Alle de brieven. Deel 13: 1700-1701
(1993)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 219 [134]
| ||||||
Gepubliceerd in:
| ||||||
Korte inhoud:Over zwarte vliegen op vruchtbomen, het leggen van eieren, en hun schadelijkheid. Over embryo's uit vrouwelijke bladluizen. Vergelijking tussen de partheno-genetische voortplanting van bladluizen en die van spermatozoën. Parasitering van bladluizen door sluipwespen. Over de ontwikkeling van de poppen van motten. | ||||||
Figuren:Ga naar margenoot+In de uitgaven A en C zijn de figuren 1-2 bijeengebracht op één plaat tegenover respectievelijk blz. 287 en 274; de plaat met de figuren 3-5 is te vinden tegenover respectievelijk blz. 288 en 275. | ||||||
Opmerkingen:Een eigentijdse, Engelse vertaling bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 1989, Early Letters L.3.24; 10 foliobladzijden. Op deze vertaling staat geschreven: In L' Book No 13 pag 8. De brief werd voorgelezen, en hogelijk gewaardeerd, op de vergadering van de Royal Society van 27 november 1700, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 10, blz. 203). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) aant. 2 bij Brief 216 [130] van 27 juli 1700, in dit deel. | ||||||
Letter No. 219 [134]
| ||||||
Published in:
| ||||||
Summary:On black flies on fruit trees, on laying eggs, and their harmfulness. On embryos from female aphids. Comparing the parthenogenetic procreation of aphids with that of spermatozoa. Aphids parasitized by ichneumon-flies. On the development of the pupae of moths. | ||||||
Figures:Ga naar margenoot+In the editions A and C the figures 1-2 have been combined on a single plate facing pp. 287 and 274 respectively; the plate with the figures 3-5 is to be found facing pp. 288 and 275 respectively. | ||||||
Remarks:A contemporary English translation is to be found in manuscript in London, Royal Society, MS 1989, Early Letters L.3.24; 10 folio pages. On this translation has been written: In Lr Book No 13 pag 8. The letter was read out, and highly praised, in the meeting of the Royal Society of 27 November 1700, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 10, p. 203). See for the Old Style (O.S.) note 2 to Letter 216 [130] of 27 July 1700, in this volume. | ||||||
d'Heer Hans SloaneGa naar voetnoot1 Secr: vande Co: Soct Delft in Holland den 26e Octob. 1700.
Mijn Heer.
Mijn laasten Onderdanigsten aan UEd: is geweest, den 7e der voorledene maant, die ik wil hoopen, dat UEd: sal ontfangen hebbenGa naar voetnoot2. Ik neme wederGa naar voetnoota de vrijheijt, dese mijne geringe waar nemingen, en aantekeningen UEd: te laten toe komen. Ga naar margenoot+Men heeft ontrent onse Stad, in veel jaren, de Vrugt-boomen niet schoonder sien bloeijen, als hedenGa naar voetnootb, en ook de Boomen niet meer beset gesien, met een soort van swarte VliegenGa naar voetnoot3, die in mijn oog wat kleijnder waren, als de swarte Vliegen, die men in voor gaande jaren hadde gesien. Dit heeft mij bewogen verscheijde malen enige bladeren van Boomen, en ook eenige Bloesems van een Que-BoomGa naar voetnoot4, daar veel swarte Vliegen, op zaaten, in een groote glase tuba op te sluijten, te meer, om dat men staat maakteGa naar voetnoot5, dat uijt de Eijeren vande Vliegen, soo veel Ruspen souden voort komen, dat geen Vrugten aan de Boomen souden blijven. alsGa naar voetnootc wanneer ik vernamGa naar voetnoot6, dat de Vliegen, niet boven twee dagen int leven bleven, waar van eenige eer ze quamen te sterven, een groote menigte van langwerpige Eijeren hadde geleijt. Dat dese Vliegen, niet langer int leven bleven, beelde ik mij inGa naar voetnoot7, dat uijt gebrek van voetsel quam. Dierhalven nam ik voor, na mijn vermogen agt te geven, wat de Vliegen uijt voerden als ze op de bladeren van de pruijme BoomenGa naar voetnootd zaaten, en hebbe waar genomen, dat die Vliegen, in een over groote menigte waren, sittende aan de bladeren vande pruijme Boomen, ende dat ze selfs tusschen de om gekrulde bladeren van de Boomen, waren in gekropen. | ||||||
Mr. Hans SloaneGa naar voetnoot1 Secretary of the Royal Society Delft in Holland, the 26th of October 1700.
Dear Sir.
My last most humble letter to you was dated the 7th of last month; I hope you have received itGa naar voetnoot2. I again take the liberty to send you these modest observations and notes of mine. Ga naar margenoot+For many years the fruit-trees around our city have not been seen to blossom more beautifully than to-day, nor the trees to be infested more with a sort of black fliesGa naar voetnoot3 which in my eyes were a little smaller than the black flies which had been seen in previous years. This induced me to enclose several times some leaves of trees and also some blossoms of a quince-treeGa naar voetnoot4 on which there were many black flies in a large glass tube, the more so because it was rumoured that out of the eggs of the flies there came so many caterpillars that there would remain no fruit on the trees. And then I saw that the flies lived no more than two days, and that some of them, before they died, had laid a large number of oblong eggs. I thought that the fact that these flies did not live longer was due to lack of food. I therefore decided to observe as well as I could what the flies did when they sat on the leaves of the prune-trees, and I perceived that those flies were sitting in extremely large numbers on the leaves of the prune-trees and that they had even crept between the curled leaves of the trees. | ||||||
Ga naar margenoot+Dese pruijme, en andere Boomen bladerenGa naar voetnoota, daar de Vliegen meest op zaaten, waren beladen met een groote menigte van kleijne Dierkens, die men veelGa naar voetnootb op de Bladeren van Aelbesse, en kersse vint, en welkeGa naar voetnootc soort van dierkens men hier luijsen noemt, sijnde de eene soort groene, ende de andere soort, die wat kleijnder en vanGa naar voetnootd een ander maaksel zijn swartagtig, en welke twee soorten van Dierkens, in vliegende SchepselsGa naar voetnoote veranderenGa naar voetnoot8. Dit waar nemende, hadde ik int eerste gedagten, of dese swarte vliegen, alleen op de Boomen, en wel voornamentlijk op de pruijme en kersse Boomen quamen, om haar voetsel te halen, ende dat vande groote menigte vande soo genaamde jongeGa naar voetnootf luijsjens, die veele niet grooter waren, als zantgensGa naar voetnoot9. Dog als ik dit nader beschouwde, bleek mij klaar dat ze die geseijde dierkens geen hinder toe bragten, maarGa naar voetnoot10 dat ze met haar werktuijgenGa naar voetnoot11, die de Vliegen voorGa naar voetnootg aant hooft hadden, tusschen en ontrent de dierkens, het bladerkenGa naar voetnooth, als gins en wederGa naar voetnoot12, het natGa naar voetnooti dat uijt die bladeren komt, als dat uijt de gaatgens werd gestooten, die de dierkens die men luijsjens noemt, doorGa naar voetnootj het werktuijg, dat deselve voor aan't hooft hebbenGa naar voetnootk, en waar mee zeGa naar voetnoot13 inde bladeren booren, en haar voetsel uijt de bladeren trekken, de VliegenGa naar voetnoot14 quamen als op te likkenGa naar voetnoot15. | ||||||
