Alle de brieven. Deel 13: 1700-1701
(1993)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 221 [136]
| |||||||
Gepubliceerd in:
| |||||||
Korte inhoud:Over gallen op wilgebladeren en de larven van de bladwesp daarin. Beschrijving van de larven van een hyperparasitaire sluipwesp, afbeeldingen van de larve en van de legboor. | |||||||
Figuren:Ga naar margenoot+In de uitgaven A en C zijn de acht figuren bijeengebracht op één plaat tegenover respectievelijk blz. 310 en 299. In Hoole zijn de figuren te vinden op Plate XIV, fig. 8-15. | |||||||
Opmerkingen:Een eigentijdse, Engelse vertaling bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 1992, Early Letters L.3.27; 6 foliobladzijden. Op de vertaling staat geschreven: Lr. Book No 13, pag 93. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 26 februari 1700/1, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 10, blz. 212). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) aant. 2 bij Brief 216 [130] van 27 juli 1700, in dit deel. | |||||||
Letter No. 221 [136]
| |||||||
Published in:
| |||||||
Summary:On gall-nuts on the leaves of willow trees and the larvae of the sawfly in them. Description of the larvae of a hyperparasitical ichneumon-fly, pictures of the larva and of the ovipositor. | |||||||
Figures:Ga naar margenoot+In the editions A and C the eight figures have been combined on a single plate facing pp. 310 and 299 respectively. In Hoole the figures are to be found on Plate XIV, figs 8-15. | |||||||
Remarks:A contemporary English translation is to be found in manuscript in London, Royal Society, MS 1992, Early Letters L.3.27; 6 folio pages. On the translation has been written: Lr. Book No 13, pag 93. The letter was read out in the meeting of the Royal Society of 26 February 1700/1, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 10, p. 212). See for the Old Style (O.S.) note 2 to Letter 216 [130] of 27 July 1700, in this volume. | |||||||
D'Heer Hans SloaneGa naar voetnoot1 Delft in Holland den 28e jannuarijGa naar voetnoota 1701.
Mijn Heer.
Mijn laasten Onderdanigsten, is geweest, den 25e Decemb. des voor ledene jaarsGa naar voetnoot2, die ik wil hoopen, dat UEd: sal ter hand gekomen zijn, en neme bij desen de vrijmoedigheijt, van mijne geringe waar nemingen, en aan teekeningen toe te senden. Ga naar margenoot+Ik hebbe wederGa naar voetnoot3 opGa naar voetnootb eenige Bladeren van Willege boomen, en wel meest opGa naar voetnootb die soort van Willige boomen, welkers bladeren in groenheijt, en groote boven andere uijt steeken, en welkeGa naar voetnootc meest geplant werden, om met der selver jonge schuetenGa naar voetnoot4, de vrugt boomen aanGa naar voetnootd heijningen vast te binden als sijnde taijerGa naar voetnoot5 int binden en daarom soo ik onderrigt benGa naar voetnoot6, de naam van Zeem tienenGa naar voetnoot7 hebben. Ga naar margenoot+Ik hebbe deseGa naar voetnoote bladeren tot drie distincte reijsenGa naar voetnoot8 vande Boomen geplukt, ende hebbe de knobbelagtige deelenGa naar voetnoot9 waar mede eenige bladerenGa naar voetnootf beset waren, geopent, en veele malen bevonden, datter meer dan eene soort van WormenGa naar voetnoot10 in deselve lagen, en alsoo ik geen volwassene Wormen inde knobbels ontdekte, soo snede ik eenige knobbels vande bladeren, en ik opende deselve een weijnig, en als ik sag, datter eenGa naar margenoot+ Worm in was, dekte ik de opening weder toe, en ik dede verscheijde van die knobbels, in een groote glase Tuba, op dat ze inde knobbels haar volkome wasdom mogte bekomenGa naar voetnoot11; dog ik konde niet vernemenGa naar voetnoot12, dat eenige soo groot wierden, datGa naar voetnoot13 hare volkome wasdom bequame, hoe wel ik doen ter tijd verscheijde knobbels vernam, daar geen Wormen in waren, ende datGa naar voetnoot14 de holligheden vande selve, ten deele met excrementen vande worm, die daar in geweest hadde vervoltGa naar voetnootg waren, ende datGa naar voetnoot14 in ijder van dese knobbels, een rond gaatge was, daar uijt de Worm was verhuijstGa naar voetnoot15. | |||||||
Mr. Hans SloaneGa naar voetnoot1 Delft in Holland, the 28th of January 1701.
