| |
| |
| |
| |
Brief No. 35 [22].
... November 1677.
Gericht aan: W. Brouncker, President der Royal Society.
Manuscript: Niet teruggevonden.
| |
Gepubliceerd in:
Phil. Trans. Vol. XII. No. 142. Dec.-Febr. London, 1678. Blz. 1040-1043. Met één figuurtje. (Latijnsche vertaling.) |
Antoni van Leeuwenhoek. Brieven. 7de Vervolg. Delft, 1702. 113de Missive. 17 Dec. 1698. Blz. 65-68. (Hollandsch fragment.) |
Antonii a Leeuwenhoek Epistolae ad Societatem Regiam Anglicam et alios illustres viros. Lugduni Batavorum, 1719. Epistola 113. 17 Dec. 1698. Blz. 60-62. (Latijnsche vertaling van bovengenoemd fragment.) |
Chr. Wolff. Experimentaal-philosophie. III. Amsterdam, 1747. Blz. 389-390. (Hollandsch extract.) |
G.L.L. Buffon. Histoire naturelle. Tome 2. Paris, 1749. Blz. 232-235. (Hollandsch extract.) |
Collection académique. Partie étrangère. Tome II. Dijon et Auxerre, 1755. Blz. 490-491. (Fransche vertaling van de Phil. Trans.) |
Abhandl.z.Naturgesch., Physik und Oekonomie. (N.G. Leske.) I. 2. Leipzig, 1780. Blz. 59-60. (Duitsch extract van de Phil. Trans.) |
F.J. Cole. Early theories of sexual generation. Oxford, 1930. Blz. 9-12. (Moderne, niet geheel volledige, Engelsche vertaling van C. Dobell.) |
Ch.J.Brimm. Anton van Leeuwenhoek. Medical Life. New York, 1932. Vol. 39. No. 8. Blz. 434-436. (Moderne Engelsche vertaling.) |
| |
Korte inhoud:
Mededeeling van de ontdekking van levende spermatozoïden; nauwkeurige beschrijving van spermatozoïden en hun bewegingen in versch sperma. Beschouwing over ‘vaten’ in het sperma en de beteekenis daarvan. Ontdekking van kristallen in het sperma.
| |
Opmerkingen:
Een groot gedeelte van dezen brief citeert Leeuwenhoeck in het Nederlandsch in zijn Nederlandsche ‘Missive’ van 17 Dec. 1698, gericht aan Harm van Zoelen. In verschillende details wijkt dit citaat (voortaan aangeduid als ‘fragment’) af van de in den Latijnschen brief gevolgde redactie. Deze afwijkingen zijn in de aanteekeningen vermeld.
Het laatste gedeelte, van af: ‘Wat verder de bestanddeelen zelf betreft...’ (blz. 292) heeft Leeuwenhoeck in zijn brief aan Harm van Zoelen weggelaten, wellicht omdat hij den inhoud daarvan niet meer wenschte te handhaven.
De a posteriori gemaakte Latijnsche vertaling van het ‘fragment’ in Leeuwenhoecks Epistolae ad Societatem Regiam Anglicam verschilt zeer met die van den origineelen tekst in de Phil. Trans.
| |
| |
| |
Letter No. 35 [22].
November... 1677.
Addressed to: W. Brouncker, President of the Royal Society.
Manuscript: Not recovered.
| |
Published in:
Phil. Trans. Vol. XII. No. 142. Dec.-Febr. London, 1678; pp. 1040-1043. One figure. (Latin translation.) |
Antoni van Leeuwenhoek, Brieven, 7de vervolg. Delft, 1702. 113de Missive; 17th of Dec. 1698; pp. 65-68. (Dutch fragment.) |
Antonii a Leeuwenhoek Epistolae ad Societatem Regiam Anglicam et alios illustres viros. Lugduni Batavorum, 1719. Epistola 113; 17th of Dec. 1698; pp. 60-62. (Latin translation of the above mentioned fragment.) |
Chr. Wolff, Experimentaal-philosophie. III. Amsterdam, 1747; pp. 389-390. (Dutch extract.) |
G.L.L. Buffon, Histoire naturelle. Vol. 2. Paris, 1749; pp. 232-235. (Dutch extract.) |
Collection académique, Partie étrangère. Vol. II. Dijon et Auxerre, 1755; pp. 490-491. (French translation of the Phil. Trans.) |
Abhandl.z.Naturgesch., Physik und Oekonomie [N.G. Leske]. I, 2. Leipzig, 1780; pp. 59-60. (German extract from the Phil. Trans.) |
F.J. Cole, Early theories of sexual generation. Oxford, 1930; pp. 9-12. (A translation into modern English by C. Dobell, not quite complete.) |
Ch.J.Brimm, Anton van Leeuwenhoek. Medical life. New York, 1932; Vol. 39, No. 8; pp. 434-436. (Modern English translation.) |
| |
Summary:
Communicates the discovery of living spermatozoids; a detailed description of spermatozoids and their movements in fresh semen. A discussion of ‘vessels’ in semen and their supposed function. Discovery of crystals in the semen.
| |
Remarks:
Leeuwenhoeck quotes a considerable part of this letter in Dutch in his Dutch ‘Missive’ to Harm van Zoelen, dated December 17th 1698. In a few details this quotation (in the following referred to as ‘fragment’) differs from the redaction of the Latin letter. Variants are given in the notes.
