Alle de brieven. Deel 15: 1704-1707
(1999)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| |||
Korte inhoud:Over de bouw van een parel en vergelijking met die van de schelp van een oester. Zouten uit verhitte en daarna in oplossing gebrachte parels en oesterschelpen. Argumenten tegen de opvatting dat parelgruis een effectief geneesmiddel is. | |||
Opmerkingen:In de Philosophical Transactions is blz. 2424 abusievelijk gepagineerd als blz. 1424. Het afschrift werd door L. aan de Royal Society gestuurd als bijlage bij Brief 269 van 12 juli 1707, in dit deel. Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2049, Early Letters L.3.83; 11 foliobladzijden. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 22 oktober 1707 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 121). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 249 van 22 juli 1704, in dit deel. | |||
Letter No. 260
| |||
Published in:
| |||
Summary:On the structure of a pearl, and comparing this with the structure of an oyster's shell. Salts deriving from pearls and oysters' shells which have been heated and afterwards dissolved. Arguing against the notion that grit of pearls would be an efficacious medicine. | |||
Remarks:In the Philosophical Transactions p. 2424 has been wrongly numbered as p. 1424. The copy has been sent by L. to the Royal Society as an enclosure to Letter 269 of 12 July 1707, in this volume. A contemporary English translation of the letter in manuscript is to be found in London, Royal Society, MS 2049, Early Letters L.3.83; 11 folios. The letter was read in the meeting of the Royal Society of 22 October 1707 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 121). For the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 249 of 22 July 1704, in this volume. | |||
Uijttreksel van een Brief, geschreven aan den Doorlugtigsten Heer Franciscus Cornaro, af gesant vande doorlugtige Republijk van VenetienGa naar voetnoot1, aan Hare Majesteit Anna, Coninginne van Groot Brittanjen, Frankrijk, ende YrlantGa naar voetnoot2, door Antoni van Leeuwenhoek.
Delft in Holland den 18. Decemb. 1705.
Ik hebbe van mijn pligt geagt, mijne dankbaarheijt met desen te laten toe komen, ende daar nevens te voegen mijne geringe waarneminge etc. etc. Ga naar margenoot+De parels dieGa naar voetnoot3 wij weten, werden als een Heijlsaam medicament gebruijkt, voor die geene die van vermogen sijnGa naar voetnoot4. Omme nu de parels (na mijne geringe gedagten) tot een proef te stellenGa naar voetnoot5, soo hebbe ik genomen seve pareltjens, die nevens den anderenGa naar voetnoot6 lagenGa naar voetnoot7, maar de lengte van een duijmGa naar voetnoot8 waren uijtmakendeGa naar voetnoot9. Ga naar margenoot+Ik hebbe de pareltjens op een silversmits houts koolGa naar voetnoot10 geplaast, om deselve gloeijende te maken, ende dan in suijverGa naar voetnoot11 regen water te laten vallen, maar de paarlen sprongen metGa naar voetnoot12 stukken weg, dierhalven plaasten ik de paarlen in een glase tuba, en ik bragt de tuba ende de paarlen in deselve in soo een hitte, dat ze gloeijende wareGa naar voetnoot13. Met dit ontstukken springen vande pareltjens ging een rook vande selve, en ook een geelagtige OlijGa naar voetnoot14. Dese Olij deelen, lagen op veele plaatsen in sulke kleijne ronde bolletjens tegen het glas, dat verscheijde duijsenden, de groote van geen sand konnen op halenGa naar voetnoot15, en op andere plaatsen waren de Olij deelen veel grooter te samen gestremt. | |||
Extract from a letter written to the most serene Mr. Franciscus Cornaro, envoy of the serene Republic of VeniceGa naar voetnoot1, to Her Majesty Anne, Queen of Great Britain, France, and IrelandGa naar voetnoot2, by Antoni van Leeuwenhoek.
