stone is of a curious and incomprehensible structure, for while most of the canals or vessels in trees and plants appear very orderly to us and run perpendicular or horizontal, these canals or this structure run so strangely that we cannot form any idea of them, and particularly if we observe the particles thereof, both those in the small cavities and those lying beside them. The cavities which are in the stone besides the pipes have different sizes, and because the stone parts lying beside the cavities appeared strange to me, I had two of them, standing before different magnifying glasses, depicted. Ga naar margenoot+Fig. 2. IKLMNOPQ represents a small part of the said stoneGa naar voetnoot9, of which QIKLMN lay beside a cavity that was in the stone, in which the small pipes of which that part of the stone consists are designated as well as possible. | |||
GelijkGa naar voetnoot30 nu soo danige steen, continueel in wasdom is toe nemende, of anders geseijt, door gaansGa naar voetnoot39 de sappen door de pijpjens konnen werden op gevoert, soo beelde wij ons inGa naar voetnoot40, dat ontrent LM eenig hinder vande op voerende sappen is gekomenGa naar voetnoot41; waar door dan de taks gewijse spranken, inde holligheijt van steen, sijn uijt geschooten, als met NO. ende QP. werden aan gewesenGa naar voetnoot42. Voor een ander Vergroot-glas, hadde ik een veel kleijnder en dunder deeltje steenGa naar margenoot+ staan, als fig: 3. STVWXIJ werd vertoontGa naar voetnoot43 waar van RSTY nevens een holligheijt die inde steen was, hadde gelegen, ende alsoo wij ons in beelde, dat de pijpjens vande selve aan STV. door eenig toe val gestopt sijnde gewordenGa naar voetnoot44, ende de op voerende sappen, hare op gaande cours, niet en hebben konnen nemen, de steen deelen van Cours sijn verandert, ende uijt die oorsaak met een bogt tot inde holligheijt vande steen, haar hebben uijt geset, als hier met SVWXY. werd aan gewesen. Na desen spreek ik met een VeruwverkooperGa naar voetnoot45, die mede de geseijde steenen te koop hadde, die mij seijt, dat het waar is, dat de puijm ofte drijf-steen, menGa naar voetnoot46 inde zee vint drijven, maar datter ook gantsche klippen van soo danige steenen sijn, ende dat de sponsen op soo danige steenen wassenGa naar voetnoot47. Ga naar margenoot+Wanneer nu het laast geseijde waar is, soo beelde ik mij inGa naar voetnoot40, dat eenig gemeenGa naar voetnoot48 zout, anders zee zout geseijt, in eenige porie vande steenen soude wesen, en om mij hier in te voldoenGa naar voetnoot49, soo nam ik een stukje steen, ontrent een lid van een vinger groot, en ik leijde het op een Houts kool, ende bragt het in soo danige hitte, dat het gloeijende was, en doen liet ik het selvige vallen in suijver regenwater, soo danig dat ik oordeelde dat de steen onder water soude leggen, dog ik quam in mijn meninge te dwalen, want meest alle het water, trok inde porie ofte pijpjens vande steen. Na welke ondervindingeGa naar voetnoot50, ik de steen deelen uijt het water nam, en ik bragt deselve op een schoon papier leggendeGa naar voetnoot51 aan kleijne stukjens, ende dese stukjens leijde ik doenGa naar voetnoot52 onder water, op dat de zout deelen, die inde steen mogten sijn, ten deele tot het water mogten over gaanGa naar voetnoot53. | |||
Now while this stone is continually growing, or in other words the saps can continually be conveyed upwards through the pipes, we imagine that near LM the saps conveyed upwards through them have met with some obstacle, as a result of which the branch-like twigs have sprouted in the cavity of the stone, as designated by NO and QPGa naar voetnoot10. Before another magnifying glass I had a much smaller and thinner stone partGa naar margenoot+ standing, as shown in Fig. 3, STVWXIJGa naar voetnoot11, of which RSTY had lain beside a cavity that was in the stone, and since we imagine that the pipes of this part have been stopped at STV through some circumstance and the saps conveyed upwards through them have not been able to take