The last part, beginning at ‘As regards the parts themselves’ (p. 293) was left out by Leeuwenhoeck in his letter to Harm van Zoelen. Perhaps he did not wish to maintain its contents.
The subsequent Latin translation of the fragment in Leeuwenhoeck's Epistolae ad Societatem Regiam Anglicam differs in many respects from that of the Phil. Trans.
| |
| |
| |
Observationes D. Anthonii Lewenhoeck, de Natis è semine genitali Animalculis. |
Observaties van den Heer Anthoni Lewenhoeck over de diertjes ontstaan uit het teelzaad. |
|
|
Observatoris Epistola Honoratiss. D.D.Ga naar voetnoot1 Vicecomiti Brouncker, Latinè conscripta; Dat. Nov. 1677. quam ipsissimis huc transmismissis (!) verbis inserendam Auctor censuit.Ga naar voetnoot2 |
Brief van den observator aan den Hoog Edelen Heer Vicomte Brouncker geschreven in het Latijn, gedateerd November 1677, dien de redacteur heeft gemeend te moeten opnemen in de eigen bewoordingen, waarin hij hierheen is gezonden. lang="lat">Ga naar voetnoot2 |
|
|
Nobilissimè Vir, |
Hoog Edele Heer, |
|
|
Ultimae ad Vestram Nobilitatem datae litterae praeteriti mensis decimo sexto,Ga naar voetnoot3 |
Mijn laatste aan Uw Hoog Edele gestuurde brief is van den 16en der vorige maand; |
| |
| |
| |
The observations of Mr. Anthoni Lewenhoeck on animalcules engendered in the semen.
A letter from the observer to the Right Honorable the Viscount BrounckerGa naar voetnoot1; written in Latin and dated November 1677, which the editor considered should be published in the very words in which it was sentGa naar voetnoot2.
Sir,
My last letter sent to you was dated the 16th of the preceding month. Although I intended not to disturb your useful employment
| |
| |
| |
quamvis jam Nob. Vestrae utilissima negotia non interrumpere, animo proposueram, antequam certo scirem quis mihi in futurum adeundus: Tempus tamen otio terere in tantum nequivi, quin sequentia naturae miracula Nob. vestrae transmittam, firmâ spe fretus παῤῥηςίαν hanc, Nobilitatem Vestram in bonam partem accepturam.Ga naar voetnoot4 |
ofschoon ik mij had voorgenomen de zoo nuttige bezigheden van Uw Hoog Edele niet meer te onderbreken, voordat ik zeker wist tot wien ik mij voortaan had te wenden, heb ik toch mijn tijd niet in rust kunnen doorbrengen zonder aan Uw Hoog Edele de onderstaande natuurwonderen mede te deelen, in het vaste vertrouwen dat Uw Hoog Edele deze mijne vrijmoedigheid niet euvel zult duiden.Ga naar voetnoot4 |
Postquam Exc. Dominus Professor Cranen,Ga naar voetnoot5 me visitatione sua saepius honorarat, literis rogavit, Domino Ham cognato suo,Ga naar voetnoot6 quasdam observationum mearumGa naar margenoot+ videndas darem. Hic Dominus Ham me secundo invisens, secum in lagunculâ vitreâ semen viri, Gonorrhaeâ laborantis,Ga naar voetnoot7 spontè destillatum, attulit, dicens, se post paucissimas temporis minutias (cum materia illa jam in tantum esset resoluta, |
Nadat de eminente Professor CranenGa naar voetnoot5 mij meermalen met een bezoek had vereerd, heeft hij mij per brief verzocht, dat ik den Heer Ham, zijn bloedverwant,Ga naar voetnoot6 eenige van mijn observaties te zien zou geven. Toen deze heer Ham voor de tweede maal bij mij kwam, bracht hij met zich mee, in een glazen fleschje, het van zelf ontloopen teelzaad van een man, die aan gonorrhoea leed,Ga naar voetnoot7 zeggende dat hij na zeer weinige minuten, wanneer die materie reeds zoo zeer geliquefieerd was, dat zij in een klein glazen buisje kon |
| |
| |
| |
before I was quite sure to whom to apply in future, I could not be easy unless I communicated to you the following marvels of nature, convinced that you will forgive the liberty I takeGa naar voetnoot3.
