Alle de brieven. Deel 11: 1695-1696
(1983)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||||||
Korte inhoud:L. bekijkt embryonen van een schelp uit zee en de kieuwen van de halfafgeknotte strandschelp. Zaadcellen en eieren uit zwanemossels. Kleine diertjes uit het water (plankton) dienen als voedsel voor grotere. Over de voortbeweging van de zwanemossels met hun voet. Over hun embryonen, die in hun kieuwen bebroed worden, en vergelijking met de situatie bij oesters. Over oesterlarven. Organismen komen niet uit modder of uitwasemingen voort. | ||||||
Figuren:De oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. De vijf figuren zijn bijeengebracht op één plaat. Hoole geeft slechts fig. 3-5. | ||||||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is die van uitgave A. | ||||||
Letter No. 157 [95]
| ||||||
Published in:
| ||||||
Summary:L. examines embryos of shell from the sea and the gills of the cut-trough shell. Spermatozoa and eggs from swan mussels. Small animals from the water (plankton) serve as food for larger ones. On the locomotion of the swan mussels by means of their foot. On their embryos, which are incubated in their gills, and a comparison with the situation in the case of oysters. On oyster larvae. Organisms do not originate from mud or exhalations. | ||||||
Figures:The original drawings have been lost. The five figures are combined in one plate. Hoole shows only Figs 3-5 incl. | ||||||
Remark:The text as here printed is that of edition A. | ||||||
Delft in Holland den 18. September. 1695
DOORLUGTIGSTE KEURFURST GENADIGSTE HEERGa naar voetnoot1).
HEt genoegen dat U Ed. Keurfurstelijken Doorlugtigheyt, nevens des zelfs Illustre CompagnieGa naar voetnoot2), hebben gelieven te nemen, in 't beschouwen van eenige Natuurlijke ontdekkinge, ten tyde als ik de eere genoot van dezelve aan U Ed. Keurfurstelijke Doorlugtigheyt, t'mynen Huyse te mogen vertoonen, gelijk dan mede datGa naar voetnoot3) door beyde Hare Keurfurstelijke Doorlugtigheyts Lyf-Medicyns ende Chirurgyns, naderhand hebbe doen zien, eenige myner verdere observatien. DoetGa naar voetnoot4) my de vryheyt nemen, dese volgende by my op nieuwGa naar voetnoot5) ontdekte waarheden der voorteelinge, U Ed. Keurfurstelijke Doorlugtigheyt toe te zenden, met gedagten dat het zelvige zyn Keurfurstelijke Doorlugtigheyt niet onaangenaam sal zijn. Ga naar margenoot+Ik hebbe op den 18. Augusti 1695. van een Mossel-vanger ontrent een hand vol gemeene Schulp-VisjensGa naar voetnoot6) bekomen, die onder de Mosselen gevangen waren, welke Schulp-Visjens uit twee zoorten bestonden, die ik opende en door zogt, zoo in de Schulp als aan der zelver baarden, maar ik vond het minste wesen nietGa naar voetnoot7) het geene na een Ey of een jonge Schulp-Vis was gelijkende. Hier op opende ik een gedeelte van de Vis zelfsGa naar voetnoot8), daar ik my inbeeldeGa naar voetnoot9) dat het Eyer-nest zyn plaatsGa naar voetnoot10) was, en dat zoo lang ende naeuwkeurig, dat ik moedeloos van al het zoeken wierd. Eyndelijk kome ik aan dat deel van de Vis daar ik de minste gedagte hadde, dat het Eyer-nest zyn plaats was, alwaar ik ontdekte een groot getal van deeltgens, die door een weynig vergrootende glas wit schenen, dog dezelvige voor een meerder vergrootende glas gebragt hebbende, zag ik met verwondering dat dese deeltgens alle leefden, en dat yder levend Schepsel in 't midden van haar lighaam met een ligt door schynent plekje was verzien, ende dat yder van dese Dierkens, nog begaaft waren met een doorschynende ommetrek, waar in de Dierkens beslooten lagen, over een komende, als of wy voor onse bloote | ||||||
Delft in Holland, the 18th of September 1695.
SERENE ELECTORAL HIGHNESS MOST GRACIOUS LORDGa naar voetnoot1).
The pleasure which Your Serene Electoral Highness as well as your Illustrious CompanionsGa naar voetnoot2) kindly took in the contemplation of some Natural discoveries at the time when I enjoyed the honour of showing them to Your Serene Electoral Highness at my House, as well as the fact that I subsequently showed some of my further observations to Your Serene Electoral Highness's two Court-Physicians and SurgeonsGa naar voetnoot3) make me take the liberty to send Your Serene Electoral Highness the following truths about generation, newly discovered by me, hoping that they will not be unwelcome to Your Serene Electoral Highness. Ga naar margenoot+On the 18th of August 1695 I received from a Mussel gatherer about a handful of common ShellfishesGa naar voetnoot4), which had been caught among the Mussels, which Shellfishes were of two kinds. I opened them and inspected them, both the shell and the beards, but I found nothing at all resembling an Egg or a young Shellfish. After this I dissected a part of the Fish itself, where I thought was the place of the Ovary, and I examined it so long and accurately that I became disheartened by all the search. At last I came to that part of the Fish where I had thought least of all to find the Ovary, and there I discovered a large number of particles which appeared white through a glass of low magnification, but when I had placed them before a glass of higher magnification, I saw with astonishment that all these particles were living and that each living Creature had a transparent spot in the middle of its body, and that each of these little Animals was surrounded by a transparent envelope in which the little Animals were enclosed, which seemed as if we should | ||||||
oogen zagen de menbrane waar in een viervoetig ongeboore dier leyt, welke menbrane, wy wel een nageboorte noemenGa naar voetnoot11). Ik doorsogt meest alle de Schulp-Visjens, en ik bevond dat alle de levende Schepseltgens, die ik wel de naam van ongeboore Schulp-Visjens mag geven, van een ende de zelvige groote waren, en alzoo my de groote menigte van dese ongeboore Schulp-Visjens, een groot vermaak toe bragte, bleef ik veel maal tot moede werdens toe daar op star-oogen, want ik zag yder van de ongeboore Schulp-Visjens, niet alleen bewegen, maar zy strekten hare lighamen doorgaansGa naar voetnoot12) een weynig in lengte uit, ende dat gedaan hebbende bragten dan nog een deeltge van haar lighaam wat verder uit, in welk uitgebragte deeltge dan een ronde kleyne opening quam: dit verrigt zijnde, nam het ongeboore Schulp-Visje weder zyn voorgaande figuur aan, bestaande uit een rond dat een weynig langwerpig wasGa naar voetnoot13). Dese lange ronde figuur, was zoo ras niet aan genomen, of het Visje stelde hem weder totGa naar voetnoot14) de voorgaande beweginge, zonder dat het in 't minste verplaatste, om dat het in een menbrane besloote lag. Alle dese gezeyde bewegingen geschiede na myn oordeel in twee seconde tyts van een Menuyt. Vorders hadde ik de Mossel-vanger belast, in toekomende my meerder Schulp-Visjens te besorgen, dog alzoo het eenige dagen hard waeyde, quam de Mossel-vanger eerst na veertien dagen my eenige Schulp-Visjens brengen, die ik alle opende, en geen de minste ongeboore Schulp-Visjens, nog Eyeren in de zelvige konde ontdekkenGa naar voetnoot15). Al hoe wel ik my inbeeldeGa naar voetnoot9), dat de voortteelinge van de Schulp-Visjens voor dit Jaar gedaan was, zoo heb ik my egterGa naar voetnoot16) op den tweeden September begeven aan onse Zee-strand, dog alzoo het doen hoog water was, zoo en hebbe ik alleen maar vyf Schulp-Visjens bekomen, die ik alle opende, en geen de minste ongebore Schulp-Vis in de zelvige konnen ontdekken. Ga naar margenoot+Des anderen daags begaf ik my met laag water aan de Zee-strand, alwaar ik doen aan de Zeebanken veel kleyne Schulp-Visjens als Fig. 1. ABC. die na myneGa naar margenoot+ gedagte Visjens drie Jaren outGa naar voetnoot17) waren; eenige weynige andere, waren wel twee maal zoo groot, en zoo waren ook de meeste Schulp-Visjens, die de Mossel-vanger tot my bragt. Van dese Schulp-Visjens heb ikker wel veertig ontledigt, dog niet konnen ontdekken waar ik na zogt. | ||||||