their upward course, the stone parts have changed their course and by that cause have expanded with a curve into the cavity of the stone, as is designated here by SVWXY. After this I spoke with a paint-dealer, who also had the said stones for sale and who told me that it is true that the pumice-stone or floating stone is found floating in the sea, but that there are also whole rocks of such stones, and that the sponges grow on these stonesGa naar voetnoot12. Ga naar margenoot+Now if the latter is true, I imagine that there is some common salt, otherwise called sea-salt, in some pores of the stones, and in order to gain certainty about this, I took a fragment of the stone about the size of a phalanx of a finger, and I put it on a piece of charcoal and heated it to such a temperature that it was glowing-hot; and then I dropped it into clean rain-water in such a way that I considered that the stone would lie under water. But I found I was wrong, for most of the water entered the pores or the pipes of the stone. After this observation I took the stone parts out of the water and put them on a clean sheet of paper - in small fragments -, and then I put these fragments under water, in order that the salt parts that might be in the stone should dissolve partly in the water. | |||
Ga naar margenoot+Van dit waterGa naar voetnoot54 plaaste ik op vier distincte glasen, en ik sag, doen het water ten meerendeel was weg gewasemt, een groote menigte van zout deelen, welkers grontGa naar voetnoot55 een net quadraatGa naar voetnoot56 was, loopende alle de vier de zijdenGa naar voetnoot57 pirimidaals op, andere waren haar oppervlakte kenbaar, en soo een kleijn quadraatjeGa naar voetnoot58, dat het niet dan met naeuwkeurige op merkingeGa naar voetnoot59 door het Vergroot-glas, te bekennen warenGa naar voetnoot60, over een komende, met de te samen stremmingeGa naar voetnoot61 van ons gemeen zoutGa naar voetnoot62, en gelijk ons gemeen zout, met vogtig weer in een waterige vogt verandert, soo was het ook met dese zout deelen gelegen, dog soo ras en was het weder geen drooge heldere lugt, of de waterige vogt wasemde te meerendeel weg, ende de zout stoffe namen haar voor gaande figuur aan, ende daar benevens sag ik ook, eenige sout deelen leggen dat geen gemeen zout wasGa naar voetnoot63. Dat nu veel van dese puijm, ofte drijfsteen, in zee gevonden werd, daar wierde bij mij geloof aan gegeven, want als ik verscheijde van die steenen beschouwde, bleek mij, dat ze gans geen scharpe hoeken hadden, en onder die wasser een, die een eijronde figuur hadde, en soo groot was als een Mans vuijst, en wanneer men deselve voor mijn gesigtGa naar voetnoot64 int water wierp, soo dreef deselve, met het halve lighaam boven water, waar uijt ik een besluijt maakte, dat door lang int water te drijven, de hoeken van soo danige steenen, soo konnen af gestooten werden, dat in plaats van scharpe en ongelijkeGa naar voetnoot65 hoeken, botte hoeken gevonden werden. Ook sooGa naar voetnoot66 konnen soo danige klippen, het zij in zee, ofte Oevers vande selveGa naar voetnoot67, door stormwinden, soo een sagte stoffe als dese steen is, seer ligt vande klippen af geschuertGa naar voetnoot68 werden. Wanneer ik nu de geseijde steen, bij een hitte bragt, sag ik dat door het vuijr, een rookagtige stoffe wierde af gedreven. | |||
Ga naar margenoot+I put some of this water on four different glass slides, and when the greater part of the water had evaporated, I saw a great many salt parts, whose base was a perfect square, all the four sides sloping upwards pyramidically. In others the upper surface was visible, and this was so small a square that it could only be discerned by accurate observation through the magnifying glass, and it resembled the crystallization of our common saltGa naar voetnoot13. And just as our common salt is transformed into an aqueous liquid in wet weather, this was also the case with these salt parts. But as soon as the air was dry and clear again, the greater part of the aqueous