After the distinguished Professor CranenGa naar voetnoot4 had many times honoured me with a visit, he besought me, in a letter, to demonstrate some of my observations to his kinsman Mr. Ham.Ga naar margenoot+ On the second occasion when this Mr. Ham visited me, he brought with him, in a small glass phial, the spontaneously discharged semen of a man who was suffering from gonorrhoeaGa naar voetnoot5; saying that, after a very few minutes (when the matter had become so far liquefied that it could be introduced into a small glass tube)
| |
| |
| |
ut fistulae vitreae immitti posset) animalcula viva in eo observasse,Ga naar voetnoot8 quae caudata, et ultra 24 horas non viventia judicabat:Ga naar voetnoot9 Idem referebat se animalcula observasse mortua post sumtam ab aegroto Terebinthinam.Ga naar voetnoot10 Materiam praedictam fistulae viteraeGa naar voetnoot11 immissam praesente Domino Ham observavi, quasdamque in ea creaturas viventes; at post decursum 2 aut 3 horarum, eandem solus materiam observans, mortuas vidi.Ga naar voetnoot12 |
worden opgenomen, levende diertjes daarin had gezien,Ga naar voetnoot8 waarvan hij oordeelde, dat zij staartjes hadden en niet langer dan 24 uur leefden.Ga naar voetnoot9 Dezelfde heer vertelde ook, dat hij had gemerkt, dat de diertjes dood waren, nadat door den zieke terpentijnGa naar voetnoot10 was ingenomen. De voornoemde materie heb ik, nadat zij in een glazen buisje was opgenomen, in het bijzijn van den heer Ham geobserveerd en daarin eenige levende wezens gezien; maar na verloop van 2 à 3 uren, toen ik diezelfde materie, weer alleen zijnde, observeerde, zag ik dat die wezens dood waren.Ga naar voetnoot12 |
Ga naar margenoot+Eandem materiam (semen virile) non aegroti alicujus, non diuturna conservatione corruptam,Ga naar voetnoot13 vel post aliquot |
Diezelfde materie (mannelijk teelzaad) heb ik verscheidene malen geobserveerd, niet echter meer van een ziek mensch, en ook niet bedorven door lange bewaring,Ga naar voetnoot13 of geliquefieerd na |
| |
| |
| |
he had seen living animalcules in itGa naar voetnoot6, judging these animalcules to possess tails, and not to remain alive above twenty-four hoursGa naar voetnoot7. This gentleman also reported that he had noticed the animalcules were dead after the patient had taken turpentineGa naar voetnoot8. In the presence of Mr. Ham, I examined some of this matter which I had introduced into a glass tube, and saw some living creatures in it, but when I examined the same matterGa naar voetnoot9 by my self after the lapse of two or three hours, I observed that theyGa naar voetnoot10 were dead.
Ga naar margenoot+I have divers times examined the same matter (human semen) from a healthy manGa naar voetnoot11 not from a sick manGa naar voetnoot12, nor spoiled by keepingGa naar voetnoot13 for a long time and not liquefied after the lapse of
| |
| |
| |
momentaGa naar voetnoot14 fluidiorem factam, sed sani Viri statim post ejectionem, ne interlabentibus quidem sex arteriae pulsibus,Ga naar voetnoot15 saepiuscule observavi, tantamque in ea viventium animalculorumGa naar voetnoot16 multitudinem vidi, ut interdum plura quam 1000. in magnitudine arenae sese moverent.Ga naar voetnoot17 Non in toto semine, sed in materia fluida crassiori adhaerente, ingentem illam animalculorum multitudinem observavi;Ga naar voetnoot18 in crassiori vero seminis materia, quasi sine motu jacebant; quod inde provenire mihi imaginabar, quod materia illa crassa ex tam variis cohaereat partibus ut animalcula in ea |
ettelijke minuten,Ga naar voetnoot14 maar van een gezond mensch, terstond na de ejaculatie, zoodat zelfs geen zes polsslagen zijn verloopen,Ga naar voetnoot15 en ik heb daarin een zoo groote menigte levende diertjesGa naar voetnoot16 gezien, dat soms meer dan 1000 van die diertjes zich in de grootte van een zandkorrel bewogen;Ga naar voetnoot17 niet echter in de geheele hoeveelheid teelzaad, maar alleen in de vloeiende materie die aan de dikke aanhing, heb ik die geweldige menigte diertjes gezien;Ga naar voetnoot18 maar in de dikkere materie van het teelzaad lagen die diertjes als zonder beweging; ik stelde mij voor, dat dit hieruit voortkomt, dat die dikke materie uit zoo verschillende aan elkaar klevende deeltjes bestaat, dat de |
| |
| |
| |
some timeGa naar voetnoot14; but immediately after ejaculation before six beats of the pulse had intervened: and I have seen so great a number of living animalculesGa naar voetnoot15 in it, that sometimes more than a thousand were moving about in an amount of material the size of a grain of sandGa naar voetnoot16. I saw this vast number of animalcules not all through the semen, but only in the liquid matter adhering to the thicker partGa naar voetnoot17. In the thicker matter of the semen, however, the animalcules lay apparently motionless, and I conceived the reason of this to be, that the thicker matter consists of so many coherent
| |
| |
| |