Delft in Holland, the 18th of December
I deemed it my duty to express herewith my gratitude to you and to add thereto my humble observations, etc. etc.Ga naar voetnoot3 Ga naar margenoot+As we know, pearls are used as a salutary medicament for the wealthyGa naar voetnoot4. Now in order to test the pearls (according to my humble ideas), I took seven small pearls lying side by side, but having the length of one inchGa naar voetnoot5. Ga naar margenoot+I put the small pearls on a piece of silversmith's charcoalGa naar voetnoot6 to make them glowing-hot and then dropped them into clean rain-water, but the pearls burst into pieces; I therefore put the pearls in a glass tube, and I heated the tube and the pearls therein until they were glowing-hot. This bursting-into-pieces of the small pearls was accompanied by a smoke thereof and also a yellowish oilGa naar voetnoot7. These oil parts lay in many places in such small round globules against the glass that several thousands of them cannot yet attain the size of a grain of sandGa naar voetnoot8, and in other places the oil parts had coagulated to much larger parts. | |||
Ga naar margenoot+Wanneer de glase tuba daar de parel deelen lagen begon te smelten, hebbe ik de ontstukke gespronge parel deeltjens, in suijver regenwater laten vallen, ende dat water na dat het selvige eenige uren hadde gestaan, hebbe ik het selvigeGa naar voetnoot16 op suijvere glase geplaast, op dat het water voor een gedeelte, ende ook geheelGa naar voetnoot17 soude weg wasemen, ende doen hebbe ik ontdekt, seer veel zoutGa naar voetnoot18, die als roos gewijseGa naar voetnoot19 waren te samenGa naar margenoot+ gestremtGa naar voetnoot20, ende dat van bijsondere grooteGa naar voetnoot21, en ijder verscheijdeGa naar voetnoot22, soo dat ik ze geen figuur konde toe schrijven, alleen dat ik nader hand sag leggen, een groote menigte van seer dunne lange zout deeltjens, waar van de eene soo in dunte als lengte, wat boven de andere uijt staken. Aan een ander glas, waren de zout deelen soo taks, en booms gewijseGa naar voetnoot23 te samen gestremt, dat wel een vermakelijk gesigt verwekteGa naar voetnoot24, maar geen andere saaken waren te sien. Ik nam ontrent twee derdendeele van het geseijde water, en dat vermengde ik met ontrent een derde deel van mijn Bloet, soo als het uijt mijn duijm quam, door het insteeken van een naalde, ende dat vermengdeGa naar voetnoot25, sooGa naar voetnoot26 door het Vergroot glas beschouwende, soo en konde ik niet anders oordeele, of de globule BloetGa naar voetnoot27, en stremden soo niet te samen, als het Bloet dat met gemeenGa naar voetnoot28 water is gemengtGa naar voetnoot29. De stukjens parel uijt het glas komende, ende int water vallende, en waren niet wit, maar swartagtig, en oversulksGa naar voetnoot30 liet ik het water dat op de parel deelen stond weg wasemen, ende droog sijnde, plaaste ik deselve op een Houts kool, en ik bragter soo een stark vuijr bij, dat ze wit wierden, en in sulke hitte liet ik ze weder op nieuw, in suijver regenwater vallen, en doen sag ik dat veele deelen, sig soo van een scheijden, dat ze als een witte kalk na de gront sakten. | |||
Ga naar margenoot+When the glass tube in which the pearl parts were contained began to melt, I dropped the burst pearl parts into clean rain-water, and after this water had stood for some hours, I placed it on clean glasses, in order that the water might evaporate partly and also whollyGa naar voetnoot9; and then I discovered very many salt parts, which had coagulatedGa naar margenoot+ together as it were in rosettes, and those of various sizes and each of them different in form from the other, so that I could not attribute a particular form to them. The only thing was that later I saw a great many very thin, long salt particles, of which one surpassed another somewhat in thinness as well as in length. On another glass the salt parts had coagulated like branches as well as trees, which indeed produced a pleasant spectacle, but nothing else was to be seen. I took about two-thirds of the said water and mixed it with one-third of my blood such as it came from my thumb when I stuck a needle into it, and when I observed this mixture thus through the magnifying glass, I could not think otherwise than that the globules of blood did not coagulate together in the same way as the blood that is mixed with ordinary waterGa naar voetnoot10. The fragments of pearl coming from the glass and falling into the water were not white, but blackish, and I therefore caused the water on the pearl parts to evaporate, and when they were dry, I put them on a charcoal, and I heated them to such a temperature that they became white, and in this hot condition I again dropped them into clean rain-water; and then I saw that many parts separated from each other in such a way that they sank to the bottom in the form of white chalk. | |||