liquid evaporated and the salt substance assumed its previous form, and beside it I also saw some salt parts which were not common saltGa naar voetnoot14. Now I believed that a good deal of this pumice-stone or floating stone is found in the sea, for when I observed several of those stones, I found that they did not have any acute angles at all, and there was one among them which had an oval form and was as large as a man's fist. And when it was dropped into the water before my eyes, it floated with half its body above water, from which I concluded that the angles of those stones, when they floated in the water for a long time, can be knocked off to such an extent that obtuse angles are found instead of acute and irregular angles. From those rocks, either in the sea or on its shores, such a soft substance as this stone is can very easily be torn off by stormwinds. Now when I heated the said stone, I saw that a smoky substance was expelled by the fire. | |||
Dit laast geseijde dede mij eenige stukjens steen nemen, omme de af gedrevene stoffe, soo veel bij een te houden als mij doenlijk wasGa naar voetnoot69, als wanneer ik gewaar wierdeGa naar voetnoot70, dat de eerste af gedrevene stoffe, sooGa naar voetnoota een heldere vogt was, als wij souden mogen sienGa naar voetnoot71, ende de volgende vogt, die door kragtiger vuijr wierde af gedreven, was op verre na soo helder niet, en was beladen met een onbegrijpelijk getal, van uijt nemende kleijne deelen, die omme haar stof swaarheijtGa naar voetnoot72, na de gront sakte, als wanneer het mede een klaarheijt bequam. Als mede wierde vande steen af gedreven, een weijnig stoffe, die ik voor swavel aan sagGa naar voetnoot73. Ga naar margenoot+Ik hebbe voor desen wel hooren seggen, dat de sponsen inde zee, op de steen klippen waren wassende, daar ik geen begrijp van konde hebben, denkende dat de vaste steen-rotsen, soo een stoffe niet en konden voortbrengen, maar als ik mij liet onderrigten, datter steen klippen inde zee, van puijmsteen zijn, soo konnen wij wel begrijpen, dat ze een stoffe konnen voortbrengen, die wij spons noemen. Ik hebbe voor desen een spons gehadt, daar in ik eenige hardigheijt gewaar wierde, en welke hardigheijt geplaast lag, daar de spons beelde ik mij inGa naar voetnoot40, sijn eerste grootmakinge hadde bekomenGa naar voetnoot74. Dit deel vande spons openende, haalde ik een schulpje en eenige steentjens uijt deselve, en welk schulpje van een bijsonder maaksel was, soo danig als onse zee stranden niet uijt en leverenGa naar voetnoot75. Hier op ben ik gegaan bij die geene die sponsen verkoopen, en ik hebbe verscheijde stukjens van schulpjens, hoorntjensGa naar voetnoot76, en steentjens, uijt de sponze gehaalt, en onder andere een schulpje dat grooter was, als het geene ik voor desen hadde gesien, waar uijt ik een vast besluijt maakteGa naar voetnoot77, dat de schulp deeltjens door stormwinden, de gronden (waaromtrent de sponsen op de klippen groeijen) in soo een beweginge hebben gebragt, dat de schulpen, hoorntjens en steentjens, van de gront sijn op geheven, en geworpen selfs inde sponsen, doen die nog kleijn warenGa naar voetnoot78, te meer om dat de schulp deelen, en steentjens soo vast vande sponsen, niet alleen om vangen waren, en als een in druksel, van der selver figuur in die hadde te weeg gebragt, maar datGa naar voetnoot79 de deelen vande sponsen, tot inde holligheden vande hoorntjens waren in gedrongen, ende men deselve vande sponsen, niet en konde scheijden, sonder een gedeelte vande sponsen te breekenGa naar voetnoot80. | |||
