Alle de brieven. Deel 7: 1687-1688
(1964)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| |||||||||
Inhoud:Onderzoek van de samenstelling, voor en na droge destillatie, van ‘pleyster’, albast, gips, moscovisch glas, schelpkalk, oude metselspecie, tras, oude gips, enkele gesteenten, ‘ley-gout’ uit leisteen en de hieruit verkregen zwavel. Kristalvorming en kristalvormen, voor en na het indampen, in het destillaat optredende en in het waterig extract van de uitgegloeide rest van de genoemde materialen. Zandsteen ontstaat door druk uit zandachtige grondstoffen. Steen kan vergruizen tot zand, voornamelijk door de werking van stromend water. | |||||||||
Figuren:De oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. In de druk zijn de veertien figuren gerangschikt op één plaat in de tekst. | |||||||||
Opmerking:Deze brief is niet verschenen in de Philosophical Transactions. | |||||||||
Letter No. 108[63].
| |||||||||
Published in:
| |||||||||
Summary:Investigation of the composition, before and after dry-distillation, of plaster, alabaster, gypsum, muscovite glass, shell-lime, old masonry-mortar, trass, old gypsum, some stones, slate-gold from slate-stone and the sulphur obtained from this. Formation and forms of the crystals showing up, before and after evaporation, in the distillate and in the watery extract of the annealed residue of the materials mentioned. Sand-stone originates by pressure from sandy elements. Stones may be crushed to sand chiefly by the action of running water. | |||||||||
Figures:The original drawings have been lost. In printing the fourteen figures have been arranged on one plate in the text. | |||||||||
Remark:This letter has not been published in the Philosophical Transactions. | |||||||||
Delft in Holland den 3e. Augustij. 1688.Ga naar voetnoot1)
Hoog Edele Heeren.Ga naar voetnoot2)
Mijn Heeren die vande Coninclijke Societeit.
Mijn laasten alderonderdanigsten aan hare Hoog Edelen is geweest den 6e der voorleden maant waar in ik komeGa naar voetnoot3) onder andere kome te handelen vande Lapis Besoar-steen. Hier nevens gaan weder eenige van mijne geringe observatien.
Met den voorname en seer geleerde Heer Christiaan Huijgens van ZuijlighemGa naar voetnoot4), verscheijde redenen wisselende, viel onder andere ons discours daar op, datter veele dingen nog gevonden werden,Ga naar margenoot+ daar van wij geen redenen konnen geven, en onder die noemde de gedagte Heer de stoffe, die wij hier te lande PleijsterGa naar voetnoot5) noemen, en tgeene daar ontrent geobserveert word, te weten, dat deselve in een ketel over groot vuijer gestelt sijnde, sig soo beweegt int op gevenGa naar voetnoot6), in het om roeren vande selve; als of daar water inde ketel stond en kookteGa naar voetnoot7). Het welke ik schoon dat ik daar van nooijt iets hadde gesien, nogtans veel maal hadde hooren verhalen, selfs van die geene die het in gebruijk hadden. | |||||||||
Delft in Holland, 3rd August, 1688.Ga naar voetnoot1)
Very Noble Sirs.Ga naar voetnoot2)
Gentlemen of the Royal Society.
My last most humble missive to Your Honours was on the 6th of last month, in which I came to deal, among other things, with the Lapis Bezoar stone. I hereby send you again a few of my modest observations.
On exchanging various ideas with the distinguished and very learned Mr. Christiaan Huijgens van ZuijlighemGa naar voetnoot3), our discussion turned, among other matters, to the fact that many things may stillGa naar margenoot+ be found for which we cannot give a reason, and among these things the Gentleman in question mentioned the substance which in this country, we call PlasterGa naar voetnoot4), and what has been observed about it; to wit, that the same, having been placed in a kettle above a big fire, moves about in such a way, as it rises to the top when stirredGa naar voetnoot5), as if there were boiling water in the kettleGa naar voetnoot6). Which, although I had never seen anything of it, I had nevertheless often heard tell about, especially from those who had been using it. | |||||||||
Dese Pleijster isGa naar voetnoot8) een kalkagtige stoffe, daar men hier te lande met water nat gemaakt sijnde, beelden van giet, die droog geworden sijnde, soo hard sijn als gemeeneGa naar voetnoot9) steen is. Welke beelden in veele tuijnen en huijsen tot Cieraat gestelt werden. Ik vernamGa naar voetnoot9a) in onse Stad bij een van onse Steenhouwers, die veel italiaanse marmer-steen verwerkt, waar dit soo genoemde Pleijster, (dat sij gebruijken, omme eenigeGa naar voetnoot10) af gesprongen stukken van steen, met dese PleijsterGa naar voetnoot11) soo te stoppen, als te verheelenGa naar voetnoot12) van daan quam. Dese onderrigten mij dat het vande Albaster-steenGa naar voetnoot13) gemaakt werd, ende dat de drooge geprepareerde Pleijster in dese stad niet bereijt wierde. Ik heb dan beeldekens die van Albaste-steen gemaakt waren ontstukken geslagen. Dese Albaste-steen bragt ik in een glas bij hetGa naar margenoot+ Vuijer, en ik vernamGa naar voetnoot14) aan stonts dat een groote vogtigheijt daar van af ging. En alsoo ik in gedagten nam, of dese waterige vogtigheijt, niet de steen eijgen mogt sijnGa naar voetnoot15), heb ik een stuk steen in een schoon papier gedaan, ende dat eenige dagen in mijn sak gedragen, op dat de vogtigheijt (soo die daar in mogt sijn) soude weg wasemen. Na welke tijd ik van de steen met een beijtel alle het buijtenste hebbe af geklooft, ende alleen het binnenste behouden, op dat ik mij versekeren mogt dat ik een suijvere steen hadde. Dese steen met het bloote oog beschouwende, was seer blinckende of glinsterende. Hier van verscheijde stukjens voor het microscope gebragt hebbende, sag ik met verwondering dat de steen uijt geen andere deelen en | |||||||||
This Plaster is a chalk-like substance, of which, after it has been made wet with water, statues are cast in this country, and, once they have become dry, are as hard as common stoneGa naar voetnoot7). Which statues are set in many gardens and houses as Decoration. I was told in our Town by one of our Stonemasons, who works largely with Italian marble, where this so-called Plaster (which they use to stop up, as if to hide, some pieces of stone that have chipped off, with this PlasterGa naar voetnoot8)) comes from. This man told me that it is made from Alabaster-stoneGa naar voetnoot9), and that the dry, prepared Plaster is not produced in this town. I then smashed to pieces some small statuettes that were made of Alabaster-stone. I brought this Alabaster-stone, in a glass, nearGa naar margenoot+ the Fire, and I noticed at once that much moisture came off it. And as it occurred to me to think whether this watery moisture might not have accidentally been absorbed by the stoneGa naar voetnoot10), I put a piece of stone in a clean paper, and carried that in my pocket for some days, in order that the moisture (if any there should be in it) might pass off. After this I did cut away alle the outside of the stone with a chisel, keeping only the innermost part, in order to be sure that I had a clean stone. This stone, looked at with the naked eye, was very shiny or glistening. Having brought several small pieces of it before the microscope, I saw to my surprise that the stone was com- | |||||||||
was te samen gestelt, als uijt doorschijnende lange deeltgens die platagtig waren, waar van de eeneGa naar voetnoot16) in groote en breete boven den anderen uijt stakGa naar voetnoot17); en deselve lagen soo irregulier op malkanderen, als of die uijt de lugt op malkanderen alsGa naar voetnoot18) gevallen waren. Ik beelde mij in, dat dit alle sout deelen warenGa naar voetnoot19). Ik hebbe dan niet eens maar verscheijde malen vandese Albastesteen stukken genomen, ende die in suijvere nieuwe glasen gedaan, na dat ik eerst de stukken steen, seer netGa naar voetnoot20) hadde gewogen, en eenigen tijd in mijn sak hadde gedragen, (langsaam) bij sooGa naar voetnoot21) een stark vuijer gebragt, dat niet alleen de steen gloeijende was, maarGa naar voetnoot22) het glas selfs begon te smelten, en waar genomen dat de waterige vogt (die veele een geestGa naar voetnoot23) soude noemen, en seer klaar en helder was, ook met veel vlugGa naar voetnoot24) sout vermengt was) seer na een vijfde deel vant gewigt vande steen swaar woog, want de steen seer droog sijnde woegGa naar voetnoot25) 92. deelen van seker gewigt swaar, ende de waterige stoffe die daar van af gedreven wierde, woeg 18. deelen swaarGa naar voetnoot26). | |||||||||
posed of no other parts than of long transparent particles which were flat, and of which one exceeded another in size and width; and the same lay together so irregularly, as if they had fallen out of the air, one on top of another. I imagined that they were all salt particlesGa naar voetnoot11). I have then taken - not once but several times - pieces of this Alabaster stone, and put them in clean new glasses, and after first having weighed the pieces of stone very accurately, and carried them in my pocket for some time, I have (slowly) brought them to such a strong fire that not only did the stone become red-hot, but the glass even began to melt; and I observed that the watery moisture (which many would call a spiritGa naar voetnoot12), and which was very clear and bright, and was also mixed with much volatile saltGa naar voetnoot13) weighed very nearly one-fifth part of the weight of the stone, for the stone, when quite dry, weighed 92 parts of a certain weight, and the watery moisture that was driven off it, weighed 18 partsGa naar voetnoot14). | |||||||||
Vorders heb ik de geseijde afgedrevene vogt, in verscheijde nieuwe glaasjens laten staan, met die insigteGa naar voetnoot27) of het vlugge sout, waar mede dit water vermengt was, daar in weder soude te samen stremmenGa naar voetnoot28); dog ik heb sulks niet konnen vernemen. Na desen heb ik van dat water genomen, ende dat op mijn ComptoirGa naar voetnoot29) inde lugt gestelt, op dat de meeste waterige vogt soude weg wasemen, ende dus de sout figuuren te samen stremmen, en hebbe doorgaansGa naar voetnoot30) waar genomen, datter een groote menigte van soutGa naar margenoot+ deelen waren die de fig: 1. van F. ende G. hadden, ende daar benevens sag ik verscheijde andere sout figuuren, die seer irregulier warenGa naar voetnoot31). Wanneer ik maar een weijnig meer als gemene droogte bij dese sout figuuren bragt, soo veranderde haar gedaante, want gelijk als deselve int eerst seer helder of Cristalagtig waren geweest, soo veranderde die in een duijsterGa naar voetnoot32) lighaam, want ijder deeltge sag ik alsdan, dat weder uijt verscheijde deelen was te samen gesteltGa naar voetnoot33). Wanneer vande geseijde sout figuuren in seer droog weder alle de waterige vogt was weg gewasemt, ende daar op volgde vogtig weer, soo en konde men bijna geen sout figuuren bekennen: want sij waren met de waterige vogt vande lugt soo veel vereenigtGa naar voetnoot34), dat sij het klaarste water gelijk waren. Ja als de sout figuuren hard en droog waren, en ik daar op mijn Adem maar twee à. drie maal hadde laten gaan, sag ik dat meest alle de sout figuuren, met de waterige vogt van mijn Adem waren vereenigt, en niet vertoonde als een klaar en helder water. Hier uijt bleek mij de ongemeene sagtigheijtGa naar voetnoot35) van dit vlug sout, dat ik mij inbeelde voor de gesontheijt van het Menschelijk lighaam dienstiger te sijn, als andere vlugge souten, die men niet dan met een groot gewelt van vuijer uijt de vaste lighamen kan drijven, daarGa naar voetnoot36) in tegendeel dit vlugge sout, met seer kleijn vuijer, uijt de geseijde steen kan gedreven werden. | |||||||||
I have furthermore left the said moisture that had been driven off, standing in several new glasses, in order to find out whether the volatile salt, with which this liquid was mixed, would crystallize again, but I was unable to observe that. After this I took some of that water, and left it in the air on my studyGa naar voetnoot15), in order that most of the watery liquid might evaporate, and, therefore, the salt figures might crystallize; and I invariably observed that there were a great multitude of salt particles whichGa naar margenoot+ had the fig: 1, F. and G., and apart from these I saw several other salt figures which were very irregularGa naar voetnoot16). When I just brought a little more than ordinary dryness to these salt figures, their appearance altered; for whereas they were at first very clear or like Crystals, they changed into an opaque body, because I then saw that each part was again composed of several particles. When, in very dry weather, all the watery moisture had evaporated from the said saline parts, and wet weather followed, one could hardly recognize any salt figures at all: for they had dissolved in the watery moisture of the air to such an extent that they resembled the clearest water. Nay, when the salt figures were hard and dry, and I let my Breath go over them only two or three times, I saw that most of the salt figures had dissolved in the watery moisture of my Breath, and only appeared as clear water. This showed me the uncommon solubility of this volatile salt which, I imagined, was more conducive to the health of the Human body than any other volatile salts, which cannot be driven from a solid body except by a great violence of fire, whereas, on the contrary, this volatile salt can be driven from the said stone by quite a small fire. | |||||||||