Ga naar margenoot+Wanneer nu dit water een weijnig tijds, op de parel deelen hadde gestaan, sag ik datter een vlies op het water quam, dat ik in mijn voor gaande waar neminge soo niet en hadde gesien, en na verloop van eenige weijnige uren was het vlies in dikte toe genomen, en doen bleek mij, dat het vlies niet anders en was, als te samen gestremde zout deelen, waar aan tot die tijd geen figuur te bekennen was, waar uijt ik een besluijt maakteGa naar voetnoot31, dat het zout waar uijt voor een gedeelte de parel bestaat, niet en kan ontdaanGa naar voetnoot32 werden, dan door een stark vuijr, ofte starke waterenGa naar voetnoot33, ende dat de hitte die ik aan de parel deelen bragt, doen deselve int glas waren, niet stark genoeg en is geweest, om de zout deelen te ontdoen. Ik nam soo suijver als ik konde, onder het geseijde vlies, dat uijt zout bestont, een droppel water dat seer klaar was, en ik plaaste het selvige op een suijver glas, en ik sag na verloop van ontrent twee menuiten tijds, dat de superfitie van het water, als over trokken wasGa naar voetnoot34. Des anderen daags was dit water gans weg gewasemt en daarGa naar voetnoot35 het selvige wat dik hadde gelegen, was het niet dan een witte stoffe in ons bloote oog, maar inder daatGa naar voetnoot36, een ongelooflijke menigte van seer kleijne zout deelen, die meest door gaansGa naar voetnoot37 soo vast aan een gestremt waren, dat aan deselve geen figuur te bekennen was, maar daar het water seer dun hadde gelegen, daar lagen de zout deelen taks, en plants gewijse te samen gestremt. Alsoo het water, dat op de verbrande parel deelen stond, voor een groot gedeelte was weg gewasemt, hebbe ik het water verlengtGa naar voetnoot38, om waar te nemen, of in soo danig verlengt water, de zout deelen niet grooter souden te samen stremmen. Wanneer dit water ontrent een menuit tijts, op de parel deelen hadde gestaan, en na mijn oordeel de parel deelenGa naar voetnoota na de gront waren gesakt, was egter de oppervlakte van het water, weder als met een vlies overtrokken. Ik nam van dit water onder de oppervlakte, dat ik oordeelde klaar te wesen, van daan, en ik plaaste het selvige op twee bijsondereGa naar voetnoot39 seer suijvere glasen, en ik sag soo aanstonts, dat, daar dit water maar over loopen haddeGa naar voetnoot40, het glas als beslagen, en als een vliesGa naar voetnoot41 op het glas was leggende, dat na alle aparentie niet alsGa naar voetnoot42 het gestremde zout sal sijn. | |||
Ga naar margenoot+Now when this water had stood for a short time on the pearl parts, I saw that a film formed on the water, which I had not seen in my previous observations, and after a few hours had elapsed, the film had increased in thickness. And then I found that the film consisted of nothing but coagulated salt parts, on which no form could be discerned until that time. From this I concluded that the salt of which the pearl partly consists cannot be dissolved except by a strong fire or strong watersGa naar voetnoot11, and that the temperature to which I had heated the pearl parts when they were in the glass tube had not been high enough to dissolve the salt parts. I took as accurately as I could from underneath the said film, which consisted of salt, a drop of water that was very clear, and I put it on a clean glass; and after about two minutes had elapsed, I saw that the surface of the water was as it were covered with a film. The next day this water had evaporated completely, and where it had lain in a somewhat thick layer, it was to the naked eye nothing but a white substance, but in reality it consisted of an incredible quantity of very small salt parts, which had nearly always coagulated together so firmly that no form could be discerned on them. But where the water had lain in a very thin layer, the salt parts had coagulated in the form of branches and plants. Because the water standing on the burnt pearl parts had largely evaporated, I diluted the water in order to observe whether in such diluted water the salt parts would not coagulate together to larger parts. When this water had stood for about one minute on the pearl parts and I considered that the pearl parts had sunk to the bottom, the surface of the water, however, was again covered as it were with a film. I took some of this water from underneath the surface, which I thought to be clear, and I put it on two different, very clean glasses, and I saw at once that wherever this water had overflown, the glass was as it were blurred and a film lay as it were on the glass, which film to all appearances will be nothing but the coagulated salt. | |||