see with the naked eye the membrane in which an unborn quadruped is enclosed, which membrane we call an afterbirthGa naar voetnoot5). I examined well-nigh all the Shellfishes and I found that all the living Creatures, which I may be permitted to give the name of unborn Shellfishes, were of one and the same magnitude. And as the large number of these unborn Shellfishes diverted me greatly, I long continued to gaze at them until I was tired, for I not only saw each of the unborn Shellfish moving, but they again and again extended their bodies somewhat lengthwise, and when they had done this, they further stuck out another small part of their body, in which part a small round opening then appeared. This having been done, the unborn Shellfish resumed its former figure again, consisting of a circle that was somewhat oblongGa naar voetnoot6). No sooner had this long round figure been assumed but the little Fish started the former motion again, without changing its place in the least, because it was enclosed in a membrane. All these said motions in my opinion took place in the space of two seconds of a Minute. Further I had charged the Mussel gatherer to send me more Shellfishes in future, but as there was a strong wind blowing for some days, the Mussel gatherer brought me some Shellfishes only after a fortnight. I dissected them all and could not discover any unborn Fishes or Eggs therein at allGa naar voetnoot7). Although I was of opinion that the generation of the Shellfishes was over for this Year, still I went to our Seashore on the second of September, but it then being high tide, I got only five Shellfishes, all of which I dissected, but I could not discover any unborn Shellfish therein at all. Ga naar margenoot+The next day I went at low tide to the seashore, where I then found on the Shallows many small Shellfishes like Fig. 1, ABC, which in my opinion were three-year-old FishesGa naar voetnoot8). A few others were at least twice as large, as were also mostGa naar margenoot+ of the Shellfishes which the Mussel gatherer brought me. I dissected at least forty of these Shellfishes, but I could not detect what I was looking for. | ||||||
In 't zoeken na de ongeboore Schulp-Visjens, quamen my te meer maal deeltgens van de baart van het Schulp-Visje te vooren, waar in zoo veel byzondereGa naar voetnoot18) bewegingen waren, datter veele zouden sweeren, als zy zulks quamen te zien, dat yder beweginge een zeer kleyn Dierke was. Dog het bleek my zonne klaar, dat alle de menigvuldige bewegingen uit een kleyn gedeelte van de baart, waren voortkomendeGa naar voetnoot19). Ik hebbe eenige van dese Schulp-Visjens, meer dan drie volkome dagen en nagten op myn ComptoirGa naar voetnoot20), alleen in een nat gemaakt lynwaatGa naar voetnoot21) sakje laten leggen, en tot myn verwondering waar genomen, dat als doen nog eenige Visjens leefden. Op die tyd dat ik aan Zee was, gingen twee mans persoonen, trekkende yder een net voort, om GarnaatGa naar voetnoot22) te vangen, zoo diep in Zee, dat maar haar armen boven het water konden houden, die ik nevens het water gaande volgde, met die gedagten, dat deselvige met het net op de grond voortslepende grooter Schulp-Vissen in haar net zouden vangen, als ik hadde. Dog ik hebbe in drie distincte reysenGa naar voetnoot23), dat zy haar netten op haalden, nog groote nogGa naar voetnoot24) kleyne Schulp-Vis vernomenGa naar voetnoot25), maar wel enkelde SchulpjensGa naar voetnoot26), dat my vreemt voor quam, nademaal zoo een groote quantiteit van ledige Schulpen aan onse Zeestrand dagelijks by een werden geschraapt, dat men veel schuyten daar mede af laadGa naar voetnoot27), om kalk van te branden, waar uit men wel zoude konnen besluyten, dat de Schulp-Vissen en voornamentlijk de groote, haar diep in Zee onthoudenGa naar voetnoot28). Ga naar margenoot+In myne eerste waarneminge ontrent de verhaalde Schulp-Visjens, quam my te binnen, dat ik wel gezien hadde, wanneer men de water gragten, die 's Lantswaarts in loopenGa naar voetnoot29), een 's JaarsGa naar voetnoot30) reynigde, dat zeer groote soort van Schulp-Vissen, onder het op halen van 't slik, op het land wierden gehaalt, en welke Schulp-Vissen, zoo ik onderrigt werd, men den naam van Veen-Oesters, ofte Veen-MosselenGa naar voetnoot31) geeft. | ||||||
During the search for the unborn Shellfishes I often came across particles of the beard of the Shellfish, in which there were so many different motions that many people would swear, if they saw it, that every motion was [due to] a very small Animal. But it appeared to me as clear as noonday that all the numerous motions proceeded from a small part of the beardGa naar voetnoot9). I left some of these Shellfishes for more than three full days and nights in my StudyGa naar voetnoot10) only in a moistened linen pouch, and to my astonishment I saw that some Fishes were then still living. When I was by the Sea, two men, each dragging along a net to fish for Shrimps, went into the Sea to such a depth that they could only just keep their arms above the water. Going along the water's edge, I followed them, thinking that they would catch larger Shellfishes in their net than I had because they dragged the net on the bottom. But in three separate cases where they pulled up their nets I saw neither large nor small Shellfishes; but I did see single Valves, which appeared strange to me, since such a large quantity of empty Shells is daily scraped together on our Seashore that many ships are loaded therewith, to obtain chalk therefrom by burning, from which one might conclude that the Shellfishes, and particularly the large ones, live at great depths in the SeaGa naar voetnoot11). Ga naar margenoot+During my first observation of the said Shellfishes it came into my mind that I had sometimes seen, when the ditches extending Inland were cleaned out Yearly, that a very large kind of Shellfishes were landed as the mud was drawn up, which Shellfishes I learned are called Veen-Oesters (Fen-Oysters) or Veen-Mosselen (Fen-Mussels)Ga naar voetnoot12). | ||||||