Wanneer ik het meer genoemde af gedrevene nat op mijn tonge smaakteGa naar voetnoot37), quam daar seer weijnig beweginge vanGa naar voetnoot38), en maakte alleen een onaangename smaak, die wij in onse taal een vuntseGa naar voetnoot39) smaak noemen. Wijders heb ik op de verhaalde steen (daar het vlugge sout en waterige vogt was uijt gedreven) schoon regenwater gegoten, en aanstonts dat water soo suijver af getapt als het mij doenlijk was, ende dat water inde lugt gestelt, op dat de waterige vogt ten meerendeel soude weg wasemen, en hebbe daar in aan stonts vernomenGa naar voetnoot14), eenGa naar margenoot+ groote quantiteit sout figuuren, waar van veele de fig: 2. van HH. hadden als mede seer veel sout figuuren die ijder een inwendige hoekGa naar voetnoot40) schenen te hebben. Dog als ik die met groote opmerkingeGa naar voetnoot41) beschoude, sag ik, dat twee vande laast geseijde sout figuuren, kruijsGa naar margenoot+ gewijs over malkanderen lagen, als hier met fig: 3: I.I. werd aangewesenGa naar voetnoot42). Daar benevens lagen daar ook veel dunne sout figuuren, die aan de eijnden spits toe liepen: als ook mede heb ik wel bij den anderenGa naar voetnoot43) sien leggen, een onbegrijpelijk getal van uijtstekendeGa naar voetnoot44)Ga naar margenoot+ lange dunne sout deeltgens, als hier met fig: 4: K. werd aan gewesen. Veele van dese sout figuuren waren soo helder als Cristal, en andere hadden een duijsterGa naar voetnoot32 wesen, en aan dese laaste konde ik sien, dat ijder weder uijt kleijnder deelen waren te samen gevoegt. Alle dese sout figuuren lagen op eenige plaatsen soo overhoopGa naar voetnoot35) op malkanderen, dat deselve int bloote oog soo een witte stoffe uijt maakten, als of het kalk hadde geweest. Ik hebbe ook in verscheijde glaasjens van het laast geseijde water op mijn comptoir gestelt, omme te sien of in dit water de sout deelen mede souden te samen stremmen: en hebbe doorgaans gesien dat in korten tijd, een groote menigte van sout deelen gemaakt wierden, | |||||||||
When I tasted the aforementioned moisture, that had been driven off, on my tongue, it produced very little movementGa naar voetnoot17), and only caused a disagreeable taste which we call, in our language, a fusty taste. I have furthermore poured clean rain-water on the said stone (from which the volatile salt had been driven off), and at once drew off that water as cleanly as I possibly could, and placed that water in the air, in order that most of the watery moisture might evaporate, and I at once observed therein a large quantity of salt figures, manyGa naar margenoot+ of which had the fig: 2 of HH, as well as very many salt figures that seemed to have a re-entrant angle. But when I examined them with keen attention, I saw that two of the last-named salt figuresGa naar margenoot+ lay crosswise one on top of the other, as is shown here in fig: 3: I.I.Ga naar voetnoot18). In addition many thin salt figures also lay there, which tapered to a point at the ends; and I also saw, lying together, an incredible number of extremely long, thin saline particles, as shown here byGa naar margenoot+ fig: 4: K. Many of these salt figures were as clear as Crystal, and others had an opaque appearance, and in these latter I could see that each of them was again composed of smaller particles. All these salt figures were lying so irregularly in some places, one on top of another, that the same appeared, to the naked eye, like a white substance, as if had been chalk. I have also left some of the last-named water in several glasses on my study, in order to see whether the saline parts in this water would coalesce: and I have invariably seen that, in a short time, a great multitude of saline parts were made, many of which were very | |||||||||
waar van veele seer dun en lang waren, leggende overhoopGa naar voetnoot45) opGa naar margenoot+ malkanderen gestremt, hebbende de fig: 5. van L. en ook eenige als M. alle dese figuuren maakten door haar groote menigte het water wit. Ik hebbe ook de steenagtige stoffe, als die gloeijende geweest hadde, en die als dan seer sagt was, en van malkanderen brijseldeGa naar voetnoot46), voor het microscope gebragt, en gelijk alle de deelen waar uijt de steen bestond, eer die int vuijer hadde geweest, soo helder waren als Cristal, soo hadde ijder nu een duijsterGa naar voetnoot32) lighaam aangenomen, ende die geene die voor het branden haarGa naar voetnoot47) hadden vertoont alsGa naar margenoot+ hier met fig: 6: NO. werd aan gewesen; die hadden de selfde figuur wel behouden, maar hare Cristalagtig wesen was verandert in lighamen die niet meer doorschijnent, maar als duijstere witte lighamen, die te samen gemaakt, of gestelt schenen te wesen van lange dunneGa naar margenoot+ deeltgens, als hier met fig: 7. A.Q.R. werd aan gewesenGa naar voetnoot48). Dog dit wesen en konde men niet bekennen dan met groote op merkingeGa naar voetnoot41). Als ik op een ander tijd, stukjens van dese steen voor het microscope bragt, soo soude men geoordeelt hebben, dat door het vuijer, alle de Cristaline deelen, waar uijt de steen was gemaakt, verandert waren in lange dunne deeltgens, van verscheijde lengte, als hier met fig: 7. B.S. werd aangewesen. Maar als wij de gebrande steen met water vermengen en omroeren, soo vertoonen ons alle de deelen die de steen uijtgemaakt hebben, en soo van malkanderen gebrijseltGa naar voetnoot46) leggen, bij na niet alsGa naar voetnoot49) globulen te sijn. Ik hebbe ook de Albaste steen aan kleijne stukjens of Poeijer geslagen, ende dat selvige gedaan in een glas, ende dat als dan bij een stark vuijer gebragt, ende waar genomen, dat het meeste gedeelte van het poeijer om hoog wierd gedreven, soo dat tusschen het bovenste en onderste poeijer soo hier als daar niet scheen te sijn als lugt; en maakte soo een beweginge in het poeijer alsof het stont en | |||||||||
thin and long, lying irregularly one on top of another, and having theGa naar margenoot+ fig: 5. of L., and also a few like M. All these figures made the water white because of their great multitude. I have also brought the stony substance, when it had been made red-hot, and was then very soft and had broken up into small pieces, before the microscope, and whereas all the parts of which the stone consisted, before it had been in the fire, were as clear as Crystal, each of them now was an opaque body, and those which, beforeGa naar margenoot+ burning, had appeared as is shown here in fig: 6: NO., had retained their same shape, but their Crystalline appearance had changed into bodies that were no longer transparent, but appeared like opaque white bodies, which seemed to be composed of long, thin particles,Ga naar margenoot+ as is shown here in fig: 7. A.Q.R.Ga naar voetnoot19). But I could not recognize this shape except with the closest attention. When, at another time, I brought pieces of this stone before the microscope, one would have thought that the fire had changed all the Crystalline parts of which the stone was composed, into long, thin particles of different length, as is shown here in fig: 7. B.S. But when we mix the burnt stone with water and stir it, then all the parts of which the stone consisted, and which lie broken up into small pieces, appear to be nothing but globules. I have also crushed the Alabaster stone into small pieces or Powder, and put the same in a glass, and then brought it near a strong fire; and I observed that the greater part of the powder was driven upwards, so that between the top and the bottom powder there appeared here and there to be nothing but air; and it made such a movement in the powder as if it were boiling, the which was | |||||||||
kookteGa naar voetnoot7), het welke alleen veroorsaakt wierde, door de groote menigte waterige vogtigheijt, die door de kragt van het vuijer uijt de steenpoeijer wierde gedreven. Welke vogtigheijtGa naar voetnoot50) niet wel door de boven leggende poeijer konnende uijtwasemen, moet nootsakelijk volgen, dat dese steen-poeijer soo lange door de hitte van het vuijer in beweginge blijft, als daar vogtigheijt inde steen-poeijer is, en wanneer dese vogtigheijt door het vuijer uijt hetGa naar voetnoot51) steen-poeijer gedreven is, moet de selve poeijer in rust blijven leggen, schoon men al een groot vuijer onder de ketel stookt, waar in dit poeijer tot gebruijk bereijt werd. En hier mede hadde ik mijn selven voldaanGa naar voetnoot52) ontrent de beweginge vande steen-poeijer, als het in een ketel gekookt, of gebrant werd. Na mijne observatien ontrent de Albaste-steen, kome ik te spreken met seker persoon die in onse stad was gekomen, en wiens functie was, inGa naar voetnoot53) beelden te gieten, die mij onderrigten, dat de ordinaire Pleijster (want soo noemt men de ontstukken gemalen steen, als die in een ketel gekookt is) gemaakt werd, niet van Albast-steen, maarGa naar margenoot+ van seker graeuwe steen, die uijt frankrijk voor scheeps ballast werd mede gebragt, waar van hij mij belooft drie à. vier soorten van Pleijster-steen toe te senden. Dese Pleijster steen bekomen hebbende, bevond ik datGa naar voetnoot54) een graeuwagtige couluur hadde, ende dat de deelen waar uijt die is te samen gevoegt schenen sandagtigt (!) te wesen, vermengt met seer blinckende platagtige deelen. Dese blinckende deelen voor het microscope brengende, sag ik dat veele haar maakselGa naar margenoot+ was, als met fig: 8. X. werd aangewesen, ende dat sij waren van verscheijde grootheden: Ook dat de dikte van ijder vande selve bestond, uijt ongelooflijke dunne deelen op malkanderenGa naar voetnoot55). Als ik dese steen verbrijselde, ende die dan voor het microscope bragt, scheen het mij toe dat de meeste steen uijt soo danige glimpendeGa naar voetnoot56) en doorschijnende irreguliere kleijne deelen was te samen gevoegt, waar van ik r seer veel konde bekennen, dat weder uijt dunne op een leggende deelen waren gemaakt. Ik hebbe dese steen in een glas gedaan, ende dat glas bij soo een stark vuijer gebragt, dat de steen gloeijende wierd. Als wanneer ik oordeelde dat met het oog aan te sien, door het vuijer seer na soo veel water en vlug sout, daar wierde af gedreven, als ik hier vooren vande Albaste steen hebbe geseijt. Op dese verbrande steen, kout | |||||||||
caused merely by the great quantity of watery liquid that was being driven out of the stone-powder by the force of the fire. That moisture, being unable to get away readily through the powder lying on top, it necessarily follows that this stone-powder, owing to the heat of the fire, remains in movement as long as there is moisture in the stone-powder, and when this moisture has been driven out of the stone-powder by the fire, the same powder must remain lying at rest, even if one stokes a great fire under the kettle in which this powder is prepared for use. And with this I satisfied myself with regard to the movement of the stone-powder when it is boiled, or burned, in a kettle. After my observations on the Alabaster stone I got into conversation with a certain person who had come to our town, and whose occupation it was to cast statuary, and who told me that the ordinary Plaster (for that is what the stone crushed to pieces is called, afterGa naar margenoot+ it has been boiling in a kettle) is not made of Alabaster-stone, but from a certain gray stone that is brought from France as ship's ballast, and of which he promised to send me three or four kinds of Plaster-stone. Having received this Plaster stone, I found that it had a grayish colour, and that the parts of which it is composed seemed to be sandy, mixed with some very shiny flattish parts. On bringing these shining parts before the microscope, I saw that manyGa naar margenoot+ had a structure such as is shown here in fig: 8. X., and that they were of several sizes: Also that the thickness of each of the same consisted of incredibly thin parts, one on top of anotherGa naar voetnoot20). When I crushed this stone, and then brought it before the microscope, it seemed to me that most of the stone consisted of such shiny and transparent irregular small parts, of which I could recognize many that again were made up of thin parts lying one on top of another. I have also put this stone in a glass, and brought the glass near such a strong fire that the stone became red-hot. And I judged that, to look at it, the fire had driven off very nearly as much water and volatile salt as I have said heretofore of the Alabaster stone. On | |||||||||
geworden sijnde, heb ik schoon en suijver regenwater gegooten, ende dat water aanstonts daar van weder in een nieuw glas afgetapt. Dit afgetapte water was soo schoon en helder als eenig water mag wesen. Dog alsoo het tegen de nagt ging, heb ik dit water des smorgens eerst beschouwenGa naar voetnoot57), ende als doen met verwondering gesien, dat het water sooGa naar voetnoot58) het mij toe scheen, een gantsche witte couluur hadde aangenomen: Maar als ik met het microscope dit glas ging examineren, sag ik dat de wittigheijt alleen veroorsaakt was, door de menigvuldige doorschijnende sout deelen, die tegen het glas waren aan gestremtGa naar voetnoot59), welke sout deelen seer dun en lang waren, als hier metGa naar margenoot+ fig: 9. A.A. werd aangewesen, loopende haar eijnden schuijns toe. Ook sag ik r eenige weijnige leggen die breeder waren, als hier metGa naar margenoot+ fig: 10. B. werd aangewesenGa naar voetnoot60). Wanneer ik het water inde opene lugt bragt, sag ik datter aanstonts een groote menigte vande verhaalde sout deelen te samen stremde ofte gemaakt wierden: en [de] als ik het selfde water soo dun leijde als het mij doenlijk was, soo sag ik een over groot en onbedenkelijk getal van lange sout deelen leggen, die alle soo kleijn waren, dat die bij na het gesigt ontweken; ja die deelen waren soo kleijn, dat ik oordeelde dat duijsent milioenen en meer, geen grof sants grooteGa naar voetnoot61) soude konnen uijt maken. Ik stelde vastGa naar voetnoot62) dat soo daar meerder nat en meerder tijd hadde geweest, dat dese sout deelen grooter souden geworden hebben. Als dit water was weg gewasemt, soo maakten dese sout deelen soo een witte stoffe (in ons bloote oog) uijt, als in eenig kan gevonden werden. Ik hebbe de geseijde blinkende deelen vande steen, die ik hierGa naar margenoot+ vooren met fig: 8 X. heb aan gewesen, met het microscope geexamineert, als die gloeijende waren geweest, en hebbe meest doorgaansGa naar voetnoot63) konnen sien, dat die weder uijt lange dunne deelen waren te samen gevoegt. Mij is ook toe gesonden een ander stuk Albast-steen dat veelGa naar margenoot+ witter en vaster van deelen was, als de Albast-steen daar de beeldekens van gemaakt waren. Deselve was ook verre na soo blinckende niet, en als ik die door het microscope examineerde, sag ik dat de heldere deeltgens waar uijt de steen was gemaakt, uijtstekendeGa naar voetnoot44) | |||||||||
