Alle de brieven. Deel 11: 1695-1696
(1983)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| |||||
Korte inhoud:L. bekijkt oesterlarven, die echter dood blijken te zijn en zoekt tevergeefs naar het zaad van mannelijke oesters. Bladluizen afkomstig van de roos zijn levendbarend. Ze zijn verschillend van de melige pruimluis. Over sluipwesplarven in de bladluizen, over de eieren en de darmbeweging in de sluipwespen. Ook Dierkens afkomstig van kersebomen zijn geparasiteerd. | |||||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is die van uitgave A. | |||||
Letter No. 155 [94]
| |||||
Published in:
| |||||
Summary:L. observes oyster larvae, which, however, are found to be dead, and he searches in vain for the sperm of male oysters. Aphids originating from the rose are viviparous. They differ from the mealy plum aphids. On the larvae of hymenopterous parasites in the aphids, on the eggs, and the intestinal movement in the parasites. Animalcules originating from cherry trees have also been parasitized. | |||||
Remark:The text as here printed is that of edition A. | |||||
Delft in Hollant, den 20. Augusti 1695.
Hoog Edele Heer.Ga naar voetnoot1)
MYn voornemen was wel, van dit Jaar geen meerder observatien ontrent de voortteelinge van de Oesters by der hand te nemen, ten ware na het af senden van myn Missive aan U Hoog Ed:Ga naar voetnoot2) my van een Mosselvanger, twaelf ongemene groote Oesters en eenige weynige kleyne waren toegekomenGa naar voetnoot3), die den zelven onder het vangen van de Mosselen van de gront hadde op gehaalt. Ga naar margenoot+Dese Oesters door zogt ik allenGa naar voetnoot4) en ontdekte in verscheyde van de zelvige veel Eyeren, of jonge Oesters, dog ze waren op verre na tot zoodanige volmaaktheyt niet gekomenGa naar voetnoot5), als by myne voorgaande Missive is geseyt; want hoe naeuwkeurig ik toe zag, zoo en konde ik onder de volmaakste ongebooren Oesters, die ik quam te zien, geen leven bekennenGa naar voetnoot6), waar uyt ik een besluyt maakteGa naar voetnoot7), dat dese laaste ontledigdeGa naar voetnoot8) Oesters veel dieper onder water hadden gelegen, als de Oesters die ik uyt Zeelant hadde ontbooden, en by gevolg zoo veel warmte niet en hadden gehad, als de Oesters die in Zeelant op de ondiepte leggenGa naar voetnoot9). Omme myn zelven hier inne te voldoenGa naar voetnoot10), begaf ik my by de Mossel-vanger, uyt wie ik verstond, datGa naar voetnoot11) de Oesters die den zelven my hadde toe gesonden, wel tien â twaelf voetenGa naar voetnoot12) diep, ende by laag water onder van de gront hadde opgehaalt. Daar benevens wist my den zelven te zeggen, dat de Oesters die in Zeelant in bakken te mesten leggen, niet dieper onder water leggen als ontrent twee voeten, ende dat ook weynig dik op den anderenGa naar voetnoot13), op dat de onderste niet verstikken | |||||
Delft in Holland, the 20th of August 1695.