Ga naar margenoot+The leaves of these prune-trees and other trees on which the flies were to be found most were covered with a great many small animalcules such as are often found on the leaves of currants and cherries, which animalcules are here called lice, of which one sort is green and another sort, which is somewhat smaller and has a different form, is blackish; these two sorts of animalcules are metamorphosed into flying creaturesGa naar voetnoot5. As I observed this I first thought that these black flies only came to the trees, to get their food, and chiefly to the prune-trees and cherry-trees, the latter being the large numbers of the young so-called lice, many of which were no bigger than grains of sandGa naar voetnoot6. But when I looked more closely, it was clear to me that they did not injure the said animalcules, but that the flies, with the organs they have in front on their heads, moving to and fro as it were among and around the animalcules on the leaf, licked up as it were the moisture coming out of those leaves when it is expelled from the holes made by the animalcules called lice by means of the organ which they have in front on their heads and with which they pierce the leaves and get their food from the leavesGa naar voetnoot7. | ||||||
Ga naar margenoot+Ik hebbe op den 20e Meij, vier kleijne bladeren van een pruijme Boom af geplukt, ende die bladeren in een groote glase tuba op geslooten, aan welke bladeren 36. swarte vliegen waren, behalven die geene die nog weg gevlogen zijn, en op welke bladerkens eenige honderden vande verhaalde dierkens, luijsjens genaamt, saaten, en onder deselve veele die eerstGa naar voetnoot16 uijt haar Moeders lighaamGa naar voetnoota waren voort gekomenGa naar voetnoot17. Ga naar margenoot+Van dese 36. Vliegen, waren de meeste Wijfjens, die alle haar Eijeren nog bij haar hadden, uijt gesondert een Vliegje, dat zijn Eijeren over hoop, tegen het glas hadde aan geleijt. Ik vond onder de geseijde Vliegen twee soorten, alleen met dit onder scheijt, dat de Hoorn-vliesen waar in de gesigtenGa naar voetnoot18 staan, bij eenige weijnige, wel vier maal soo groot waren, als andere. Hier bleek mij nu, dat dese Vliegen, tot die tijd toe (soo veel ons toe scheen) nogGa naar voetnoot19 aan bladeren, nog aan Bloesems, geen schade hadden toegebragt. DitGa naar voetnoot20 versterkte mijn gevoelen, als ik de werktuijgen van het hooft van verscheijde Vliegen hadde doorsogt, en aan deselve geen deel konde bekennen, dat eenige gelijkenisse hadde om in een blat van een boom te konnen booren, door welke waar neminge ik in gedagten nam, dat dese swarte Vliegen, alleen haar voetsel tragten te halen vande uijt vlietende sappen. Alsoo mijn glase Tuba aan het eene eijnde was toe geblasen, ende het ander eijnde met een kurk soo danig was toe gestoptGa naar voetnootb, datter de lugt konde in, en uijt gaan; vernamGa naar voetnoot21 ik, dat door sulk doen, de uijt waseming vande Bladerkens, Vliegjens, en kleijne Dierkens, soo veel vogt van binnen tegen het glas aan bragt, dat nog de Vliegen, nog de kleijne Dierkens, niet en konden voort loopen, en als aanklevende aan het glas quamen te sterven; Ook beelde ik mijn selven in, dat de weijnige verandering vande lugt, inde Tuba, de dierkens en Vliegen, te vroeger deden sterven, als ze anders wel doen zouden, wanneer ze inde opene lugt, hadden geweest; dierhalven, nam ik een andere glase Tuba, en ik plaasten inde selve eenige Vliegen, en vijf à. ses bladerkens, daar mede deGa naar voetnootc voor verhaalde kleijne dierkens, die men luijsen noemt, op warenGa naar voetnootd; en ik om wonde ijder eijnde vande glase Tuba, met seer open lijnwaat, dat men gaas noemt, op dat door sulk doen, de lugt door de gantze Tuba soudeGa naar margenoot+ gaan, want ik hadde mij in gebeeld, datGa naar voetnoot22 de Eijeren die de Vliegen, tot die tijd toe haddenGa naar voetnoote geleijt, ontijdig, en als op haar sterven, dieGa naar voetnootf waren quijt geworden, gelijk mij verscheijde malen van diergelijke schepsels is te vooren gekomen. | ||||||
Ga naar margenoot+On the 20th of May I picked four small leaves from a prune-tree and enclosed those leaves in a large glass tube. On these leaves there were 36 black flies apart from those which flew off, and on these leaves there were some hundreds of the said animalcules called lice, among which there were many which had just come forth from their mother's bodyGa naar voetnoot8. Ga naar margenoot+Most of these 36 flies were females, all of which still carried their eggs, except for one little fly which had laid its eggs in a heap against the glass. I found among the said flies two sorts, the only difference being that in some of them the corneas in which the facets stand were at least four times larger than in others. I now found that up to that time these flies (as far as appeared to us) had caused damage neither to the leaves nor to the blossoms. I was strengthened in my opinion when I had examined the organs on the heads of several flies and could not detect on them any part which resembled at all an organ able to pierce a leaf of a tree; in view of this observation I assumed that these black flies only try to get their food from the saps flowing from the leaves. Since my glass tube had been sealed at one end, while the other end had been plugged with a cork so that the air could pass in and out, I saw that in consequence the exhalation of the leaves, the flies, and the animalcules produced so much moisture on the inside of the glass that neither the flies nor the animalcules could move and, sticking as it were to the glass, died. I also thought that the small degree of ventilation in the tube caused the animalcules and the flies to die sooner than they would if they were in the open air. I therefore took another glass tube and placed in it some flies and five or six leaves on which the aforesaid animalcules called lice were also present. And I wound very large-mesh linen, which is called gauze, about both ends of the glass tube, so that the air might thus pass through the whole tube, for IGa naar margenoot+ had thought that the flies had got rid of the eggs they had hitherto laid prematurely and as it were when they died, as I had observed several times with creatures of this sort. | ||||||
Dit hadde ik verrigt op den 23e Meij, als wanneer ik nog vernamGa naar voetnoot6 dat de Vliegen die ik op sloot, nog met Eijeren beladen waren, dog ik vernam op verre na soo veel Vliegen niet op de Boomen, als ik drie dagen te voorenGa naar voetnoota gedaan hadde. Nu wierde mij geseijt, dat onze zee stranden, swart van Vliegen waren, waar op ik mij begaf na onse zee strand, om het gesigt daar van te hebben, ende te sien, of de Vliegen aldaar, met die op de Boomen, over een quamen; maar ik vernamGa naar voetnoot6 geen eene Vlieg, en mij wierde aldaar onderrigt, dat de Vliegen, daar maar twee dagen hadden geweest, ende dat wanneer men die voor de eerste maal vernam, den volgende nagt een sware stort regen was gevallen, ende dat des anderen daags de Vliegen weg waren, ende dat wanneerGa naar voetnootb de Vliegen, voor de tweede maal daar waren gekomen, het insgelijks dien nagt swaar regende, ende men die Vliegen sedert die tijd, niet meerder hebbenGa naar voetnootc vernomen. Ga naar margenoot+Alsoo de vliegen, inde laast toe gestelde Tuba, nietGa naar voetnootd langer als twee dagen int leven bleven, heb ik op den 25. Meij, mijGa naar voetnoote weder begeven in twee distincte Tuijnen, om datGa naar voetnootf inde eerste Tuijn, daar veel Vliegen hadden geweest, nu maar eene Vlieg konde vernemen, ende in een andere TuijnGa naar voetnootg, daar de Vliegen veeleGa naar voetnooth duijsenden, op