Van dese Schulp-Vissen die ik Veen-Mosselen zal noemen, die wel drie â vier duymen lang, en zeer dun van schulp zijn, heb ikker vier groote van bekomenGa naar voetnoot32). Ga naar margenoot+De eerste Schulp-Vis die ik opende om het Eyer-nestGa naar voetnoot10) te ontdekken, was te vergeefs: en komende aan zeker gedeelte van de vis, zag ik dat in 't op snydeGa naar voetnoot33) van de zelvige, uit veele zeer dunne aderkens, een witte vloeyende stoffe quam, dieGa naar voetnoot34) ik voor het vergroot-glas brengende en beschouwende, most ik oordelen dat alle de deelen die ik quam te zien, niet anders als zeer kleyne levende Dierkens waren, die door een heldere waterige vogt swommen, ende dat in zoo een onbedenkelijkeGa naar voetnoot35) groote menigte, in een grof zant groote vogtGa naar voetnoot36), dat het voor geen Menschen en is te begrypen, ten zy ze het zelfdeGa naar voetnoot37) met oogen beschouwdeGa naar voetnoot38). Dog als ik dit nader besag, bevond ik dat alle de kleyne deelen die ik hadde zien bewegen, geen Dierkens waren, maar eenige weynige ronde deelen, die doorschynende gedaantens hadden, welkersGa naar voetnoot39) deeltgens ik voor bloet-bolletgens aan zag, ende datGa naar voetnoot40) de bewegingen die de bloet-bolletgens hadden, alleen maar voortquamen van de Dierkens die tegen de bloet-bolletgens quamen aan te stooten, of ook wel een beweginge in de vogt bragten, waar door de bolletgens noyt stil lagen. Dese bloet-bolletgens staken ook verre in groote uit, boven de DierkensGa naar voetnoot41). Uit dit gesigt van zoo een onbedenkelijkeGa naar voetnoot35) groote menigte van levende Dierkens, van een ende deselvige groote en maaksel, zoo veel als het my toescheen, stelde ik vastGa naar voetnoot42), dat de Schulp-vis die ik hadde ontledigt, een Mannelijke Schulp-vis was, ende dat de Dierkens het Mannelijk zaad van de Schulp-vis was; want als ik de Schulp-vis vorder doorsogt, quam my niet te voorenGa naar voetnoot43) het geene na een Ey ofte Eyer-nest ofte jonge Schulp-vis was gelijkendeGa naar voetnoot44). De tweede en derde Schulp-Vis ontledigende, vond ik deselvige in alle deelen als van de eerste is gesegt. Ga naar margenoot+Dog wanneer ik de vierde Schulp-Vis quam te ontledigen, daar in ontdekte ik het Eyer-nest, en wanneer ik de Eyeren voor een meerder vergrootende glas hadde gebragt, zag ik dat yder Ey uit een wat grooter rond bestond, als van de jonge Oesters is geseytGa naar voetnoot45). | ||||||
Of these Shellfishes, which I will call Fen-Mussels and which are at least three or four inches long and have very thin shells, I got for large onesGa naar voetnoot13). Ga naar margenoot+The first Shellfish I opened in vain to discover the Ovary; and when I reached a certain part of the fish, I saw that as it was cut there flowed from many very thin veins a white fluid substance. When I brought this before the magnifying glass and observed it, I had to judge that all the parts I saw were nothing but very small living Animals swimming through a clear watery humour, and this in such an inconceivably large number in the space of a grain of coarse sandGa naar voetnoot14) that no Man can understand it unless he saw it with his own eyesGa naar voetnoot15). But when I looked at this more closely, I found that not all the small parts I had seen moving were Animalcules, but a few of them were round parts, which were transparent and which I took to be blood-globules. And I found that the motions of the blood-globules were due only to the Animalcules which came into contact with the blood-globules, or produced a motion in the humour, owing to which the globules were never quiet. These blood-globules also far exceeded the Animalcules in magnitudeGa naar voetnoot16). From this spectacle of such an inconceivably large number of living Animalcules, of one and the same magnitude and form so far as it appeared to me, I concluded that the Shellfish I had dissected was a Male Shellfish and that the Animalcules were the Male sperm of the Shellfish; for when I searched the Shellfish further, I did not see anything resembling an Egg or Ovary or young ShellfishGa naar voetnoot17). When I dissected the second and the third Shellfish, I found them in every part the same as said of the first. Ga naar margenoot+But when I dissected the fourth Shellfish, I detected therein the Ovary, and when I had brought the Eggs before a glass of higher magnification, I saw that each Egg was a circle somewhat larger than I have said of the young OystersGa naar voetnoot18). | ||||||
De ommetrek ofte het grootste gedeelte van de Eyeren, bestond uit een helder wesenGa naar voetnoot46), dat na alle aparentie een menbrane, gevolt voor het meerendeel met een vloeybare vogt, zal zyn geweest. Dese menbrane was zoo buygsaam, dat door de aanrakinge van andere Eyeren, de zyde van hare aanrakinge quamen in te buyge, waar door dan zoodanige Eyeren platte zyden hadden, als onder andere quam my een Ey in 't oog, dat omringt lag van zes andere Eyeren, waar door het in 't midden leggende Ey zoodanig gedrukt wierd, datGa naar voetnoot47) eenige platagtige zyden aannamen, en andere Eyeren weder zoo quam te drukken, dat medeGa naar voetnoot48) platte zyden aannamen, zoo dat geene van dese Eyeren volkomen rond warenGa naar voetnoot49). Het geene van binnen in yder Ey ofte menbrane lag, dat ik vast steldeGa naar voetnoot50) dat de vis zoude werden, hadde een duyster wesenGa naar voetnoot51), en was wat langer als rond, ende daar by alle van een ende dezelvige groote, en hoe naeuwkeurig dat ik toe zag, zoo en konde ik geen levenGa naar voetnoot52), aan de onvolmaakteGa naar voetnoot53) visjens, in de Eyeren leggende, bekennen, waar uit ik een besluit maakte, dat deze visjens nog zoo verre niet en waren gekomen, dat de beweginge daar aan te bekennen was. Vorders zag ik, dat dese onvolmaakte Schulp-visjens, in 't Ey, uitnemende dunne strengetgens hadden, die aan de membrane van yder Ey, vast gehegt schenen te zijnGa naar voetnoot54). Dese strenge konde ik in een Ey, dan een, en ook twee â drie bekennen, dit ziende nam ik doorgaansGa naar voetnoot55) in gedagten, of dit geen strenge mogte zijn, waar door het visje in 't Ey leggende voetsel ontfangt. Wanneer ik de stoffe quam te bezien die ik uit darmen hadde genomen, zag ik niet anders als een zwarte slik, vermengt met zeer uitnemende kleyne zantgens, van verscheyde grootheden, ja eenige zoo kleyn, dat men wel denken zoude, datter zoodanige kleyne zanden niet te vinden waren. | ||||||