Dear Sir,
My last most humble letter was dated the 25th of December of last yearGa naar voetnoot2. I hope it will have reached you, and by these presents I take the liberty to send you my modest observations and notes. Ga naar margenoot+I have once more picked some leaves of willow-trees, and that mostly from that sort of willow-trees whose leaves are much greener and larger than those of others and which are usually planted for the purpose of tying the fruit-trees to the fences with their young shoots because they are tougher in tying, for which reason I am told they bear the name of chamois osiers. Ga naar margenoot+I picked these leaves on three different occasions from the trees and opened the knobby parts with which some of them were covered, and I frequently found that there were larvae of more than one sort in them. And since I discovered no adult larvae in the knobs, I cut some of the knobs off the leaves and I opened them a little.Ga naar margenoot+ And when I saw there was a larva in it, I covered the opening up again. I placed several of those knobs in a large glass tube, in order that the larvae might attain their full growth in the knobs, but I could not find that any of them grew so large that they attained their full growth, although at that time I found several knobs in which there were no larvae, while their cavities were partly filled with excrements of the larva that had been therein, and that in each of these knobs there was a round hole from which the larva had moved awayGa naar voetnoot3. | |||||||
Ga naar margenoot+Fig: A: BCDE. vertoont een blad van een Willigen Boom, op de welke men seve knobbels komt te sien, daar van eenige een gaatge hebben, als met FGH. werdenGa naar voetnoota aan gewesen, en met K werd getoont hoe ik de Worm, in een opgesnedeGa naar voetnoot16 knobbel, hebbe vinden leggen. Ik vernam ook dat verscheijde Wormkens inde knobbels doot lagen, waar van ik de redenen tragte uijt te vorssen, en wierde eijntelijk gewaar, dat een kleijn Wormke, aan een grooter Worm was vast gehegt, en welk kleijn Wormke geen bequaamheijt hadde om voort te loopen, zijnde aan beijde de eijnde wat spitsagtig, dog meest aan het agterlijf, sijnde met desselfs mond ingedrongen, en vast gehegt, int lighaam vande groote Worm, soo dat mij verscheijde malen bleek, dat dit kleijne Wormke sijn voetsel ende groot makingeGa naar voetnoot17, vande groote WormGa naar voetnootb was halendeGa naar voetnoot18. Ik beelde mijn selven inGa naar voetnoot19, dat sonder het voetsel van soo danige, of diergelijke Wormen, de kleijne Wormkens niet en souden konnen bestaan, want ze waren met geen werktuijgen versienGa naar voetnoot20, om op een blad van een boom, haar te konnen vast houden. Ga naar margenoot+Hoe nu dese laaste Wormkens, inde holligheden vande knobbels sijn gekomen, is voor mij onbekent, en ook onnaspuerlijk; Maar laten wij ons in beeldenGa naar voetnoot21, dat de eerste ofte groote WormenGa naar voetnootc van een Eij, dat van een VliegGa naar voetnoot22, op, of in, een Willige blad is geleijt, is voortgekomen, en dat de Worm, de vaaten in het Willige blad hebbende door knaagt, sooGa naar voetnootd een uijt vlietende stoffe is voort gekomen, dieGa naar voetnoot23 de Worm heeft omvangen, ende dat dusGa naar voetnoot24 een knobbelagtig deel op het blad is gegroeijt, en het wormke daarin is beslooten geworden. DatGa naar voetnoot25 eenige tijd daarna, een tweede en kleijnder vliegje op die knobbel is komen sitten, die door desselfs werktuijgGa naar voetnoot26, een gaatge inde knobbel gemaakt heeftGa naar voetnoote, waar in eenGa naar voetnootf Eijtge heeft geleijt, uijt welk Eijtge voort gekomen is, het verhaalde kleijne wormke, dat de eerste en grooter Worm verslonden en tot voetsel en grootmakingeGa naar voetnootg gebruijkt heeftGa naar voetnoot27. Half julij plukten ik op nieuw verscheijde Willige bladeren, daar de knobbels op stonden, met dese handelde ik als ik met de voor gaande hadde gedaan, en sag dat veele WormkensGa naar voetnooth, seer na hare volkome grooteGa naar voetnooti hadde bereijktGa naar voetnoot28. | |||||||