Very Noble Sir.Ga naar voetnoot1)
It was indeed my intention to undertake this Year no further observations about the generation of the Oysters were it not that, after dispatching my Letter to Your HonourGa naar voetnoot2), I received twelve unusually large Oysters and a few small ones from a Mussel-fisher, who had pulled them up from the ground as he was fishing for Mussels. Ga naar margenoot+I examined all these Oysters and in several of them discovered many Eggs or young Oysters, but they were not by far as fully grown as said in my previous Letter. For however accurately I looked, I could not detect any movement among the most fully grown unborn Oysters that I got to see, from which I concluded that these last dissected Oysters had lain under water much deeper than the Oysters I had ordered from Zeeland, and consequently had not had as much heat as the Oysters which lie in Zeeland on the mud flatsGa naar voetnoot3). In order to satisfy myself about this, I went to the Musselfisher, from whom I learned that he had pulled up the Oysters he had sent me from the ground at a depth of at least ten to twelve feetGa naar voetnoot4), and at low tide. Therewithal he was able to tell me that the Oysters which are fattening in Zeeland in trays lie at no greater depth below water than about two feet, and not very thickly on each other, in order that the lowermost should not be suffocated, | |||||
zoudenGa naar voetnoot14), ende dat dese Oester bakken zoodanig toe gesteltGa naar voetnoot15) zijn, dat men het water kan af tappen, en weder water toe voeren na het genoegen van de Oester handelaars. Vorders heb ik na weynig ondersoekGa naar voetnoot16), alzoo my de tyd ontbrak, na het mannelijk zaad van de Oesters gezogt, het welke ik my inbeeldeGa naar voetnoot17) te zien, dog eer ik daar van wat zal zeggenGa naar voetnoota), moet ik in toe komende (by gesontheyt) nader ondersoek daar ontrent doenGa naar voetnoot18). Ga naar margenoot+Ik kan niet na laten hier by te voegen myne aantekeninge die ik gehouden hebbe ontrent de Dierkens die ik aan de Roose-boomen gevonden hebbe, U Ed. Hoog Edele mede te laten toekomen, die dese volgende zijn. Ontrent half July ontdekte ik Dierkens aan de Roose-boomen, en wel meest aan de jonge uytgeschotene takjens en bladerkens. Dese Dierkens waren van een ligt groene Couleur, en grooter van lighaam, en daar by veel langer van pooten, als de Dierkens, die ik in de Aelbesse, Kersse, en Pruyme-boomen hadde ontdektGa naar voetnoot19). Ik opende mede veele van dese Dierkens, en ik bevond datse mede met zoo veel jongen waren beset, als ik van de andere Dierkens hebbe gezeytGa naar voetnoot20). Ik zag ook dat dese Dierkens, die ik de naam van Roose-luys sal geven, hare jongen mede met het agter lyf eerstGa naar voetnoot21) baarden, ende dat de zelvige in 't baaren haar agter lyf om hoog staken, en wanneer een Dierke zoo verre uyt de Moeder was gestooten, dat ik de oogen al aan het uytgestoote Dierke konde bekennen, bragt het Dierke dat nog met een kleyn gedeelte van het hooft in de Moeder stak, alle zyn ses pooten uyt malkanderen, en maakte met de pooten zoo een beweginge, als of het voort wilde loopen, en kort daar aan bragt de Moeder het agterlyf zoo laeg, tot dat het Dierke, dat nog niet volkomen gebooren was, zyne pooten hegte op het steeltge van het bladerken, waar op de Moeder zat, als wanneerGa naar voetnoot22) de Moeder tot twee distincte reysenGa naar voetnoot23) een schuddinge met haar lighaam quam te maken, ende te gelijk | |||||
and that these Oyster trays are arranged in such a way that the water can be drawn off and added again, at the pleasure of the Oyster-dealersGa naar voetnoot5). Next I searched, in a short examination, since I lacked time, for the male sperm of the Oysters, which I fancied I saw, but before saying anything about it, I must investigate this further in future (health permitting)Ga naar voetnoot6). Ga naar margenoot+I cannot help adding hereto my notes which I made concerning the little Animals I found on the Rose-bushes and to send them to Your Honour; they are as follows. About the middle of July I discovered little Animals on the Rose-bushes, and this mostly on the young shoots and leaves. These little Animals had a pale green Colour and their bodies were larger and therewithal their legs much longer than those of the little Animals I had discovered in the Currant-bushes, Cherry-trees, and Plum-treesGa naar voetnoot7). I also dissected many of these little Animals and