se movere nequirent. Minora globulis sanguini ruborem adferentibus haec animacula (!) erant:Ga naar voetnoot19 ut judicem millena millia arenam grandiorem magnitudine non aequatura. Corpora eorum rotunda,Ga naar voetnoot20 anteriora obtusa,Ga naar voetnoot21 posteriora ferme in aculeum desinentia habebant;Ga naar voetnoot22 caudâ tenui longitudine corpus quinquies sexiesve excedente, et pellucidâ; crassitiem uero ad 25. partem corporis habente praedita erant,Ga naar voetnoot23 adeo ut ea quoad figuram cum cycla- |
diertjes zich daarin niet konden bewegen. Deze diertjes waren kleiner dan de globulen die het bloed rood maken;Ga naar voetnoot19 zoodat ik oordeel, dat een millioen van die diertjes nog niet in grootte een grove zandkorrel zou uitmaken. Hun lichamen, die rond waren,Ga naar voetnoot20 hadden een voorste deel dat stompGa naar voetnoot21 was, en een achterste deel dat spits toeliep;Ga naar voetnoot22 zij waren voorzien van een dunnen staart, die in lengte 5 à 6 maal het lichaam overtrof en zeer doorschijnend was; en die een dikte had van ongeveer het 25ste deel van het lichaam,Ga naar voetnoot23 zoodat ik die diertjes het best, wat den vorm betreft, kan vergelijken met |
| |
| |
| |
particles that the animalcules could not move in it. These animalcules were smaller than the corpuscles which impart a red colour to the bloodGa naar voetnoot18; so that I judge a million of them would not equal in size a large grain of sand. Their bodies which were round, were blunt in front and ran to a point behindGa naar voetnoot19. They were furnished with a thin tail, about five or six times as long as the body, and very transparent and with the thickness of about one twenty-fifth that of the bodyGa naar voetnoot20; so that I can best liken them
| |
| |
| |
minis minoribusGa naar voetnoot24 longam caudam habentibus optimè comparare queam: Motu caudae serpentino, aut ut anguillae in aqua natantis progrediebantur; in materia vero aliquantulum crassiori, caudam octies deciesve
quidem evibrabant, antequam latitudinem capilli procedebant.Ga naar voetnoot25 Interdum mihi imaginabar, me internoscere posse ad huc varias in corpore horum animalculorum partesGa naar voetnoot26, quia vero continuo eas videre |
kleine aardakersGa naar voetnoot24 met een langen staart. Zij kwamen vooruit, dank zij de beweging van hun staart, een beweging, gelijkend op die van een slang of van een aal, die in het water zwemt; maar in de wat dikkere
materie moesten zij hun staart wel 8 à 10 maal uitslaan, voordat zij een haar breed konden vooruitkomen.Ga naar voetnoot25 Af en toe stelde ik mij voor, dat ik nog verscheidene deelen aan het lichaam van die diertjes kon waarnemen; maar aangezien ik die deelen niet doorloopend kon zien, zal |
| |
| |
| |
to a small earth-nutGa naar voetnoot21 with a long tail. They moved forward owing to the motion of their tails like that of a snake or an eel swimming in water; but in the somewhat thicker substance they would have to lash their tails at least 8 or 10 times before they could advance a hair's breadthGa naar voetnoot22.
I have sometimes fancied that I could even discern different parts on the bodies of these animalcules:Ga naar voetnoot23 but since I have not
| |
| |
| |
nequibam, de iis tacebo.Ga naar voetnoot27 His animalculis minora adhuc animalcula,Ga naar voetnoot28 quibus non nisi globuli figuram attribuere possum, permista erant. |
ik daarover zwijgen.Ga naar voetnoot27 Temidden van deze diertjes lagen nog kleinere diertjesGa naar voetnoot28 vermengd, aan dewelke ik geen anderen vorm dan dien van globulen kan toekennen. |
Memini me ante tres vel quatuor annos, rogatu Domini Oldenburg B.M.Ga naar voetnoot29 semen virile observasse, et praedicta animalcula pro globulis habuisse;Ga naar voetnoot30 sed quia fastidiebam ab ulteriori inquisitione, et magis quidem a descriptione, tum temporis eam omisi. Et quae adhuc observo ea sunt, quae absque ulla mei peccaminosa coinquinatione, natura post coitum conjugalem relinquit:Ga naar voetnoot31 et si vestra Nobilitas judicet haec vel nauseam, vel scandalum eruditis paritura, subnixè rogo Nobilitas Vestra sibi soli reservet, et ubi con- |
Ik herinner mij, dat ik 3 à 4 jaar geleden, op verzoek van wijlen den Heer Oldenburg,Ga naar voetnoot29 mannelijk teelzaad heb onderzocht en dat ik toen de genoemde diertjes als globulen heb beschouwd;Ga naar voetnoot30 maar aangezien een verder onderzoek en nog meer een beschrijving daarvan mij tegenstond, heb ik toentertijd dat onderzoek achterwege gelaten. Wat ik ook nu nog observeer, is alleen datgene, wat zonder eenige zondige bezoedeling van mij zelf, de natuur na den echtelijken coitus achterlaat.Ga naar voetnoot31 Wanneer nu Uw Hoog Edele mocht oordeelen, dat deze mijne observaties onder de geleerde Heeren walging of opspraak |
| |
| |
| |
always been able to do so, I will say no moreGa naar voetnoot24. Among these animalcules there were also smaller onesGa naar voetnoot25, to which I can ascribe nothing but a globular form.