eene pruijme boom hadde geweest, en opGa naar voetnooti welke bladeren, een onbedenkelijke menigte vande meer genoemde luijsjens waren, konde ik maar negen Vliegen op vangen, ende dat nog met scharp toe sien. Dese laaste op gevangen Vliegen, waren alle wijfjens, die hare Eijeren bijGa naar voetnootj haar hadden, waar op ik mij te vaster in beeldeGa naar voetnoot7, dat dese swarte Vliegen, de boomen geen schade toe bragten, want soo ze hare Eijeren op de boomen hadden geleijt, ende datGa naar voetnoot23 uijt die Eijeren Ruspen waren voort gekomen, soo soude stel ik vastGa naar voetnoot24, om de menigvuldige Vliegen, die ik inde Tuijnen hebbe gesien, niet een blad ofte vrugt, aan deGa naar voetnootk boomen hebbe konnen blijven. Na dat dese laaste Vliegen, twee dagen ende twee nagten inde glase Tuba hadden op geslooten geweest, waren daar nog maar drie Vliegen int leven. Om nu te sien, of dese Vliegen het water, als haar eijgenGa naar voetnootl was, gelijkGa naar voetnoot25 veele oordeelen, dat ze uijt de zee, en andere dat ze uijt de slooten zijn voort komende, soo hebbe ik genomen een hoog Bier-glas, waar in ik dede een halve duijmGa naar voetnoot26 hoog water, en ik wierp int water eenige bladeren van een pruijme boom, daar dese Vliegen op gevangen waren, en ik dede doen drie levende Vliegen in het glas, en vernam, dat de Vliegen een afkeer van het water hadde, want ze raakten niet aan het water met haar pooten, of ze liepen te rugge, ende des anderen daags waren nog tweeGa naar voetnoot27 Vliegen int Leven. | ||||||
I had done this on the 23rd of May, and then I also saw that the flies which I enclosed were still laden with eggs, but I saw not nearly as many flies on the trees as I had seen three days before. Now I was told that our sea-shores were black with flies. I therefore went to our sea-shore to behold this and to see whether the flies there were the same as those on the trees, but I did not see a single fly, and I was told there that the flies had been there only two days, and that when they were first seen, the next night a heavy shower had fallen and the next day the flies were gone, and that when the flies had come there the second time, there was again a heavy rain-fall during the night, and that the flies had no more been seen since that time. Ga naar margenoot+Since the flies in the last-prepared tube lived no more than two days, on the 25th of May I again went into two different gardens, because in the first garden where there had been many flies I could detect only one fly, and in another garden, where there had been many thousands of flies on a prune-tree, while on its leaves there were an incredible number of the aforesaid lice, I was able to catch only nine flies, and this only when I looked very attentively. These last-mentioned flies I caught were all females, which still carried their eggs, upon which I was all the more convinced that these flies did not do any damage to the trees, for if they had laid their eggs on the trees and caterpillars had come forth from these eggs, I am convinced that, considering the numerous flies I have seen in the gardens, not one leaf or fruit could have remained on the trees. After these last-mentioned flies had been enclosed in the glass tube for two days and two nights, only three flies were still alive. Now in order to find whether water was the familiar element of these flies, because many people hold that they come from the sea and others that they come from the ditches, I took a tall beer-glass, in which I put water to a height of half an inchGa naar voetnoot9. And I threw into the water some leaves of a prune-tree on which these flies had been caught, and I then put three living flies in the glass tube and saw that the flies disliked the water, for no sooner had they touched the water with their legs but they ran back, and the next day two flies were still alive. | ||||||
Ter occasie van het op vangen vande Vliegen, ende de menigvuldige luijsjens, die op de bladeren saaten, en waar van ik een afbeeltsel hebbeGa naar voetnoota gegeven in mijn gedrukte brief vanden 10eGa naar voetnootb julij 1695. en waar in ik ook geseijt hebbeGa naar voetnootc, dat dese dierkens sonder versamelingGa naar voetnoot28, jongen voort brengenGa naar voetnoot29. Ik sal dese mijne aan tekeninge daar van UEd: toe senden even als of ik van de selve niet en hadde geschreven, om dat ik dese dierkens sal over brengen, totGa naar voetnoot30 de Voorteelinge der dieren inde Mannelijke zaadenGa naar voetnoot31. Ga naar margenoot+Dese dierkens op nieuw openende, ende niet die geene, die al tot een redelijke groote waren gekomen, maar die soo kleijn waren, dat met haar vijfentwintigen ontrent de groote van een volwassene souden bereijken, en gelijkGa naar voetnoot32 ik uijt de volwassene, niet alleen de jongen haalden, waar aan men de leden, maar seer distinct de oogen konde bekennen, soo haalden ik uijt de geseijde kleijne dierkens, verscheijde Eijronde figuurtgens die seer helder waren, en welke Eijronde deeltgens on weder spreekelijk, tot dierkens souden geworden hebbenGa naar voetnootd, want wanneer ik een weijnig grooter dierkens, ende dat van trap, tot trap, ontledigde, waren de Eijronde deeltgens ook vervolgens grooter, tot soo verre, dat het volkome dierkensGa naar voetnoote, ende dat deselve in soo een staat waren gebragt, om uijt gestooten te werdenGa naar voetnoot33. UEd: is bekent, dat mijn stellinge is, datter geen schepsels die leven hebben ontfangen, van sig selfs konnen voort komen, waar van ik mij in beelde, dat veele ten genoege voldaan zijnGa naar voetnoot34, als men in siet hoe het met de planten der zaaden toe gaat. Ga naar margenoot+Laten wij nu maar sien, op de tweederleij verhaalde dierkens die op de bladeren vande Boomen gevonden werden, zijnde de eene soort groen, ende de andere swartagtig, ende deselve vergelijken, ofte over brengen, totGa naar voetnoot30 de Voorteelinge vande dierkens, inde Mannelijke zaaden vande dieren. | ||||||
As to the catching of the flies and the numerous lice which were on the leaves, I gave an illustration of them in my printed letter of the 10th of July 1695 and I then said that these animalcules bring forth young without copulationGa naar voetnoot10. I will send you these notes of mine on this matter as if I had not yet written about them, because I will compare these animalcules with the procreation of the animalcules in the sperm of malesGa naar voetnoot11. Ga naar margenoot+Opening these animalcules once more, and not those which had already attained a reasonable size, but those which were so small that twenty-five of them would have approximately the size of an adult, I took out of the said animalcules divers oval figures which were very transparent because I took out of the adults the young, on which one could detect not only the limbs, but also very distinctly the eyes. These oval particles would indisputably have become animalcules, for when I dissected slightly bigger animalcules, gradually, the oval particles were also gradually larger, until they were full-grown animalcules and had reached the condition in which they could be ejectedGa naar voetnoot12. You are aware that I hold that no creatures which have received life can be generated spontaneously, a fact of which I think many people are sufficiently convinced when it is realized what happens with the seeds of plants. Ga naar margenoot+Now let us consider the two sorts of the said animalcules which are found on the leaves of the trees, one sort being green and the other blackish, and compare them with the procreation of the animalcules in the sperm of male animals. | ||||||