Ga naar margenoot+Fig. A. BCDE represents a leaf of a willow-tree, on which one sees seven knobs, some of which have a hole, as shown by F, G, H, and by K is shown how I found the larva lying in a knob I had cut up. I also saw that several larvae lay dead in the knobs, of which I tried to find out the reason; and at last I became aware that a small larva was attached to a bigger larva, which small larva was unable to move, both ends being somewhat pointed, but most of all at the hind part of the body, and having penetrated with its mouth into and attached itself go the body of the big larva, so that it appeared several times to me that this small larva got its nourishment and growth from the big oneGa naar voetnoot4. I am of opinion that the small larvae would not be able to subsist without the nourishment from these or similar larvae, for they had no organs by means of which they could hold on to a leaf of a tree. Ga naar margenoot+It is unknown to me and also inscrutable how these last-mentioned small larvae have got into the cavities of the knobs, but let us imagine that the first or big larva has come out of an egg which has been laid on or in a willow-leaf by a fly, and that, after the larva has gnawed through the vessels in the willow-leaf, a flowing substance came out of them, which enveloped the larva, and that thus a knobby part has grown on the leaf, in which the larva became enclosed. And that some time later a second and smaller fly settled on that knob, which fly by means of its organ made a hole in the knob, in which it laid a little egg, from which the aforesaid little larva came forth, which devoured the first and bigger larva and used it for its nourishment and growthGa naar voetnoot5. In the middle of July I again picked several willow-leaves on which the knobs were present. With these I proceeded as I had done with the former, and I saw that many larvae had almost attained their full growthGa naar voetnoot6. | |||||||
Ga naar margenoot+Na dat de knobbels ontrent 8. dagen, inde glase tuba hadden geweest, opende ik een vande knobbels, en ik sag dat het Wormke tot een TonnekeGa naar voetnoot29 was geworden, als wanneerGa naar voetnoot30 ik 13. à. 14. Tonnekens uijt de knobbels haalden, en in andere knobbels, waren de Wormkens, nog tot haar volkome wasdom niet gekomen. Ik vond ook in eenige knobbels, eenige vande kleijne verslindende Wormkens, (ik noem ze verslindende Wormkens, om dat deselve een Worm verslinden, die wel 50. maal grooter is, danGa naar voetnoota zij zijn) die ik oordeelde dat alsoo verre gekomen waren, datGa naar voetnoot31 sonder meer voetsel te gebruijken, in vliegende schepsels souden veranderen, dese sloot ik mede in een glase Tuba. Ik hadde geen andere gedagten, of dese geseijde Tonnekens waren van diergelijke maaksel, als wij sien, dat de Tonnekens van onse gemene VliegenGa naar voetnoot32 zijn, dat is wanneer soo een worm in een Tonneke sal veranderen, dat dan de huijt vande Worm korterGa naar voetnootb werd, ofte in krimpt, en verstrekt voorGa naar voetnoot33 een vaster en korter huijt, het welkeGa naar voetnoot34 wij dan een Tonneke noemen, sonder datter eenig gespin te weeg gebragt werdGa naar voetnoot35Ga naar voetnootc, gelijk in veele andere vliegende schepsels geschiet. Dese Tonnekens hadden een bruijne roodeGa naar voetnoot36 Couluur aan genomen, en als ik soo een Tonneke quam te openen, vond ik het Wormke nog in zijn geheel leggen, schoon het Wormke wel 14Ga naar voetnootd. dagen, in het Tonneke hadde op geslooten geweest, en als ik eenige deelen van het Tonneke voor het Vergroot glas stelde, sag ik dat ik in mijn meninge hadde gedwaalt, want dit Tonneke, en was nog van het gespin, nogGa naar voetnoot37 van de huijt van het Wormke; Maar mostenGa naar voetnoote oordeelenGa naar voetnoot38, dat het van het gewas vanGa naar voetnootf het bladGa naar voetnoot39, was, voortgekomen, want het verbeeldeGa naar voetnoot40 taks gewijse deelen, en uijt die Taks gewijse deelen, quamen kleijnder sprankjensGa naar voetnoot41 voort, en hoe menigte van knobbels dieGa naar voetnootg ik opende, soo en hebbe ik niet een Tonneke inde knobbels gevonden; als alleen in die knobbels, die ik inde glase Tuba hadde op geslooten, al hoe wel ik inGa naar margenoot+ fig: A: met L. heb aan gewesen, een Tonneke leggende inde knobbelGa naar voetnooth. | |||||||