I remember that some three or four years ago I examined seminal fluidGa naar voetnoot26 at the request of the late Mr. OldenburgGa naar voetnoot27 and that I then considered those animalcules to be globulesGa naar voetnoot28. Yet as I felt averse from making further investigations and still more so from describing them, I did not continue my observations. What I investigate is only what, without sinfully defiling myself, remains as a residue after conjugal coitusGa naar voetnoot29. And if your Lordship should consider that these observations may disgust or scandalize the learned, I earnestly beg your Lordship to regard
| |
| |
| |
sultum ducit vel promat vel supprimat.Ga naar voetnoot32 |
kunnen veroorzaken, dan verzoek ik Uw Hoog Edele dringend, dat hij ze onder zich houdt en ze, wanneer hij het geraden acht, òf uitgeeft òf vernietigt.Ga naar voetnoot32 |
Ga naar margenoot+Jam quod ad partes ipsas, ex quibus crassam seminis materiam, quoad majorem sui partem consistere saepius cum admiratione observavi, ea sunt tam varia ac multa omnis generis magna ac parva vasa, ut nullus dubitem ea esse nervos, arterias et |
Wat verder de bestanddeelen zelf betreft, waaruit, naar ik meermalen met verwondering heb geconstateerd, de dikke materie van het teelzaad, althans voor het grootste deel, bestaat, - het zijn zoo verscheiden en zoo talrijke, groote en kleine vaten van allerlei soort, dat ik geenszins eraan twijfel, dat het zenuwen, slagaderen |
| |
| |
| |
them as private and to publish or destroy them, as your Lordship thinks fitGa naar voetnoot30.
Ga naar margenoot+As regards the parts themselves of which the denser substance of the semen is mainly made up, as I have many times observed with wonder, they consist of all manner of great and small vessels, so various and so numerous that I have not the least doubt that
| |
| |
| |
venas:Ga naar voetnoot33 imo in tanta multitudine haec vasa vidi, ut credam me in unica seminis gutta plura observasse, quam Anatomico per integrum diem subjectum aliquod secanti,Ga naar voetnoot34 occurrunt. Quibus visis firmiter credebam nullo in corpore humano, jam formato, esse vasa quae in semine virili, bene constituto, non reperiantur. |
en aderen zijn.Ga naar voetnoot33 Ja, deze vaten heb ik in zoo groote hoeveelheid gezien, dat ik geloof, dat ik in één enkelen druppel teelzaad er meer heb geobserveerd dan een anatomicus kan observeeren, wanneer hij een heelen dag aan het snijden is.Ga naar voetnoot34 En toen ik dat zag, geloofde ik vast, dat in geen enkel menschelijk lichaam dat volgroeid is, vaten bestaan, die ook niet reeds aangetroffen
worden in gezond mannelijk teelzaad. |
Semel mihi imaginabar me videre figuram quandam, ad magnitudinem arenae, quam internae cuidam corporis nostri parti comparare poteram. Cum materia haec per momenta quaedam aëri fuis- |
Een enkelen keer verbeeldde ik mij, dat ik een zekere gedaante zag van de grootte van een zandkorrel, die ik kon vergelijken met een of ander inwendig deel van ons lichaam. En wanneer dan deze materie gedurende enkele oogenblikken |
| |
| |
| |
they are nerves, arteries and veinsGa naar voetnoot31. Indeed I have observed these vessels in such great numbers that I believe that I have seen more of them in one single drop of semen than an anatomist will observe when dissecting a whole dayGa naar voetnoot32. And seeing this, I felt convinced that in no full-grown human body there are any vessels which may not likewise be found in sound semen.
Once I fancied I saw a certain form, about the size of a sandgrain, which I could compare with some inward part of our body. When this matter had been exposed to the air for some moments,
| |
| |
| |
set exposita, praedicta vasum multitudo in aquosam, magnis oleaginosis globulis permistam, materiam mutabatur: quales globulos inter medullae spinalis vasa interjacere antehac dixi.Ga naar voetnoot35 Hisce oleaginosis globulis visis mihi imaginabar, quod forsan fuerint vasa convehendis spiritibus animalibus inservientia:Ga naar voetnoot36 eaque ex tam molli consistere materia, ut, intermittente humoris vel spirituum animalium transfluxu, illicò in globulos oleaginosos diversae magnitudinis coalescant; praecipuè cum aëri exponuntur. Et cum praedicta materia paucillum temporis steterat, in ea observabanturGa naar margenoot+ trilaterales figurae ab utraque parte in aculeum desinentes, quibusdam longitudo minutissimae arenae, aliquae aliquantulum majo- |
aan de lucht was blootgesteld, veranderde de voorgenoemde massa vaten in een waterachtige substantie, vermengd met groote, olieachtige globulen, zooals ik reeds vroeger heb gezegd, dat er liggen tusschen de vaten van het ruggemerg.Ga naar voetnoot35 En toen ik die olieachtige globulen zag, stelde ik mij voor, dat de vaten misschien dienden om de ‘animale geesten’ te geleiden.Ga naar voetnoot36 En die vaten bestaan uit een zoo weeke substantie, dat zij, wanneer het erdoorheenvloeien van vocht of van ‘animale geesten’ ophoudt, dadelijk versmelten tot olieachtige globulen van verschillende grootte, vooral wanneer zij aan de lucht worden blootgesteld. Toen nu de voornoemde materie een poosje had gestaan, werden daarin driezijdige lichaampjes waargenomen, aan beide uiteinden spits toeloopend; sommige hadden de lengte van de allerkleinste zandkorrel, andere waren een weinig grooter, zooals in |
| |
| |
| |