I found that they also contained as many young ones as I have said of the other little AnimalsGa naar voetnoot8). I also saw that these little Animals, which I will give the name of Rose-louse, bore their young ones also with the abdomen forward and that in giving birth to them they put up their abdomenGa naar voetnoot9); and when a little Animal had been ejected from the Mother so far that I could already discern the eyes on the ejected Animal, the little Animal, which still stuck with a small part of its head in the Mother, brought all its six legs apart and made whith its legs such a movement as if it wanted to run off, and shortly after this the Mother placed the abdomen so low that the little Animal, which had not yet been born completely, attached its legs to the stem of the leaf on which the Mother was sitting, upon which the Mother | |||||
ook haar agterlyf om hoog stak, in welke tweede schuddinge de Moeder van haar kint ontlast wierde. Dese Dierkens schenen zeer naGa naar voetnoot24) van een ende dezelvige maaksel als Dierkens in de Pruyme-boomen, maar als men dezelvige door het vergroot-glas beschouwde, vond men zoo in de Pooten, als Hoornen, en Lighaam, al vry verschilGa naar voetnoot25). Alzoo dese Dierkens mede in Vliegjens veranderen, heb ik in die tyd dat de wiekjens nog kleyn waren, en in malkanderen geschiktGa naar voetnoot26) lagen, dezelvige verscheyde malen van het lyf af gesneden, en die wiekjens getragt uyt een te doen, dog ik vond de wiekjens zoo onstark, dat het voor my niet doenlyk was. Vorders trof ik een Dierken aan, die zyn wiekjens maar ter halver wegen ontvouwen waren, en ook niet verder uit gestrekt wierden, in welke wiekjens my naaktGa naar voetnoot27) voor de oogen quam, hoe dat dezelvige drievoudig, of drie dubbelt gevouwen in een hadden gelegen, en hoe aardig dat de bogten in 't ronde toegevouwen hadden geweest, en als ik daar nevens quam te gedenken aan de menigvuldige vaaten, waar uit zoo een dun maaksel most bestaan, als ook wat al ledekens de senuweGa naar voetnoot28) of beenagtige deelen van dit wiekje mosten hebben, zoude het styf wesenGa naar voetnoot29), zoo stond ik al weder over de al wysheyt van het maaksel van zoo een kleyn Schepsel, dat de duysendste Mensch niet en kenGa naar voetnoot30), verbaastGa naar voetnoot31). Ga naar margenoot+Ik zag ook verscheyde van dese Dierkens aan de bladerkens, met haar pootgens of klauwtgens vast gehegt, die doot waren, en welkers lighaamen mede in 't rond opgeswollen waren, en in plaats van groen, waren haar lighaamen in een geelagtige Couleur verandert. Ik nam verscheyde van dese doode Dierkens, waar van ik eenige opende en ik bevond, dat in yder van dezelvige een levende wormGa naar voetnoot32) was, en uit andere was de | |||||
shook her body at least twice and at the same time put up her abdomen; and during the second shaking the Mother was delivered of her child. These little Animals appeared to be of practically the same structure as little Animals in the Plum-trees, but if one observed them through the magnifying glass, one found quite considerable differences in the Legs as well as the Horns and the BodyGa naar voetnoot10). As these little Animals also change into little Flies, in the time when the wings were still small and folded together I cut them off the body divers times and tried to unfold these wings, but I found the wings to be so delicate that it was impossible for me. Further I came across a little Animal whose wings were unfolded only halfway and were not stretched further either, and in these wings I clearly saw how they had been folded together threefold and how prettily the bends had been folded up all round, and when I further thought of the numerous vessels of which such a thin structure must consist, and also what a large number of joints the sinewsGa naar voetnoot11) or bony parts of this wing must have if it were to be stiff, I was once again amazed at the great wisdom shown by the structure of so small a Creature, which not one Man in a thousand knowsGa naar voetnoot12). Ga naar margenoot+I also saw several of these little Animals, attached with their legs or claws to the leaves, which [animals] were dead and whose bodies were further swollen all round; and instead of being green, their bodies had taken on a yellowish Colour. I took several of these dead Animals, of which I opened some, and I found that in each of them there was a living wormGa naar voetnoot13), and in others the worm had already | |||||