Ga naar margenoot+After the knobs had been in the glass tube for about eight days, I opened one of the knobs and saw that the little larva had become a little pupa. I then took thirteen or fourteen little pupae out of the knobs, and in other knobs the larvae had not yet attained their full growth. In some of the knobs I also found some of the small devouring larvae (I call them devouring larvae because they devour a larva which is some fifty times bigger than they are themselves), which I thought had already grown so much that they would change into flying creatures without using any more food. I enclosed these larvae also in a glass tube. I could not but think that the said little pupae had the same structure as we find in the little pupae of our ordinary flies, i.e. when such a larva is about to change into a little pupa, the skin of the larva becomes somewhat shorter or shrinks and serves as a firmer and shorter skin, a phase which we then call a little pupa, without any cocoon being formed, as happens with many other flying creatures. These little pupae had taken on a dark red colour, and when I opened such a little pupa, I found the little larva lying entire therein, though the little larva had been enclosed in the little pupa for at least a fortnight. But when I placed some parts of the little pupa before the magnifying glass, I saw that I had been mistaken, for this little pupa consisted neither of the cocoon nor of the skin of the little larva, but I was bound to think that it had been formed from the material of the leaf, for it looked like branched parts, and from those branched parts came smaller branches. And though I opened a great many knobs, I did not find any little pupae in the knobs except in those knobs which I had enclosed in the glass tube, although I represented,Ga naar margenoot+ by L in Fig. A, a little pupa lying in a knob. | |||||||
Ga naar margenoot+Eenige weeken verloopen zijnde vernam ik dat uijt de verbeeldeGa naar voetnoot42 Tonnekens, swarte VliegenGa naar voetnoot43 waren voort gekomen, die aan het agterste van hare lighame, lange angels gewyse deelen hadden; andere Vliegjens, en hadde soo veel niet konnen uijt werken, dat in het verbeelde Tonneke soo een opening hadden gemaakt om uijt te komenGa naar voetnoot44, en dusGa naar voetnoota alleen maar haar hooft was buijten stekende, en soo stervendeGa naar voetnoot45Ga naar voetnootb. Uijt dese Tonnekens waren ook voort gekomen, een tweede soort van Vliegjens, die wat kleijnder waren, en met geen Angels gewijse deel agter aan hare lighamen waren versien. Vande geseijde kleijne Wormkens, die ik geseijt heb dat de grooteGa naar voetnootc Wormen verslonden, sag ikker twee die haarGa naar voetnoot46 tragten te omspinnen; maar alsoo deselve, om de groote ruijmte daar ze in lagen, haar gespin, rondom haare lighame niet konden voltrekkenGa naar voetnoot47, soo maakten zij haar gespin, dat seer weijnig was, aan de eene zijde van hare lighame, waar door ik mij in beeldeGa naar voetnoot48, dat ik haar veranderingGa naar voetnoot49, des te beter soude komen te sien. Dog dese verandering geschiede in soo een korten tijd, dat ik de selve niet en quam te sien, enGa naar voetnootd gelijk de Motten, Zijd-worm, Cappelle, en veele Vliegen, welkers pooten, enGa naar voetnoote wieken enz:Ga naar voetnoot50 in der selver verandering ordentelijk nevens den anderenGa naar voetnoot51, als in een vlies beslooten leggen, soo lagen de hoornenGa naar voetnoot52 en pooten, van dit verhaalde kleijne schepsel, ijder mede wel in een vliesGa naar voetnootf, dog gescheijde van het lighaam, en gelijkGa naar voetnoot53 nu ijder poot, en hoorn, gesepareert van het lighaam af lagen, soo lag een angels gewijse deel, op het agter lijf. Dese soo genaamde popjens, die seer wit waren, sag ik dat na weijnig dagen swartagtig wierden, en na verloop van nog eenige dagen, datter Vliegjens uijt voort quamen, hebbende agter aan het lijf uijt steeken, het hier vooren geseijde Angels gewijse deel, dat wel twee derden deelen, van haar lighaams lengte, was uijt makende. Ga naar margenoot+Fig: 1. verbeeld het geseijde vliegje, soo groot als het ons int bloote oog te vooren komt, al waar met CD. aan gewesen werd, der selver lange dunne Angels gewijse deel, dat wij oordeelden een AngelGa naar voetnootg te sijnGa naar voetnoot54. | |||||||
Ga naar margenoot+When some weeks had passed by, I saw that from the supposed little pupae had come forth black flies which had long sting-like parts at the hind part of their bodies. Other little flies had not been able to manage to make in the supposed little pupa an opening large enough for them to get out of it; so only their head stuck out of the opening, and thus they had died. From these little pupae had also come forth little flies of a second sort, which were somewhat smaller and did not have a sting-like part at the hind part of their bodies. Among the said small larvae which, as I have said, devoured the bigger larvae I saw two which were trying to form a cocoon around