The latter induced me to take some fragments of stone in order to keep the expelled substance together as well as possible, and then I perceived that the substance first expelled was as clear a liquid as we can see, and the next liquid, which was expelled by a stronger fire, was not by far as clear and was covered with an incredible number of extremely small parts, which owing to their specific gravity sank to the bottom, where they also became clear. There was also expelled from the stone a small amount of substance which I took to be sulphurGa naar voetnoot15. I have previously heard it said that the sponges grew in the sea on the stone rocks, which I could not understand, because I thought that the solid stone rocks could not produce such a substance, but when I was told that in the sea there are stone rocks of pumice-stone, we can understand indeed that they can produce a substance we call sponge. Ga naar margenoot+I previously had a sponge in which I perceived some hardness, and this hardness was placed where I imagined the first growth of the sponge had started. When I opened this part of the sponge, I got from it a small shell and some small stones; this shell had a special structure such as is not found on our sea-shores. Upon this I went to those who sell sponges, and I got several fragments of little shells, horns, and stones out of the sponges, and among them a shell that was larger than those I had seen before from which I drew the firm conclusion that when the ground (whereabouts the sponges grow on the rocks) is churned up so much by storm winds, the little shells, horns, and stones were lifted from the bottom and thrown into the sponges themselves when they were still small, the more so because not only the shell fragments and the small stones were so firmly embraced by the sponges and had made as it were an impress of their form in them, but also because the fragments of the sponges had penetrated into the cavities of the little horns and could not be separated from the sponges without breaking a part from the sponges. | |||
Ga naar margenoot+Maar het geene mij ongemeen voorquam, dat was, dat ik op het schulpje hier vooren verhaalt, op vier distincte plaatsen, root Coraal deeltjens sag, die als gestremt waren, en die na alle aparentie op het selvige sijn gestremtGa naar voetnoot81, doen het schulpje op de gront vande zee heeft gelegenGa naar voetnoot82. Ga naar margenoot+Fig: 4. ABCDE. verbeelt het schulpjeGa naar voetnoot83, dat met het uijt breeken vandeGa naar voetnoot84 spons, eenGa naar margenoot+ weijnig geschonden was, als tussen C. en B. werd aan gewesen, en aan A. was op gestremt, een kleijn gedeelte root Coraal, en nog kleijnder deeltjens Coraal lagen aan C. ende D. ende een diergelijke deeltje Coraal, aan het selvige schulpje lag vant gesigtGa naar voetnoot85. Tussen B. en C. sien wij ook een slangs gewijse dierke geteikent die ik niet alleen op dit schulpje, maar op steentjens die ik uijt de sponsen hadde gehaalt, mede hebbe ontdektGa naar voetnoot86. Als mede hadde ik een stukje van een see schulp, die wij een zee Hoorntje noemen, op welk deel mede op vier bijsondereGa naar voetnoot87 plaatsen kleijne deeltjens root Coraal, is gestremt. Dit gedeelte van een zee hoorntjeGa naar voetnoota, was met een steenagtige stoffe om groeijt, in welke stoffe verscheijde kleijne gaatjens waren, en alsoo ik verscheijde kleijne lange dierkensGa naar voetnoot88, welkers maaksel met een slange over een quam, die mede met een steenagtige stoffe om groeijt waren, en welkers dikte met de gaatjens over een quam, soo nam ik in gedagten, of dit de dierkens niet wel mogten sijn, die inde zee hoorn, hadden gehuijsvest geweestGa naar voetnoot89. Ga naar margenoot+Fig: 5. FGH. vertoont het geseijde gedeelte van het zee hoorntje, waar aan eenige kleijne Coraal deeltjens, ontrent G. ende tussen G en H. op gestremt lagenGa naar voetnoot90. Nog hadde ik twee kleijne stukjens, van een beenagtige stoffe, die hol waren, en op welke mede een weijnig Coraal was gestremt. Dat nu uijt de gront vande zee, root Coraal kan groeijen, daar van konnen wij geen bevattinge hebben, maar datter een Coraal stoffe op de voor verhaalde deelen komt, dat en konnen wij onder het wel nemenGa naar voetnoot91, voor geen groeijinge, maar voor een te samen stremminge agtenGa naar voetnoot92, en wie weet, of alle de witte en roode Coraal niet door een te samen stremminge werd te weeg gebragt. | |||