The envelope or the greater part of the Eggs consisted of a clear substance, which to all appearance will have been a membrane filled for the greater part with a fluid humour. This membrane was so flexible that upon contact with other Eggs the side on which the contact took place bent inwards, in consequence of which such Eggs then had flat sides. I caught sight, inter alia, of an Egg that was surrounded by six other Eggs, by which the Egg in the middle was pressed so much that some of its sides became flatGa naar voetnoot19) and it pressed other Eggs again in such a way that they also got flat sides, so that none of these Eggs was completely roundGa naar voetnoot20). That which lay inside each Egg or membrane and which I believed was to become the fish looked dark and was somewhat longer than round and further of the same magnitude in all of them. And howsoever accurately I looked, I could not detect any movement in the halfgrown little fishes lying in the Eggs, from which I concluded that these little fishes had not yet reached the stage in which the motion could be detected thereinGa naar voetnoot21). Further I saw that these half-grown Shellfishes, while in the Egg, had extremely thin strings, which seemed to be attached to the membrane of each EggGa naar voetnoot22). In one Egg I could detect one and also two or three of these strings; seeing this, I repeatedly considered whether these may not be strings through which the little fish, while lying in the Egg, receives food. When I contemplated the matter which I had taken out of the intestines, I saw nothing but a black mud mixed with extremely minute grains of sand of divers magnitudes, and some of them so small that one might think indeed that such small grains of sand were not to be found. | ||||||
Ga naar margenoot+Vorders zag ik in 't water, dat tusschen de Schulpen of vis deelen was, zeer veel kleyne Dierkens, ende dat van verscheyde grootheden, en maaksel, waar uit ik in gedagten nam, of dese en alle de Schulp-vissen, niet wel haar meeste voetsel mogen trekken, uit de kleyne Dierkens, die in een onbedenkelijkeGa naar voetnoot35) groote menigte in alle wateren gevonden werden, en welke Dierkens omme haar kleinheit, voor onse bloote oogen verborgen zijn, te meer om dat ons doorgaansGa naar voetnoot55) blijkt, dat meest alle vissenGa naar voetnoot56), den meerder of grooter, van den kleynder leeft, en ook groot werd, want wat kan kley of slik, buyten het water, voetsel geven, en nog minder het zandGa naar voetnoot57). Met dese verhaalde ontdekkinge en was ik niet vergenoegtGa naar voetnoot58), ik hebbe dan de moeyte niet ontzien, om nog meerder van de verhaalde Veen-Mosselen te laten vangen. Ga naar margenoot+'k Hebbe dan bekomen elf groote Veen-Mosselen, die ik alle na den anderenGa naar voetnoot59) ontledigde, en moet zeggen, dat ik niet en weet, of ik onder de zelvige vyf ofte zes Veen-Mosselen hadde, die ik vast steldeGa naar voetnoot50) dat Mannekens waren, en onder die warender drie, daar in ik de mannelijke Dierkens zag leven, en in andere en konde ik geen de minste beweginge bekennen, in welke laatste ik my inbeeldeGa naar voetnoot9), dat het mannelijk zaad nog tot zijn volkome rijpte, niet en was gekomen. Ik gebruykte alle voor my bedenkelijkeGa naar voetnoot60) middelen, omme het maaksel van de Dierkens, die het mannelijk zaad uit maken te ontdekken, en zag na verscheyde waarnemingen, dat hare lighamen langer dan breet waren, ende dat deselvige een lange zeer dunne staart hadden, die wel zes maal langer dan haar lighaam was, en welker staart, om der zelver uitnemende dunte, beswaarlijk te bekennen wasGa naar voetnoot61). Ik beelde my ook inGa naar voetnoot9), dat dese Dierkens met nog andere werktuygen waren verzien als haar staart, want veele als zy malkanderen quamen aan te treffen, bleven aan malkanderen vast, even of ze den anderenGa naar voetnoot62) omhelsden, of versameldenGa naar voetnoot63), en zwommen zoo aan malkanderen, vast zijnde, voort; en wanneer dese Dierkens doot waren, ende de vogtigheyt, waar in deselvige hadden geswommen, was weg gewasemt, scheen het my toe, dat hare lighamen van binnen uit eenige bolletgens bestonden, zeer na over een komende de figuur van het Dierke uit zeker Mannelijk zaad, welkers afteykeninge ik in den Jare 1677. aan de Coninklijke Societeit in London hadde toe gesonden, die de Hoog Edele: Heeren leden van de Coninklijke Societeit in plaat hebben laten snyden, ende de werelt, met extracte | ||||||
Ga naar margenoot+Further I saw in the water between the Shells or fishy parts a great many little Animals of divers magnitudes and shapes, from which I pondered whether these and all the other Shellfishes may not get most of their food from the little Animals which are found in incredibly large quantities in all waters and which, because of their smallness, are hidden from our naked eye, the more so because it appears to us again and again that among well-nigh all fishes the larger lives and also grows on the smaller, for what food, besides water, can clay or mud yield, let alone sand?Ga naar voetnoot23) I was not satisfied with this said discovery, and I therefore did not spare the trouble to have some more of the said Fen-Mussels caught. Ga naar margenoot+I thus received eleven large Fen-Mussels, all of which I dissected one after the other, and I must say that I do not know whether I had among them five or six Fen-Mussels which I believed to be Males. And among these there were three in which I saw the male Animalcules living, in others I could not detect the least motion. In the latter I thought the male sperm had not yet reached its full maturity. I used all means I could think of to discover the shape of the Animalcules which constitute the male sperm, and after sundry observations saw that their bodies were longer than broad and that they had a long, very thin tail which was at least six times longer than their body and which, because of its extreme thinness, could not easily be detectedGa naar voetnoot24). I also believed that these Animalcules were furnished with other organs besides their tail, for many of them, when they met, stuck to each other as if they embraced each other or copulated, and moved on, thus sticking together. But when these Animalcules were dead and the humour in which they had swum had evaporated, it appeared to me that their bodies on the inside consisted of some globules which very much resembled the figure of the Animalcule from some Male sperm, a drawing of which I had sent to the Royal Society in London in the Year 1677, of which drawing the Honourable Members of the Royal Society caused an engraving to be made, which they published, with an excerpt from my | ||||||