Ga naar margenoot+Na dat dit water, twee à. drie dagen, op de gebrande Parel deelen hadde gestaan, ontdekten ik eenige weijnige groote zout deelen, in vergelijkinge van de eerst geseijde zout deelen, ende dat van bijsondereGa naar voetnoot39 maaksels, en eenige soo helder als Cristal, en nu konde ik aan eenige kleijne zout deelen, daarGa naar voetnoot35 deselvige niet rondomme aan den anderenGa naar voetnoot6 waren vereenigt, haar figuur bekennen, sijnde deselve soo helder als Cristal, ende daar deselve wat veel bij den anderen lagen, verbeelde dieGa naar voetnoot43 in ons bloote Oog, een witte stoffe. Wanneer nu dit water vijf dagen, op de gebrande parel poeijer hadde gestaan, hadde het zout dat int water was, soo een vermogenGa naar voetnoot44 op het kooper, dat het selvige op verscheijde plaatsen groen was gewordenGa naar voetnoot45. Om mijn selven verder te voldoenGa naar voetnoot46, nam ik eenige van soo danige paerlen, als hier vooren verhaalt, en ik vouden deselve in vier dik post papier, en ik sloeg die paarlen op een aambeeltje tot gruijs. Dit gruijs dede ik in een suijverGa naar voetnoot11 kooper kommetje, welkeGa naar voetnoot47 holte een halve klootse ronteGa naar voetnoot48 was, en op dit geseijde gruijs, goot ik suijver regenwater, en doen bragt ik het kooper kommetje in soo danige hitte, dat het stont en kookteGa naar voetnoot49, tot soo lang, dat het water wel twee derden deelen verkookt was. Van dit water nam ik, en plaaste het op suijvere glasen, met dat voornemen om te sien, wat zout deelen van het parel gruijs tot het water souden over gaanGa naar voetnoot50. Na dat dit water eenige uren hadde gestaan, scheen het mij wel eenig sints toe, datter ijets op het water dreef, maar als ik het selve door het Vergroot glas beschouwde, en konde ik niet oordeelen, dat het eenige deelenGa naar voetnoot51 die van het zout vande parel waren af hangendeGa naar voetnoot52, maar wel heele kleijne parel deelen. Dit water dat ik op suijvere glasen geplaast hadde, weg gewasemt sijnde, beschouden ik de over gebleve deelen door het Vergroot glas, en ik sag eenige seer weijnige zout deelen, die met de eerste zout deelen over een quamen. Om mijn selven verder te voldoenGa naar voetnoot46, hebbe ik het geseijde koopere bekkentje welGa naar voetnoot53 gereijnigt, ende dat selvige gevolt met soo veel regen water, als op de verbrijselde parel deelen hadde gestaan, ende doen het selvige bij soo een hitte gebragt, dat het water soo verre verkookt was, dat mede maar een derde deel was over gebleven. Dit water hebbe ik mede geplaast op suijvere glasen, op dat het mede soude weg wasemen, met die insigteGa naar voetnoot54, of in dit gekookt water, soo veel zout deelen niet en sonde wesen, als daar de gepoeijerdeGa naar voetnoot55 parel deelen in waren gekookt. | |||
Ga naar margenoot+After this water had stood for two or three days on the burnt pearl parts, I discovered some salt parts which were large as compared with the first-mentioned salt parts, and those of various forms, and some of them as clear as crystal. And now on some small salt parts, where they were not united all round, I could discern their form; they were as clear as crystal and where there were rather many close together, they looked to the naked eye like a white substance. Now when this water had stood for five days on the burnt pearl powder, the salt that was in the water had such an effect on the copper that in several places the latter had become greenGa naar voetnoot12. In order to gain more certainty, I took some of those aforesaid pearls and folded them in four layers of note-paper, and I struck those pearls to grit on a small anvil. I put this grit in a small, clean copper basin, whose cavity was a hemisphere, and on the said grit I poured clean rain-water; and then I heated the copper basin to such a temperature that it was boiling, until at least two-thirds of the water had boiled away. I took some of this water and put it on clean glasses, in order to see how many salt parts of the pearl grit would dissolve in the water. After this water had stood for some hours, it seemed to me somehow that something was floating on the water, but when I observed it through the magnifying glass, I could not believe that they were some parts which came from the salt of the pearl, but they were very small pearl parts. When this water, which I had put on clean glasses, had evaporated, I observed the remaining parts through the magnifying glass, and I saw some very few salt parts, which resembled the first salt parts. In order to gain more certainty, I cleaned the said copper basin thoroughly and filled it with as much rain-water as had stood on the crushed pearl parts, and then I heated it to such a temperature that the water had been boiled away until only one-third had been left. I put this water again on clean glasses in order that it might also evaporate, with the intention of seeing whether in this boiled water there would not be as many salt parts as in that in which the pulverized pearl parts had been boiled. | |||