Ga naar margenoot+But what appeared unusual to me was that on the aforesaid shell I saw in four different places red coral particles which had as it were solidified and which to all appearances had stuck thereto when the shell lay on the bottom of the seaGa naar voetnoot16. Ga naar margenoot+Fig. 4. ABCDE represents the little shellGa naar voetnoot17, which had been damaged a little whenGa naar margenoot+ it had been broken from the sponge, as is designated between C and B, and at A a small part of red coral had stuck to it, and even smaller particles of coral lay at C and D, and a similar particle of coral on the said shell lay at the back. Between B and C we also see a snake-like animalcule depicted, which I have discovered not only on this shell, but also on small stones which I had taken from the spongesGa naar voetnoot18. I also had a fragment of a sea-shell, which we call a sea horn, on which also in four different places small particles of red coral have stuck. This part of a sea horn was overgrown with a stony substance, in which there were several small holes, and since I saw several small, long animalcules whose structure resembled that of a snake, which were also overgrown with a stony substance and whose thickness corresponded with the holes, I considered whether these might not be the animalcules which had lived in the sea hornGa naar voetnoot19. Ga naar margenoot+Fig. 5. FGH shows the said part of the sea horn on which some small coral particles had got stuck around G and between G and HGa naar voetnoot20. I also had two small fragments of a bony substance which were hollow and on which also some coral had got stuck. That from the bottom of the sea red coral can grow, we cannot understand, but that a coral substance gets on to the aforesaid parts we can, with the permission of the reader, consider not as a growth, but as a solidification, and who knows whether all the white and red coral is not produced by solidification. | |||
Wat de geseijde Coraal deeltjens belangt, die en waren geen taks gewijse deeltjens, maar ze lagen nevens en op den anderenGa naar voetnoot93, als of het groote sanden waren, die aan den anderen waren vereenigt, dog als men deselve door het Vergroot-glas beschouwde, sagen wij wel, dat de deelen waar uijt het bestont, als vast aan een waren vereenigt, ende dat de gront waar op ze vast waren, breder als lang warenGa naar voetnoot94. Dit verhaalde schulpje en zee hoorntje, met Coraal beset, haalden ik uijt een groote spons, en hoe veel andere sponsenGa naar voetnoot95, schoon ik in twee winkels ging, die sponsen verkogten, soo en hebbe ik geen schulpjens, nog hoorntjens konnen bekomen, die met Coraal deeltjens beset waren. Uijt de geseijde waarneminge nam ik in gedagten, of de drijfsteen, niet wel inde Middelantze Zee mogt gevonden werden. Ga naar margenoot+Ik hebbe hier vooren gesprooken vande sponsen, ik kan niet na laten te seggen, dat ik al over veel jarenGa naar voetnoot96, de sponsen hebbe beschouwt, welkeGa naar voetnoot97 wonderlijke maaksel mij vreemt voor quam, om dat wij in alle wasdom van planten, een uijt spruijtinge gewaar werden, die wij het begin van het selveGa naar voetnoot98, een stam noemen, uijt welke stam, spranken, of takken sijn voortkomende, ende dus een groote, ofte uijtbreijdingeGa naar voetnoot99 te weeg brengen; maar gans anders is het met de wasdom vande sponsen gelegen, die hebben geen stam, soo veel het ons toe schijnt, ofte dik werdingeGa naar voetnoot100, want haar begin en eijnde, is seer naGa naar voetnoot101 van eene dikte, en uijt soo een eerste voortkomingeGa naar voetnoot102 schiet weder diergeljke deeltje uijt, en uijt het tweede verscheijde andere, dog alle seer kort. Om hier van een bevattinge te geven, soo hebbe ik goet gedagt, een seer kleijn gedeelte van een spons, te laten af teijkenen, soo als het selve voor een Vergroot glas stont. Ga naar margenoot+Fig: 6. IKLMNOP. vertoont een kleijn gedeelte van een sponsGa naar voetnoot103, dat bij mij sooGa naar margenoot+ dun, en kleijn, is van een