Alle de brieven. Deel 11: 1695-1696
(1983)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:L. tracht maden op te kweken met oorsmeer als voedsel. Beweging in zijn oor is het gevolg van een haartje dat tegen het trommelvlies aantrilt. | ||
Opmerkingen:De hier afgedrukte tekst is die uit de Boekzaal. De titel in de Boekzaal luidt: Brief van den Heer ANTONY VAN LEEUWENHOEK aan den Schrijver van de Boekzaal gezonden, als een vervolg van zijn gevoelen over de historie van de Vrouw te Kolmar, in de naastvoorgaande twee maanden verhandeld, en onderzogt. | ||
Letter No. 156
| ||
Published in:
| ||
Summary:L. tries to breed maggots with ear-wax as food. A movement in his ear is due to the vibration of a little hair against the ear-drum. | ||
Remarks:The text as here printed is that of the Boekzaal. The title in the Boekzaal reads: Brief van den Heer ANTONY VAN LEEUWENHOEK aan den Schrijver van de Boekzaal gezonden, als een vervolg van zijn gevoelen over de historie van de Vrouw te Kolmar, in de naastvoorgaande twee maanden verhandeld, en onderzogt (Letter of Mr. ANTONY VAN LEEUWENHOEK, sent to the Author of the Boekzaal, as a continuation of his opinion on the history of the Woman at Colmar, dealt with and examined in the preceding two months). | ||
Ga naar margenoot+Wanneer UE. my laatst de eer aan dede van my te bezoeken, toonde ik UE. tien Maden, die zoo ras als ze uit vliegeneyeren waren voortgekomen, van my in een glaze tubus waren opgesloten, enGa naar voetnoot1) dat in het stuk kurk, waar mede het eene einde van de tubus was toegestopt, een holte was gesneden, waar in ik eenige weken lang agter den anderenGa naar voetnoot2), de stoffe, die ik met het reinigen van mijn ooren, uit dezelve haalde, hadde geplaatst, en welke stoffe ik een luttel nat maakte, als ik de pas uit de eyeren komende Maden daar op stelde, op dat de jonge Maden van de natgemaakte stoffe des te beter haar voedsel zouden trekken; met dien inzigteGa naar voetnoot3) omme te ontdekken, of deze jonge Maden de stoffe uit de ooren tot voedsel zouden gebruiken. Dog ik zag dat geen van de tien Maden, daar omtrentGa naar voetnoot4) bleven, maar het gansche glas doorliepen. En alzoo ik oordeelde dat alle de Maden door gebrek van voedsel zouden gestorven hebben, zoo leide ik een klein stukje vlees op de stoffe uit de ooren, en zag na weinig tijd, dat meest alle deze jonge Maden, na het stukje vlees toeliepen, even als of dezelve met oogen en reuk waren begaaft geweestGa naar voetnoot5). Zeven van de gezeide tien Maden die overgebleven waren, zag ik, dat, toen het stukje vlees opgegeten was, nog niet wilden eeten van stoffe uit de ooren gekomen, schoon door het over en weder kruipen van de Maden de stoffe uit de ooren, in plaats van wit, al een roode couleur hadden aangenomenGa naar voetnoot6), dierhalven leide ik nog een klein stukje vlees op de stoffe uit de ooren, en dat zoo klein, dat ik my inbeeldeGa naar voetnoot7) dat de Maden hare volkome grootheid met dat weinig vlees niet zouden bekomen. Deze Maden het tweede stukje vlees opgegeten hebbende, en zoo lang geworden zijnde als een kinds nagel, aten toen de stoffe uit de ooren gansch opGa naar voetnoot8). Uit welke waarneminge ik een besluit maakteGa naar voetnoot9), dat by aldien de jonge, of eerstGa naar voetnoot10) uit de eyeren komende Maden geen ander voedsel hadden als de stoffe uit de ooren, zy alle zouden sterven. In 't kort, hoe ik meer en meer gedenk aan de Ruspen in het oor van de vrouw, van welke onlangs ons gesprek wasGa naar voetnoot11), hoe ik minder, en minder daar aan geloove, en nog minder, als wy gedenken, dat deze Maden in 't oor van de vrouw, uit verscheide grootheden en verwen bestonden; want zoo menige byzondereGa naar voetnoot12) grootheden en gedaantens als de Maden, uit het oor | ||
Ga naar margenoot+When the other day you did me the honour to visit me, I showed you ten Maggots, which, as soon as they had come forth from fly's eggs, had been enclosed by me in a glass tube; and I showed you that in the piece of cork with which one end of the tube was plugged a cavity had been cut, in which for some weeks consecutively I had placed the matter which I removed out of my ears when cleaning them and which I moistened a little as I placed thereon the Maggots just coming forth from the eggs, in order that the young Maggots might the better obtain their food from the moistened matter, my intention being to discover whether these young Maggots would use the matter from the ears as foodGa naar voetnoot1). But I saw that none of the ten Maggots remained thereabouts, but they walked all through the glass. And as I judged that all the Maggots would have died from lack of food, I laid a small bit of meat on the matter from the ears and saw after a short time that well-nigh all these young Maggots walked towards the bit of meat, as if they had been endowed with eyesight and smellGa naar voetnoot2). I saw that, when the bit of meat had been eaten up, seven of the said ten Maggots which had remained did not yet care to eat of matter from the ears, although through the Maggots' creeping to and fro the matter from the ears, instead of being white, had assumed a red colourGa naar voetnoot3). I therefore laid another small bit of meat on the matter from the ears, and this so small that I was of opinion that the Maggots would not reach their full growth with this small bit of meat. When these Maggots had eaten up the second bit of meat and had become as long as a child's nail, they ate up the matter from the ears completelyGa naar voetnoot4). From this observation I drew the conclusion that if the young or Maggots just coming out of the eggs had no other food but the matter from the ears, they would all die. In short, the more I think of the Caterpillars in the ear of the woman, about which we talked | ||