Gelijk nu de dierkens die men luijsen noemt, in der selver Moeders Lighaam zijnde, al begaaft zijn met een zadelijkeGa naar voetnoot35 stoffe, waar uijt haars gelijk sal voort komen, dat insgelijks de dierkens der Mannelijke zaaden, inde Testicullen vande dieren, niet en verhuijsenGa naar voetnoot36 of zij laten kleijne dierkens, of wel een zaadelijke stoffe na, waar uijt haars gelijk salGa naar voetnoota voort komen, ende dat sonder versamelingGa naar voetnoot37, over een komende met de verhaalde dierkens. Nu sien wij inde verhaalde kleijne dierkens, de luijs genaamt, het geene mijns wetens in andere dieren, niet werd gevonden, namentlijk, dat dese dierkens al veel jongen (sonder versameling of Mannelijke geslagten) hebbende voort gebragt, na die tijd hare huijtgens verwisselt hebbende, van loopende dierkens in Vliegende schepsels veranderen, en welkeGa naar voetnootb Vliegende schepsels, als we hetGa naar voetnoot38 met het bloote oog komen te beschouwen, nietGa naar voetnootc souden oordeelen, dat ze uijt zoo verhaalde dierkens waren voort gekomen, want een Vliegje geworden zijnde, is het met desselfs wieken, wel twee maal soo lang, dan het was, eer dat het een Vliegend schepsel was gewordenGa naar voetnoot39. Gelijk nu dese dierkens van loopende, in Vliegende schepsels sijn verandert, na dat ze al vooren veel jongen hebben voort gebragt, soo konnen wij het in schikkenGa naar voetnoot40, dat het met de dierkens der Mannelijke zaaden toe gaat, te weten, dat de Mannelijke dierkens, inde Testicullen zijndeGa naar voetnoot41, die dierkens, eer dat ze uijt de Testicullen verhuijsen, een zaadelijke stoffe of wel jonge dierkens, sonder versameling na laten, ende dat de volwassene Mannelijke zaad dierkens, inde Baar-moeders gestort zijnde, ende aldaar voetsel ontfangende, een figuurGa naar voetnoot42 aan nemen, gelijk zijnde die geene, waar uijt ze zijn gekomen, of in wiens Baar-moeder die gestort zijn, dog dese gestelde veranderingGa naar voetnoot43, sal om de hoe kleijnheijt, en in een geschiktheijtGa naar voetnoot44, voor onse Oogen verborgen blijven, en het behoort ons genoeg te sijn, dat wij diergelijke voorteeling, ende verandering, inde verhaalde kleijne dierkens de luijs genaamt, voor onse Oogen hebben gesienGa naar voetnoot45. | ||||||
Now just as the animalcules called lice, when they are in their mother's body, already contain a seminal substance from which their like will come forth, likewise the animalcules in the sperm of males, in the testicles of the animals, do not disappear but they leave behind animalcules, or a seminal substance, from which their like will come forth, without copulation, in the same way as the said animalculesGa naar voetnoot13. Now we see in the said animalcules called lice what is not found, to my knowledge, in other animals, namely that when these animalcules have already brought forth many young (without copulation or males), after having subsequently shed their skin are metamorphosed from creeping animalcules into flying creatures, and such a flying creature, when we look at it with the naked eye, one would not think had come forth from such animalcules, for when it has become a little fly, with its wings it is at least twice as long as it was before it had become a flying creatureGa naar voetnoot14. Since these animalcules have been metamorphosed from creeping into flying creatures after having previously brought forth many young, we may conceive that the same happens with the animalcules in the sperm of males, to wit that when the male animalcules are in the testicles, those animalcules, before moving out of the testicles, leave behind a seminal substance or young animalcules, without copulation, and that when the adult animalcules in the male sperm have been ejected into the uteri and receive food there, they assume a figure resembling the animalcule from which they have come forth or into whose uterus they have been ejected, but this metamorphosis will remain hidden from our eyes because they are so small and folded up, and it should be sufficient for us that we have seen before our eyes such procreation and metamorphosis in the said animalcules called liceGa naar voetnoot15. | ||||||
Ga naar margenoot+Vorders hebbe ik verscheijde vande geseijde groene luijsjens, die op eenige bladeren vanGa naar voetnoota Aelbesse Boomen in groote menigte saaten, tot mij laten brengen, en hebbe die luijsjens, die als voor doorGa naar voetnoot46 lagen, en ronder, en witter van lighaam geworden zijnde, als andere die voort liepen, en haarGa naar voetnoot47 beweegden, met kleijne stukjens vande bladeren daar ze op vast zaaten, uijt gesneden, want als men dese doode dierkens, door een naalde, ofte ijet anders, van het aelbesse blad soekt af te ligten, soo brengt men veel hinder aan het dierke, dat in het doode dierke op geslooten leijt. Dese uijt gesnede stukjens van bladerkens, daar de geseijde doode dierkens op lagen, hebbe ik in een groote wijdeGa naar voetnootb glase Tuba gedaan, die aan beijde de eijnden, met een fijn lijnwaat hebbe toe gebonden, want het stond bij mij vast, dat de doot van dese luijsjens veroorsaakt was, om dat daarGa naar voetnootc een ander dierke, of wel een Eijtge, in het lighaam, van soo een groen luijsje was in gedrongen, ende uijt desselfs lighaam, sijn groot makinge ontfangen hebbende, uijt soo een luijsje soude voortkomenGa naar voetnoot48. Ga naar margenoot+Ik hadde ontrent agt dagen, dese doode luijsjensGa naar voetnootd op geslooten gehad, wanneer twee kleijne Vliegjens, ende dat van een gans ander maaksel, soo in wieken lighaam en couluur, door het glas liepen en vlogen. Ga naar margenoot+Dese Vliegjens liet ik over gaan in een andere glase Tuba, daar ik te vooren hadde in geset, ses groene luijsjens, die ik van een aelbesse blad hadde genomen, ende datGa naar voetnoot49 vande volwassene, dog die soo verre nog niet gekomen waren, dat dieGa naar voetnoote deelen, die tot wieken souden worden, te bekennen waren. Dese Vliegjens, en quamen soo ras niet ontrent de geseijde luijsjens, of ze bragten haar agter lijf, dat redelijk lang was, tusschen alle der selver pooten door, en rekten haar lighaam soo verre uijt, dat ze haarGa naar voetnootf agter lijf, verre voor bij haar hooft heen staaken, en dus met haar agterlijf, dat angels gewijse was, in het Lighaam van het Luijsje in drongen, en dit dede de Vliegjens in korten tijd, aan alle de luijsjens, waar ontrent deselve quamen; dog het geene mij aan merkensGa naar voetnoot50Ga naar voetnootg voor quam, dat was, dat dese Vliegjens noijt met haar pooten, of lighaam, de luijsjens quamen aan te raken, als zijnde seer te mijdeGa naar voetnoot51Ga naar voetnooth, om de luijsjens te naderen, ja tot soo verre, dat ze veel malen, tragten de dierkens te naderen, om haar Angels gewijse deel, int Lighaam van een luijsje te drukken, het selveGa naar voetnooti niet en konden bereijken. Ja men soude wel seggen, dat de Vliegjens, soo vervaart voor de luijsjens waren, als of ze vande luijsjens zouden verslonden werden, en als ze met haar angels gewijse deel, int lighaam van het luijsje quamen, soo maakten de Vliegjens met haar agterlijf, een trillende beweginge, het welke ik mij in beelde, geschiedeGa naar voetnootj, om dieper int lighaam van het luijsje te drukken. | ||||||