spons af gescheijden, als het mij doenlijk was, om aan te wijsen, uijt wat maaksel de spons deelen, van de eene uijt de andere sijn voortkomende, ende weder vereenigenGa naar voetnoot104, schoon wij geen bevattinge konnen krijgen, hoe sulke grootwerdinge vande spons toe gaat, soo sien wij egterGa naar voetnoot105, dat de wasdom soo verrigt werd. Want laat uijt de af gebrooke deelen KL. ofte MN. hare eijnden, soo verre in wasdom toe nemen, dat ze malkanderen komen te raken, ende vereenige, soo moet de voortstootinge, ofte wasdomGa naar voetnoot106, nog soo verre gebragt werden, dat uijt deselve weder nieuwe deelen gemaakt werden, die weder vereenigen, gelijk wij inde binne deelen, van dit kleijn gedeelte vande spons komen te sien, want het gantsche maaksel en is niet anders. | |||
As to the said coral particles, those were not branch-like particles, but they lay beside and upon each other as if they were large grains of sand which had become joined with each other, but when one observed them through the magnifying glass, we saw that their constituent parts were as it were firmly joined and that the base on which they stuck was broader than long. I took the said little shell and sea horn, covered with coral, from a large sponge, and however many other sponges I observed - though I went to two shops which sold sponges - I could not get either shells or sea horns which were covered with coral particles. On the basis of the said observations I considered whether the floating stone might not be found in the Mediterranean. Ga naar margenoot+I have spoken above of the sponges; I cannot omit to say that many years ago already I observed the sponges, whose curious structure appeared strange to me, because in all growth of plants we perceive a sprouting, the beginning of which we call a stem, from which stem twigs or branches come forth, thus causing an increase of area or extension. But it is quite different with the growth of sponges; it seems to us that they do not have a stem or a growth in thickness, for their beginning and end have almost the same thickness, and from such a first beginning another similar particle grows again, and from the second several others, but all of them very short. To give an idea of this, I thought fit to have a very small part of a sponge depicted, such as it stood before a magnifying glass. Ga naar margenoot+Fig. 6. IKLMNOP shows a small part of a spongeGa naar voetnoot21, which was separated by meGa naar margenoot+ from a sponge as thin and small as was possible to me, to show from what structure the sponge parts come forth the one from the other and then unite again. Although we cannot understand how this growth of the sponge takes place, nevertheless we see that the growth thus takes place. For if from the broken-off parts K and L, or M and N, their ends grow to such an extent that they touch each other and unite, the growth must be brought to the point where from them new parts are made again, which unite in turn, as we see in the inner parts of the sponge, for the whole structure is no different. | |||
Ga naar margenoot+Het gemeen seggen isGa naar voetnoot107, dat een spons, seer veel water in suijgt. Dit seggen strijt tegen mijn gevoelen, ende ik hebbe een bevattingeGa naar voetnoot108, dat het water door een parssinge vande lugt, tussen de kleijne aan een schakelendeGa naar voetnoot109 deelen waar uijt de spons bestaat, werd gestootenGa naar voetnoot110. Want laten wij een droge spons op't water leggen, soo sal aanstonts de spons voor een kleijn gedeelte int water sinken, die deelen nu vande spons, die soo digt aan een geschakelt sijn, en tussen welke door gaansGa naar voetnoot111,Ga naar voetnoota kleijne openingen sijn, daar vloeijt het water alsGa naar voetnoot112 in. Want vast gestelt sijndeGa naar voetnoot113, dat het water dat de spons bedektGa naar voetnoot114, soo veel parssinge vande lugt niet onder worpen is, als het water dat voor de lugt bloot leijt, om dat de lugt, doorGa naar voetnoot115 de menigvuldige