gekomen, gezegd worden gehad te hebben, van zoo vele byzondere dieren mosten de Maden afkomstig zijn geweest; terwijlGa naar voetnoot13) yder schepsel zijn 's gelijk voortbrengt. Eindelijk zijn de hier voren verhaalde Maden, in de glaze tubus opgesloten, veranderd in roodachtige tonnekens, die ongemeen platachtig worden, waar uit ik vast stelleGa naar voetnoot14) dat geen Vliegen zullen voortkomen, om dat ik dezelve het voedsel hebbe onthouden, enGa naar voetnoot15) daarom haren volkomen wasdom niet hebben bereikt. Ga naar margenoot+Omtrent twee jaren geleden hadde ik een beweginge in mijn regter oor, datGa naar voetnoot16) vele zig wisselijk zouden ingebeelt hebben, dat 'er een levend schepsel in 't oor zat, dat een continuele beweginge aan het gehoorvlies te wege bragt, dog ik hadde geen de minste gedagte, dat 'er een levend schepsel in 't oor was, hoewel ik zeer begeerig was omme de reden van deze beweginge na te vorschen. Ik nam dan een oorlepeltje, doorzogt daar mede mijn oor, en haalde in zeer korte tijd uit het oor een hairtje, omtrent een duim breed langGa naar voetnoot17), en zoo dik als een hoofdhair, en met die uithalinge was alle de beweginge gestilt; waar uit ik een besluit maakte, dat het eene einde van het hairtje aan het oor was vast gekleeft geweest, en dat het ander einde van het hair, tegen het gehoorvliesjeGa naar voetnoot18) aanraakte, ende dat met de beweginge van het gehoorvliesje, het hairtje trommelstokswijze tegen het vliesje heeft aangeslagen. Nu eenige dagen geleden, voele ik weder een beweginge in mijn eene oor, dog op geen ander tijd, als wanneer ik mijn kake-been quam te bewegen. Ik hadde geen andere gedagten, of dit wierd mede door een hairtje veroorzaakt, dog hoe menigmaal ik de beweginge met een oorlepeltje tragte te benemenGa naar voetnoot19), zoo konde ik die agter in 't oor niet beletten, waar op ik te rade wierdGa naar voetnoot20), het oorlepeltje een weinig in dik gomwater te steken, en het zelve zoo in mijn oor te brengen, op dat het hairtje aan de gom mogt kleven, en dusGa naar voetnoot21), mijn oor van die ongemeene beweginge zuiveren. Dit was zoo ras niet gedaan, of ik voelde my van de verhaalde beweginge bevrijd, zonder dat ik nogtans konde vernemenGa naar voetnoot22), wat de oorzaak van de zelve was geweest. Vorders... enz.... Ik blijve
UE. Dienstbereide
Delft dezen 10
Antony van Leeuwenhoek.Ga naar voetnoot23) | ||
the other dayGa naar voetnoot5), the less I believe it, and even less so if we bear in mind that these Maggots in the woman's ear had different sizes and colours. For as many as the different sizes and forms of the Maggots which had come out of the ear are said to have been, from so many different animals the Maggots must have originated, since every creature brings forth its own kind. Finally the aforesaid Maggots, enclosed in the glass tube, changed into little reddish cocoons, which become unusually flattish, from which, I maintain, no Flies will come forth, because I have withheld their food from them and they have not therefore reached their full growth. Ga naar margenoot+About two years ago I had a movement in my right ear, such that many people would no doubt have imagined that there was a living creature in the ear which brought about a continual movement on the ear-drum. But I did not have the least thought that there was a living creature in the ear, though I was very desirous to find out the cause of this movement. I therefore took an ear-pick, searched my ear therewith, and in a very short time removed from the ear a little hair about one inch longGa naar voetnoot6) and as thick as a hair of one's head, and with this removal all the movement had stopped. From this I drew the conclusion that one end of the little hair had stuck to the ear and that the other end of the hair touched the ear-drum, and that with the movement of the ear-drum the little hair struck against the ear-drum in the way of a drum-stick. A few days ago I again felt a movement in one of my ears, but only when I moved my jaw-bone. I had no other thoughts but this was again caused by a little hair. But however often I tried to stop the movement with an ear-pick, I could not prevent it at the back of the ear, upon which I resolved to put the ear-pick for a bit in thick gum-water and to bring it thus into my ear in order that the little hair might stick to the gum and I might thus free my ear of that unusual movement. No sooner had this been done when I felt freed of the said movement; nevertheless I could not find out what had been the cause thereofGa naar voetnoot7). Further... etc.... I remain
Yours Obediently
Delft, this 10th
Antony van LeeuwenhoekGa naar voetnoot8). |
|