the mass of vessels aforesaid was turned into a watery substance, mingled with large oily globules, such as I have formerly described as lying among the vessels of the spinal marrowGa naar voetnoot33. On seeing these oily globules, I conceived that the vessels might perhaps serve for the conveyance of the animal spiritsGa naar voetnoot34. And these vessels are composed of such a soft substance that, when the humour or the animal spirits cease flowing through, they immediately coalesce into oily globules of various sizes, especially when they are exposedGa naar margenoot+ to the air. When this matter had stood a little while, some three-sided bodies were seen in it, terminating at either end in a point; some were of the length of the smallest grain of sand, and
| |
| |
| |
Ga naar margenoot+res, ut fig. A. Praeterea, adeo nitidae ac pellucidae, ac si crystallinae fuissent.Ga naar voetnoot37 |
fig. A; en verder waren zij zoo schitterend en zoo doorschijnend, alsof ze van kristal waren.Ga naar voetnoot37 |
|
|
Haec sunt ter Nobilissime Vir, quae Nobilitati Vestrae, reliquoque eruditorum agmini Philosophorum communicare proposueram: Subnixè rogans Nobilitas Vestra velit acceptas has responso significare: interim post oblationem omnis generis servitiorum mansurus, |
Dit zijn de observaties, die ik mij had voorgesteld, Zeer Hoog Edele Heer, aan UE. Edelheid en aan de overige schare der geleerde wijsgeeren mede te deelen, met aandrang verzoekende, dat Uw Hoog Edele de goede ontvangst van deze letteren door een antwoord gelieve te beteekenen; inmiddels, met de meeste dienstwilligheid verblijvende |
|
|
Nobilitati Vestrae
addictissimus, et
subsignaverat |
van UE. Edelheid de zeer
onderdanige dienaar,
teekende ik |
|
|
Anthonius Lewenhoeck. |
Anthoni Lewenhoeck. |
| |
| |
| |
Ga naar margenoot+some were a little bigger, as in Fig. A. They were further as bright and clear as if they had been crystalsGa naar voetnoot35.
These, Most Noble Sir, are the observations which I intended to communicate to you and to the other learned philosophers. I beg your Lordship urgently to let me know the safe arrival of my letter. I remain
Your obedient servant
the undersigned
Antonj Leeuwenhoeck.
|
-
voetnoot1
- D.D. = Doctor Divinitatis = Doctor Theologiae. Brouncker was geen doctor in de godgeleerdheid (zie: Dictionary of National Biography. VI. 1886). Veel leden van de Royal Society echter waren dit wel en L. geeft Brouncker D.D. voor zijn naam, blijkbaar als vleienden eeretitel. [de D.]
-
voetnoot2
- Aangezien L. zelf de Latijnsche taal niet machtig was, moet hij zijn handschrift hebben laten vertalen, alvorens het op te zenden. Het motief hiertoe was wel, dat hij den Secretaris der Royal Society werk wilde besparen, en dat hij hoopte zijn mededeelingen spoediger geplaatst te krijgen in de Phil. Trans. (zie het postscriptum bij den brief van 23 Maart 1677). Mogelijk is echter, dat bij dezen brief ook de delicate aard van het onderwerp heeft medegewerkt (zie blz. 290-292). Deze missive namelijk, waarin de eerste beschrijving der spermatozoïden voorkomt, bevat het verslag van het onderzoek der menschelijke zaadvloeistof, deels afkomstig van een patiënt, deels van L. zelf. Zoowel in dezen brief als in de ‘Missive’ van 17 Dec. 1698 kent L. de verdienste van de ontdekking der zaaddiertjes toe aan den heer Ham, medisch student te Leiden. Zie over dezen geneesheer - van wien het thans wel vaststaat, dat hij uit Arnhem en niet, gelijk in de litteratuur soms wordt vermeld, uit Stettin afkomstig is, - H. Halbertsma. Ontleedkundige aanteekeningen. VI. Johan Ham van Arnhem, de ontdekker der spermatozoïden. (Verslagen en Mededeelingen der Kon. Akademie v. Wetenschappen. Afd. Natuurk. XIII (1862),
blz. 342.) [H.]
Ook Swammerdam (Biblia Naturae II. (1738) blz. 896) heeft reeds in de manlijke klieren van inktvisschen kleine, zich levendig bewegende diertjes gezien, wat hij ‘bijzonderlijk raar’ vond. Evenmin als Ham echter, besefte hij de beteekenis zijner ontdekking. Een uitvoerige beschrijving der spermatozoïden geeft L. in zijn brief van 18 Maart 1678 en vele volgende epistels. [S.]
-
voetnoot2
- Aangezien L. zelf de Latijnsche taal niet machtig was, moet hij zijn handschrift hebben laten vertalen, alvorens het op te zenden. Het motief hiertoe was wel, dat hij den Secretaris der Royal Society werk wilde besparen, en dat hij hoopte zijn mededeelingen spoediger geplaatst te krijgen in de Phil. Trans. (zie het postscriptum bij den brief van 23 Maart 1677). Mogelijk is echter, dat hij dezen brief ook de delicate aard van het onderwerp heeft medegewerkt (zie blz. 290-292). Deze missive namelijk, waarin de eerste beschrijving der spermatozoïden voorkomt, bevat het verslag van het onderzoek der menschelijke zaadvloeistof, deels afkomstig van een patiënt, deels van L. zelf. Zoowel in dezen brief als in de ‘Missive’ van 17 Dec. 1698 kent L. de verdienste van de ontdekking der zaaddiertjes toe aan den heer Ham, medisch student te Leiden. Zie over dezen geneesheer - van wien het thans wel vaststaat, dat hij uit Arnhem en niet, gelijk in de litteratuur soms wordt vermeld, uit Stettin afkomstig is, - H. Halbertsma. Ontleedkundige aanteekeningen. VI. Johan Ham van Arnhem, de ontdekker der spermatozoïden. (Verslagen en Mededeelingen der Kon. Akademie v. Wetenschappen. Afd. Natuurk. XIII (1862), blz. 342.) [H.]