deeltjens vande spons, moet door gaan, veel van sijn parsinge komt te verliesen. Dit soo sijnde, sijn de water deelen rondomme de spons leggende, meer parsinge onderworpen, het water dan dat de spons bedekt, minder parsinge hebbende, werd vande meerder parsinge om hoog geheven, ende tot tussen de spons deelen als in gestootenGa naar voetnoot116. Dat nu het minder geparste water, door het meerder parssende water, wat werd op geheven, daar van hebben wij daeglijkze ondervindinge, want laten wij maar ons oog laten gaan, op een glas, het zij met water ofte wijn, soo sullen wij door gaansGa naar voetnoot117 sien, dat het water rondomme tegen het glas, een weijnig hooger sal staan, als het nat int midden van het glas, om dat de lugt, parsende digt aan het glas, soo veel gewelt niet en doetGa naar voetnoot118, als daar de lugt sonder eenige hinder parst, als voor desen nog is geseijtGa naar voetnoot119. Dog men moet het nat int glas, soo hoog niet stellen, dat het met de boven rand, gelijk staatGa naar voetnoot120. | |||
Ga naar margenoot+It is usually said that a sponge absorbs very much water. This saying is contrary to my view, and I am of the opinion that the water is forced by a pressure of the air between the small linked parts of which the sponge consists. For if we lay a dry sponge on the water, the sponge will forthwith sink for a small part into the water. Now the water flows as it were into those parts of the sponge which are so closely linked and between which there are everywhere small openings. For I assume it to be an established fact that the water which is covered by the sponge is not subject to as much pressure of the air as the water that is exposed to the air, because the air which has to pass through the numerous particles of the sponge tends to lose much of its pressure. This being so, the parts of the water lying about the sponge are subject to greater pressure; because the water covered by the sponge is subject to less pressure, this is forced up by the greater pressure and is propelled as it were between the parts of the spongeGa naar voetnoot22. Now we find daily that the water that is subject to less pressure is forced up somewhat by the water that is subject to greater pressure. Indeed, if we only look at a glass filled with either water or wine, we shall see again and again that the water all round against the glass will stand a little higher than the liquid in the middle of the glass, because the air pressing close to the glass will not exert as much force as where the air presses without any obstacle, as I have said previously. But one must not place the liquid in the glass so high that it is at the same level as the upper rimGa naar voetnoot23. | |||
Dog soo men het laast geseijde nog naakterGa naar voetnoot121 wil sien, soo laat men een glase Tuba nemen, van een holte als een hoender schagtGa naar voetnoot122, ofte nog dunder, alleen maarGa naar voetnoot123 stellen int water, soo sal men aanstonts gewaar werden, dat het water in die tuba hooger sal rijsen, dan het water is, dat buijten de Tuba staat, uijt oorsaak, dat de lugt soo stark niet en parst inde glase tuba, als buijten deselve. Om mijn selven ontrent de spons verder te voldoenGa naar voetnoot124, soo hebbe ik een kleijn gedeelte vande spons genomen, ende dat selvige met een schaar, aan twee stukken gesneden, en het eene geleijt int waterGa naar voetnoot125, ende na eenige weijnige tijd, (soo danig dat het op de gront lag) als wanneer ik het geene dat droog was, ende het geene int water hadde gelegen, door het Vergroot-glas voor mijn gesigt bragt, en hoe naeuw ik toe sag, soo en konde ik niet sien dat de deelen vande spons die nat waren, ende de deelen vande spons die droog waren, in dikte den een den anderen konde overhalenGa naar voetnoot126. Wijders hebbe ik op nieuw de spons deelen, soo naeuwkeurig beschout, als het mij doenlijk was, dog noijt konnen ontdekken, datter eenige de minste holligheijt, inde dunne deelen waren, want soo daar een holligheijt in