In dese mijne waar neminge most ik oordeelen, dat in het water daar de parel deelen in gekookt waren, een weijnig meer sout deelen waren, dan int gekookt regenwater, dog soo weijnig, dat ze niet noemens waardig waren. Maar gelijkGa naar voetnoot56 de zout deelen van beijde de laast geseijde wateren, soo sagtGa naar voetnoot57 sijn, dat wanneer deselve in droog weer, waren gestremt, deselve alleen met mijn warme adem daar over te laten gaan, weder in een waterige vogt veranderde, ende in vogtig weer als water bleven leggen, sooGa naar voetnoot58 was het zout dat op de verbrande parels was gestremt, van soo een vaste gedaanteGa naar voetnoot59, dat ik mij in beeldeGa naar voetnoot60, dat het niet ontdaanGa naar voetnoot32 soude werden, alsGa naar voetnoot61 door het vuijr, ofte seer scharpe waterenGa naar voetnoot62. | |||
In this my observation I had to believe that in the water in which the pearl parts had been boiled there were a few more salt parts than in the boiled rain-water, but they were so few that they were hardly worth mentioning. But while the salt parts from the two last-mentioned amounts of water are so soft that when they had coagulated in dry weather, they were transformed again into a watery liquid merely when I made my warm breath pass over them, and remained as it were water in wet weather, the salt that had coagulated on the burnt pearls was so solid that I think it would only be dissolved by fire or very sharp watersGa naar voetnoot13. | |||
Ga naar margenoot+Als wij nu sien, dat schoon de parel gruijs, int water gekookt werd, geen zout deelen, die noemens waardig sijn, tot het water over gaan, soo vinden wij redenen om te gelooven, dat de Maag, en verdere ingewanden, nog minder uijt trekkinge op de parel deelen, die men de sieken in geeft, sal doenGa naar voetnoot63, en wat belangtGa naar voetnoot64 de zout deelen dieGa naar voetnoot65 door het verbranden vande paarlen, tot het water souden doen over gaan, dieGa naar voetnoot66 int water als een steenagtige stoffe stremmen, die moeten wij oordeelen, dat onse lighamen geen voordeel, maar eer schade toe brengen, te meer, om dat de sappen die in onse Maag, en darmen, overblijven, soo een te samen stremminge in geschapen sijnGa naar voetnoot67, dat ze de zouten, die inde spijs en drank zijn, die wij gebruijken, soo doet te samen stremmen, dat ze niet ofte seer weijnig, tot onse lighaam over gaanGa naar voetnoot68, maar met de excrementen af gesonden werden, ende de zout deelen die niet en stremmen, moeten wij meest doorgaansGa naar voetnoot69 voor fenijnGa naar voetnoot70 te boek stellen, en voor al die geene, die onse ingewanden, soo een beweging aan brengen, die de Chijl schielijk weg stootenGa naar voetnoot71. Dit sien wij naaktGa naar voetnoot72 inde zee Vissen schoonGa naar voetnoot73 in zoute wateren swemmen, ende doorgaansGa naar voetnoot74 het zoute water in maag en darmen ontfangen, egterGa naar voetnoot75 geen zout tot hare lighame over gaat, maar inde maag en darmen soo danig stremt, dat ze diamants gelijke figuuren, aan nemen, ende met de excrementen af gesonden werdenGa naar voetnoot76. Ga naar margenoot+Int kort, wij souden wel oordeelen, dat de parel on nut ende geen dienst inde genees konst toe brengt, en eer een middel is, om de gegoede luijden het gelt uijt de buers te jagen, en soo staat het gout, bij mij inde selfde graatGa naar voetnoot77, hoe wel eenigeGa naar voetnoot78 het gout seer hoog op heffeGa naar voetnoot79, gelijk mij te meermalen is voor gekomenGa naar voetnoot80, en andere weder het silver. | |||
Ga naar margenoot+If we now see that, although the pearl grit is boiled in water, no salt parts worth mentioning dissolve in the water, we find reason to believe that the stomach and further intestines will withdraw even fewer substances from the pearl parts which are administered to the sick; and as to the salt parts which we should dissolve in water by the burning of the pearls and which coagulate in the water as a stony substance, we must believe that those do not benefit our bodies in any way, but rather harm them, the more so because the juices which are left in our stomach and intestines have to such a high degree the property of coagulating substances that they cause the salts which are contained in the meat and drink that we take to coagulate in such a way that they are not absorbed, or only very little, by our body, but are discharged with the excrements. And we usually have to consider the salt parts which do not coagulate as poison, and especially those which impart to our intestines a motion which rapidly expels the chyleGa naar voetnoot14. We see this clearly in the sea-fishes which, although they swim in salt waters and continually receive the salt water in their stomach and intestines, still do not absorb salt in their bodies, but this salt coagulates in the stomach and intestines in such a way that it assumes diamond-like figures and is discharged with the excrementsGa naar voetnoot15. Ga naar margenoot+Briefly, we must consider that the pearl is useless and does not serve any purpose in medicine, and is rather a means for picking the purse of wealthy people; and in my opinion gold is in the same class, although some people speak very highly of gold - as I have often found and others again of silver. | |||