themselves, but since, because of the large space in which they lay, they could not complete their cocoon around their bodies, they made their cocoon, which was very small, on one side of their bodies, on which account I expected that I should be able to see their change all the better. But this change took place in so short a time that I could not see it. While with moths, silk-worms, butterflies, and many flies the legs, wings, etc. during their change lie regularly enclosed side by side as it were in a membrane, the horns and legs of the aforesaid small creatures also lay each in a thin membrane, but separate from the body, and while each leg and horn lay separate from the body, a long sting-like part lay at the hind part of the body. I saw that these so-called pupae, which were very white, after a few days became blackish, and that after a few more days little flies came out of them, on the hind part of whose bodies stuck out the aforesaid sting-like part, which constituted at least two thirds of the length of their body. Ga naar margenoot+Fig. 1 represents the said little fly, as large as it appears to the naked eye, in which CD represents its long, thin, sting-like part, which we thought to be a stingGa naar voetnoot7. | |||||||
Dit verbeeldeGa naar voetnoot42 Angels gewijse deel, bragten wij voor het Vergroot-glas, en sagen als doen, dat het niet minder als na een Angel was gelijkendeGa naar voetnoot55, want het wasGa naar margenoot+ beset, met een groote menigte van dunne hairtgens, als met fig: 2. AB. werd aan gewesen, en het scheen mij toe, dat het rondom geslooten wasGa naar voetnoot56. Alsoo ik nu in gedagten nam, of dit Angels gewijse deel, niet wel een kooker van een Angel mogte zijn, soo tragte ik deselve van een te scheijde dat mij gelukte, en doen quam mij den Angel te voorschijn, waar van ik alleen de punct vande selve,Ga naar margenoot+ met der selver zaags gewijse deelen als fig: 3. EF. kome aan te wijsen. Wanneer ik eens en ander maal desen Angel was beschouwende, beelde ik mij inGa naar voetnoot57, datter nog een Angel in beslooten lag, dier halven tragten ik dien Angel vanGa naar voetnoota een te scheijden, dat bij mij volbragt wierde, en ik haalde uijt fig: 3. EF. twee distincteGa naar voetnoot58 Angels, die van een ende deselve maaksels waren, waar van ik maar een kleijn gedeelteGa naar margenoot+ van een van deselve, hebbe laten af teijkenen, gelijk als met fig: 4: GH. werd aan gewesen. Zijnde ijder van die Angels, aan twee zijden versien, met zaags gewijse tanden, of weerhaaken. Als wanneer ons quam te blijkenGa naar voetnoot59, dat de zaags gewijse tandenGa naar margenoot+ fig: 2. EFGa naar voetnoot60. niet eijgen warenGa naar voetnoot61; maar dat die tanden, aan de inleggende Angels behoorden. Ga naar margenoot+Want als wij uijt fig: 3. de Angels hadden genomen, mosten wij oordeelen, dat het geene wij voor een Angel hadde aan gesien, inder daat, maar voor een tweedeGa naar margenoot+ kooker diende, enGa naar voetnootb welke tweede kooker met fig: 5. IK. werd aan gewesen; in welk deel de holligheijt, daar in de Angels gelegen hebben, mede werd aangewesen. Gelijk nu de holligheijt vande tweede kooker werd aangewesen soo werd ookGa naar margenoot+ in fig: 4. mede een holligheijt vertoont, uijt welke laaste holligheijt, wij in gedagten namen, of in ijder vande Angels hare hollighedenGa naar voetnoot62 niet wel een scharp nat, mogtGa naar voetnootc op geslooten zijn, dat wij fenijn noemen. Uijt dese ontdekkingen, konnen wij ons nu wel in beeldenGa naar voetnoot19, dat soo danige Vliegjens niet alleen Eijertgens op de Bladeren leggen, maar dat deselve eenGa naar voetnootd opening in het vlies van het Blad konnen maken, en in soo danige openinge een Eijtge plaatsen, en uijt deselve een Wormke voort komendeGa naar voetnoot63, van de uijt vlietende sappen, die door het ontstukken knagen vande vaaten werden veroorsaakt knobbels groeijenGa naar voetnoote. | |||||||