Ga naar margenoot+I further got several of the said green lice, of which there were a great many on some leaves of currant trees, to be brought to me, and I cut out those lice, which seemed to be dead and whose brighter bodies had become rounder and more white than those of others which were running about and moving, with small fragments of the leaves on which they were sitting, for if one tries to lift these dead animalcules with a needie or something else from the currant leaf, one greatly injures the animalcule which is contained in the dead animalcule. I put these cut-out fragments of leaves on which the said dead animalcules lay, in a large and wide glass tube, which I tied up at both ends with fine-mesh linen, for I was convinced that the death of these lice had been caused by the fact that another animalcule or a little egg had penetrated into the body of such a green louse and, after having grown in the latter's body, would come forth from such a louseGa naar voetnoot16. Ga naar margenoot+I had had these dead lice enclosed for about eight days when two little flies, of quite a different structure as to wings, body, and colour, were running and flying through the tube. Ga naar margenoot+I transferred these little flies to another glass tube, in which I had previously put six green lice, which I had taken from a currant leaf, chosen among adults which had not yet reached the stage where those parts which were to become wings were visible. No sooner had these little flies come near to the said lice but they brought their abdomen, which was rather long, between their legs and stretched their body until their abdomen extended far beyond their head and thus penetrated into the body of the louse with their abdomen, which resembled a sting. And the little flies did this in a very short time to all the lice near which they came. But what appeared note-worthy to me was that these little flies never touched the lice with their legs or their body, as if they were much afraid to approach the lice, nay, so much so that they often tried to approach the animalcules in order to force their sting-like part into the body of a louse, but could not reach it. Nay, one would say that the little flies were so afraid of the lice as if they would be devoured by the lice. And when they got with their sting-like part into the body of the louse, the little flies made a vibrating movement with their abdomen, which I thought they did to penetrate deeper into the body of the louse. | ||||||
Alsoo nu de Vliegjens maar twee dagen int leven bleven, sonder dat ik oijt gesien hebbe, dat ze versamelden, daarGa naar voetnoot52 de groene luijsjens wel seven dagen int leven bleven, hadde ik geen andere gedagten, of de groene luijsjens soude door het in steeken van haarGa naar voetnoota Angels gewijse agterlijf, door de geseijde Vliegjens, Eijertgens in de lighaamen ontfangen hebbenGa naar voetnoot53Ga naar voetnootb, enGa naar voetnootc uijt welke Eijtgens, inde lighame vande luijsjens, Wormtgens soude voort gekomen hebben, die totGa naar voetnootd voetsel ende groot makinge, uijt het lighaam van het luijsje gehaalt hebbende, weder in een VliegjeGa naar voetnoote zoude verandert hebben, dog de groene luijsjens zijn gestorven, ende ten merendeel als verdroogt. Met dese mijne waarneminge, niet vergenoegt zijnde, bragt ik een ende ander maalGa naar voetnoot54, wel vijfentwintig doode groene luijsjens, die alle van binnen in haar beslooten hadden, een Wormke, of daar het wormke al in eenGa naar voetnootf Vliegje was verandert, want ik sag door de huijt van eenige luijsjens, eenige Vliegjens leven, en ik haalden uijt eenige die ik opende, de Vliegjens. Dese luijsjensGa naar voetnoot55 in een schoon gemaakte glase Tuba, als hier vooren is geseijt, op geslooten hebbende, en eenige dagen daar na, de VliegjensGa naar voetnootg uijt deselve siende voort komen, ging ik in een thuijn op soeken vier Ruspen, of Rijpen, waar onder een was die seer hairig was, en sag, dat wanneer een vande Vliegjens, dese hairige Rijp naderde om te steeken, en aan de hairen quam te raken, sijnGa naar voetnoot56 agter lijf schielijk te rugge trok. Ik hadde ook drie tonnekens, anders popkens geseijt, die in haar gespinGa naar voetnoot57, in omgekrulde bladerkens hadden gelegen, nevens de Rijpen inde glase Tuba gedaan, met die insigteGa naar voetnoot58, dat de geseijde Vliegjens hare EijerenGa naar voetnooth souden in dringen, inde Ruspen, ofGa naar voetnooti popjens, ende dat soo doende, uijt ijder popje, of Rijp, niet een, maar wel 25Ga naar voetnootj. Vliegjens, souden konnen voortkomen, maar dit is mij door gaans gemistGa naar voetnoot59, om redenen beelde ik mij in, dat alle de Vliegjens, schoon deselve wel met ses, à. agt te gelijk, inde glase Tuba waren loopende ende vliegende, sonder Eijeren te leggen, quamen te sterven, dat ik oordeelde alleen was, om dat de Vliegjens geen voetsel hadden, want wij sien, datter Vliegende Schepsels zijn, die sonder voetsel te gebruijken Eijeren leggen, ende dan sterven, en andere weder die geen Eijeren sullen leggen, ten zij dat ze voetsel gebruijkt hebben. Ga naar margenoot+Fig: 1. verbeeld de grootheijt van een Dierke anders Luijsje geseijt, soo als hetGa naar margenoot+ ons int bloote oog voor komt. | ||||||
Now since the little flies lived only two days and I never saw that they copulated, whilst the green lice lived at least seven days, I could not help thinking that the green lice had received eggs in their bodies as a result of the said flies sticking their sting-like abdomen into them, from which eggs in the bodies of the lice little larvae had come forth, which, having fed on and grown in the body of the louse, had been metamorphosed into a little fly again, but the green lice died and most of them dried up as it were. Not being satisfied with these observations of mine, I put several times at least twenty-five dead green lice before the magnifying glass, all of which contained a little larva or in which the little larva had already been metamorphosed into a little fly, for through the skin of some of the lice I saw some living little flies, and from some of them, which I opened, I removed the little flies. Having enclosed these lice in a cleaned glass tube, as said above, and seeing the little flies come forth from them a few days later, I went to a garden to search for four caterpillars, one of which was very hairy, and I saw that when one of the little flies approached this hairy caterpillar in order to sting and touched the hairs, it quickly withdrew its abdomen. I had also put three pupae, which lay in their cocoons in curled leaves, near the caterpillars in the glass tube, my intention being that the said little flies should force their eggs into the caterpillars or the pupae and that thus from each pupa or caterpillar not one, but at least 25 little flies might come forth; but this plan miscarried again and again, I think because all the little flies, though six or eight of them at a time were running and flying in the glass tube, died without laying eggs, which I thought was only due to the little flies having no food, for we find that there are flying creatures which lay eggs without taking food and then die, and others again which will not lay eggs unless they have taken food. Ga naar margenoot+Fig. 1, shows the size of an animalcule called louse as it looks to the naked eye.Ga naar margenoot+ | ||||||