Dog die geene die het gout, en silver, ontdaanGa naar voetnoot32 hebben, ende daar bij weten, hoe het weder te samen stremt, ende daar nevens stellenGa naar voetnoot81, dat het gout agtien, ende het silver tien maal swaarder is dan het BloetGa naar voetnoot82, en soo nu het gout ende silver (dat niet te begrijpen is) tot ons Bloet mogte over gaan, dat sulks gans geen over een komst en vermenginge soude hebben, dit soo sijnde, strekkenGa naar voetnoot83 alleen maar de geseijde twee Metallen, om die geene die sulks ordonnerenGa naar voetnoot84, haarGa naar voetnoot85 te verrijken. Ga naar margenoot+Komende nu weder tot de parel deelen, die ik door het Vergroot glas beschouwde, sag ik dat de schibagtigeGa naar voetnoot86 deelen, waar uijt de parel bestond, veel dunder waren, als ik voor desen hadde gesien. Ik beelde mij ook inGa naar voetnoot87, dat ik aan eenige paarlen konde sien, de plaats waar deselve aan de schulp hadde vereenigt geweestGa naar voetnoot88, en haar grootmakinge hadden bekomen, die vande schulp was afhangendeGa naar voetnoot89, ende datGa naar voetnoot90 uijt over vloet vande stoffe vande schulp, ofte ook quetsinge, ofte verstoppinge vande schulp vaatjens, gelijk wij sien dat de galnooten, op de bladeren vande Eijke Boomen voort komenGa naar voetnoot91. Ga naar margenoot+De parels nu bij geval voortkomendeGa naar voetnoot92, soo soude inde Oester schulpen, waar in de parels gevonden werden, een ende deselve zout deelen, ende ook de uijtwerkinge, als inde parel is, op geslooten leggenGa naar voetnoot93. Om mijn selven verder te voldoenGa naar voetnoot46, soo hebbe ik bij gebrek van Oester schulpen, waar in de parels gevonden werden, tot mij laten brengen, twee Oester schulpen die vier Jaren voor een LuijfGa naar voetnoot94, van een Oester verkooper waren gespijkert geweest, met die insigteGa naar voetnoot95, dat gans geen zee zout deelen, aan soo danige schulpen soude wesen, endeGa naar voetnoot96 ook soo droog souden wesen als de parels. | |||
But those who have dissolved gold and silver, and also know how it coagulates again, and also know for certain that gold is eighteen and silver ten times heavier than bloodGa naar voetnoot16, firmly believe that, if gold and silver (which is not to be understood) were absorbed in our blood, it would not match at all and be mixed therewith; this being so, the said two metals only serve to enrich those who prescribe them. Ga naar margenoot+Returning now again to the pearl parts, which I observed through the magnifying glass, I saw that the scaly parts of which the pearl consisted were much thinner than I had seen before. I also believed that on some pearls I could see the place where they had been attached to the shell and had received the substances for their growth which came from the shell, and this from the abundance of the substance of the shell, or the bruising or blockage of the vessels of the shell, just as we see that the gall-nuts grow on the leaves of oak-treesGa naar voetnoot17. Ga naar margenoot+Now if the pearls grow by chance, in the oyster-shells in which the pearls are found, the same salt parts and the same effect as that of the pearl must be involved. In order to gain more certainty, for lack of oyster-shells in which pearls are found, I had two oyster-shells brought to me which had been nailed for four years to a porch of an oyster-seller, thinking that there would be no sea-salt parts at all on those shells, and that they would also be as dry as the pearls. | |||
Ga naar margenoot+De grooste vande geseijde Oester schulpe, oordeelde ik ses jaren Out te sijn, en soo danige schulp, op sijn dikste genomenGa naar voetnoot97, was wat meer als een sesde deel van een duijmGa naar voetnoot8. Dese Oester schulp door kloofde ik, en sag dat eenige schibagtigeGa naar voetnoot86 deelen blinkende wit waren, eenigsints over een komende met de schulpen, die men paarlemoer noemt, en als ik die schulp deelen, door het Vergrootglas beschouwde, sag ik dat de schibagtige deelen, waar uijt de schulp bestond, soo dun van deelen was, als de schibagtige deelen waar uijt de parel bestaat. Ja ik oordeelde dat de schibagtige deelen vande Oester schulp, wel soo veel maalGa naar voetnoot98 op malkanderen lagen, als de Oester, dagen Out was, en op een andere plaats, lag in plaats van schibbe deelenGa naar voetnoot99, maar een witte, in ons Oog kalkagtige stoffe. Als nu dese schibagtigeGa