was, soo beelde ik mij in, soude het ons voor komenGa naar voetnoot127, als wij de geseijde dunne deeltjens, door het Vergroot-glas beschouwen, en om mijn selven hier in te voldoenGa naar voetnoot49, bereijde ik mij een glase tuba, die dunder dan een deeltje vande spons, ende daar bij hol was, en ik stelde deselve voor een Vergroot-glas, en ik bragt in het eene eijnde vande glase tuba, een seer kleijn gedeelte Nat, en doen beschouwde ik het selvige weder, en doen bleek mij klaar, gelijk ik voormaals meer hadde gesien, hoe verre het water inde tuba was gekomen, want daar het water is, daar is het glas als een vast lighaam, daarGa naar voetnoot128 in tegendeel, in een glaasje dat hol is, alleen de holligheijt seer doorschijnende is, ende aan de zijden, een wesen verbeelt, dat soo doorschijnende niet en isGa naar voetnoot129. Na desen hebbe ik getragt, de seer dunne deelen vande spons in der selver lengte van een te scheijden, om dat het bij mij vast staat, dat dunne deelen geen starkte konnen hebben, ten sij deselve uijt veel seer dunne deelen, weder sijn te samen gestelt, dat voor mij beswaarlijk omGa naar voetnoot130 doen was, om dat de selve seer vast aan een sijn vereenigt, en egterGa naar voetnoot131 is mij nog ten genoegenGa naar voetnoot132 gebleeken, dat de geseijde seer dunne deelen, uijt veel dunder deelen waren bestaandeGa naar voetnoot133. | |||
But if one wants to see the latter even more clearly, one should take a glass tube having a diameter like that of the quill of a hen's feather, or even thinner, and put it merely in the water; then one will at once perceive that the water in that tube will rise higher than the water outside the tube, because the air in the glass tube does not exert as strong a pressure as that outside it. In order to learn even more about the sponge, I took a small part of the sponge and cut it into two fragments with a pair of scissors, and I put one fragment in the water; and after a short time (until the fragment came to lie on the bottom) I put the fragment that was dry and the one that had lain in the water through the magnifying glass before my eyes, and however closely I looked, I could not see that the parts of the sponge which were wet and the parts of the sponge which were dry could surpass each other in thickness. Further I again observed the parts of the sponge as accurately as I could, but I could never discover that there was the least cavity in the thin parts, for if there were a cavity therein, I think we should see it when we observe the said thin parts through the magnifying glass. And in order to gain certainty about this, I made a glass tube which was thinner than a part of the sponge and moreover hollow, and I put it before a magnifying glass. And I poured into one end of the glass tube a very small amount of liquid and then I observed it again. And then it became clear to me, as I had previously seen more than once, how far the water had got into the tube, for where the water is, there the glass is as it were a solid body, while on the contrary, in a glass tube that is hollow only the hollow part is very transparent and on the sides it does not appear so transparent. After this I tried to separate the very thin parts of the sponge from each other in their length, because I am convinced that thin parts cannot be strong unless in turn they are composed of very thin parts. This was difficult for me to do, because they are very firmly joined, but still I have found to my satisfaction that the said very thin parts consisted of much thinner partsGa naar voetnoot24. | |||
Dus verre sijn mijne aanteekeninge die ik over de puijm steen, ende spons hebbe gehouden. Ik sal na ander maal mijne danksegginge te betuijgenGa naar voetnoot134 dat ik benGa naar voetnoot135
Hare Hoog Edele Heeren. Onderdanige en Verpligten Dienaar
| |||
These are the notes which I kept about the pumice-stone and the spongeGa naar voetnoot25. I thank you once more, and I am
Your Very Noble Sirs' obedient and indebted servant
|
|