Ga naar margenoot+uit mijn brieven in 't Latyn, als Philosophicale Transactions No. 141. Fo. 1040. hebben mede gedeelt, ende aldaar met Fig. 2. ofte 3. aangewesenGa naar voetnoot64). Vorders tragte ik de hoe grootheyt van dese kleyne Schepselkens uit te spreekenGa naar voetnoot65), en na mijn beste oordeel most ik zeggen, dat de tien maal hondert duysent van de verhaalde Dierkens, zoo groot niet en zijn, als een gemeen grof zand isGa naar voetnoot66). Ga naar margenoot+Wat alle de andere Veen-Mosselen aan gaan, daar in ontdekte ik zoo veel Eyeren, dat het niet te begrypen is, ja zoo verre, dat ik my inbeeldeGa naar voetnoot9), een baars die een voet lang is, met zoo veel Eyeren, of kuyt-greynen, niet en is versien, als een Veen-Mossel Eyeren haddeGa naar voetnoot67). Op den 28. Augusti liet ik weder Veen-Mosselen op vissen, daar van ikker veele ontledigde, die alle Eyeren ofte Mannelijke Dierkens in haar hadden, dog in de eene Veen-Mossel waren de Eyeren veel rijper als in een andere, en zoo was het ook met de Mannelijke Dierkens, te weten dat in de eene veel meer Dierkens waren als in een andere. Ik heb eene Veen-Mossel geopent daar in veel Eyeren niet verder gekomen waren, als dat ik maar kleyne ronde bolletgens zag, die niet anders en schenen in haar te hebben, als een heldere waterige vogt, en onder dese Eyeren zag ik swemmen, een groote menigte van kleyne Dierkens, die ik voor Dierkens van het Mannelijk zaad aanzag. Ga naar margenoot+Den Huys-manGa naar voetnoot68), die eens in mijn bywesen, de Veen-Mosselen was vangende, wist my te zeggen, dat men die digt aan de kant van het water, ende datGa naar voetnoot69) op de ondiepte onder de ruygte most op zoeken, gelijk ik zag datse daar te bekomen waren, en alzoo het by my vast stond, dat dese Schulp-vissen in harde Vorst, op zoo een ondiepe gront niet en zouden konnen in 't leven blyven, om dat het water daar deselvige lagen, tot de gront toe bevroren zoude zijn, zoo most ik besluyten dat dese Veen-Mosselen haar konden verplaatsenGa naar voetnoot70). Omme mijn zelven hier inne te voldoenGa naar voetnoot71), nam ik tot twee maal toe, yder reysGa naar voetnoot23) zes â agt Veen-Mosselen, die ik in een groote aarde pot leyde, welkers | ||||||
Ga naar margenoot+letters in Latin, in Philosophical Transactions No. 141, Fo 1040, were they referred to it as Fig. 2 or 3Ga naar voetnoot25). Further I tried to define the magnitude of these little Creatures, and according to my best judgment I had to say that ten times one hundred thousand of the said Animalcules are not as large as a common grain of coarse sandGa naar voetnoot26). Ga naar margenoot+As to all the other Fen-Mussels, in them I discovered so many Eggs that it is inconceivable; I was even convinced that a perch one foot long does not contain so many Eggs or grains of roe as a Fen-Mussel had EggsGa naar voetnoot27). On the 28th of August I again caused Fen-Mussels to be caught, of which I dissected many, all of which contained Eggs or Male Animalcules. But in one Fen-Mussel the Eggs were much riper than in another, and it was the same with the Male Animalcules, to wit that in one there were many more Animalcules than in another. I opened one Fen-Mussel in which many Eggs had got no further than appearing to me as small round globules, which seemed to contain nothing but a clear watery humour, and among these Eggs I saw swimming a great number of little Animals, which I took to be Animalcules from the Male sperm. Ga naar margenoot+The Husbandman who at one time caught the Fen-Mussels in my presence told me that they had to be sought close by the water's edge, in the shallow places underneath the thickets; and I saw that they could be caught thereGa naar voetnoot28); and as I had it for certain that these Shellfishes would not be able to keep alive in a severe Frost in such a shallow place, because the water in which they lay would be frozen down to the bottom, I could not but conclude that these Fen-Mussels could moveGa naar voetnoot29). In order to satisfy myself about this, on two occasions I took six or eight Fen- | ||||||
bodem plat was, en goot daar op water, waar in de Veen-Mosselen gevangen waren, en stelde die pot op mijn ComptoirGa naar voetnoot20), en nam waar, dat als ik de Veen-Mosselen verre van een hadde geleyt, dat zy eenige uren daar na, alle verplaatst waren, en ook wel digt by den anderenGa naar voetnoot59) waren gekomen. Vorders nam ik waar, dat de Veen-Mosselen, die ik ook wel Schulp-vissen noem, ontrent ter halver wegen van der zelver schulpen openheyt, na het dikste van de schulp, een visagtig deel, ter breete van ontrent een en een halve duym breetGa naar voetnoot72), lopende spits toe, ter lengte van ontrent twee derden deelen van haar schulp, tusschen der zelver schulpen uit bragten; en om haar te verplaatsen, staken zy dat deel onder haar schulp, als wanneerGa naar voetnoot73) ze het vissige deel, vaardigGa naar voetnoot74) tegen de gront waren aan stootende, waar door dan de Veen-Mossel niet alleen verplaatst wierde, maar ik hebbe ook wel gesien, dat de Veen-Mossel door zoodanig doen, omgewentelt wierdeGa naar voetnoot75). Ga naar margenoot+Vorders nam ik waar, hoe zedigGa naar voetnoot76) de excrementen uyt het eynde van den darm geloost wierden, ende dat met kleyne delen te gelijkGa naar voetnoot77). Ga naar margenoot+Den 31. Augusti opende ik weder zes Veen-Mosselen, en zag als doen dat veel Eyeren, al zoo verre gekomen waren, dat ik al schulpjens daar aan konde bekennen, zoo dat ik deselve niet meer den naam van Eyeren, maar wel den naam van ongeboore Veen-Mosselen mogte geven. Onder dese geseyde zes Veen-Mosselen waren twee kleyne Veen-Mosselen, die ik oordeelde dat maar een Jaar Out waren, daarGa naar voetnoot78) de andere wel zes, agt, ofte nege jaren out waren. In welke kleyne Veen-Mosselen mede al ongeboore Veen-Mosselen waren, ende dat van zoodanige groote, als ik in de Oude Veen-Mosselen hadde gesienGa naar voetnoot79). Ga naar margenoot+Op den vyfden September hadde ik weder ordre gegeven, dat men my Veen-Mosselen zoude op vangen, en alzoo men ontrent de vyftig stuks tot my bragt, opende ik aanstonts twaelf van de zelvige, en onder die warender maar twee die ik | ||||||
Mussels, which I put in a big earthen pot, whose bottom was flat, and poured thereon water in which the Fen-Mussels had been caught. I put this pot in my Study and observed that when I had laid the Fen-Mussels far apart, a few hours later they had all moved and had also got near to each other. I further observed that the Fen-Mussels, which I also call Shellfishes, put out between their shells, about halfway between the opening of their shells and the thickest part of the shell, a fishy part about one and a half inches broadGa naar voetnoot30), tapering to a point, its length being about two thirds of their shell. And in order to move, they brought that part beneath their shell, upon which they pressed the fishy part nimbly against the bottom, in consequence of which not only did the Fen-Mussel move, but I also saw sometimes that the Fen-Mussel had toppled over in consequence of thisGa naar voetnoot31). Ga naar margenoot+I further observed how neatly the excrements were voided out of the end of the intestine, in small portions at a timeGa naar voetnoot32). Ga naar margenoot+On the 31st of August I again opened six Fen-Mussels and then saw that many Eggs had got so far that I could already detect little shells thereon, so that I could not call them Eggs any more, but unborn Fen-Mussels. Among the said six Fen-Mussels there were two small Fen-Mussels, which I estimated to be only one Year Old, whilst the others were at least six, eight, or nine years old. In these small Fen-Mussels there were also unborn Fen-Mussels, of the same magnitude as those I had seen in the Old Fen-MusselsGa naar voetnoot33). Ga naar margenoot+On the fifth of September I had again ordered Fen-Mussels to be caught for me, and as about fifty were brought to me, I forthwith opened twelve of them, and | ||||||