Ga naar margenoot+Fig: 2. ABCDEF. vertoont de huijt van het lighaam van een verhaalt Luijsje, soo als het met desselfs rugge voor het gesigt en voor een vergroot glas wasGa naar voetnoot60 staande, is afgeteijkent, en welk Dierke door een Wormke, de binneGa naar voetnoota deelen van sijn Lighaam was uijt gegetenGa naar voetnoot61. Met AB werd aan gewesen, de opening die het Vliegje, dat uijt een Wormke is voort gekomen, en welk Wormke sijn groot makinge, als hier vooren is geseijt, uijt dit dierke heeft bekomen, heeft gemaakt. Met D. en E. werden aan gewesen de twee Oogen, die ijder met veel gesigtenGa naar voetnoot62 sijn versien, over een komende, met de gesigten van andere Vliegende Schepsels. G. en H. sijn de hoornenGa naar voetnoot63 van het Dierke, die uijt verscheijde leden bestaan, en met hairtgens beset zijn. Met FI. werd aan gewesen, een vande ses pooten, die het Dierke heeft, ende de andere vijfGa naar voetnoot64 werden de uijterste eijnden, met K.K.K.K.K. aan gewesen. Dese pooten sijn veel ledig, ende met hairtgens beset, en ijder vande selve is versien met twee klaeuwtgens. Dit soort van DierkensGa naar voetnootb, stak boven andere uijtGa naar voetnoot65, met dit onderscheijt, datGa naar voetnoot66 veel vlakjens, die wat verheven waren, op de rugge hadde. Ga naar margenoot+Fig: 3. ABCDEFGHIK. werd aangewesen, het kleijne Vliegje, dat uijt soo eenGa naar margenoot+ verhaaltGa naar voetnootc Luijsje, als fig: 1. is, zijn voetsel, Worm sijnde, zijnGa naar voetnootd groot makinge heeft ontfangen, en bij veranderingGa naar voetnoot43, uijt een popje is voort gekomen, en bij gevolg dan, met alle desselfs werktuijgenGa naar voetnoot11, soo groot niet en is, als het rond deeltge, dat met fig:Ga naar margenoot+ 1. is aan gewesenGa naar voetnoot67. Tusschen C. en E. werden aangewesen, de Oogen van het Vliegje, die ijder uijt veele gesigten bestaan. Met DL. ende DM. werden aan gewesen, de twee hoornen, die ijder uijt veele ledekens bestaan, die met veel hairtgens sijn beset, dat geen onaangenaam gesigtGa naar voetnoot68 verwekte. Dog andere Vliegjens en hadden sulke lange hoornen niet, waar uijt ik een besluijt maakteGa naar voetnoot69, dat de eene soort Mannekens, ende de andere soort WijfjensGa naar voetnoote waren. Met FG. werd aangewesen de werktuijgen, die dit Vliegje voor aan het hooft heeft, en welke na mijne gedagten, die geene sijn, waarGa naar voetnootf door het sijn voetsel versamelt, ofte in sijn Lighaam voert. HIK. is het agterlijf van het Vliegje, dat doorgaansGa naar voetnoot70 soo krom geboogen was, als ze doot lagen, hellende na de figuur die het gehad heeft, doen het inde romp van het verhaalt Luijsje beslooten lag: en wanneer het een luijsje tragten te steeken, als hier vooren is geseijt, soo bragt het dat deel H. ontrent F. waardoor het punctige deel I. verre voor bij het hooft quam. | ||||||
Ga naar margenoot+Fig. 2, ABCDEF shows the skin of the body of such a louse as it has been depicted standing with its back to our sight and before a magnifying glass; the internal parts of the body of this animalcule had been eaten by a little larvaGa naar voetnoot17. By AB is denoted the opening made by the little fly which has come forth out of a little larva, which larva has received its growth, as said above, from this animalcule. By D and E are denoted the two eyes, each of which has a great many facets, which resemble the facets of other flying creatures. G and H are the horns of the animalcule, which consist of several segments and are covered with hairs. By FI is denoted one of the six legs of the animalcule, and the extremities of the other five are denoted by K, K, K, K, and K. These legs have many segments and are covered with hairs, and each of them is provided with two little claws. This sort of animalcule differed from others in that it had many surfaces which were slightly elevated on its back. Ga naar margenoot+Fig. 3. By ABCDEFGHIK is denoted the little fly which received its food fromGa naar margenoot+ such a louse as shown in Fig. 1, and its growth when it was a larva and which came out of a pupa through metamorphosis, and which consequently with all its organsGa naar margenoot+ is not as large as the round particle denoted by Fig. 1Ga naar voetnoot18. Between C and E are shown the eye of the little fly, each of which consists of a great many facets. By DL and DM are denoted the two horns, each of which consists of many segments, which are covered with a great many hairs, which produced rather a pleasant spectacle. But other flies did not have such long horns, from which I concluded that one sort were males and the other sort females. By F and G are denoted the organs which this little fly has in front on its head and which I think are the organs by means of which it collects its food or carries it into its body. HIK is the abdomen of the little fly, which was always thus curved when they were dead, tending towards the figure it had when contained in the body of the said louse. And when it tried to sting a louse, as has been told above, it moved this part H near F, so that the pointed part I came to be far beyond the head. | ||||||
Ik hebbe versuijmt na te speuren, of in dat deel I. niet wel een scharpen Angel mogte geplaast zijn. Met AQPOB. werdenGa naar voetnoota aan gewesen, tweeGa naar voetnootb groote, en twee kleijne wieken, die met menigvuldige hairtgens zijnGa naar voetnoot71, soo op het vlies, als op de ommetrek vande wieken. Met R.R.R.R.R.R. werden aan gewesen de ses pooten met derselver leden, die mede met hairtgens zijn beset, en aan welkers uijterste eijnden, ik geen klaeuwtgens hebbe konnen ontdekken, en alsoo den Teijkenaar oordeelde, dat de eijnde vande hairtgens die uijt het uijterste vande pootgensGa naar voetnootc waren uijtstekende, nog kleijne weerhaakjens hadde, heeft hij die eenigsints nagevolgt. Met STV. werd aangewesen, een silver stifje, daar het Vliegje met zijn pooten, doot zijnde, was aan gekleeft, want onmogelijk soude men het Vliegje levendig zijnde, konnen af teijkenen. Als wij nu aan sien, het verwonderens waardigeGa naar voetnoot72 maaksel van soo een kleijn schepsel, en hoe dit Vliegje is voortkomende, ende daar bij gedenken, dat het wormke, waar uijt het Vliegje bij veranderingGa naar voetnoot43 gemaaktGa naar voetnootd, en dat sulks beelden wij ons in, niet en sal geschieden, ten sij het wormke dat uijt een Eijtge van een Vliegje is voortkomende, tot sijn voetsel, een ander dierke gebruijkt, sooGa naar voetnoote moeten wij versteltGa naar voetnootf staan. Nu sag ik nog veele doode dierkens inde glase Tuba leggen, daar geen Vliegjens uijt waren gekomenGa naar voetnootg, van de welke ik geen gedagten hadde, dat Vliegjens zouden komen, als mij in beeldendeGa naar voetnoot73, dat ik deselve niet sagt genoeg hadde gehandelt, en over sulks, de inleggende dierkens gestorven waren, maar na verloop van nog wel veertien dagen, sag ik wel seve vliegjens te gelijk door het glas loopen, en vliegen, die mede maar twee dagen int leven bleven, en welkeGa naar voetnooth laaste Vliegjens van een ander maaksel waren als de eerste Vliegjens, want hare lighame waren korter, als die vande eerste Dierkens. Ga naar margenoot+Na desen kome ik in een tuijn, daar ik kleijne witte luijsjens op de bladeren van Haas-noote boomenGa naar voetnoot74 sag loopen, en eenigeGa naar voetnooti van dese bladeren mede nemende en beschouwende, sag ik dat dese witte luijsjens, in maaksel seer na over een quamen met de groene luijsjens, hier vooren verhaalt, met dit onderscheijt, dat ze wel de helft kleijnder waren, als de groene luijsjens, want als eenige al in vliegende schepsels waren verandert, was haare lighame niet grooter als een grof sandGa naar voetnoot75, en hare lighame waren beset met seer veel hairtgens, aan welkers eijnde, een kleijn droppeltge heldere vogt was, maar wanneer ze haar laaste huijtge hadden verwisselt, en in een vliegent schepseltge waren verandert, konde ik geen hairtgens, aan haare lighame gewaar werden. | ||||||