Ook Swammerdam (Biblia Naturae II. (1738) blz. 896) heeft reeds in de manlijke klieren van inktvisschen kleine, zich levendig bewegende diertjes gezien, wat hij ‘bijzonderlijk raar’ vond. Evenmin als Ham echter, besefte hij de beteekenis zijner ontdekking. Een uitvoerige beschrijving der spermatozoiïden geeft L. in zijn brief van 18 Maart 1678 en vele volgende epistels. [S.]
-
voetnoot1
- In the Latin text D.D., Doctor Divinitatis = Doctor Theologiae. Brouncker was not a Doctor of Divinity (see Dictionary of National Biography, VI (1886), but many members of the Royal Society were, and so L. put D.D. before his correspondent's name, evidently as a title of courtesy. [de D.]
-
voetnoot2
- Before sending it to London, L. must have had his manuscript translated into Latin, a language that he did not know. No doubt he did so because he wanted to save the Secretary of the Royal Society this trouble and because he hoped in that manner to hasten insertion in the Phil. Trans. (cf. the postcript to the letter of March 23rd 1677). Perhaps the delicate nature of the subject furnished an additional reason (see pp. 291-293), for this letter, containing the first description of spermatozoids, describes the examination of human ejaculates partly obtained from a patient, partly supplied by himself. L. credits Mr. Ham, medical student at Leiden, with the merit of having discovered the spermatozoids, both in this letter and in the ‘Missive’ of December 17th 1698. He underlines Ham's merits in the letter of December 17th 1698. Consult for this physician - a native of Arnhem and not of Stettin, as is sometimes stated - H. Halbertsma, Ontleedkundige aanteekeningen, VI. Johan Ham van Arnhem, de ontdekker der spermatozoïden (Verslagen en mededeelingen der Kon. Akad. v. Wetenschappen, Afd. Natuurk., XIII, 1862; p. 342). Swammerdam already observed actively moving little animals
in the testicles of cuttlefishes (Book of nature, 1758, II, p. 146). No more than Ham, however, did he see the importance of his discovery. L. gives a detailed description of the spermatozoids in his letter of March 18th 1678 and in many subsequent letters. [H.; S.]
-
voetnoot4
- In het fragment komt de passus van ‘ofschoon ik mij had voorgenomen’ tot ‘euvel zult duiden’ niet voor. [de D.]
-
voetnoot4
- In het fragment komt de passus van ‘ofschoon ik mij had voorgenomen’ tot ‘euvel zult duiden’ niet voor. [de D.]
-
voetnoot6
- Fragment: zijnen Neef. (Dit woord kan in de 17e eeuw ook ‘bloedverwant’ beteekenen.) [M.]
-
margenoot+
-
Ontdekking der spermatozoïden door Ham.
-
voetnoot7
- Fragment: het ontloopen Mannelijk zaad van een Mans-persoon, die bij een ongesont Vrouws-persoon hadde geweest. - Dat de Latijnsche tekst hier een wetenschappelijker tint heeft dan de Nederlandsche van het fragment, kan erop wijzen, dat de vertaler een arts was. [de D.]
-
voetnoot6
- Fragment: zijnen Neef. (Dit woord kan in de 17e eeuw ook ‘bloedverwant’ beteekenen.) [M.]
-
voetnoot7
- Fragment: het ontloopen Mannelijk zaad van een Mans-persoon, die bij een ongesont Vrouws-persoon hadde geweest. - Dat de Latijnsche tekst hier een wetenschappelijker tint heeft dan de Nederlandsche van het fragment, kan erop wijzen, dat de vertaler een arts was. [de D.]
-
voetnoot3
- The passage beginning at ‘Although’ (p. 279) and ending at ‘the liberty I take’ does not occur in the fragment. [de D.]
-
voetnoot5
- Fragment: of a man who had lain with an unclean woman.
The fact that the Latin text has a more scientific character than the wording of the Dutch fragment points to a medically schooled translator. [de D.]
-
voetnoot8
- Fragment: levende schepsels daar in konde sien leven, (oordeelende dat deselvige uijt een bederffelijkheit voortquamen). Het cursief gedrukte is in den Latijnschen tekst niet weergegeven. [de D.]
-
voetnoot9
- De beweeglijkheid van de spermatozoïden verdwijnt, zoodra het zaad afkoelt. Bij lichaamstemperatuur in de broedstoof kunnen zij acht dagen beweeglijk blijven, in de vrouwelijke geslachtsorganen nog langer. (H. Stieve. Harn- und Geschlechtsapparat. Hndb. d. mikr. Anat. d. Menschen VII, 211 (1930) blz. 113.) [H.]