naar voetnoot86 deelen, uijt seer kleijne vaatjens bestaan, die sekerlijk hare grootmakinge genieten uijt de VisGa naar voetnoot100, en welke vaaten soo verscheijde loopen, dat die voor mij niet na te volgen sijn, soo kan door overvloet van voetsel enz: als hier vooren is geseijt, wel een stoffe uijt gestooten werden, die in een ronde bol te samen stremtGa naar voetnoot101. Vorders hebbe ik eenige vande binnenste, doorkloofde Oester-schulp deelen, die seer reijn en wit waren, genomen, ende die geplaast, op een Houts kool, ende deselve door een straal vuijrs van een dikke kaars, gloeijende gemaakt, ende in die gloet, in suijver regenwater laten vallen, als wanneerGa naar voetnoot102 de schulp deelen, soo van een separeerde als meel, of kalk, en ik sag kort daar aan dat een vlies, op de oppervlakte van het water quam, en welk vlies, van tijd, tot tijdGa naar voetnoot103 in dikte was toe nemende, en mij klaar was blijkende, dat het niet anders als te samen gestremde zout deelen waren, en wanneer dit water drie dagen hadde gestaan, waren daar sulke groote zout deelen te samen gestremt, ende dat van soo veel bijsondereGa naar voetnoot39 maaksels, en soo helder, dat het een vermaakGa naar voetnoot104 was om die te sien, en schoon ik na verloop vande geseijde drie dagen, het vlies door om roeringe van het water dede na de gront sakken, en op nieuw meerder water op de geseijde schulp deelen goot, soo sag ik kort daar aan, dat weder een vlies op het water quam, dog op verre na soo dik niet, als op het eerste water. | |||
Ga naar margenoot+I thought that the larger of the said oyster-shells was six years old, and at the thickest part this shell was slightly more than one sixth of an inchGa naar voetnoot5. I cleft this oyster-shell and saw that some of the scaly parts were a shining white, somewhat similar to the shells which are called mother-of-pearl, and when I observed those shell parts through the magnifying glass, I saw that the scaly parts of which the shell consisted were as thin as the scaly parts of which the pearl consists. I even considered that the scaly parts of the oyster-shell lay on each other in as many layers as the oyster was old in days, and in another place there lay, instead of scaly parts, only a white substance, which to us appeared to be calcareous. Now if these scaly parts consist of very small vessels, which no doubt receive their growth from the fish and extend in so many different directions that I cannot follow them, through abundance of food, etc., as said above, a substance may be expelled which coagulates into a round sphereGa naar voetnoot18. Further I took some of the innermost cleft oyster-shell parts, which were very clean and white, and put them on a piece of charcoal and made them glowing-hot by means of a jet of fire from a thick candle, and dropped them in this glowing-hot condition into clean rain-water. And then the shell parts separated from each other in the form of flour or chalk, and shortly after this I saw that a film had formed on the surface of the water, which film gradually increased in thickness. It was clear to me that it was nothing but coagulated salt parts, and when this water had stood for three days, such large salt parts had coagulated together, and those of so many different forms and so clear that it was a pleasure to see them. And although after the said three days I caused the film to sink to the bottom by stirring the water and poured more water again on the said shell parts, I saw shortly afterwards that again a film had formed on the water, but not nearly as thick as that on the first water. | |||
Heeft nu de Oester schulp, soo een over een kominge met de parel deelen, als wij hebben aan gewesen, soo en hebben wij niet te twijfelen, of de schulp die de parel voort brengt, sal nog meerder over een kominge hebben, ende dus mogen wij wel een besluijt makenGa naar voetnoot31, dat de parel maar een gewaande genees-middel is, en wie weet of niet meest alle genesers, die agtinge voor de parel, gout, en silver hebben om die inde Geneeskonst te gebruijken, wel oijt hand aan twerk hebben geslagen, om te ondersoeken wat vermogen inde selve steekt, ende dus maar alleen na volgen, het geene bij andere geordineertGa naar voetnoot84 isGa naar voetnoot105. Wijders hebbe ik nog het binnenste vande geseijde Oester schulp genomen, en met het selve gehandelt, als ik met de verbrijselde parel deelen hadde gedaan, hier in bestaande, dat ik de geseijde deelen, mede in regen water hebbe gekookt, en waar genomen, dat mede geen vlies op het water quam. Als mede hebbe ik het water laten weg wasemen, en doen sag ik meer zout deelen leggen, als int water daar gruijs van parel in gekookt was, en dit waren soo sagte zout deelen, datze mede met mijn warme Adem daarover te laten gaan, als in een waterige vogt veranderdeGa naar voetnoot106. Ga naar