worm al in een Vliegje verandert, welk Vliegje als dobbelt toe gevout in 't Dierke lagGa naar voetnoot33). Veele van dese doode Dierkens, daar wormkens in waren, sloot ik in een glas op, welk glas ik met kurk toe stopte, en ik bequam van dag tot dag uit dese doode Dierkens Vliegjens, die van een gans ander geslagt waren, als waar in dese groene Dierkens verandert zouden geworden hebben, want dese Vliegjens, die zwart waren, hadden korte wiekjens, die maar een weynig over het agterlyf uitstaken, en daar by waaren haar agterste van haar lighaamen zoo spits toeloopende, even als of die tot geen ander eynde gemaakt waren, als om der zelver Eyeren in een ander Dierken zyn lighaam in te stootenGa naar voetnoot34). Dese Vliegjens hadden in het boven agterlyf van de doode Dierkens een rond gaatge gemaakt, waar door zy uit de Dierkens waren gekroopen. Dese verhaalde Vliegjens en bleven, in 't glas op gesloote zynde, niet langer als drie dagen in 't leven, waar uit ik een besluyt maakteGa naar voetnoot7), dat haarGa naar voetnoot35) voetsel ontbrak. Uyt dese myne waarneminge bleek my weder, dat de Mieren geen oorsaak waren, dat de verhaalde Dierkens beswangert wierden met een wormGa naar voetnoot36), en daar by nam ik in gedagten, dat by aldienGa naar voetnoot37) dese zwarte Vliegjens, geen Ruspen, die op haar vervellen ofte in haar veranderingGa naar voetnoot38) leggen, nogGa naar voetnoot39) ook de verhaalde groene Dierkens, die ik de naam van Aelbesse, Kersse, Pruyme, en Roose-luysen heb gegeven, konnen aan treffen, om haar Eyeren daar op, of in, te plaatsen, datGa naar voetnoot40) haar geslagt, niet en zouden konnen voort zetten, en wanneer zoo een Vliegje veel Eyeren op een Rusp komt te leggen, en uit de Rusp, in plaats een eenig groot vliegent Schepsel voort te brengen, veel kleyne Vliegjens voortkomen, als te meermaal is gezeyt, zoo staan eenigeGa naar voetnoot41) daar over versetGa naar voetnoot42), als haar niet konnendeGa naar voetnoota) te binnen komenGa naar voetnoot43) de oorsaak deser veranderingGa naar voetnoot38). Ik hebbe verscheyde van dese Vliegjens, welkers agterlyf wat geelagtig was, | |||||
changed into a little Fly, which lay doubled up as it were in the little AnimalGa naar voetnoot14). I enclosed many of these dead Animals, in which there were worms, in a glass, which I stoppered with cork, and from these dead Animals I got from day to day little Flies, which were of quite another kind than that into which these green Animals would have changed, for these little Flies, which were black, had short wings, extended only a bit over the abdomen, and moreover the hindmost part of their bodies ran to such a point as if they had been made for no other purpose but for thrusting their Eggs into the body of another little AnimalGa naar voetnoot15). These little Flies had made in the upper abdomen of the dead little Animals a round hole, through which they had crept out of the little Animals. These said little Flies, when enclosed in the glass, remained alive no longer than three days, from which I concluded that they lacked food. From these observations it again appeared to me that the Ants were not the cause that the said little Animals were impregnated with a wormGa naar voetnoot16), and in connection therewith I began to think that in case these black Flies cannot find either Caterpillars which are engaged in sloughing or in metamorphosis or the said green Animals, to which I have given the name of Currant-, Cherry-, Plum-, and Rose-lice, to lay their Eggs thereon or therein, they cannot propagate their kind. And when such a little Fly lays many Eggs on a Caterpillar, and out of this Caterpillar, instead of one large flying Creature, there emerge many little Flies, as has been said repeatedly, some people are dumbfounded because they cannot imagine the cause of this change. I dissected several of these little Flies, whose abdomen was a bit yellowish, | |||||