oordeelde, dat der zelver ongeboore Veen-Mosselen zoo verre gekomen waren, om geloost te werden. Want ik ondervond doorgaansGa naar voetnoot55), dat het Eyer-nestGa naar voetnoot80) geplaast was in de vissige deelen van het lighaam, ende dat wanneer de EyerenGa naar voetnoot81) hare rypigheyt bequamen, als dan afgesonden wierden aan yder zyde van het vissige lighaam, in die deelen die wy in de Oesters de baarden noemen, welke deelen dan, door de menigvuldige ongeboore Veen-Mosselen, op geswollen werden. Andere Veen-Mosselen oordeelde ik dat hare jongen al quyt waren, en die Veen-Mosselen welkers Eyeren op verre na niet rijp waren, beelde ik my inGa naar voetnoot9), dat nog maar weynig tijd, uit de diepte van het water, na de ondiepte haar hadden begeven, want de Veen-Mosselen die in mijn bywesen waren gevangen, en lagen niet veel meer dan een hand breet diepte onder het water, ende datGa naar voetnoot69) aan die zyde van de water gragt, daar de Son in 't Zuyd-oost zijnde, flak op de kant stond, en by gevolg de Veen-Mosselen aldaar meerder warmte hebben dan ofGa naar voetnoot82) ze diep onder water lagen. Wat alle de verder Veen-Mosselen belangt, die ik quam te openen, daar in en ontdekte ik niet anders, als hier vooren is geseyt. Omme dat ik my inbeeldGa naar voetnoot9), dat de meeste Menschen de Veen-Mosselen niet en kennen, en andere weder genegen mogten wesen, omme mijne ontdekkingen na te speuren, heb ik goet gedagt, deselvige te laten afteykenen. Ga naar margenoot+Fig. 2. DEF. vertoont een Veen-Mossel die van een gemeene groote is. Fig. 3. GHIKL. verbeeld mede een Veen-Mossel, die zoodanig is opengesneden, dat alle de visdeelen in eene schulp komen te leggen. In de zelvige figuur werd met HIK. aangewesen de ledige schulp, ende met M.M. de twee afgesnede senuwagtigeGa naar voetnoot83) deelen, waar mede de vis zijne schulpen toe sluyt, ende opentGa naar voetnoot84). Dese Schulp-vissen zijn om de lengte van de schulp met twee senuwagtige deelen versien, daarGa naar voetnoot78) de Oesters en Mosselen maar een senuwagtig deel hebben. Ga naar margenoot+Fig. 3. NOP. is een dun visagtig deel dat hier over hoopGa naar voetnoot85) leyt, met welk deel, de gantsche ledige schulp heeft bekleet geweest. | ||||||
among those there were only two in which I judged the unborn Fen-Mussels had reached the stage of being evacuated. For I always found that the OvaryGa naar voetnoot34) was located in the fishy parts of the body and that, when the Eggs reached maturity, they were then delivered on either side of the fishy body into those parts which in the Oysters we call the beards and which then become swollen because of the multitude of unborn Fen-MusselsGa naar voetnoot35). Other Fen-Mussels I judged to have already been delivered of their young, and those Fen-Mussels whose eggs were not by far mature yet I believed to have moved only a short time ago from the depths of the water to the shallow places; indeed, the Fen-Mussels that had been caught in my presence lay not much more than a hand's breadth under water, and this on that side of the ditch where the Sun, when in the South East, shone directly on the water's edge, so that the Fen-Mussels there receive more warmth than if they lay at a great depth under water. As to all the other Fen-Mussels opened by me, in them I discovered nothing else than has been said above. Since I believe that most People do not know Fen-Mussels, and others might be desirous of tracing my discoveries, it seemed good to me to have them delineated. Ga naar margenoot+Fig. 2, DEF, shows a Fen-Mussel of ordinary magnitude. Fig. 3, GHIKL, also shows a Fen-Mussel, which has been cut open in such a way that all the fishy parts lie in one shell. In this figure, HIK designates the empty shell and MM the two cut-off sinewy parts, with which the fish closes and open its shellsGa naar voetnoot36). These Shellfishes are provided all along the shell with two sinewy parts, whilst the Oysters and Mussels have only one sinewy part. Ga naar margenoot+Fig. 3, NOP, is a thin fishy part, which is disposed via disorderly way here and with which the whole empty shell was covered. | ||||||
Ga naar margenoot+Fig. 3. QRS. vertoont een van de twee Eyer-nestenGa naar voetnoot86), waar in de Eyeren gesonden werden, als deselvige hare rijpigheyt bekomen, en welke deelen, als dan door de menigvuldige Eyeren dik op swellen, daarGa naar voetnoot87) in tegendeel, als in de zelvige geen Eyeren zijn, zeer dun zijn, en welke deelen men in de Oesters de baart noemtGa naar voetnoot81). Ga naar margenoot+Fig. 3. TV. is mede een lighaam, dat men in de Oesters de baart noemt, in welke deelen ik nietGa naar voetnoot88) gevonden hebbe, het geene noterens waardig is, als desselfs onbedenkelijkGa naar voetnoot35) konstig maakselGa naar voetnoot89). Ga naar margenoot+Fig. 3. WXY. is het vaste vissige deel dat aan de buyte kant met rimpels is versien, en zeer stark is, by vergelijkinge van de andere vis-deelen, welke vis-deel de Veen-Mossel in een meer als gemene lengte, als hier vooren is geseyt, buyten of tusschen de schulpen uit brengt, als deselve hem verplaatst, dog als de Veen-Mossel stil leyt, brengt deselve meest doorgaansGa naar voetnoot90), een kleyn gedeelte van dit vissige deel buyten zijn schulpen, en als men dat deel maar zeer zagjens komt aan te raken, trekt deselve het aanstonts in zijn schulpenGa naar voetnoot91). In het zelvige vissige deel, wert Y. aangewesen, daarGa naar voetnoot92) de Eyeren geplaatst leggen, eer ze in de deelen die men de baart noemt, werden afgesonden, en wanneer men aldaar een opening komt te maken, zoo komt daar nevensGa naar voetnoot93) een dunne waterige vogt de Eyeren uit vloeyen. Gelijk nu de vis in de schulp leggende sig hier komt te vertoonenGa naar voetnoot94), zoo zoude ze insgelijks komen te doen, zoo dezelvige in de lege schulp geplaatst lag, namentlijk als het geene dat nu onder leyt, boven lag. Ga naar margenoot+Op den elfden September opende ik weder Veen-Mosselen, na dat ik die zedert den vyfden September op mijn ComptoirGa naar voetnoot20) in een pot met water hadde gelegen, en ik die van dag tot dag hadde beschout, en zien leven, de welke ik in presentie van de Plaat-snyder opende, op dat deselve, zoo ras als ik de ongeboore Veen-Mosselen, uit het Eyer-nest hadde genomen, die zoude afteykenen, want als de ongeboore Veen-Mosselen eenige uren uit het Eyer-nest zijn geweest, vloeyen, om haare zagtigheyt, eenige deelen van deselvige af, en verliesen alzoo haare figuurGa naar voetnoot95). Dese ongeboore Veen-Mosselen dede ik zoo, als ik deselvige uit het Eyer-nest nam, in een glase Tuba, en ik stelde ze voor het vergroot-glas, en zag aanstonts tot mijn groote verwondering, en vermaak, hoe yder van dese ongebore Veen-Mosselen, schoon ze nog alle in der zelver membrane lagen, haar zeer langzaam om | ||||||