margenoot+Nu hadde ik het grootste gedeelte van een Oester-schulp, door de Heer Petrus ValkenierGa naar voetnoot107 mij mede gedeeltGa naar voetnoot108, en welke Oester-schulp op de hooge Switzertze gebergten gevonden was, ende aldaar na het oordeel van eenige vande Zunt-Vloet af gelegen heeft. Dese schulp was niet wit maar uijt een donker as graeuw. Dese Oester Schulp, was meest aan het dunste af gesleten, ofte gevreven, ende inde holte daar de vis hadde gelegen, was een stukje van een ander Oester schulp, als aan vereenigtGa naar voetnoot109, datGa naar voetnoot110 wanneer ik het met geweltGa naar voetnoot111 daar van af brak, lag op eenige plaatsen een geelagtige kleij, gelijk ook op veel plaatsenGa naar voetnoot112, ende datGa naar voetnoot113 in puttjens die inde schulp waren medeGa naar voetnoot114 kleij was. | |||
Now if the oyster-shell resembles the pearl parts in the way we have shown, we cannot doubt but that the shell which produces the pearl will have even more resemblances, and we may therefore conclude that the pearl is no more than a supposed medicament. And who knows whether not nearly all physicians who pay attention to pearls, gold, and silver to use them in medicine have ever taken the trouble to investigate what effect they have, and consequently merely follow what has been prescribed by othersGa naar voetnoot19. Further I also took the inner part of the said oyster-shell and proceeded with it as I had done with the crushed pearl parts, which consisted in that I also boiled the said parts in rain-water and observed that again no film formed on the water. I also caused the water to evaporate, and then I saw more salt parts than in the water in which pearl grit had been boiled, and these were such soft salt parts that again when I caused my warm breath to pass over them, they were transformed as it were into a watery liquidGa naar voetnoot20. Ga naar margenoot+Now I had the larger part of an oyster-shell which I had received from Mr. Petrus ValkenierGa naar voetnoot21 and which had been found on the high Swiss mountains and in the opinion of some people had lain there from the deluge. This shell was not white, but a dark ashgrey. This oyster-shell was usually worn or rubbed off on the thinnest side, and to the cavity where the fish had lain a fragment of another oyster-shell was attached as it were, and when I broke it off by force, in some places there was a yellowish clay, just as there was also clay in many other places, to wit in pits in the shell. | |||
Ik brak een gedeelte vande geseijde schulp, en ik maakte deselve gloeijende, en liet die soo in suijver regenwater vallen, als wanneer ik mede sag, datGa naar voetnoot115 voor het meerendeel soo van een scheijde, dat het met witte kalk over een quam, en ik sag binnen de tijd van een menuit, dat op de oppervlakte van het water, een seer dun vliesje quam, dat van tijd, tot tijdGa naar voetnoot103, in dikte toe nam, en welk vlies ik verscheijde malen van het water nam, en mij bleek dat het niet dan te samen gestremde zout deelen waren, die na verloop van twee â. drie dagen, niet alleen in groote waren toe genomen, maar men konde aan eenige weijnige soo netteGa naar voetnoot116 figuuren bekennen, als ik hier vooren vande eerste Oester schulp hebbe geseijt. Sien wij nu, dat een Oester schulp, die soo veel jaren, of inde lugt, ofte inde Aerde heeft gelegen, der selver zout deelenGa naar voetnoot117, waar uijt ze voor een gedeelte bestaat, soo bestendig is, dat deselvige geen bedervinge onderworpen is geweest, soo mogen wij ons meer als te vooren versekerenGa naar voetnoot118, dat de onbederffelijkheijt af hangt vande vaste zout deelen, die niet en konnen ontdaanGa naar voetnoot32 werden, als door het vuijr. Ik sal af breeken, en nogmaal betuijgen, hoe dankbaar ik. etc: etc: | |||
I broke off a part from the said shell and made it glowing-hot, and dropped it thus into clean rain-water, and then I also saw that it separated apart for the larger part in such a way that it resembled white chalk. But I saw within the time of one minute that on the surface of the water a very thin film formed, which gradually increased in thickness and which I took several times off the water. And I found that it consisted of none but coagulated salt parts, which not only had increased in size after two or three days, but on some of which one could discern as fine figures as I have said above of the first oyster-shell. If we now see that an oyster-shell which has lain for so many years in the air or in the earth is so durable as to the salt parts of which it partly consists that it has not been subject to putrefaction, we may be more certain than before that the fact that it does not putrefy is due to the solid salt parts which can only be dissolved by fire. I will end my letter and express once more my gratitude, etc. etc. |
|