this burnt stone, after it had cooled, I poured clean and pure rainwater, and immediately drew some of it off into a new glass. This drawn-off water was as clean and pure as any water might be. But as the night was drawing on, I did not examine this water until the next morning, and I then saw with surprise that the water, so it seemed to me, had assumed a wholly white colour. But when I went to examine this glass under the microscope, I saw that the white colour was only caused by the multitude of transparent salt particles that had crystallized and stuck to the glass, which salt particles wereGa naar margenoot+ very thin and long, as is indicated here in fig: 9. A.A., their ends tapering obliquely. I also saw some few that were broader, as shownGa naar margenoot+ here in fig: 10. B.Ga naar voetnoot21). When I brought the water into the open air, I saw that a great multitude of the said saline parts at once coalesced, or were being made: and when I spread the same water as thinly as I could, I saw an extremely large, incredible number of long salt parts lying, all of which were so small that they nearly escaped my vision; nay, those particles were so tiny that I judged that a thousand million and more could not amount tot the size of one coarse grain of sandGa naar voetnoot22). I took it for certain that, if there had been more fluid and more time, these salt particles would have grown bigger. When this water had evaporated, these salt particles formed (to our naked eye) as white a substance as could be found anywhere. I have examined, under the microscope, the said shiny partsGa naar margenoot+ of the stone, which I indicated heretofore in fig: 8 X., after they had been heated to redness, and I was nearly always able to perceive that they, too, were composed of long, thin particles. Another piece of Alabaster-stone was sent to me, which wasGa naar margenoot+ much whiter and more compact than the Alabaster-stone that the little statues were made of. Neither was the same by far so shiny, and when I examined it through the microscope, I saw that the brighter particles of which the stone was made, were exceedingly | |||||||||
kleijn waren, bijGa naar voetnoot64) die deelen waar uijt de eerste Albast-steen bestond. Ik heb een gedeelte van dese steen gewogen, om waar te nemen hoe veel waterige deelen vande selve door het vuijer soude afgedreven werden. Dog als het meerendeel daar van was afgedreven, sprong mijn glas ontstukken. Ik oordeelde egter dat de afgedrevene vogt, seer na soo veel soude geweest hebben, als ik inde andere verhaalde steen hebbe gevonden. Ik hebbe dit afgedrevene water op mijn tonge gesmaaktGa naar voetnoot37), en gelijk de andere afgedrevene wateren, van weijnig kragtGa naar voetnoot65) bevonden. Wanneer ik dit water inde lugt stelde op dat de vogtigheijt daar van ten meerendeele soude weg wasemen, sag ik met verwondering de weijnige sout deelen, die soo danigen afgedreven nat na liet. Onder de over geblevene stoffe lagen sout deelen die de figuur hadden als verheveneGa naar voetnoot66) starretgens met vier puncten. Andere sout deelen lagen te samen gestremt als bloemekens, en de rest waren soo uijtstekendeGa naar voetnoot67) kleijn dat die meest rond scheenen. Alle die sout deelen nu die waren soo starkGa naar voetnoot67a) dat die selfs in seer vogtig weder stremden, en door de vogtigheijt van mijn adem niet weder konden ontdaanGa naar voetnoot68) werden. Ik hebbe de gebrande Albast-steen of Caput mortuumGa naar voetnoot69), een weijnig ontstukken gebrooken, ende in een schoon glas gedaan, ende daar regenwater op gegooten hebbende, dat aanstonts weder seer klaar in een nieuw glas afgetapt. Na seer weijnig tijts dit water met het microscope door het glas heen beschouwende, sag ik al verscheijde sout figuuren, als hier vooren meermaal is geseijt, aan het glas gestremt leggen, na verloop van een ure tijts, soo een onbedenkelijkGa naar voetnoot70) getal, dat het water wit scheen te sijn. Ik heb het Caput Mortuum soo van dese als van de andere steenen (als het water daar eenigen tijd hadde op gestaan) seer dun van een gesepareert, omme was het mogelijk te konnen ontdekken, wat de regte oorsaak mogt sijn, dat dese kalkagtige stoffe soo vast aan een doet houde, ter wijl die nog nat is. In dit doen heb ik wel veel vande geseijde sout deelen sien leggen, en drijven; maar ik konde mijn selven nog niet volkomen voldoenGa naar voetnoot52). Dierhalven heb ik een stuk van dese steen genomen, ende die bij soo een vuijer gebragt, dat deselve bijna gloeijende was. | |||||||||
small, compared with the parts of which the first Alabaster-stone consisted. I weighed a part of this stone, in order to observe how many watery parts of the same would be driven off by the fire. But when the greater amount thereof had been driven off, my glass exploded. I judged, however, that the moisture that had been driven off should have been very nearly as much as I had found in the other said stone. I tasted this driven-off water on my tongue, and found it to have, in common with the other driven-off waters, very little taste. When I placed this water in the air, in order that most of the moisture thereof might evaporate, I saw with surprise how few salt particles such driven-off moisture were left behind. Among the remaining substance there lay salt particles which had a shape like elevated tiny stars with four points. Other salt particles lay coalesced together, looking like small flowers, and the rest were so extraordinarily small that they appeared to be mostly round. Now all these salt particles were so strongGa naar voetnoot23) that they coalesced even in very humid weather, and did not dissolve again through the moisture of my breath. I have slightly broken up the burnt Alabaster-stone or Caput mortuumGa naar voetnoot24), and put it in a clean glass, and having poured clean rain-water on it, drawn it off again at once into a new glass. On examining this water, through the glass, after a very short time with the microscope, I already saw several salt figures, as is often said heretofore, clinging to the glass; after about an hour, such an incredibly large number that the water seemed to be quite white. I have separated the Caput Mortuum, both of this and of the other stones (when the water had been standing on it for some time) very thinly, in order to discover, if possible, what the real cause might be that makes this chalk-like substance cling together so firmly while it is still wet. In doing so, I did see many of the said salt particles lying and floating; but I could not still satisfy myself completely. For this reason I took a piece of this stone, and brought it near such a fire that the same became almost red-hot. | |||||||||
Vorders heb ik soo een stuk steen (die alsdan seer sagt isGa naar voetnoot71) aan kleijne deelen verbrijselt, ende die stoffe met suijver regenwater vermengt, ende die vermengde stoffe voor het microscope gebragt, en hebbe int eerst geen sout deelen die dus gemaakt souden werden, konnen ontdekken: Want ik sag wel lange deeltgens; maar dat waren deeltgens beelde ik mij in, daar uijt de steen was te samen gevoegt of gemaakt: te meer om dat ik vande Albaste-steen (als verhaalt is) bij het vuijer geweest sijnde, ijder deeltge vande steen, schoon die seer kleijn waren egterGa naar voetnoot72) konde bekennen en klaar sien, dat de deeltgens weder uijt lange deeltgens waren te samen gevoegt. Dog als ik mijn gesigt onvermoeijelijk op die kleijne, en ook op grooter deelen vande steen bleef houden, sag ik na verloop van ontrent tien a. twaelf menuiten tijts, dat eenige seer dunne en kleijne sout deelen, als seer flaeuw te voorschijn quamen, ja soo danig duijsterGa naar voetnoot73), dat ik veeltijts twijffelde of ik die ook sag. Maar daar waren geen vijftien menuiten tijts verloopen, of ik konde de sout deelen seer distinct sien, en na verloop van een half ure tijds, sag ik niet alleen uijt alle de deelen vande steen (die het oog bevatten konde) maar selfs ook int water daar geen steen ontrent en was, dat soo een onbegrijpelijke groote menigte van sout deelen te voorschijn waren gekomen, dat het niet te bedenken is; en dit quam mij ook te vooren inde soo genoemde Pleijster-steen ende in GipsumGa naar voetnoot5). Dese sout deelen wierden niet geformeert alsGa naar voetnoot74) in een regte Lini bij den anderen leggende; maar veeltijts kruijs gewijs over malkanderen.Ga naar margenoot+ Als bij exempel, ik sag een stukje kalkagtige stof gebrant vande Albast-steen die wij Pleijster noemen, gesepareert van andere deelen leggen, enGa naar voetnoot75) soo danig kleijn deeltge was meer dan duijsent maal kleijnder als een grof sandGa naar voetnoot76), en aan soo een deeltge steenagtige stoffe wierde wel veertien en meer sout deelen gemaakt, die niet alle even groot waren, maar de eene langer als de andere: Ook was de breete mede verscheijde. Dog de twee lange en regte sijden, waren altijts regt en parallel, ende de twee korte sijden waren wel schuijns, maar mede parallel. Ik hebbe soo een verhaalt kleijn stukje met desselfs aan gestremde sout deelen afgeteijkent, als hier metGa naar margenoot+ fig: 11. CD. werd aangewesen. | |||||||||
I furthermore crushed such a piece of stone (which in that state is very soft) into small pieces, and mixed that substance with pure rain-water, and brought the mixed matter before the microscope; and at first I have not been able to discover any salt parts which therefore should have been made. For I saw long particles; but these were particles, so I imagined, of which the stone was composed or had been made: the more so because (as is said before) I could nevertheless recognize each tiny particle of the Alabaster-stone after it had been near the fire, although they were extremely small, and I could clearly see that these particles were again composed of longish particles. But when I stared fixedly at those small, and also at the larger, parts of the stone, I saw after about ten to twelve minutes that some very thin and small salt particles appeared very faint, nay, so indistinct that I was often in doubt whether I really saw them. But not fifteen minutes had passed before I could see the salt particles quite distinctly, and after about half an hour I saw that, not only from all parts of the stone (that the eye could encompass), but even in the water, too, in which there was no stone at all, such an incredible multitude of salt particles had appeared as to be beyond concieving; and this I observed also in the so-called Plaster-stone, and in GypsumGa naar voetnoot4). These salt particles were not only arranged in a straight Line, one lying beside the other; but in many cases crosswise one overGa naar margenoot+ another. For example, I saw a small piece of burnt chalk-like substance of the Alabaster-stone which we call Plaster, lying separated from the other parts, and such small particle was more than a thousand times smaller than a coarse grain of sandGa naar voetnoot25), and on such a particle of stony substance quite fourteen and more salt particles were made, which were not all the same size, but one longer than another: The width, too, was different. But the two long and straight sides were always straight and parallel, and the two short sides were set obliquely, but also parallel. I have had such a said small piece drawn,Ga naar margenoot+ with its coalesced salt particles, as is shown here in fig: 11. CD. | |||||||||
Dese over groote menigte van sout deelen soo overhoopGa naar voetnoot45 op malkanderen siende leggen, en wel voornamentlijk daar de soo genoemde Pleijster wat veel bij den anderen lag; konde ik mij de vastigheijtGa naar voetnoot77), ofte de aan kleventheijt vande Pleijster als die nat geweest hadde, meer voldoenGa naar voetnoot78) als voor desen. Want ik stelde nu vastGa naar voetnoot58), dat gelijk als de sout deelen uijt de geseijde stoffe voortkomende (die alle seer irregulier over malkanderen schietende) niet alleen ijder sijn stijfte krijgt en die behout; maar dat dese sout deelen als die int water ter eerster instantie gemaakt werden, en sagt sijnde aan malkanderen, soo menigmaal als die den anderenGa naar voetnoot79) komen te raken, seer vast aldaar aan een stremmen en vereenigenGa naar voetnoot80); en bij gevolg dan datter geen sout deel van dese Pleijster gemaakt werd, of het is aan andere sout deelen vereenigt. En wel voornamentlijk als men de ontstukken gemalen steenen, soo danig inde ketel kookt, of heet maakt, dat niet alleen de waterige vogt daar is uijt gedreven, en aldaar als sonder beweginge blijft leggen, maar dat nog na die tijd, dit Poeijer soo lang inde ketel omgeroert werd, dat de ontstukken gemalen steen, alle soo danige hitte heeft ontfangen, dat alle de soutdeelen waar uijt de steen voor een groot gedeelte bestaat, door het vuijer soo ontdaan sijn, dat die met het water konnen vereenigenGa naar voetnoot81). Als wij nu voor onse oogen sien, de menigvuldige water deelen, waar uijt de geseijde steenen voor een gedeelte bestaan, en wij daar nevensGa naar voetnoot82) waarnemen, dat selfs door een kleijn vuijer, de water en andere deelen daar van konnen afgedreven werden, waar door dan de steen soo sagt is, dat wij kleijne deelen daar van tusschen onse vingers konnen ontstukken vrijven: ende daar benevens dan agt geven, opGa naar margenoot+ de menigvuldige-sout deelen, die vande verbrande steen poeijeren, tot het water over gaan, en weijnig tijd daar na weder int water | |||||||||