I have neglected to trace whether there might not be a sharp sting in that part I. By AQPOB are denoted two large and two small wings, which are covered with a great many hairs, both the membrane and the edges of the wings. By R, R, R, R, R, and R are denoted the six legs with their segments, which are also covered with hairs and at whose extremities I could not detect any claws, and since the draughtsman thought that the ends of the hairs extending from the extremity of the legs also had small barbs, he has drawn them a little. By STV is denoted a silver pin, on which the little fly had been pasted when dead, for it would be impossible to draw the little fly when alive. If we now behold the admirable structure of such a small creature and how this little fly is generated, and if we bear in mind that the little fly has been formed from the little larva by metamorphosis and that this will not take place, we think, unless the little larva coming out of an egg of a little fly uses another animalcule as food, we cannot but be amazed. Now I saw many more dead animalcules lying in the glass tube, out of which no little flies had come, from which I did not think that little flies would come, because I thought I had not handled them gently enough and the enclosed animalcules had therefore died, but after about a fortnight I saw at least seven little flies at a time running and flying through the tube, which also lived only two days. These last-mentioned flies had a different structure from the first-mentioned flies, for their bodies were shorter than those of the first-mentioned animalcules. Ga naar margenoot+After this I came into a garden where I saw small white lice running on the leaves of hazelnut trees, and taking home some of these leaves and inspecting them, I saw that these white lice very closely resembled in their structure the green lice mentioned above, the only difference being that they were at least half the size of the green lice, for when some of them had already been metamorphosed into flying creatures, their bodies were no bigger than a coarse grain of sandGa naar voetnoot19, and their bodies were covered with a great many hairs, at the end of which there was a small drop of clear moisture. But when they had cast their last skin and had been metamorphosed into a flying creature, I could detect no hairs on their bodies. | ||||||
Ga naar margenoot+Ik opende ook verscheijde van dese luijsjensGa naar voetnoota, en ik haalden de jongen mede uijt haar lijf. Ik hebbe voor desen mijn selven in gebeeld, dat alle schepsels, de welke haar agterlijf, uijt krings, of kerfs, gewijse deelenGa naar voetnoot76 bestond, gelijk meest alle kleijne Vliegende schepsels, en onder andere ook het lighaam vande Schorpioen; dat soo danige dieren, bij veranderingGa naar voetnootb uijt Wormen waren voort komende, dog ik hebbe met het beschouwen van dese en diergelijke kleijne dierkens onder vondenGa naar voetnoot77, dat ik in mijn meijninge hebbe gedwaalt, want dese dierkens zijn hare Lighame mede gekerft, en nogtans komen ze sonder eenige verandering uijt der selver Moeder voort. Ga naar margenoot+Dese drie hier vooren verhaalde popjens, na dat ze ontrentGa naar voetnootc agt dagen, indeGa naar voetnootd glase Tuba hadden op geslooten geweest, sag ik dat uijt een vande selve, een vliegent Schepsel was voort gekomen, dat van een graeuwe couluur was, en het onderste vande wieken, en lighaam was wat uijt den geeleGa naar voetnoot78, anders was het maaksel, over een komende, met het dierke dat wij de MotGa naar voetnoote noemen, alleen dat het wat grooter was, als de witte Mottgens, die wol, en klederen, door eeten alstGa naar voetnootf nog wormen zijn. Het af gestroopte huijtge, van het verhaalde vliegende Schepsel, dat het popje verbeeld hadde, was na mijn oordeel wel een vierde deel langer, dan het hadde geweest, doen het vliegende schepsel daar in beslooten lag. Des anderen daags hadde ik het geluk, dat het dierke in het tweede popje, soo alsGa naar voetnoot79 ik het beschouwde, sig beweegde, om uijt zijn omwinsel te breeken. De eerste beweginge, die dit schepseltge maakten, was, dat het desselfs agterlijf uijt rekte, waar door het agterste gedeelte van het popje, inde vouwe, of krings gewijse deelen, langer wierden uijt gerektGa naar voetnootg, ende die uijt gerektheijt bleefGa naar voetnooth behouden, en soo ras en was dese eerste uijt rekkinge van het diertge niet geschiet, of het dierke vervolgde met een tweede en derde uijt rekkinge, van desselfs Lighaam, waar door alle de krings gewijse deelen van het popje in langte wierden uijt geset, in welk doen het popje, daar het hooft geplaast is, ontstukken barsten, en het Mottge liep door het glas. Nu waren de wieken, van dit uijt komende schepsel, ontrent maar half soo groot, als de wieken van het Schepseltge, dat daags tevooren was uijt gekomen. Dit schepseltge regten sijn korte wiekjens regt op, en rekten de wiekjens verscheijde malen uijt, en dan spreijden het sijn wieken, weder over desselfs lighaam, in welk doen de wieken haar langte bequamen, ende de menigvuldige veertgensGa naar voetnoot80, die op de wieken seer digt over malkanderen hadden gelegen, scheijde met de uijt settinge vande wieken, op veele plaatsen een weijnig van een, dat geen onaangenaam gesigt verwekte, wantze namen een gemarmert ofte gefigureert wesen aan. | ||||||
Ga naar margenoot+I also opened several of these little lice and I also took the young out of their bodies. I previously thought that all those creatures whose abdomen consisted of segments, like nearly all small flying creatures, amongst them also the body of the scorpion, came out of larvae through metamorphosis, but when I inspected these and similar small animalcules, I found that my opinion had been erroneous, for the bodies of these animalcules also consist of segments and yet they come forth from their mother without any metamorphosis. Ga naar margenoot+When the three aforesaid pupae had been enclosed in the glass tube for about eight days, I saw that out of one of them a flying creature had come forth, whose colour was grey, while the underside of the wings and the body were yellowish. For the rest the structure resembled that of the animalcule we call the moth, the only difference being that it was slightly larger, like the white moths which eat through wool and clothes when they are still larvae. The stripped-off skin of the said flying creature which had formed the pupa in my opinion was at least one fourth longer than it had been when the flying creature was enclosed in it. The next day I had the good fortune that