Ga naar margenoot+Fig. 3, QRS, shows one of the two OvariesGa naar voetnoot37), into which the Eggs are delivered when they have matured; these parts then swell because of the numerous Eggs, whilst on the contrary, when there are no Eggs therein, they are very thin. These parts are called the beards in Oysters. Ga naar margenoot+Fig. 3, TV, is another body called the beard in Oysters; in these parts I have found nothing noteworthy except the inconceivably ingenious structure thereofGa naar voetnoot38). Ga naar margenoot+Fig. 3, WXY, is the solid fishy part, which is furnished on the outside with furrows and is very strong in comparison with the other fishy parts; as said above, the Fen-Mussel puts forth this fishy part an unusual distance beyond or between the shells when it moves, but when the Fen-Mussel lies still, it generally puts forth a small portion of this fishy part out of its shells, and if one only touches this part very gently, the fen-mussel withdraws it forthwith into its shellsGa naar voetnoot39). In this fishy part, Y designates the place where the Eggs are located before they are delivered into the parts called the beardGa naar voetnoot40), and when an opening is made there, a thin watery humour flows out of the Eggs. As the fish lying in the shell here appears, so it would also appear if it lay in the empty shell, namely, if the part that is now down were upGa naar voetnoot41). Ga naar margenoot+On the eleventh of September I again opened Fen-Mussels, which I had had in my Study in a pot with water from the fifth of September and had observed from day to day and seen living. I opened them in the presence of the Engraver, in order that he might depict the unborn Fen-Mussels as soon as I had taken them out of the Ovary, for when the unborn Fen-Mussels have been out of the Ovary for some hours, some parts, because of their softness, flow off from them, so that they lose their shape. These unborn Fen-Mussels I put, as soon as I had taken them out of the Ovary, in a glass Tube and I placed them before the magnifying glass, and I forthwith saw to my great wonder and delight how each of these unborn Fen-Mussels, though they all still lay in their membrane, rolled about very slowly, and this not | ||||||
wentelden, en dat niet voor een korte tijd, maar eenige behielden hare beweginge, gantsche drie uren agter den anderenGa naar voetnoot96). Dese beweginge van yder ongeboore Veen-Mossel in desselfs membrane was te grooter vermaak, om dat deselvige in alle bewegingen, nog na de eeneGa naar voetnoot97), of de andere zyde van de membrane, waar in ze lagen, verplaatsten, maar behielden aan alle kanten haar even verre van de membrane, even als of wy ons inbeeldenGa naar voetnoot98) dat een kloot om zijn asse gedraeyt wierd. Waar door wy dan telkens, een verandering, van yder ongeboore Veen-Mossel gewaar wierden, want nu zagen wy de ongeboore Veen-Mossel op zijn plat, en als danGa naar voetnoot99) quamen ons de dunste deelen en het maaksel van de schulp voorGa naar voetnoot100), door welk gezigt wy ons konden inbeelden, hoe de schulp in groote was toenemende, en dan zagen wy ze weder op zijn kant, in 't kort dit boven gemeen geneuglijk gesigt, dat ik nevens mijn dogter en plaat-snyderGa naar voetnoot101), ontrent twee uren agter den anderenGa naar voetnoot59) was beschouwende, passeerde in aangenaamheyt veele gesigten, want op wat ongeboore Veen-Mossel wy onse oogen lieten gaan, wy zagen niet als wondere uit werkselsGa naar voetnoot102) die ons verstant te boven gingen. Ga naar margenoot+Fig. 4. ABCDE. vertoonen zes ongeboore Veen-Mosselen, zoo als deselvige in hare membrane waren leggende, die den teykenaar in hare beweginge zijnde, zoo veel heeft na gevolgt als het hem doenlijk was. Gelijk mijn doen niet en is, van een ofte twee ontdekkingen veel te zeggen, maar dieGa naar voetnoot103) na mijn vermogen te doorgronden, zoo heb ik op den 17. September weder Veen-Mosselen laten op vangen, ende hebbe heden op het afgaan desesGa naar voetnoot104) een Veen-Mossel geopent, waar in yder van de Eyer-nesten, hier vooren met Fig.Ga naar margenoot+ 3. QRS aangewesenGa naar voetnoot105), boven gemeen waren op geswollen. Dese openende, ende de ongeboore Veen-Mosselen daar uit halende, zag ik tot mijn groot genoegen, dat meest alle de ongeboore Veen-Mosselen, zoo verre waren toegenomen, datGa naar voetnoot106) niet alleen grooter waren geworden, maar dat der zelver schulpen, waar van eenige toegeslooten, en andere wat open lagen, zoo net door 't vergroot-glas te bekennen waren, als of wy Veen-MosselenGa naar voetnoot107) voor ons bloote ooge waren beschouwende, alleen met dit onderscheyt, datGa naar voetnoot108) nog in der zelver membrane waren leggende, die ik te meermale met groot playsier hebbe beschout. Als mede zag ik ook eenige | ||||||
only for a short time, but some of them persevered in their motion for three hours on endGa naar voetnoot42). This motion of each of the unborn Fen-Mussels in its membrane was all the more delightful because in all their motions they moved neither towards one nor to the other side of the membrane in which they lay, but they kept on all sides at the same distance from the membrane, as if we conceived a sphere to be turned about its axis. And thus we observed each time a change in each of the unborn Fen-Mussels, for at one time we saw the unborn Fen-Mussel on its flat side, and then the thinnest parts and the structure of the shell were visible to usGa naar voetnoot43), from which spectacle we could imagine how the shell was increasing in magnitude; at another time we saw it on its edge. In short, this extraordinarily pleasant spectacle, which I observed for about two hours on end together with my daughter and the engraver, surpassed many spectacles in pleasantness, for wherever we cast eyes on the unborn Fen-Mussels, we saw none but wonderful phenomena, which passed our understanding. Ga naar margenoot+Fig. 4, ABCDE, shows six unborn Fen-Mussels, as they lay in their membranes, which the draughtsman delineated as accurately as he could while they were moving. As it is not my habit to say much about one or two discoveries, but to investigate things as well as I can, on the 17th of September I again caused Fen-Mussels to be caught and to-day, just before dispatching this letter, opened a Fen-Mussel inGa naar margenoot+ which each of the Ovaries, designated above in Fig. 3 by QRS, were extraordinarily swollenGa naar voetnoot44). When I opened them and removed the unborn Fen-Mussels therefrom, I saw with pleasure that well-nigh all the unborn Fen-Mussels had grown so much that not only had they become larger, but their shells, of which some were closed and others slightly opened, could be so accurately distinguished through the magnifying glass as if we were looking with the naked eye at [adult] Fen-Mussels, with this difference only that they still lay in their membranes, and I looked at them several times with great delight. I also saw a few unborn Fen- | ||||||