On seeing this very great multitude of salt particles lying one on another in such a disorderly way, and particularly where a lot of the so-called Plaster was lying together, I was able to explain the firmness, or the adhesiveness of the Plaster when it had been wet, more satisfactorily than before. For I now assumed definitely that just as each of the salt particles produced in the said substance (all of which shoot irregularly one across the other) not only gets and retains its stiffness; but that these salt particles, when they are made in the water in the first instance, and being soft, adhere together very firmly as often as they touch one anotherGa naar voetnoot26); with the result that no salt part is made of this Plaster unless it is united with other salt particles. And this especially when one boils, or heats in the kettle, the stones that have been ground to pieces in such a way that not only the watery liquid is driven out, and remains lying there motionless, but that even after this time this Powder is stirred around in the kettle so long that all the crushed stone has received such heat that all the salt parts of which the stone largely consists have become so disintegrated by the fire that they can dissolve in the waterGa naar voetnoot27). Now when we see before our eyes the multitude of water parts of which the said stones partly consist, and if we observe in addition that even a small fire may drive off the water and other parts from them, which will make the stone so soft that we can crush small bits of it by rubbing it between our fingers; and if we then also payGa naar margenoot+ attention to the manifold salt particles that powder away from the burnt stone, dissolve in the water and coalesce again the water a | |||||||||
stremmen. SooGa naar voetnoot83) konnen wij ons nu meer als voor desen in beelden, datter Steen-bergen, of selfs Keij-steenen op een steenagtige gront konnen leggen, die daaglijks in groote toe nemen. Want door de steenen of steen-bergen, die in haar hebben soo een groote menigte van waterige vogt (als boven geseijt is) konnen door de onderaartse warmte, of vuijer, seer ligt de dampen of vogt gedreven werden: Dese door gedrevene vogt met haar voerende een groote menigte van kleijne vaste sout deelen, ende die deelen gekomen sijnde, tot op de superfitie vande steen, moeten daar weder te samen stremmen, en vereenigen met de andere sout deelen; ende alsoo de massa vande steen grooter makenGa naar voetnoot84). Men seijde tot mij, als met verwondering, dat de Pleijster int gieten, of gegooten sijnde, niet in krimptGa naar voetnoot85), gelijk gesmolten en gegooten Loot, Tin, Kooper, SmeerGa naar voetnoot86), Was, enz: doet. Dog als wij wetenGa naar voetnoot87), dat de inkrimpingen vande geseijde metallen, en andere stoffen, alleen veroorsaakt werd, om dat het vuijer daar uijt verhuijstGa naar voetnoot88). Maar de Pleijster die vergroot, om de menigvuldige Lugtbellekens die in groote menigte daar in gemaakt, of voort gebragtGa naar margenoot+ werden als die met water vermengt is. Want dese lugt-bellen, doen de Pleijster aan allen kanten uijtsetten, en soo moet bij gevolg, het beeld dat in een vorm gegooten werd, grooter sijn, als de vorm selfs | |||||||||
little while afterwards, then we shall be able to imagine better than before that there may be Stone-mountains, or even Boulders lying on a stony soil, which daily increase in size. For the subterranean heat of fire may easily drive the vapours or moisture through the stone-mountains, which have such a large quantity of watery liquid in them (as is said above): This moisture thus forced through, carrying with it a great multitude of small, solid saline parts, and these parts having come to the surface of the stone, must coalesce there again, and unite with the other saline parts, and thereby enlarge the mass of the stoneGa naar voetnoot28). It has been said to me, with some surprise, that the Plaster, when being, or having been, cast, does not shrink, as do molten and cast Lead, Tin, Copper, Grease, Wax, etc. But we know that the shrinking of the said metals, and other substances, is caused only by the fact that the fire moves away from themGa naar voetnoot29). But the Plaster gets bigger, because of the many bubbles of Air that are made in it in great multitude, or are produced when it isGa naar margenoot+ mixed with water. For these air-bubbles cause the Plaster to dilate on all sides, and as a result the figure that is cast in a mould must | |||||||||
isGa naar voetnoot89). Dese Lugt-bellen sijn mij veel maal inde Pleijster, als ik die nat gemaakt hadde, te vooren gekomen. Een ander soort van steen, die ook als de Pleijster-steen tot het gieten van beelden gebruijkt werd, en genoemt werd GipsumGa naar voetnoot5),Ga naar margenoot+, ditGa naar voetnoot90) is een seer blinckende witte stoffe, en doorschijnende als sij niet alte dik op malkanderen leijt, en komt seer na (met het bloote oog aan te sien) over een met die stoffe die wij Muscovis-glasGa naar voetnoot91) noemen. Want gelijk het Muscovis-glas uijt seer dunne deelen op malkanderen leijt, soo bestaat dese Gipsum mede uijt sulke uijtnemende dunne deelen op malkanderen leggende, dat het te verwonderen is. Als ik dese dunne op malkanderen leggende deelen (die sig seer ligt laten separeren, gelijk ook het Muscovis-glas doetGa naar voetnoot92)) op het alderdunste tragte te separeren, sag ik alsdan door het microscope dat soo een dun deeltge, uijt een groote menigte dunne platte deelen op malkanderen leggende bestond. Ja ik oordeelde dat welGa naar voetnoot93) meer dan hondert deelen dikte, geen hair (van ons hooft) dikte soude konnen uijtmakenGa naar voetnoot94). Ik houde het ook daar voor dat de glinsterende kleijne deelen, die ik geseijt hebbe inde Pleijster steen te sijn, ende dese Gipsum, een ende deselve stoffe isGa naar voetnoot95). Wanneer ik dese steen dun van een wilde spouwenGa naar voetnoot96), ende dan met de hand ontstukken breken, soo en soude die nooijt ge- | |||||||||
be larger than the mould itselfGa naar voetnoot30). These Air-bubbles I have often observed in the Plaster when I had made it wet. Another kind of stone which, like the Plaster-stone, is also used to cast figures, and is called GypsumGa naar voetnoot4), is a very shiny white substance,Ga naar margenoot+ and transparent when it is not too thickly compressed, and it very closely corresponds (when looked with the naked eye) to the substance which we call Muscovite glassGa naar voetnoot31). For just as Muscovite glass consists of very thin parts lying one on top of another, this Gypsum, too, consists, surprisingly, of such extremely thin parts lying one on the other. When I tried to separate these thin particles, that lay one on top of the other (and which, like Muscovite glass, are very easily separated) as thinly as possible, I then saw through the microscope that such a thin particle consisted of a great number of thin, flat parts lying one on top of another. Nay, I judged that, in fact, the thickness of more than a hundred such parts would not surpass the thickness of one hair (of our head)Ga naar voetnoot32). I believe, therefore, that the glittering small particles which I said are in Plaster, and this Gypsum, are one and the same substanceGa naar voetnoot33). When I wanted to split this stone thinly apart, and then break it into pieces with my hands, it would never have broken in such | |||||||||
brooken hebben, datGa naar voetnoot97) daar regte hoeken van voort quamen, maar daar wierden altijts van een viersnijdige figuur twee scharpe endeGa naar margenoot+ twee botteGa naar voetnoot98) hoeken gemaakt, als hier met fig: 12. EFGH. werd aan gewesenGa naar voetnoot99). Ik hebbe de hoeken van soo danige stukjens Gipsum gemeten, ende de twee grootste hoeken als E. ende G. ijder groot bevonden 112. graaden ende de kleijne, of scharpe hoeken H. ende F. ijder 68. graaden. Want de sijden EF. ende GH. waren parallel, ende soo waren ook de sijden FG. ende HE. parallelGa naar voetnoot99). Dog men moet weten datGa naar voetnoot100) veeltijts komt te geschieden, dat als wij de Gipsum door breken, dat dan door gaans alle de op een leggende schibagtigeGa naar voetnoot101) deelen, te gelijk door breeken, en maken alsoo nette en gladde sijden, als of die door sneden waren. Maar het geschiet veel maal, dat veel op een leggende schibagtige deelen met sulke gladde sijden door breeken, ende dat andere weijnige vande bovenste deelen soo net niet en willen breeken, daarGa naar voetnoot102) de eerste gebrooken sijn, ende dus komt dan soo danigen sijde niet gans regt te sijn. Ik hebbe 46. deelen gewigt vande Gipsum genomen, ende dat mede gedaan in een nieuw glas, en eijntelijk bij soo een stark vuijer gebragt, dat het gloeijende wierd, ende de af gedrevene vogtigheijt die met vlug sout vermengt was, swaar bevonden 8. deelen gewigt, soo dat seer na een sesde deel van dese steen, door het vuijr wierd af gedrevenswaarGa naar voetnoot26). Op dit Caput Mortuum of uijt gebrande steen (die uijtstekendeGa naar voetnoot67) wit was) heb ik suijver regenwater gegooten, ende dat water aanstonts af getapt ende inde lugt gebragt, ende aanstonts gesien, dat daar een groote menigte van sout deelen te samen stremde, van soo danigen maaksel en groote, als ik hier vooren geseijt hebbe, dat int | |||||||||
a way as to produce right angles; but there were invariably, in a four-sided figure, two acute and two obtuse angles, as is shown hereGa naar margenoot+ in fig: 12. EFGH.Ga naar voetnoot34). I have measured the angles of some of these small pieces of Gypsum, and found each of the largest angles, as E. and G., to be 112 degrees, and the small, or acute angles H. and F., each 68 degrees. For, the sides EF. and GH. were Parallel, and so were the sides FG. and HE., also ParallelGa naar voetnoot34). It should be known, however, that it occurs many times, that when Gypsum is broken through, all the scaly parts lying one on top of another generally break through as well, and so produce clean, smooth sides, as if they had been cut through. But it often happens that many scaly parts laying one on top of another break with such clean, smooth sides, and that a few other ones of the upper parts will not break so cleanly at the place where the former were broken, and then, therefore such a side does not turn out to be quite straight. I have taken 46. parts weight of the Gypsum, and again put that in a new glass, and finally brought it near such a strong fire that it became red-hot, and I found the moisture that was driven off, and was mixed with volatile salt, to weigh 8 parts, so that very nearly one-sixth part of this stone had been driven off by the fireGa naar voetnoot14). On this Caput Mortuum, or burnt-out stone (which was exceedingly white) I have poured pure rain-water, and I drew off this water at once and placed it in the open air, and I saw at once that a great multitude of salt parts coalesced there, of such a structure | |||||||||
water waren daar het Caput Mortuum vande Pleijster steen in gelegen hadde. Ik hebbe ook van dit water in een nieuw glaasje gedaan, en gesien dat in korten tijd, soo een over groote menigte van sout deelen aan het glas te samen stremde, dat het water wit scheen te sijn. Dog het remarcabelste is, dat inGa naar voetnoot103) milioenen van sout deelen (soo veel mij kenbaar was) geen andere waren, of sij hadden twee schuijnse sijden,Ga naar margenoot+ als inde geseijde fig: 12. met FG. ende EH. werden aangewesen, hoe lang en dun dese sout deelen ook mogten sijn. Onder soo veel sout deelen die meest over hoopGa naar voetnoot104), en aan malkanderen vast waren, sag ik eenige seer weijnige dunne breede sout deeltgens leggen, die van soo danigen netten maaksel van hoeken en sijden waren, als of wij kleijne stukjens Gipsum (op sijn netstGa naar voetnoot105) met onse handen gebrooken) voor onse oogen sagen leggen. Dese observatien waren voor mij seer aanmerkelijkGa naar voetnoot106) te beschouwen, namentlijkGa naar voetnoot107) als ik sag, dat de sout deelen die door het vuijer ontdaanGa naar voetnoot108), en met het water als vereenigtGa naar voetnoot81) waren, weder int water in sulke figuuren te samen stremden, als waar van die gekomen waren. En nog meer als ik naeuwkuerig beschoude dese uijt gebrande steen, ende aan deselve konde bekennen, dat de gantsche stoffe uijt soo dunne lange deeltgens was te samen gevoegt, als de dunne sout deeltgens waren, die int water waren gestremt, alleen met dit onderscheijt, dat ik aan het Caput Mortuum niet konde na spueren hoe lang de deeltgens warenGa naar voetnoot109). Wanneer dit Caput Mortuum uijt het vuijer quam soo schilferden het aan seer dunne deelen op veel plaatsen van een, ende als het aan stukken brak, soo maakten het selvigeGa naar voetnoot110) hoeken als hier vooren is geseijt. Om dat de stoffe die wij Moscovis-glas noemen met de gipsumGa naar margenoot+ (door het microscope te beschouwen) over een komt, soo heb ik eenig Moscovis-glas ontstukken gesneden, ende die deelen in een nieuw glas gedaan, ende dat glas in soo een stark vuijer gestelt, dat het glas, ende het Moscovis-glas gloeijende was, ende waar genomen, | |||||||||
and size as I have mentioned heretofore, as were in the water in which the Caput Mortuum of the Plaster had lain. I have put some of this water in a new glass, and I saw that, in a short time, such a vastly great multitude of salt parts coalesced on the glass that the water seemed to be white. But the remarkable thing is that, in the millions of salt particles (so far as I could perceive), there were none that did not have two oblique sides, asGa naar margenoot+ is shown in the said fig: 12. by FG. and EH, however long and thin these salt particles might have been. Among so many salt parts mostly lying one on top of another and adhering together, I saw lying some very few, thin and wide saline particles, which were of so fine a structure of angles and sides, as if we had before our eyes tiny pieces of Gypsum and broken as nicely as possible with our hands. These observations were very interesting for me to contemplate, especially when I saw that the salt particles that had been disintegrated by the fire and had dissolved in the water, once again coalesced in the water into the same figures that they had come from. And still more, when I carefully examined this burnt-out stone, and was able to recognize on the same that the whole of the substance was composed of such thin, long particles, as were the thin saline parts that had coalesced in the water; only with this difference that I could not find out what was the length of the particles of the Caput MortuumGa naar voetnoot35). When this Caput Mortuum came from the fire it peeled off in many places into very thin parts, and when it broke into pieces it produced the same angles as mentioned heretofore. As the substance which we call Muscovite glass corresponds toGa naar margenoot+ Gypsum (looked at through the microscope), I have cut some Muscovite glass into pieces, and put those parts in a new glass, and put that glass in such a strong fire that both the glass and the Muscovite glass were red-hot; and I observed that very little moist substance | |||||||||