We placed this supposed sting-like part before the magnifying glass and then we saw that it was not like a sting at all, for it was covered with a great many thinGa naar margenoot+ hairs, as shown in Fig. 2 by AB, and it appeared to me that it was closed all roundGa naar voetnoot8. As I considered whether this sting-like part might not be the case of a sting, I tried to separate it, in which I succeeded, and then the sting appeared, of which IGa naar margenoot+ have only shown the point, with its serrate parts, in Fig. 3: EF. When I examined this sting again and again, I began to think that a second sting was enclosed therein. I therefore tried to split the sting, which was accomplished by me, and I took out of EF in Fig. 3 two different stings, which had the same structure. I ordered only a small part of one of them to be drawn, as is shown byGa naar margenoot+ GH in Fig. 4, each of those stings being provided on two sides with serrate teeth or barbed hooks. And then it became clear to us that the serrate teeth did not belongGa naar margenoot+ to EFGa naar voetnoot9 in Fig. 2, but that those teeth belonged to the enclosed stings. Ga naar margenoot+For when we had removed the stings out of Fig. 3, we were bound to assume that what we had taken to be a sting in actual fact only served as a second case,Ga naar margenoot+ which second case is shown by IK in Fig. 5, in which part the cavity in which the stings have lain is also shown. Ga naar margenoot+Now while the cavity of the second case is shown, in Fig. 4 also a cavity is shown, and in view of this we considered whether in the cavity of each of the stings there might not be contained a sharp liquor, which we call poison. From these discoveries it is easy for us to gather that such little flies not only lay eggs on the leaves, but that by means of their stings they can make an opening in the membrane of the leaf and place an egg in such an opening, and that when a little larva comes out of it, knobs may grow in consequence of the flow of the saps caused by the gnawing of the vessels. | |||||||
Vorders quam mij ook een kleijn Vliegje, uijt een kleijn Wormke te voorschijn, dat sijn agterlijfGa naar voetnoot64Ga naar voetnoota, mede angelsgewijse, was toe loopende, seer naGa naar voetnoot65 van die soort van Vliegjens, gelijk ik gesien heb, dat voortkomen uijt eenige aelbesse luijsjensGa naar voetnoot66. Ik hadde ook uijt de geseijde knobbels, vande Willige bladeren, twee soo danige popjensGa naar voetnootb gehaalt, die niet grooter waren als grove santgensGa naar voetnoot67, die ik voor vergroot glasen gestelt hebbeGa naar voetnootc, om soo een kleijn schepsel te laten afteijkenen, maar drie uren daar na, quam ik ze te missen, waar uijt ik besloot, dat ze in die tijd Vliegjens waren geworden, en weg gevlogen. Ga naar margenoot+Ik hebbe ook wel doode Wormkens uijt de knobbels gehaalt, sonder dat ik een Wormtje, dat dit Wormtje mogt verslonden hebben, daar ontrent sag, ende datGa naar voetnoot68 op soo een doot Wormke, twee langagtige witte deeltgens lagen, die soo kleijn ware, datGa naar voetnootd mijn bloote oog ontweken, en welke deeltgens ik mij in beeldeGa naar voetnoot19, dat Eijtgens waren, want ik en konde aan het selve geen deel bekennen, dat na een worm was gelijkende, dog den derden dag, waaren uijt de geseijde, of verbeeldeGa naar voetnoot69 Eijtgens, twee Wormkens gekomen, net van soo danigen maaksel, als de hier vooren geseijde Wormkens, die de grooter WormkensGa naar voetnoote verslinden. Ga naar margenoot+Vorders nam ik een kleijn verslindent Wormke, van een grooter Wormke dat doot lag, en waar uijt het sijnGa naar voetnootf voetsel was trekkende en ik plaasten het op een levend Wormke, en sag dat het aanstonts, sijn mond vast hegte, in het levende Wormke, welk levend Wormke een groot gewelt gebruijkteGa naar voetnoot70, soo met sijn lighaam te buijgen, uijt te rekken, in te halen, en sig om te wentelen, om van het kleijne Wormke ontlast te sijn: Maar des niet tegenstaande bleef het verslindendeGa naar voetnootg Wormke, sonder plaats te veranderen, sig vast houden. Soodanig verslindent Wormke, als het tot sijn volkome wasdom was gekomen,Ga naar margenoot+ was soo groot alsGa naar voetnooth met fig: 6. werd aangewesenGa naar voetnoot71. Ik hadde soo een Wormke, soo als het in een popke was verandert, voor een Vergroot glas staan, dat ik den Teijkenaar in de hand gaf, om het selve af te teijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 7. ABCDEF. vertoont een popje, dat des avonts een Wormke hadde geweest, ende des morgensGa naar voetnooti dusGa naar voetnoot72 was verandert, in welke verandering, hetGa naar voetnoot73 een seer dun huijtge was af gestroopt. | |||||||