naGa naar voetnoot44) dezelvige maar een ure ofte twee uit de doode Dierkens waren gekomen, geopent, en waargenomen, dat in haar lighaame al weder eenige weynige Eyeren waren. In 't openen van de gezeyde Vliegjens quam my een darm in 't oog, in welke darm de Chyl, tot myn groote verwondering, gins en wederGa naar voetnoot45) wierd gestooten, en al waar de Chyl uit seker gedeelte van de darm na een ander gedeelte van de darm wierde gestooten, sloot de darm weder vaardigGa naar voetnoot46) toe; dese voortstootinge van de Chyl ende toe sluytinge van de darm, daar de Chyl niet en was, geschieden in een zeer korte tijd drie â vier maal, en vorder en zag ik geen de minste beweginge in de darmGa naar voetnoot47). Wanneer nu de Vliegjens uit de doode Dierkens waren verhuyst, door zogt ik de huyt van de doode Dierkens die zeer dun, en van binnen omsponnen was, zoo datGa naar voetnoot48) de wormGa naar voetnoot32), in het Dierken leggende, en tot zyn volkome groote gekomen zynde, sig omspind, gelijk veele Ruspen doenGa naar voetnoot49). Ga naar margenoot+Na desen hebbe ik nog een zoort van zeer kleyne doode Dierkens van de bladerkens van de Kersseboomen genomen, daar in ik mede zag dat wormkens waren, die ik op sloot, en zag dat ongemene kleyneGa naar voetnoot50) Vliegjens uit de wormkens voort quamen, welkers agterlijven zeer spits toeliepen en niet langer waren als het voorste gedeelte van haar lighaam is, en waren met twee hoorntgensGa naar voetnoot51) aan het hooft versien, die by na zoo lang waren, als haar gantsche lighaamGa naar voetnoot52). In 't kort, hoe wy meer en meer de voortteelinge van de Schepsels na speuren, hoe wy meer en meer, onverbrekelijk vast stellenGa naar voetnoot53), datter geen nieuwe Schepsels gemaakt worden. Het komt my menigmaal in gedagten, het geene ik hier vooren hebbe geseyt, namentlijk, dat zoo een verhaalt kleyn Dierke, om zyn zelven te rasser van zyn jongen te ontlasten, zyn agterlyf nederboog, op dat het Dierke, dat nog voor een weynig in de geboorteGa naar voetnoot54) stak, zyn pooten zoude vast hegten, ende dat daar op de Moeder met schuddinge haar agterlyf omhoog stak, en dusGa naar voetnoot55) van haar jong ontlast wierd. Van wien, zullen wy nu zeggen, hangt zoodanige ingeschapenheyt of begaaftheyt af, hangt ze van een dier af dat van zig zelfs, of uit bedervingeGa naar voetnoot56) voort- | |||||
some two hours after they had emerged from the dead little Animals, and observed that there were already a few eggs again in their bodies. In opening the said little Flies I caught sight of an intestine, in which to my great astonishment the Chyle was being pushed to and fro; and where the Chyle was propelled from a given part of the intestine to another part of the intestine, the intestine closed again rapidly. This propulsion of the Chyle and closure of the intestine where the Chyle was not present took place three or four times in a very short span, and for the rest I did not see the slightest movement in the intestineGa naar voetnoot17). Now when the little Flies had escaped from the dead little Animals, I examined the skin of the dead Animals, which was very thin and spun about on the inside, from which it follows that the worm, when lying in the little Animal and having reached its full size, forms a cocoon, as do many CaterpillarsGa naar voetnoot18). Ga naar margenoot+After this I took another kind of very tiny dead Animals from the leaves of the Cherry-trees, in which I saw that little worms were also present, and which I enclosed, and then I saw that out of the little worms extremely small Flies emerged, whose abdomens ran to a very sharp point and were no longer than the front part of their bodies, and they were provided with two little horns at their head, which were well-nigh as long as their whole bodyGa naar voetnoot19). Briefly, the more we investigate the generation of Creatures, the more do we establish with great certainty that no new Creatures are made. I frequently think of what I have said above, to wit that such a said little Animal, in order to deliver itself the sooner of its young, bent down its abdomen in order that the little Animal, a small part of which still stuck in the genitals, should attach its legs, and that thereupon the Mother put up and shook her abdomen and was thus delivered of her young. On whom, shall we now say, does such an innate tendency or ability depend; does it depend on an animal which is created spon- | |||||
komt? wy moeten immers zeggen neen, daar en is geen Schepsel dat eenige begaaftheyt van haar zelfs heeft, ze hangt alGa naar voetnoot57) af van haar geslagt, waar uit ze zyn voort gekomen, dat is, die in den beginneGa naar voetnoot58) al gemaakt, en begaaft zyn geweest. &c.
A. van Leeuwenhoek. | |||||
taneously or from putrefied matter? We must indeed say: no, there is no Creature that has any ability of itself; it depends altogether on its kind, from which it has come forth, that is: which were already made and had this ability in the beginningGa naar voetnoot20). etc.
A. van Leeuwenhoek. |
|