dat in die groote hitte seer weijnig vogtige stoffe van het Moscovisglas af ging, ende dit soo genoemde glas, enGa naar voetnoot111) verloor in die groote hitte gans niet van sijn helder doorschijnent wesen, dat mij vreemt voor quam, want ik en hadde geen andere gedagten of het Moscovisglas soude door het vuijer, in een witte kalkagtige stoffe verandert hebbenGa naar voetnoot112). Na die tijd examineerde ik een stuk van een seer glinsterendeGa naar margenoot+ keij-steen, en sag dat dese glinsterende deelen, mede uijt seer dunne schibagtige deelen op malkanderen lagen, als de Gipsum, ende de glinsterende deelen vande voor verhaalde steenen. Dese steen bragt ik mede in een glas bij een stark vuijer, en hebbe gesien dat die glinsterende deelen, schoon die gloeijende wierden, haar glasagtig wesen behielden. Dog als ik het Moscovis-glas, ende de laast geseijde steen, in een starke vlam (sonder dat het in een glas beslooten was) bragt, veranderde haar beijder glasagtigheijt, of doorschijnentheijt, en sij wierden witGa naar voetnoot113). Ik hebbe hier voorenGa naar voetnoot114) gesprooken vande groote menigte sout deelen, waar uijtGa naar voetnoot115) de steenen der blaasen vande Menschen bestaan; nu sal ik daar nog iets bij voegen, van het sout waar uijt de berg-steenen bestaan. DitGa naar voetnoot116) mijn seggen sal eenigeGa naar voetnoot117) misschien vreemt voort komen, om dat sij geen sout en konnen begrijpenGa naar voetnoot118), als het geene dat een soute smaak op onse tonge geeft: Want sullen sij komen seggen, laten wij een steen uijt 's Menschen blaas, of ook | |||||||||
came away from the Muscovite glass in this great heat; and this so-called glass lost none of its clear transparent appearance whatsoever, which seemed strange to me, for I had no other idea but that Muscovite glass would have changed through the fire into a white chalk-like substance. After that time I examined a piece of a very shiny boulder,Ga naar margenoot+ and I saw that these glittering parts, too, consist of very thin, scaly particles lying one on top of another, as with the Gypsum and the shiny parts of the stones mentioned before. This stone I also brought in a glass near a strong fire, and I saw that the shiny particles, although they became red-hot, retained their glass-like appearance. But when I held the Muscovite glass, and the last-named stone (without their being enclosed in a glass) in a strong flame, the glass-like appearance, or transparency, of both of them changed, and they turned whiteGa naar voetnoot36). I have spoken heretoforeGa naar voetnoot37) of the great multitude of salt particles of which the stones of the Human bladders consist; I will now add something to that, about the salt of which the mountain-stones consist. What I say here will perhaps appear strange to some people, because they cannot understand saltGa naar voetnoot38), except that which gives a salty taste on our tongue: For, they will say, let us beat a stone from | |||||||||
de Albaste-steen, ontstukken smijtenGa naar voetnoot119), ende die ontstukken deelen met onse tanden inde mont aan kleijne stukken verbrijselen, ende die smakenGa naar voetnoot37) op onse tonge, soo en sullen wij egterGa naar voetnoot72) geen soute smaak gewaar werden. Dit laaste seggen is wel waar, maar wij moeten weten, dat alle sout op onse tonge niet smakelijkGa naar voetnoot120) is, 't welk ik met dit volgende genoegsaam kan aanwijsen. Wij weten, dat de kalk van steen gebrant werd, of van schulpen die aan onse Zee stranden werden bij een versamelt, welke laaste kalk hier te lande meest gebruijkt werdGa naar voetnoot121). Dese kalk met waterGa naar margenoot+ vermengt sijnde, soo werden der selver sout deelen soo scharp, dat soo wanneer maar een weijnig daar van in ons oog raakt of op eenig deel van ons lighaam, wij van die sout deelen een groote pijn ontfangenGa naar voetnoot122). Ja dat meer is, soo de nat gemaakte kalk op onse klederen komt, soo bevinden wij, dat die soutdeelen vande kalk, de veruw vande klederen sullen veranderen, en uijt bijten; selfs uijt het geene swart geveruwt mogte sijnGa naar voetnoot123). Dit sout inde kalk (schoon die inde lugt gestelt en droog is geworden) dat werd door de lugt niet geconsumeert; Maar het blijft het sout; alleen met dit onderscheijt, dat het met het droog werden, soo danige stijve lighamen aan neemtGa naar voetnoot124), dat die door water niet weder konnen ontdaanGa naar voetnoot68) werden. En dit | |||||||||
the Human bladder, or an Alabaster-stone, to pieces, and crush these broken pieces in the mouth into small pieces with our teeth, and taste them on our tongue; we shall nevertheless not notice any salty taste. To say this is admittedly true, but it should be known that not every salt can be tasted on our tongue, as I can satisfactorily prove by what follows. We know that limeGa naar voetnoot38a) is burned from stone, or from shells that are collected on our Sea shores, which latter is most generally used in this countryGa naar voetnoot39). When this lime is mixed with water, itsGa naar margenoot+ saline parts become so sharp that, when even a very little of it touches our eye or any part of our body, these saline parts give us a great painGa naar voetnoot40). Nay, what is more, if the wetted lime gets on our clothes, we find that these salt particles of the chalk will change and corrode the dye of the clothes, even of those which were dyed blackGa naar voetnoot41). This salt in the lime (although it may have been placed in the open air and becomes dry) is not consumed by the air; But it remains salt; only with this difference that, as it dries up, it turns into such stiff bodiesGa naar voetnoot42) that they cannot any longer dissolve in the water again. | |||||||||
is dan de reden, dat daarGa naar voetnoot36) de sout deelen vande kalk int eerst seer scharp waren, nu die stijf sijn geworden, en veele te samen gestremt, dat wij drooge kalk selfs met de tanden verbrijselende, weijnig of geen smaak op onse tonge gewaar werden; veel min dat de drooge kalk, schoon wij die ontstukken slaan, ende die stukken int water leggen, daar van geen sout deelen tot het water over gaan. Ja dat meer is, ik beeld mij in, dat de hardigheijt ofte vast aan kleventheijt (die de kalk bekomt als die met water en sand beboutGa naar voetnoot125) werd) alleen bestaat uijt de sout deelen die inde selve sijn, en dat die van dien aart sijn, dat wanneer sij eens sijn te samen gestremt, en droog of stijf sijn geworden, niet weder sijn te ontdoenGa naar voetnoot126), als door groot gewelt van het vuijer. En dusGa naar voetnoot127) beeld ik mij in, dat het niet alleen is met alle berg-steenen, die uijt sout deelen sijn gemaakt; maarGa naar voetnoot128) ook met het sout, waar uijt de steenen der blasen van Menschen bestaan, die mede van soo danigen stoffe sijn, dat als die sout deelen eens sijn te samen gestremt, daar naar soo hard en stijf worden, dat deselve met geen vloeijende stoffe, ten sij die extraordinarie scharp sijGa naar voetnoot129), ofte door kragt van het vuijer kunnen ontdaan werden. Na mijne speculatienGa naar voetnoot130) op de Metsel-kalk, soo hebbe ik mij beginnen in te beelden, dat wanneer men de kalk, soo als hij van een oude Muijer afgebrooken is, weder in het vuijer quam te leggen, totdat die gloeijende was geworden, als dan die sout deelen, die hardGa naar margenoot+ en stijf waren geweest, door het vuijer, op nieuw soo danig souden konnen ontdaan werden, dat die met het water souden konnen als vereenigen. Omme mijne gedagten hier in te voldoenGa naar voetnoot131), heb ik genomen verscheijde stukken drooge metsel-kalk, van mijn dak van mijn huijs, ende die kalk soo lang int vuijer geleijt, tot dat die gloeijende was, deselveGa naar voetnoot132) kout geworden sijnde, was soo onstark door het vuijer geworden, dat ik die seer ligt tot Poeijer konde vrijven. DitGa naar voetnoot133) poeijer heb ik gedaan in een glas, ende daar op schoon regenwater gegooten, en hebbe waar genomen dat dese geseijde op nieuw gebrande kalk, seer veel lugt bellen maakte en soo een beweginge, dat het water ende de kalk warm wierden. | |||||||||
And this, then, is the reason why, whereas the salt particles of lime were at first very sharp, now that they have become stiff, and many coalescing together, we shall notice little or no taste on our tongue even if we crush the dry chalk with our teeth; and even less than that, the dry chalk, although we crush it to pieces, and put those pieces in the water, no salt parts will pass from it to the water. Nay, what is more, I imagine that the hardness or the adhesiveness (which the lime takes on when it is mixed with water and sand) consists only of the salt parts that are in the same, and in the fact that they are of such a nature that, once they have coalesced together and become dry or stiff, they cannot be separated any more, except through the violence of a great fire. And it is thus that I imagine it to be the case, not only with all mountain-stones which consist of salt parts, butGa naar voetnoot43) also with the salt of which the stones in the Human bladders consist, which, too, are of such a substance that, once they have coalesced together, they become so hard and stiff that they cannot be decomposed by any liquid substance, unless it is extraordinarily sharpGa naar voetnoot44), or through the force of the fire. After my examinations of Builder's chalk [mortar], I started to reflect that, when the chalk, just as it is broken off an old wall, wasGa naar margenoot+ put into the fire again until it is red-hot, the salt parts that had been hard and stiff might be decomposed once again in such a way that they could dissolve in the water. In order to get a clear idea about this, I did take several pieces of dry mortar from the roof of my house, and put this chalk in the fire, long enough to make it red-hot; when the same had cooled down, it had become so soft through the fire that I could quite easily rub it into a Powder. I have put this powder in a glass, and poured clean rain-water on it, and I perceived that this said chalk, burnt once again, produced very many air-bubbles, and made so much movement that both the water and chalk [lime] became warm. | |||||||||
Dit water heb ik sooGa naar voetnoot134) aanstonts soo suijver (in een nieuw glas) afgetapt, als het mij doenlijk was, ende hebbe een weijnig daar van inde lugt gestelt, op dat het water voor een gedeelte soude weg wasemen. Na weijnig tijd heb ik een over groote menigte van uijtstekende kleijne deelen, (die irregulier aan malkanderen als geschakelt waren) in het water sien drijven, welke deelen ik mij vast in beelde, niet dan sout deelen te sijnGa naar voetnoot135). Wanneer ik de vogtigheijt bij na gans liet weg wasemen, sag ik onder veele irreguliere deelen, een groote menigte van sout deelen leggen, die ses sijdig waren, ende dat van soo veel bijsondereGa naar voetnoot136) maaksels (die nogtans ses sijdig waren) dat wij in onse gedagten, soo veel bijsondere figuuren, niet souden konnen imagineren. Vorders heb ik een weijnig van dese nieuw gebrande kalk, soo als ik deselve met water hadde nat gemaakt, op een swarte sijde lap geleijt, die ontrent drie uren daar op gelegen hebbende, heb ik gesien,Ga naar margenoot+ dat de swarte couluur in een rosagtige of roodagtige couluur was verandertGa naar voetnoot123). Ook heb ik een gedeelte vande nat gemaakte kalk op een papier geleijt, ende dat papier geplaast op een geschilderde plank, ende na dat het selvige ontrent vier uren op de plank hadde gelegen, heb ik waar genomen, dat door de scharpe sout deelen, die door het papier waren door gedrongen, de Olij-veruw, waar mede de plank geschildert was, soo sagt was geworden, dat ik die met de vinger vande plank konde afvrijvenGa naar voetnoot137): soo dat ik mij nu inbeelde, dat als men de drooge gemetselde kalk van Oude muijeren, weder quam te branden, ende die als dan tot poeijer quam te brengen, dat die weder also bequaam soude wesen, tot sijn gebruijk, als die in het eerste toe makenGa naar voetnoot138) was geweest. Als wijGa naar voetnoot139) nu ook de sout deelen vande gemetselde kalk, alleen de oorsaak sijn, dat de kalk droog geworden sijnde, stijf of hard is: ende dat wanneer die weder int vuijer komt, soo sagt word, om dat de sout deelen weder op nieuw ontdaanGa naar voetnoot126) werden, soo danig dat | |||||||||