Furthermore a little fly came out of a little larva, the hind part of whose body also ended in a sting, much like the sort of flies I have seen coming out of some currant liceGa naar voetnoot10. I had also removed from the said knobs of the willow-leaves two such little pupae no bigger than grains of coarse sandGa naar voetnoot11, which I placed before magnifying glasses, in order to have such a small creature depicted, but three hours afterwards I missed them, from which I concluded that they had become little flies in the meantime and had flown away. Ga naar margenoot+I also took dead larvae out of the knobs, without being able to see thereabouts a little larva that might have devoured this larva, and I saw that on such a dead larva there lay two longish white particles, which were so small that they escaped my naked eye. I thought these particles were eggs, for I could not detect thereon anything resembling a larva, but on the third day there had come out of the said or supposed eggs two little larvae, of exactly the same structure as the aforesaid little larvae which devour the bigger larvae. Ga naar margenoot+Furthermore I took a small devouring larva out of a bigger larva which was dead and from which it drew its nourishment, and I put it upon a living larva and saw that it immediately fastened its mouth on the living larva, which living larva used great force, by bending, stretching, contracting, and winding its body, to get rid of the small larva, but for all that the small devouring larva kept its hold, without moving away. When this devouring larva had attained its full growth, it had to our naked eye the size that is shown by Fig. 6Ga naar voetnoot12. I placed such a little larva, as changed into a pupa, before a magnifying glass, which I handed to the draughtsman for him to depict. Fig. 7. ABCDEF shows a pupa which had been a larva in the evening and in the morning had changed in this way, during which change it had cast a very thin skin. | |||||||
Gelijk nu het Wormke sijn lighaam uijt kerven of krinkelsGa naar voetnoot74, bestond, soo behielt dit popje mede de kerven, of kinkelsGa naar voetnoota. Aan dit schepsel, konde men niet alleen der selver pooten, maar de ledekensGa naar voetnootb aan deselve bekennen. Met CG. ende DG. werden de twee hoornen aan gewesen, en hoe welGa naar voetnootc deselve nog in een dun vliesje beslooten lagen, soo konde men seer klaar, alle de leden vande selve bekennen, en ze waren los van het lighaam gescheijdenGa naar voetnootd, als alleenGa naar voetnoot75, dat ze aan het hooft vast waren. GelijkGa naar voetnoot76Ga naar voetnoote dit Wormtje eer dat het verandert, en verandert sijnde in een popje seer wit is, enGa naar voetnoot77 eenige dagen daarna, beginnen de oogen, die met B en E. werden aan gewesen, de welkeGa naar voetnootf ijder uijt veele gesigtenGa naar voetnoot78 bestaan, een bruijneGa naar voetnoot79 couluur, die na een paarsGa naar voetnootg is hellendeGa naar voetnoot80 aan te nemen. Ik hebbe verscheijde van dese Wormkens gehad, en hoe ik getragt heb, om te mogenGa naar voetnoot81 sien, hoe dat een Wormke in een popke veranderde, soo en hebbe ik het niet konnen te sien krijgen, om dat de verandering in korte tijd geschiede. Ga naar margenoot+Ik hebbe in een voor gaande Brief, UEd. laten toe komen, hoe dat de Wormkens uijt de kaas, in tonnekens waren verandert, en dat uijt dieGa naar voetnooth Tonnekens Vliegjens waren voortkomendeGa naar voetnoot82. Ik kan niet na laten hier nevens te voegen, dat ik waar genomen heb, dat wanneer de kaas-wormkens in Tonnekens waren verandert, ookGa naar voetnoot83 in die tonnekens in popkens veranderde, ende dat soo danige popkens, nog beslooten lagen in een dun vliesjeGa naar voetnoot84. Laten wij ons nu inbeeldenGa naar voetnoot21, dat soo een huijtge dat een Tonneke verbeeltGa naar voetnoot40, het Wormke verstrekt voorGa naar voetnoot33 een scherm, en schilt, na de maal de kaas Wormkens niet gemaakt zijnGa naar voetnoot85, als haar verandering genaakt, om haar te om spinnen, gelijk veele schepsels doen, om soo doende, van hare Vianden niet verslonden te werden, en soo dit kaas Wormtge, in sijn verandering, niet met een hart huijtge was begaaft, dat wij een Tonneke noemen, soo soude na alle aparentie, de meeste Wormkens, door het dierke de Mijt, die in menigte op de kaas sijn, verslonden, ende tot spijs gebruijkt werden. | |||||||