weynige ongeboore Veen-Mosselen, die nog zoo verre niet gekomen waren, enGa naar margenoot+ alleen maar de gedaante en beweginge hadden, als van Fig. 4. is geseytGa naar voetnoot109). Ga naar margenoot+Ik hadde ook voor een vergroot-glas staan ongeboore Oesters, die wel vyf weken daar te vooren uit een Oester waren genomen, om datGa naar voetnoot110) deselve ongeboore Oesters zoo nog volmaakt waren, als of die zoo aanstonts uit een Oester warenGa naar margenoot+ genomen, zoo heb ik ze mede laten afteykenen, als hier met Fig. 5. FGHI. werden aangewesen. Hier heeft zijn Doorlugtigste Keurfurst mijne aantekeninge die ik gehouden heb in de na speuringe van de voortteelinge der twee byzondereGa naar voetnoot18) Schulp-vissen, waar uit wy ons wel versekeren, dat by aldien men aan een Zee-strant ofte Rivier woonde, daar wy ten meerendeel van het jaar, tot ons genoegen, alle zoorten van Schulp-vissen konden bekomen, en ons werk quamen te maken, om der zelver voortteelinge na te vorssen, wasGa naar voetnoot111) het niet alle, wy zouden ten minsten voor het meerendeel, hare voortteelinge ontdekken, ende dezelve de geleerde werelt voor de oogen leggen, en alzoo, die geene die nog willen beweeren dat de Schulp-vissen van zelfs, ofte uit slik voortkomen, zoodanige dwars-dryversGa naar voetnoot112) nog meer de mont stoppen. Ga naar margenoot+Ik kan niet na laten een weynig uit een brief, die zeker Heer aan my schryft, en woonende is, daar ontrent veel Mosselen vallenGa naar voetnoot113), en welke Heer mijne stellinge, ontrent de voortteelinge niet alleen in agtinge neemtGa naar voetnoot114), maar ook toe staatGa naar voetnoot115), hier by te voegen. Dien Heer zeytGa naar voetnoot116) onder andere, het gevoelen van de Mossel-vangers, en het gemeen zeggenGa naar voetnoot117) ontrent de voortteelinge van de Mosselen aldus. De Mossel-vangers niet alleen, maar ook andere met een gevoelen gevondenGa naar voetnoot118), dat de Moszelen uit de lugt vallen, ende aldaar uit dampen van de Zee, exhalatien &c. gemaakt werden: ja als ik zeker Predicant deser Stad, die eenige jaren ontrent zeker gewest deses Eylants, daar veel Mosselen wassen, gewoont hadde, van zijn verkeert gevoelen, aangaande de generatie Animalia tragte te overtuygen, stont die zoo vast op zijn aangeroerde voortteelingeGa naar voetnoot119) der Moszelen, | ||||||
Mussels which had not yet got so far and which only had the shape and the motionGa naar margenoot+ as said of Fig. 4Ga naar voetnoot45). Ga naar margenoot+I also had before a magnifying glass some unborn Oysters which had been taken out of an Oyster at least five weeks before. Since these unborn Oysters were as fully grown as if they had just been taken out of an Oyster, I also had themGa naar margenoot+ delineated, as here shown in Fig. 5 by FGHI. Here Your Serene Electoral Highness has my notes which I kept during the Study of the generation of the two different Shellfishes, from which we are certain that if one lived on a Seashore or River, where for the greater part of the year we could get all sorts of Shellfishes, as we liked, and should make it our job to study their generation, we should discover the generation, if not all of it, at least most of it, and place it before the eyes of the learned world, thus stopping the mouths of those pig-headed fellows who still pretend that Shellfishes are generated spontaneously or from mud. Ga naar margenoot+I cannot help adding a passage from a letter written to me by a certain Gentleman who lives in a place where there are many Mussels and who not only pays attention to, but also agrees with my thesis concerning generation. This Gentleman states, amongst other things, the opinion of the Mussel gatherers and the public about the generation of the Mussels as follows: I have found not only the Mussel gatherers, but others as well, to believe that the Mussels drop from the air and are made from vapours of the Sea, exhalations, etc. Nay, when I tried to convince a certain Minister of this Town, who had lived for some years in a certain part of this Island where there grow many Mussels, of his mistake concerning the generation of Animals, he adhered so firmly to his above- | ||||||
dat onmogelijk was, hem na reden te doen hooren, niet tegenstaande ik by mijn te vooren geroerde reden, nog U Ed. observatien de mijneGa naar voetnoot120) voerde. enz. Ik zoude wel meerder uit de brief hier aan lassen, van de verdere onnosele stellinge van de Predicant, en een Heer van naam, ontrent de voortteelinge van veel Dieren uit de exhalatien, uit de vergaande of verrotte lighame, en hoe de Mosselen aan de Appelboomen hangen.* Maar ik schame mij verder uittreksel uit de Heer zijn brief te verhalen, en wy moeten bedroeft zijn, dat men nog heden zoo veel Menschen onder ons vind, daar van eenige voor Geleerde Luyden uit gaanGa naar voetnoot121), en gestelt zijnGa naar voetnoot122), om de Oude dwalinge tegen te gaan, ende de waarheyt te omhelsen, die zoo dom zijn. Want zoo uit exhalatien Dieren voortkomen, waarom komen, na een Veltslag daar vyftig duysent menschen en meer verslagen worden, die op 't Veld blyven leggen rotten, niet een groot getal jonge kinderen ofte volwasse Menschen voort, of yets dat na een Mensch, of Paart, is gelijkende, want daar in een Velt-slag veel Menschen verslagen worden, daar werden ook veel Paarden gedoot. Afbrekende, blyve na presentatie van mijn alder onderdanigste dienst.
DOORLUGTIGSTE KEURFURST
* Het gene men zeyde dat Mosselen waren, bevond men, gesponne deelen van Ruspjens te zijn, want daar quamen Vliegjens uyt. | ||||||
mentioned opinion on the generation of Mussels that it was impossible to make him see reason, in spite of the fact that I added Your observations to my above-mentioned reasons, etc. I would add here more passages from the letter, on the other ridiculous theses of the Minister and of a distinguished Gentleman concerning the generation of many Animals from exhalations or from decaying or putrefied bodies, and how the Mussels hang on the Apple-trees*, but I feel ashamed to quote further excerpts from the Gentleman's letter, and we must be sorry that today there are still found among us so many People - some of whom are considered Scholars and ought to oppose the Old errors and to embrace the truth - who are so stupid. For if from exhalations there come forth Animals, why is it that after a Battle in which fifty thousand men and more are defeated, who are left putrefying in the Field, there do not come forth a great many young children or Adults, or something resembling a Human Being or a Horse, for while in a Battle many Men are defeated, many Horses are also killed. Concluding, I remain, after the presentation of my most humble services.
SERENE ELECTORAL HIGHNESS and MOST GRACIOUS LORD,
* What was said to be Mussels was found to be cocoons of Caterpillars, for there emerged from them little Flies. |
|