I drew off this water at once (into a new glass), as clean as I could, and put a little of it in the open air, that the water might partly evaporate. After a little time I saw a very great multitude of exceedingly small particles (which were, so to speak, irregularly linked together) floating in the water, which particles I firmly imagined to be nothing but saline partsGa naar voetnoot45). When I had let the moisture evaporate almost completely, I saw lying among many irregular salt particles, a great multitude of salt parts which were six-sided, and of so many different structures (which were nevertheless six-sided) that we could not imagine so many different shapes in our thoughts. I further laid a little of this newly burnt chalk, just as I had wetted it with water, on a piece of black silk, and when it had lain there for about three hours, I saw that the black colour had changedGa naar margenoot+ into a ruddy or reddish colourGa naar voetnoot41). I also laid part of the wetted lime on a piece of paper, and put this paper on a painted shelf, and after the same had lain on the shelf for about four hours I observed that, owing to the sharp saline parts that had penetrated through the paper, the Oil-paint with which the shelf was painted had become so soft that I could rub it off the shelf with my fingerGa naar voetnoot46): so that I then imagined that, if one burned the dry mortar of Old walls once again, and turned it into powder, it would be just as fit again for use, as it had been when it was first prepared. Now if, in addition, the salt particles of the mortar are the only cause of the lime, when it has dried out, being stiff or hard: and if, when it gets into the fire again, it becomes so soft, because the salt | |||||||||
wij de kalk met onse handen konnenGa naar voetnoot140) verbrijselen, soo konnen wij ons ook ten vollen voldoenGa naar voetnoot78), dat de kalk onbequaam is tot het op metselen van muijeren, daar men vuijer tegen aan stookt: ende dat men tot soo danig werk, behoort te nemen goede kleij, die door het vuijer hoe langer hoe harder werdGa naar voetnoot141). Wijders heb ik van 't hier vooren verhaalde water dat ik vande kalk hadde afgetapt, in een suijver glas gedaan, (dat seer dun van glas was) op dat ik met het microscope door het glas distinct soude konnen door sien. Na dat dit glas een dag â. twee hadde gestaan, heb ik in dat water ontdekt, veel sout deelen van veel bijsondereGa naar voetnoot136) maaksels en groote. Alle welke sout deelen niet gestremt waren aan het glas, maar sij lagen los op de gront van het selvige, en al hoe wel dese sout deelen hondert en andere eenige hondert malen kleijnder waren als een sandGa naar voetnoot142), soo waren egterGa naar voetnoot72) der selver hoeken en sijden soo net, dat geen Menschen handen, diamanten, of cristallen curiueserGa naar voetnoot143) souden konnen slijpen, als dese sout deelen in dit kalk water waren te samen gestremt. Ja ik hadde in dit beschouwen grooter genoegen, als ofGa naar voetnoot144) ik een groote reeks van diamanten bijeen hadde sien leggen. Dog als ik veel maal en op verscheijde tijden tot mijn vermaak, dese sout figuuren voor mijn gesigt liet om rollen, soo quam het daar meest op uijt, dat alle de sout figuuren malkanderen raakten, waar door sij dan aan den anderenGa naar voetnoot145) stremden, en dus tot irreguliere lighamen wierden: want ik sag datter wel vijf â. ses sout deelen aan een waren gekleeft, en onder die sag ikGa naar voetnoot146) een lighaam van sout deelen te samen gestremt, dat uijt eenige hondert deelen bestont; welk laaste deel ik mij in beelde, dat haar eerste maaksels op de superfitie van het water hadde ontfangenGa naar voetnoot147). Vorders heb ik vande op nieuw gebrande kalk, die ik met water hadde nat gemaakt, onterentGa naar voetnoot148) een vinger dik, ende twee vingeren breet dus laten droogen, ende daar na ontstukken gebrooken, en | |||||||||
particles are decomposed again, in such a way that we can crush the chalk with our hands, then we can fully explain why the chalk is unfit for masonry work on walls against which a fire is to be stoked: and that, for such work, one ought to use good clay, which gets harder and harder through the fireGa naar voetnoot47). I have further put some of the water, mentioned heretofore, which I had drawn from the lime, in a clean glass (the wall of which was very thin), that I might distinctly examine it through the glass under the microscope. After this glass had been standing for one or two days, I discovered in that water many saline particles of many different structures and sizes. These salt particles were not clinging to the glass, but were all lying loose on the bottom of the same, and although these salt particles were a hundred, and some others some hundred times smaller than a sandGa naar voetnoot48), their angles and sides were nevertheless so clean that no Human hand could possibly cut diamonds or crystals more curiouslyGa naar voetnoot49) than were these saline particles that had coalesced in this chalk-water. Nay, I took greater pleasure in this contemplation than if I had seen a great row of diamonds lying together. But when to amuse myself I let these salt figures, often and at different times, roll about before my eyes, it generally ended by all the salt figures touching each other, so that they coalesced together, and so turned into irregular figures: for I saw that quite five or six salt particles had stuck together, and among those I saw coalesced a body of saline parts which consisted of some hundreds of particles; which latter part I imagined must have received its original structure on the surface of the waterGa naar voetnoot50). Furthermore, of the newly burnt chalk, which I had wetted with water, I dried a piece about a finger thick and two fingers wide, | |||||||||
moet seggen, dat ik dese oude kalk, die ik op nieuw int vuijer hadde laten gloeijende werden, ende daar na weder met water vermengt hadde, soo starkGa naar voetnoot149) was, als die kalk hadde geweest, eer ik die voor de tweede maal in 't vuijer hadde gebragt. Na dat ik dan de ontdoeninge (door het vuijer)Ga naar voetnoot150) vande sout deelen die inde kalk sijn hadde waar genomen, heb ik bij mij vast gesteltGa naar voetnoot62), dat dit ook plaats most hebben, inde kalk die wij in deseGa naar margenoot+ stad Tras, ende in andere steden Sement noemenGa naar voetnoot151). Dese Tras, of Sement, is van soo danigen aart, dat die selfs onder water soo hard en stijf werd, als harde gebakken steen, en dierhalven, werden onder andere daar mede gemetselt, water digte Kelders, Olij-bakken, Loog, en water-bakkenGa naar voetnoot152). Dese Tras of Sement, is een gemalen of fijn gestooten steen, die men hier te lande Duijf-steenGa naar voetnoot153) noemt, en waar men overGa naar voetnoot154) een groote reeks van jaren hier te lande kerken, en Heerlijke huijsenGa naar voetnoot155) | |||||||||
and then broke it into pieces, and I must say that this old chalk, which I had again made red-hot in the fire, and afterwards mixed with water again, was as strongGa naar voetnoot51) as that chalk had been before I put it in the fire for the second time. Well, after I had observed the disintegration (through the fire) of the saline particles that are in the lime, I definitely assumed that the same must happen in the lime which we in this town call ‘Tras’Ga naar margenoot+ and in other towns ‘Cement’Ga naar voetnoot52). This Trass, or Cement, is of such a nature that it becomes so hard and stiff, even under water, as hard baked brick, and for this reason it is used to build waterproof Cellars Oil-tanks, Lye- and water-troughsGa naar voetnoot53). This Trass, or Cement, is a ground or finely crushed stone, which is called in this country ‘Duijf-steen’Ga naar voetnoot54), and of which, a great number of years ago, churches and Gentlemen's houses used | |||||||||
vanGa naar voetnoot156) plag te bouwen: waar van onse Oude Kerk en tooren ten deele gebout is. Dese steen werd de Riviere de Rijn af tot ons gebragt, ende door Wint-molens, hier te lande daar toe op geregt tot poeijer gestooten of gebrooken. Dit gemalen poeijer, anders Tras of Sement geseijt, werd met onse gemene kalk en water seer lang, ende dat op bijsondereGa naar voetnoot136) dagen herboutGa naar voetnoot157), of door arbeijt. Want men seijt, hoe meer deselveGa naar voetnoot158) bearbeijt werd, hoe duegtsamer die is, en om een vast en stark werk te maken, neemt men drie deelen Sement of Tras, en vier deelen kalk. Van dese gemengde Tras en kalk of Sement, (die van een out gebouw was gekomen) heb ik een stuk genomen, ende dat selvige int vuijer geleijt, tot dat het gloeijende was geworden, en [de] kout geworden sijnde, heb ik het selvige (alsoo het onstark was geworden) ontstukken gevreven. Dit poeijer heb ik met water vermengt, ende als doen waar genomen, dat daar een groote menigte van lugtbellekens voort quamen, als of men ongebluste kalk nat maakte. Na dat dese gemengde stoffe ontrent een ure hadde gestaan, was die seer stijf geworden; Ik door knede deselve als doen weder op nieuw, en leijde die soo te droogen, en nam waar dat die in korten tijd, weder seer stijf was gewordenGa naar voetnoot159). Dit bouwenGa naar voetnoot160), en herbouwen vande Tras of Sement, is seer noodig, alsoo door dat middel, de lugtbellen daar uijt werden gearbeijt, want sonder sulks te doen, kan de Sement sijn vastigheijt niet bekomen. Dit bleek aan de weijnige Sement of Tras, die ik met de hand maar twee maal gekneet hadde, want als dese op nieuw gemaakte Sement of Tras, droog geworden was, en door mij wierd ontstukken gebrooken, sag ik van binnen, en onder aan deselve seer veel rondagtige holligheden, dat ik vast steldeGa naar voetnoot62) alleen veroorsaakt te sijn, vande lugtbellekens, die daar in gemaakt werden. Wanneer men nu veel dagen agter een de Sement of Tras op nieuw herbout, soo werden de lugt-bellen daar niet alleen uijt gedreven, maar daar werden ook na verloop van eenigen tijd, geen nieuwe lugt-bellen gemaakt. | |||||||||
to be built in this country: and of which our Old Church and tower is partly built. This stone was brought to us down the River Rhine, and crushed or broken into powder by Windmills established for the purpose in this country. This ground powder, otherwise called Trass or Cement, is mixed again, or worked up, with ordinary lime and water, for a very long time and on several days. For, people say, the more the same is processed, the more durable it is, and to make a sound and strong work one takes three parts of Trass or Cement, and four parts of limeGa naar voetnoot38a). I took a piece of this mixed Trass and lime or Cement, (which had come from an old building), and put the same in the fire, until it had become red-hot, and when it had cooled down (and since it had become soft) I rubbed the same to pieces. I mixed this powder with water, and I then perceived that a great multitude of air-bubbles were produced, just as when one makes quicklime wet. After this mixture had stood for about an hour, it had become very rigid; I then kneaded the same once again, and put it to dry like that, and I observed that it had again become quite rigid in that short timeGa naar voetnoot55). This mixing and re-mixing of the Trass or Cement is very necessary, because by that means the air-bubbles are worked out of it, for without that being done the Cement cannot obtain its firmness. This was obvious from the little Cement or Trass, which I had kneaded only twice by hand; for when this newly made Cement or Trass had dried, and I broke it into pieces, I saw inside, and at the bottom of the same very many roundish cavities, which I decided could only have been caused by the air-bubbeles that were made therein. Now when one re-mixes the Cement or Trass many days in succession, not only are the air-bubbles driven out of it, but after some time no new air-bubbles are made any more. | |||||||||
Ik stel ook vast dat wanneeer men onse ordinaire Metsel kalk soo boude, en herboude, gelijk men de Sement of Tras doet, dat men door dat middel, de lugt-bellen insgelijks daar uijt soude bouwenGa naar voetnoot161), en dat men den arbeijt, die men daar aan besteede, wel dubbelt soude inkomenGa naar voetnoot162), om de duegtsaamheijt, die soo danigen kalk soude hebben, en voornamentlijk als men een starkGa naar voetnoot163) en duijersaam werk wilde maken. Ik hebbe dese steen-poeijer, anders geseijt gemale Semet (!) of Tras-steen, met schoon regenwater gemengt, ende van dat water genomen, als het seer klaar was geworden, ende dat ten deele laten weg wasemen, op dat ik soude mogen sien of vande geseijde steen, veel sout deelen tot het water souden over gaan: dog ik heb in soo danig water nietGa naar voetnoot164) konnen sien het geene noterens waardig was. Vorders heb ik dese Sement-poeijer in een nieuw glas gedaan, ende dat glas bij soo een starkGa naar voetnoot165) vuijer gebragt, dat het poeijer gloeijende wierd, en waar genomen dat van dese steen-poeijer, een weijnig meer als een twintigste gedeelte vande swaarte vande geseijde poeijer, door het vuijer wierd afgedreven, in welk verhuijsenGa naar voetnoot166) vande waterige vogt, soo danige beweginge vande steen poeijer wierd veroorsaakt, datter als kleijne Canaaltgens inde poeijer wierdGa naar voetnoot167) gemaakt, waar door het water verhuijsde, ende dat bij wijlen met soo danige snelheijt, dat eenige kleijne steen deelen om hoog wierden geworpenGa naar voetnoot168). Ik heb ook een stuk Sement of Tras-steen bekomen van een seer out gebouw. Dese steen was op eenige plaatsen door outheijt van een gebrijseltGa naar voetnoot169), en het geene nog hard en stark was, heb ik met een beijtel van een geklooft, en met verwondering gesien, de spontiuesheijt ende sagte geele deelen, waar uijt de steen voor een gedeelte bestond; als mede sag ik wel inde steen leggen witte deeltgens, als of het seer grof wit sand was, en waar voor ikGa naar voetnoot170) in het | |||||||||