As the body of the larva consisted of segments, this pupa also retained the segments. On this creature one could discern not only its legs, but also the segments of the latter. CG and DG represent the two horns, and although they were still enclosed in a thin membrane, one could discern very clearly all their segments, and they were separate from the body except that they were attached to the body. While this little larva is very white before its change and when it has changed into a pupa, a few days later the eyes, which are shown by D and E and each of which consists of many facets, begin to assume a dark colour tending to violet. I have had several of these little larvae, but however much I tried to see how a larva changed into a pupa, I could not see it, because the change took place in a short time. Ga naar margenoot+In a previous letter I informed you that the little larvae from cheese had changed into little pupae, and that from the little pupae there came little fliesGa naar voetnoot13. I cannot omit to add that I have observed that when the cheese larvae had changed into little pupae-skins, they also change within those little pupae-skins into pupae, and that these pupae in turn were enclosed in a thin membrane. Now let us imagine that this skin, which represents the little pupa, serves the little larva as a protection and shield, since the cheese larvae have not been made to form a cocoon when their change approaches, as do many creatures, in order not to be devoured by their enemies, and if this cheese larva were not provided during its change with a hard skin, which we call a little pupa, to all appearances most of the larvae would be devoured and used as food by the mites, of which there are a great many on the cheese. | |||||||
Ik hebbe in die tijd, wanneer ik vande verandering vande kaas-Wormkens tot Vliegjens schreef, eenige Vliegjens, die op mijn ComptoirGa naar voetnoot86, uijt Wormkens waren voort gekomen, die in een glas op geslooten waren: kaas tot haar voetsel gegeven, en daar inGa naar voetnoota waargenomen, dat de Vliegjens vande Kaas waren eetende, en soo ras als deselve in Vliegjens waren verandert, versameldenGa naar voetnoot87 deselve, en kort daar aan leijdenze op de kaas langwerpige Eijeren, en daar na storven de eene voor, ende de andere na. Uijt dese Eijeren zijn jongen voort gekomen, die vande kaas spijsde, en wanneer ik oordeelde dat eenige haar volkome wasdom hadde, en wij geen meer warme dagen hadden te verwachten, nam ik ses vande grooste Wormkens, die ik in een glaasje op sloot, en bij mij gedragenGa naar voetnoot88Ga naar voetnootb, en na verloop van eenige dagen, sag ik dat vier vande selvige in Tonnekens waren verandert, ende datterGa naar voetnootc twee Wormkens doot lagen, ende datterGa naar voetnootd twee Vliegjens door het glas vlogen. Dit geseijde hebbe ik nog vervolgt, inde maant jannuarij, ende de selve uijt komst gehad, schoonGa naar voetnoot89 deGa naar voetnoote Wormkens eer ik die bij mij was dragende, weijnig of geen beweginge daar aan teGa naar voetnootf bekennen was; Maar warm werdende, bewogenzeGa naar voetnootg als of het in de soomer hadde geweest. Ik opende een Tonneke, daar geen Vliegje uijt gekomen was, en ik haalden uijt het selvige een doot vliegje, dat sijn selven uijt sijn inleggende vliesje hadde gearbeijt, maar soo het mij toe scheen, nietGa naar voetnooth magtig hadde geweest, om uijt het tonneke te breeken. Ik sal onder des blijvenGa naar voetnooti.
Mijn Heer. UE: Onderdanige Dienaar
| |||||||
In the days when I was writing about the change of the cheese larvae into little flies I gave cheese as food to some little flies which had come out of larvae in my studyGa naar voetnoot14 and which were shut up in a glass, and I observed that the little flies ate of the cheese, and as soon as they had changed into little flies they copulated, and shortly afterwards they laid oblong eggs on the cheese and then died one after the other. Out of these eggs there came young ones, which fed on the cheese, and when I thought that some of them had attained their full growth and we could not expect any more warm days, I took six of the biggest larvae, which I enclosed in a small glass and carried about with me. And after a few days I saw that four of them had changed into little pupae, that two little larvae were dead, and that two little flies were flying about in the glass. I did the same thing in the month of January with the same result, although there was little movement, if any, in the little larvae before I carried them about with me; but when they became warm, they moved as if it were summer. I opened a little pupa out of which no little fly had come and I removed from it a dead fly, which had worked itself out of its enclosing membrane, but which, as it seemed to me, had not been able to break out of the little pupa. I will remain meanwhile, etc.
Dear Sir. Your obedient servant
|
|