the animalcule in the second pupa, at the very moment when I looked at it, began to move to break out of its cocoon. The first movement which this creature made was to stretch its abdomen, in consequence of which the hind part of the pupa, in the segments, was stretched more, and this stretched condition was preserved. And no sooner had this first stretching of the animalcule taken place but the animalcule continued with a second and third stretching of its body, in consequence of which all the segments of the pupa expanded lengthwise, and thus the pupa burst near the head and the moth ran through the tube. Now the wings of this creature coming out of the pupa were only half as large as the wings of the little creature that had hatched the day before. This little creature raised its short wings erect and stretched its wings several times, and then it spread its wings over its body again, and thus the wings got their length and the numerous hairs which had lain very closely on each other on the wings separated a little in many places as the wings were stretched, which produced rather a pleasant spectacle, for they assumed a marbled or figured appearance. | ||||||
Dese drieGa naar voetnoota huijtgens vande popjens, hadde door gaansGa naar voetnoot81 met haar dunste eijnde in een weijnig gespin vande Ruspe, vast aan den anderenGa naar voetnoot82 gelegen, en hoe ik deselve met te verplaatsen, ofte een weijnig te schudden, van een tragte te separeren, soo was het te vergeefs. Dit dede mij na soeken, wat de redenenGa naar voetnootb van dese aan een schakeling mogte zijn, als hebbendeGa naar voetnoot83 een vande selve uijt de Tuba genomen: als wanneer ik sagGa naar voetnoot84, dat deselve op het uijterste eijnde en ook een weijnig lager, met aardige kromme haakjens waren beset, en alleenGa naar voetnootc (mij toe schenen) gemaakt te sijn, tot dienst en behulpGa naar voetnootd, om door die haakjens, des te beter uijt haar omwinsel te konnen breeken. Want laat dit in geslooten dierken, wanneer het uijt zijn omwinsel sal breeken, sijn lighaam uijt rekken, soo sal een van alle die verhaalde haakjens, in desselfs gespin vast blijven, waar door dan met het inhalen van desselfs lighaam, het omwinsel niet kan volgen, door welk doen, het uijt zijn omwinsel met gemak kanGa naar voetnoote redden, en wij al weder op nieuw gewaar werden, de onbedenkelijkeGa naar voetnoot85 volmaaktheijt, die in soo kleine schepsels sijnGa naar voetnootf; en als wij gaan beschouwen, de menigvuldige, en onbegrijpelijke menigte van veertgens, die met haar schagjens, inde wieken, en lighaam vandeGa naar voetnootg Mottgens staan en die met door het glas te vliegen en loopen, van binnen tegen het glas aan saaten, en daar bij doen, dat men aan meest alle een bijsonderGa naar voetnoot86 maaksel siett, soo moeten wij al wederGa naar voetnooth verstelt staan. Ga naar margenoot+Ik hebbe goet gedagt, het maaksel vande kromme haakjens die aan soo een veragt popje staanGa naar voetnooti, aan te wijsen. Ga naar margenoot+Fig. 4. ABCDE. vertoont een kleijn gedeelte van het agterlijf van een verhaalt popje, al waar met BCD. aan gewesen werd, de kromme haakjens, waar in het gespin van het popje, door de Rusp, daar in het is verandert, soo verwart is, dat men veel moeijten heeft, eer dat men het van het gespin suijvert. Drie à. vier jaren geleden, waren meestGa naar voetnootj alle de boomen in mijn tuijn, de bladeren, en bloesems vande Ruspen, soo danig af gegeten, dat int voorjaar niet een blad, aan de boomen was, als wanneer ik in gedagten was, dat meest alle de Ruspen, door gebrek van voetsel, tot geen verandering, (dat is in vliegende Schepsels) soude komen, soo hebbe ik egterGa naar voetnoot87 verscheijde uijt gegetene, en verdroogde bloesems, en bladeren, met der selver gespin, vande boomen genomen, ende die in een doosje op geslooten, en int volgende jaar gesien, dat uijt deselve eenige weijnige, en dat verscheijde soorten, van kleijne vliegende schepsels waren gekomen, waar van ik de huijt van een popje, daar uijt het Vliegende schepseltge was verhuijst, voor het vergroot glas gesteltGa naar voetnootk, en laten afteikenen, om dat een werktuijg aan het selvige was, van een gans ander maaksel, als het eerste. | ||||||
These three skins of the pupae had always lain very close together with their thinnest end in some threads of the caterpillar, and however much I tried to separate them by displacing or shaking them a little, it was all in vain. This induced me to seek what might be the cause of this attachment, having taken one of them out of the tube. And then I saw that they were covered at the extremity, and also a little lower, with neat crooked hooks, and these (it seemed to me) were only made as a means for them to break out of their cocoon more easily with those barbs. For when this enclosed animalcule, when about to break out of its cocoon, stretches its body, one of all those said barbs will be caught in the cocoon, in consequence of which the cocoon cannot follow the body when drawn in, so that it can easily escape from its cocoon, and thus we again perceive the incredible perfection in so small a creature. And when we see the numerous and incredible number of barbed hairs planted with their shafts in the wings and the bodies of the moths which adhered to the inside of the tube because the moths were running and flying through the tube, and when we then add that in nearly all of them a different structure is to be seen, we are again bound to be amazed. Ga naar margenoot+I have thought fit to show the structure of the crooked hooks on such an insignificant pupa. Ga naar margenoot+Fig. 4, ABCDE shows a small part of the abdomen of such a pupa, where by B, C, D are denoted the crooked hooks in which the cocoon of the pupa into which the caterpillar has been metamorphosed is so entangled that one has great difficulty in freeing it from the cocoon. Three or four years ago the leaves and blossoms of nearly all the trees in my garden had been eaten by the caterpillars to such a degree that in the spring there was not a leaf on the trees, and then I thought that for want of food hardly any of the caterpillars would be metamorphosed (i.e. into flying creatures). Yet I took from the trees several gnawed and dried blossoms and leaves with their cocoons and enclosed them in a little box; and the next year I saw that out of them had come a few small flying creatures, of divers sorts, and I placed the skin of a pupa from which the flying creature had escaped before the magnifying glass and had it depicted because it had an organ whose structure was quite different from that of the first-mentioned one. | ||||||
Ga naar margenoot+Fig: 5. FGHI. vertoont het agterste gedeelte, van het laast verhaalde popje, alwaar met GH. aan gewesen werd, de wel gemaakte scharpe puncten, die mede tot dienst van het schepsel gemaakt zijn, om in het gespin van het schepsel worm zijnde, te hegten. Ik sal afbreeken ende onder des blijvenGa naar voetnoot88Ga naar voetnoota.
Mijn Heer.
UEd: Ootmoedige Dienaar.
| ||||||
Ga naar margenoot+Fig. 5, FGHI shows the hind part of the last-mentioned pupa, where by G, H are denoted the well-made sharp points which also have been made to serve the creature, to be caught in the cocoon of the creature when it is a larva. I will conclude and remain meanwhileGa naar voetnoot20,
Dear Sir, Your humble servant,
|
|