I am also convinced that, if our ordinary lime-mortar were mixed, and re-mixed, as is done with the Cement or Trass, that by that means the air -bubbles would be removed therefrom in the same way, and the work spent on this would be quite doubly rewarded, because of the strength and durability which such chalk would have, and particularly if one wished to produce a strong and durable job. I have mixed this stone-powder, otherwise ground Cement or Trass-stone, with clean rain-water, and when that water had become quite clear I did take some of it, and let it partly evaporate, in order to see whether many salt particles would pass from the said stone into the water: but I have not been able to see anything in this water that was worth noting. I further have put this Cement-powder in a new glass, and brought that glass near such a strong fire that the powder became red-hot, and I observed that slightly more than one-twentieth part of the weight of the said powder was driven away by the fire from this stone-powder, which removal of the watery liquid caused such movement of the stone-powder that, as it were, tiny Channels were formed in the powder, through which the water moved away, and this now and then with such speed that some small particles of stone were thrown upwardsGa naar voetnoot56). I have also obtained a piece of Cement or Trass-stone from a very old building. Owing to its age this stone had broken into small pieces in some places, and that which was still hard and strong I split apart with a chisel, and I saw with surprise the sponginess and the soft yellow parts of which the stone partly consisted, and I also saw some white particles lying in the stone, as if it were a very coarse white sand, which, in fact, I took it to be at first. But when I examin- | |||||||||
eerst ook aansag. Maar als ik die deelen nader examineerde, oordeelde ik, dat dese verhaalde bijsondere stoffe vast sout wasGa naar voetnoot171). Ik heb hetGa naar voetnoot172) stuk steen daar het op sijn hartste was en van het binnenste vande selve, op dat het niet doorwatert, ofte met deelen die int water sijn besmet mogt wesen, soo geheel als het was, mede in een nieuw glas gedaan, ende het glas insgelijks in soo een stark vuijer gebragt, dat het glas gloeijende wierd, ende waar genomen dat de steen die 40. deelen van seker gewigt swaar hadde gewogen, nuGa naar voetnoot173) die uijt het vuijer quam, maar 38. deelen swaar woog. Ik hebbe dese af gedrevene waterige vogt, of geestGa naar voetnoot23) van steen, inde lugt (op mijn comptoir) gestelt, op dat de vogtigheijt voor een gedeelte, en ook gans soude weg wasemen, om door dat middel de sout figuuren te konnen sien. Dog hoe scharp ik toe sag, soo en hebbe ik onder de groote menigte van seer kleijne deelen, die inde geest | |||||||||
ed those parts more closely, I judged that this said particular substance was some solid saltGa naar voetnoot57). I also have put the hardest part of the piece of stone, and the innermost part of the same, so that it should not be soaked, or polluted by parts that are in the water, in a new glass, just as it was, and again brought the glass into such a strong fire that the glass became red-hot, and I have found that the stone which had weighed 40. parts of a certain weight, then weighed only 38. parts when it came out of the fire. I have put this driven-off watery liquid, or SpiritGa naar voetnoot12) of stone, in the open air (on my study), so that the moisture might partly, or even entirely, evaporate, in order to be able to observe the salt figures. But however keenly I looked, I could not recognize, among | |||||||||
vande steen was, geen deelen konnen bekennen, die ik een figuur konde toe schrijvenGa naar voetnoot174). Wijders heb ik op dese uijtgebrande steen of Caput Mortuum, als ook vande geseijde gebrande poeijer steen, schoon regen water gegooten, op dat het vaste sout tot het water soudeGa naar voetnoot175) over gaan, ende dit water wanneer het klaarGa naar voetnoot176) was geworden, voor een gedeelte, en ook voor het geheel laten weg wasemen; en [de] hebbe waar genomen, dat daar een groote menigte van lange platte viersijdige sout figuuren gemaakt waren, welkers korte sijden schuijnsGa naar margenoot+ toe liepen, als hier met fig: 13. T.T. werden aangewesen. Ook lagen daar uijtstekendeGa naar voetnoot44) kleijne sout deelen, die vande selvige figuur waren, ende die lagen op eenige plaatsen soo aan een geschakelt, dat die wel takjens van boomen verbeelden, waar van ik eenigeGa naar margenoot+ weijnige met fig: 14 V.W.Ga naar voetnoot177) hebbe aangewesen. Als wij nu sien de groote menigte van vast sout dat inde Sement of Tras-steen is, soo konnen wij ons wel in beelden, dat de scharpe sout deelen vande metselkalk; de vaste sout deelen die inde Sement is, konnen ontdoen, ende die twee bijsondereGa naar voetnoot136) sout deelen met malkanderen konnen vereenigen, ende soo danigen stijven en vasten lighaam maken, datGa naar voetnoot178) als een harde steen werd: Maar uijt wat oorsaak, en hoe dese vereeningeGa naar voetnoot179) geschiet, dat staat nog te ondersoeken. Wat mij belangt, ik heb alle bedenkelijkeGa naar voetnoot180) middelen int werk gestelt, omme was het mogelijk daar ontrent ijets te konnen seggen: dog ik en heb mijn selven daar ontrent niet konnen voldoenGa naar voetnoot52). Werden nu door het vuijer de sout deelen vande Kalk en Sement, die van oude Muijeren komt, soo ontdaan, dat die op nieuw tot gebruijk konnen gebragt werden; soo stelde ik ook vastGa naar voetnoot62), dat de | |||||||||
the great multitude of very small particles in the spirit of the stone, any parts to which I could attribute any figureGa naar voetnoot58). I have furthermore poured clean rain-water on this burnt-out stone or Caput Mortuum, as well as on the said burnt powder-stone, in order that the solid salt might pass into the water, and I let this water, when it had become quite clear, evaporate partly, and also entirely; and I perceived that a great multitude of long, flat, four-sided salt figures had been produced there, whose short sides taperedGa naar margenoot+ obliquely, as is shown here in fig: 13. T.T. There also lay some extremely small saline parts, which had the same figure, and these lay so linked together in some places that they resembled, as it were,Ga naar margenoot+ branchlets of trees, of which I have shown a few in fig. 14 V.W.Ga naar voetnoot59). Now when we consider the great multitude of solid salt that is in the Cement or Trass-stone, we can very well suppose that the sharp saline parts of the mortar may disintegrate the solid salt parts that are in Cement, and may unite these two different salt parts to each other, and produce such a rigid and firm body that the same becomes like a hard stone: But from what cause, and in what way, this combination takes place still remains to be investigated. As far as I am concerned, I have tried all conceivable means to enable me to say something about this: but I have not been able to satisfy myself. Now if the salt particles of the Chalk and Cement, which come from old Walls, are so much disintegrated by the fire that they can be made fit for use again, I definitely assumed that the Old Plaster, | |||||||||
Oude Pleijster, of stukken van beelden, die van Pleijster gegooten sijn, weder tot gebruijk konden gebragt werdenGa naar voetnoot181). Omme mij hier in te voldoen, heb ik genomen een arm van een ontstukken gebrooken Pleijster beeld, dat eenige jaren inde lugt hadde gestaan. Dese Pleijster heb ik soo lang int vuijer geleijt, totGa naar margenoot+ dat die gloeijende was geworden, daar na heb ik die met een hamer ontstukken gevreven, ende doen met water nat gemaakt, ende de Pleijster laten droogen, en gesien, dat die weder hard was geworden. Dog of nu de Kalk, Sement of Tras, als ook de Pleijster, soo danigen hardigheijt bekomenGa naar voetnoot182), als die in haar eerste maaksel hebbenGa naar voetnoot183), dat laat ik die geene ondersoeken, die daar daaglijks in arbeijden. Ik heb naderhand de geseijde Pleijster van het ontstukken gebrooken beeld, seer lang gloeijende int vuijer laten leggen, ende daar na het selvige tot poeijer gemaakt, en [de] met water vermengt hebbende, heb ik ondervondenGa naar voetnoot184), dat de Pleijster op verre na soo stijf niet en wierd, als die minder gebrant wasGa naar voetnoot26). Uijt dese ondervindingen, dagt ik aan de groote menigteGa naar voetnoot185) water deelen, die door het vuijer uijt de Pleijster-steen werden uijt gedreven, ende dat de vogt bequaam konde wesen, om die sout deelen (waar uijt voor een groot gedeelte de Pleijster-steen bestaat) beter te ontdoen, ende daar bij ook soo hard niet en souden maken (wanneer men de Pleijster eer men die op nieuw kookte, eerst bevogtigt hadde met water) als de groote hitte van het vuijer doet. Dierhalven nam ik een stuk van een Pleijster beeld, ende dat stooten ik in een vijsel, dit poeijer maakten ik een weijnig nat met water, ende doen sette ik het in een aarde pot, opGa naar voetnoot186) een redelijk stark vuijer, en ik roerde dat met een hout soo lang om, tot datter geen uijtwasemende vogt vande poeijer af ging. Van dit poeijer nam ik de helft uijt de pot, en op de rest goot ik wel drie maal soo veel heet water als de poeijer groot was. Dit op gegoote water, maakte soo een groot gewelt, ende het stond en kookteGa naar voetnoot7), en maakte soo veel lugt-bellen, als ik nog nooijt van eenig nat en hadde gesienGa naar voetnoot187). Ik stelde dese pot weder op het vuijer, en ik liet het water gans | |||||||||
or pieces of sculpture cast in Plaster, can also be made fit for use againGa naar voetnoot60). To satisfy myself on this point, I have taken an arm of a Plaster statue that had broken into pieces and that had stood in the open air for some years. I put this Plaster in the fire, until it had becomeGa naar margenoot+ red-hot, after which I cracked it into pieces with a hammer, and then made it wet with water and let the Plaster dry, and I saw that it had become hard again. But whether the Chalk, Cement or Trass, as well as the Plaster, acquire the same hardness that they have when they are first made, I leave those to investigate who are daily working with it. Later on I left the said Plaster of the statue that was broken into pieces, lying in the fire for a very long time, after which I made it into powder; and having mixed it with water, I found that the Plaster did not become by far so stiff as when it had been burned for a shorter timeGa naar voetnoot14). These findings made me think of the great multitude of water parts that are driven out of the Plaster-stone by the fire, and that the moisture might be able better to disintegrate the salt parts (of which the Plaster-stone largely consists), and, in addition, would not make them so hard (if the Plaster, before being boiled again, had first been moistened with water), as the great heat from the fire does. For this reason I took a piece of a Plaster figure, and crushed that in a mortar; I made this powder slightly wet with water, and I then set it in an earthen pot on a moderately strong fire, and I stirred it with a piece of wood until no more evaporating moisture came away from the powder. Of this powder I took the half from the pot, and on the rest I poured fully three times as much hot water as the volume of the powder. This poured-on water made such a great violence as it stood boiling, and produced so many air-bubbles as I had never before seen any liquid do. I again put this pot on the fire, and I let the water completely | |||||||||
verkooken, soo danig dat de poeijer soo droog en dun inde pot lag, als of het meel hadde geweest. Beijde dese poeijers heb ik met water soo dun vermengt, tot dat die bequaam soude wesen om te gieten. En waar genomen, dat die seer ras tot stijve lighamen wierden, en na dat die ontrent dertig uren hadde gestaan, waren die so hard geworden, als seker Pleijster van een ander gegooten beeld. Ik hebbe ook het water dat ik op de eerste gebrande Pleijster hadde gegooten, geobserveert, en waar genomen, dat soo veel sout deelen tot het water waren over gegaan, als ik voor desen geseijt hebbe, dat vande eerste Pleijster-stoffe waren geschiet: alleen met dit onderscheijt, dat veel sout figuuren, met de voorgaande niet over een quamen, want dese waren int midden breet, ende beijde haar eijnden liepen spits toeGa naar voetnoot188). Na mijne observatien ontrent de pleijster steen is mij ter hand gekomen, een stuk steen dat eens deels uijt seer glinsterende swartagtige deelen bestond, tusschen welke deelen weder in groote menigteGa naar margenoot+ geplaast waren, seer kleijne witte, en graeuwagtige deelen, en als ik dese steen naeuwkuerig examineerde, sag ik dat alle de glinsterende deelen platagtig waren, ende dat der selver dikte bestond uijt seer dunne op een leggende deelen; ende dat de kleijne witte en graeuwagtige deelen, waarlijkGa naar voetnoot189) kleijne sanden waren. Uijt dit maaksel vande steen besloot ik, dat de selve maar sand hadde geweest, ende dat de glinsterende platte deelen van tijd tot tijd, tusschen de sand deelen onder uijt de aarde, waren op gedreven of gestooten, ende dat deselvige in die tijd sagt sijnde, aan het sand waren vereenigt, ende dus een stoffe hadden voort gebragt, die wij steen noemenGa naar voetnoot190). DitGa naar voetnoot191) versterkte mijn gevoelen, als ik na die tijd een stuk steen hadde bekomen, die mede ten deele uijt platte seer dunne op een leggende deelen bestond, welke deelen soo wit en blinckende waren, als of het Silver hadde geweest. Tusschen welke deelen weder lagen verscheijde soorten van grof sand, of steenagtige deelen, waar van veele de gedaanten hadden, als of het stukjens van een roodagtige steen waren geweestGa naar voetnoot192). Dese steen was gans niet stark, want ik | |||||||||
boil away, in such a way that the powder lay as dry and thin in the pot as if it had been flour. I mixed both these powders with water so thin until they would be fit to be cast. And I perceived that they turned very rapidly into stiff bodies, and after they had stood for about thirty hours they had become as hard as a certain Plaster of another cast statue. I also examined the water which I had poured on the first burnt Plaster, and observed that as many salt particles had gone over to the water as I have said heretofore to happen with the first Plaster-substance: only with this difference that many salt figures did not correspond to the previous ones, for these were broad in the centre, and both their ends tapered to a pointGa naar voetnoot61). After my observations anent the Plaster stone, a piece of stone came to my hand that partly consisted of very shiny blackish parts, between which parts there were a great multitude of very tiny white,Ga naar margenoot+ and grayish parts, and when I carefully examined this stone, I saw that all the shiny parts were flattish, and that their thickness consisted of extremely thin parts lying one on top of another; and that the tiny white and grayish parts were, in fact, small grains of sand. From this structure of the stone I concluded that the same had been only sand, and that the shiny flat parts had been driven or pushed up, from time to time, between the sandy parts from under the earth, and that the same, being soft at that time, were united with the sand, thus producing a substance which we call stoneGa naar voetnoot62). What strengthened my belief was that I afterwards obtained a piece of stone which, too, consisted partly of flat, very thin parts lying one on top of another, which parts were so white and shining as if it had been Silver. Between these parts, again, there lay several kinds of coarse sand, or stone-like parts, many of which had the appearance as if they had been small pieces of a reddish stoneGa naar voetnoot63). This stone was not at all firm, for I could break it into pieces by | |||||||||
konde die met de hand ontstukken breeken. Waar uijt ik mede een besluijt maakte, dat alle dese grof sandige deelen, voor desen maarGa naar margenoot+ los op malkanderen hadde gelegen, ende dat de platte glinsterende deelen naderhand waren gemaakt, ende dat die aan de eerste deelen soo vast waren vereenigt, dat dese deelen te samen tot een stoffe waren geworden die wij steen noemen. Want wij moeten weten, dat tusschen veel soorten van sanden, en steenen of steen-bergen, geen ander onderscheijt en is, als dat de sanden niet aan malkanderen en sijn vereenigtGa naar voetnoot193). Dese gladde glinsterende deelen vind men ordinair in grof sand, dat boven de Stad Dordregt vande Plaaten (die inde Riviere de Maas of Merwede leggen) tot ons gebragt werd. EnGa naar voetnoot194) als wij dat naeuwkuerig beschouwen, soo sullen wij oordeelen, dat veel soo danig sand, niet lang sand geweest heeft, maar dat het af komstig is, van verbrookeGa naar margenoot+ steenen, die vande steen-bergen, door het nederstorten van het water, mede gevoert werden tot inde Rivieren, en van welke steenen in haar nederstorten, niet alleen kleijne en groote stukken af stooten, maar te gelijk ook andere steenen waar op sij komen te vallen, aan kleijne stukken komen te verbrijselen. Dese kleijne stukken steen, die wij sand noemen, konnen door de lange weg, die sij met het afloopende water, na beneden gevoerd werdende, soo tegen malkanderen schuijeren en stooten, dat hare hoeken af gesleeten werden. En als wij met opmerkingeGa naar voetnoot195) soo danig sand besien, soo sullen wij gewaar werden, dat veel van haar hoeken afgevreven sijn, en andere dat die soo danigen inwendige putGa naar voetnoot196) en scharpe hoeken hebben, als of het een versche bruek was. In somma, steen kan tot sand werden, en sanden konnen tot steenen werden. Wij weten, dat veel luijden, als sij maar een blinckende steen sien, veeltijts sustineren dat in die stoffe metalGa naar voetnoot197) is. Wij hebben een seker soort van Leijen, daar onse Kerken mede bedekt sijn, en die men seijt dat uijt het Land van Luijk plagten teGa naar margenoot+ komen, ende aldaar uijt de aarde wierden gegraven, in welke Leijen (dog selden) gevonden werd, een stoffe die blinckende geel is, waar van eenigeGa naar voetnoot198) seer nette hoeken hebben, en[de] ses sijdig sijn, komende met de gedaante van een dobbelsteen over een. Andere sijn | |||||||||
my hand. From which I concluded also that all these coarse sandy parts had previously just lain loosely one on top of another, and thatGa naar margenoot+ the flat, shiny parts were made later, and that they were so firmly united with the former parts, that these parts had together formed a substance which we call stone. For we should know that there is no other difference between many kinds of sands, and stones or stone-mountains, than the fact that the grains of sand are not joined togetherGa naar voetnoot64). These smooth shiny parts are commonly found in coarse sand which, up-river from the Town of Dordrecht, is brought to us from the Places (lying in the rivers Meuse or Merwede). AndGa naar voetnoot65) if we look into this carefully, we shall conclude that much of such sand hasGa naar margenoot+ not been sand for long, but that it derives from broken stones which are carried along from the stone-mountains to the Rivers, by the water rushing down, and from which stones, as they topple down, not only small or large pieces break off, but other stones, too, on which they happen to fall, are smashed into small pieces. These small pieces of stone, which we call sand, may, owing to the long way they are carried downwards with the flowing water, rub and push against each other in such a way, that their corners are worn off. And if we consider such sand attentively, we shall perceive that many of their corners have been rubbed away, and that others have a kind of inside pitGa naar voetnoot66) and sharp corners, as if it had been a fresh crack. In short, stone may become sand, and grains of sand may become stones. We know that many people, if only they see a shiny stone, often maintain that there is metal in that substance. We have a certain kind of Slate with which our Churches are roofed, and which, it is said, used to come from the Country aroundGa naar margenoot+ Liège, and where it was dug out of the earth, in which Slate (although rarely) a substance is found which is a brilliant yellow, bits of which have very distinct angles and are six-sided, resembling the shape of | |||||||||
weder irregulier. Dese stoffe is soo hard, dat men daar mede kan int glas snijden: en werd bij onse deGa naar voetnoot199) Leij-dekkers, Leij-gout genaamtGa naar voetnoot200). Doen ik dit Leij-gout eerst besag, beelde ik mij in datter eenig metal in was, dog ik was in mijn meninge bedrogen, want de stoffe die door het vuijer daar van wierd afgedreven, dat was bij na niet anders als schoone geele swavel, ende dat in soo een groote quantiteit, dat ik daar over verwondert was. Ende daarGa naar voetnoot201) benevens wierd van dese stoffe afgedreven, een weijnig vlug sout, dat ten merendeel met swavel vermengt was, soo dat ik aan veele geen figuur en konde bekennenGa naar voetnoot202): Alleen op twee distincte plaatsen daar weijnig swavel was, sag ik sout deelen leggen die lang waren, en welkers eijnden spits toe liepenGa naar voetnoot203). Wijders heb ik op het Caput MortuumGa naar voetnoot69) van dit soo genoemde Leij-gout schoon regenwater gegooten, ende als dat water eenige tijd daar op gestaan hadde, heb ik dat afgetapt, ende het eenige uren inde lugt gestelt, ende alsdoen een over groote menigte van sout deelen ontdekt, die soo irregulier in malkanderen waren gestremt, als of de damp of vogtigheijt aan onse glase was bevroorenGa naar voetnoot204). Dog daar het water int eerst was weg gewasemt, daar sag ik seer nette sout figuuren leggen, die plat waren, en welkers eijnden rond waren, verbeeldende een lang ovaal of eij rond. Andere sout deelen waren plat en lang, ende de eijnden van die liepen schuijns toe. Daar benevens was daar een over groot getal van uijtstekendeGa naar voetnoot67) kleijne sout deelen, die wel drie maal soo lang als breet warenGa naar voetnoot205). | |||||||||
a die. Others, again, are irregular. This substance is so hard that one can cut glass with it: and by our slaters is called Slate-goldGa naar voetnoot67). When I first looked at this Slate-gold, I fancied that there was some metal in it, but I was wrong in my opinion, for the substance that was driven off from it by the fire, was hardly anything else than clear yellow sulphur; and this in such a great quantity that it astonished me. And furthermore a little volatile salt was driven from this substance, and most of that was mixed with sulphur, so that for the most part I could not recognize its shape: Only in two distinct places where there was little sulphur did I see, saline parts lying, which were long, and whose ends tapered to a pointGa naar voetnoot68). I further have poured clean rain-water on the Caput Mortuum of this so-called Slate-gold, and when this water had been standing on it for some time, I did draw it off, and put it in the open air for some hours, and I then discovered a very great multitude of salt particles, which had coalesced so irregularly together, as if vapour or moisture had frozen on our windowsGa naar voetnoot69). But where the water had first evaporated I saw some very distinct salt figures lying, which were flat, and whose ends were rounded, resembling a long oval or egg-round. Other salt particles were flat and long, and their ends tapered obliquely. Apart from these there were an exceedingly great number of extremely small saline particles, which were quite three times as long as they were wideGa naar voetnoot70). | |||||||||
Na die tijd heb ik uijt die soort van Leijen selfsGa naar voetnoot206) ook swavel getrokken maar seer weijnig. Uijt dit geseijde Caput Mortuum van Leij-gout, en was alle de swavel door het vuijer nog niet uijt gedreven, hoe wel het selvige in soo een stark vuijer hadde geweest, dat het glas voor een gedeelte was gesmolten. Dierhalve heb ik de waterige vogt die daar nog opGa naar margenoot+ stond, om het vastGa naar voetnoot207) sout daar uijt te trekken, inde lugt laten weg droogen, ende daar na het selvige weder gedaan in een nieuw glas, ende dat glas in soo danigen heeten vuijer gestelt als daar te vooren, en gesien, dat daar op nieuw weder swavel wierd af gedreven, ende daar benevens sag ik, dat alle de deelen die hooger wierden op gedreven (want de meeste swavel stremde digte bij het vuijer aan het glas,) in meerder quantiteijt was, als int eerste. Dese laaste deelen tragte ik doen het glas kout geworden was, mede van het glas af te schrappen, (want de swavel sat seer vast aan het glas) dog dese stoffe was seer sagt, enGa naar voetnoot208) seer taeij vlies, en ging seer ligt met een groot vlies van het glas af, en als ik dit vlies op een suijver glas van een spreijde, en ook van een schuerdeGa naar voetnoot209), soo vertoonde het selvige, en geleek soo net, de gedaante van een kleijne dunne menbrane van een Dier, als de eene druppel water de andere gelijkt; Want ik sag geen hondert maar duijsenden van dunne striemtgens van verscheijde dikte, soo aan en door malkanderen, als of wij eenig menbrane (die wij van een separeerden) souden konnen sien. Over dit maaksel stond ik verstelt; maar als ik dit vlies hooger aan het glas, daar het dun was, examineerde, konde ik klaar bekennen, dat dese uijt gedrevene stoffe, waar uijt de menbrane gemaakt was, niet dan globulen waren, die soo vast aan malkanderen waren vereenigt, dat ijder vande selvige sig seer lang liet uijtrekken, en maakten aldus striemen van een ongemeene dunte en langte, verbeeldende de menbrane van eenig dierGa naar voetnoot210) | |||||||||
After this I also drew sulphur from this sort of Slate itself, but only very little. From the said Caput Mortuum of the Slate-gold, not all the sulphur had yet been driven out by the fire, although the same had been in such a strong fire that the glass had partly melted. For this reason I let the watery liquid that was still standing on it, dry awayGa naar margenoot+ in the air, in order to draw the solidGa naar voetnoot71) salt from it, and after this I again put the same in a new glass, and brought that glass into just a hot fire as before, and I saw that sulphur was once again driven off from it; and I have seen, moreover, that all the parts that were driven up higher (for most of the sulphur clotted on the glass close to the fire) were in greater quantity than at first. When the glass had cooled down, I tried to scrape these latter parts from the glass (for the sulphur stuck very firmly to the glass), but this substance was very soft, and with a very tough membrane, and very easily came away from the glass with a large membrane, and when I spread this menbrane out on a clean glass, and also tore it apart, the same showed, and so closely resembled, the appearance of a small, thin membrane of an Animal, as one drop of water resembles another. For I saw, not a hundred, but thousands of tiny thin stripes of various thicknesses, so mixed up together, as if we might be seeing any membrane (which we had separated). I was astonished at this structure; but when I examined this membrane higher up on the glass, where it was thin, I could clearly recognize that this driven-out substance, of which the membrane was made, was nothing but globules, which were so firmly joined together that each of them could be stretched to a great length, thereby producing stripes of an uncommon thinness and length, resembling the membrane of some animalGa naar voetnoot72). | |||||||||
Om dat ik niet en weet of bij hare Hoogh Edele dit Leij-gout bekent is, heb ik goet gedagt, een kleijn stukje daar van hier nevens te senden, als ook mede een weijnig swavel, die ik bij een heb konnen versamelen, uijt dit nevens gaande Caput Mortuum van Leij-gout gedreven. Hier hebt gij Hoogh Edele Heeren mijne geringe observatien, die ik voor dees tijd hebbe goet gedagt toe te sendenGa naar voetnoot211). Ik wil hoopen datter ijets in gevonden sal werden, het geene haare Hoogh Edelen sal behagen en ik sal onder des blijven.
Hoogh Edele Heeren.
Hare Hoogh Edelen alderonderdanigste DienaarGa naar voetnoot212)
Antoni van Leeuwenhoek | |||||||||
As I do not know whether Your Honours are acquainted with this Slate-gold, I have thought fit to enclose herewith a small piece of it, as well as a little sulphur which I have been able to collect, driven from the enclosed Caput Mortuum of Slate-gold. Here, then, Very Noble Sirs, are my modest observations, which I have thought fit tot send you this timeGa naar voetnoot73). I may hope that something will be found in them which will please Your Honours, and I meanwhile remain,
Very Noble Sirs.
Your Honours' most humble ServantGa naar voetnoot74)
Antoni van Leeuwenhoek |
|