-
voetnoot10
- Terpentijn (oleum terebinthinae) is een middel tegen gonorrhoea, dat nog gebruikt wordt. De werkzaamheid zou daarop berusten, dat deze stof met de urine wordt afgescheiden en dat op die wijze de urinewegen gedesinfecteerd zouden worden. Het is mogelijk, dat zij hierbij ook de spermatozoïden doodt. [H.]
-
voetnoot12
- Fragment: naeuwkeuriger observerende, waren alle de Dierkens doot.
-
voetnoot8
- Fragment: levende schepsels daar in konde sien leven, (oordeelende dat deselvige uijt een bederffelijkheit voortquamen). Het cursief gedrukte is in den Latijnschen tekst niet weergegeven. [de D.]
-
voetnoot9
- De beweeglijkheid van de spermatozoïden verdwijnt, zoodra het zaad afkoelt. Bij lichaamstemperatuur in de broedstoof kunnen zij acht dagen beweeglijk blijven, in de vrouwelijke geslachtsorganen nog langer. (H. Stieve. Harn- und Geschlechtsapparat. Hndb. d. mikr. Anat. d. Menschen VII, 211 (1930) blz. 113.) [H.]
-
voetnoot10
- Terpentijn (oleum terebinthinae) is een middel tegen gonorrhoea, dat nog gebruikt wordt. De werkzaamheid zou daarop berusten, dat deze stof met de urine wordt afgescheiden en dat op die wijze de urinewegen gedesinfecteerd zouden worden. Het is mogelijk, dat zij hierbij ook de spermatozoïden doodt. [H.]
-
voetnoot12
- Fragment: naeuwkeuriger observerende, waren alle de Dierkens doot.
-
voetnoot13
- Fragment: niet van een geinfecteert mensch of het geene door lange ophoudinge mogt bedorven zijn.
-
voetnoot13
- Fragment: niet van een geinfecteert mensch of het geene door lange ophoudinge mogt bedorven zijn.
-
voetnoot6
- In the fragment is added: which he believed to have arisen by some sort of putrefaction.
-
voetnoot7
- The motility of the spermatozoids disappears as soon as the semen cools down. They will remain mobile for 8 days when kept in an incubator at body temperature, and even longer in the female sexual organs (H. Stieve, Harn- und Geschlechtsapparat. Hndb. d. mikr. Anat. d. Menschen. VII, 211; 1930; p. 113). [H.]
-
voetnoot8
- Turpentine (oleum terebinthinae) is still in use as a remedy against gonorrhoea. It is supposed that, being excreted with the urine, it would disinfect the urinary tract. It might kill spermatozoids at the same time. [H.]
-
voetnoot9
- In the fragment is added: more carefully.
-
voetnoot11
- ‘From a healthy man’ is not in the fragment.
-
voetnoot14
- Onmiddellijk na de ejaculatie is het zaad een troebele, gelatineuse massa, welke zwaarder weegt dan water; na zeer korten tijd vervloeit het en droogt, wanneer het aan de lucht is blootgesteld, snel in. (H. Stieve, l.c.blz. 113.) [H.]
Het fragment heeft op deze plaats: ofte ook dat eenige minuten hadde gestaan, om dat het in vloeijender Materie mogte verandert zijn.
-
voetnoot15
- Fragment: maar zoo aanstonts, ja soodanig datter geen ses polsslagen zijn verloopen. (‘van een gezond mensch’ staat dus wel in den Latijnschen tekst, maar niet in het fragment.) [de D.]
-
voetnoot17
-
Ga naar margenoot+Eén mm3 zaadvloeistof bevat gewoonlijk ongeveer 60000 zaaddiertjes, een geheel ejaculaat ongeveer 200-300 millioen (H. Stieve, l.c.blz. 110).Ga naar margenoot+ Een spermatozoïde van den mensch is van 58-67 µ lang en bestaat uit drie deelen: een kop, een middenstuk (welks voorste deel ‘hals’ heet) en een staart. De kop is amandelvormig; van den platten kant gezien is hij elliptisch, van den zijkant gezien ovaal, met de punt naar voren. Het middenstuk is plm. 6 µ lang en heeft een diameter van plm. 1 µ. De staart die naar achteren langzamerhand dunner wordt, is plm. 40 µ lang en minder dan 1 µ breed. [H.]
-
voetnoot18
- Fragment: Dese groote menigte van levende schepsels, sag ik niet doorgaans in de gantsche Materie, maar alleen in de vloeyende Materie, die buyten om
de superfitie van de dikke Materie als aan hing.
-
voetnoot14
- Onmiddellijk na de ejaculatie is het zaad een troebele, gelatineuse massa, welke zwaarder weegt dan water; na zeer korten tijd vervloeit het en droogt, wanneer het aan de lucht is blootgesteld, snel in. (H. Stieve, l.c.blz. 113.) [H.]
Het fragment heeft op deze plaats: ofte ook dat eenige minuten hadde gestaan, om dat het in vloeijender Materie mogte verandert zijn.
-
voetnoot15
- Fragment: maar zoo aanstonts, ja soodanig datter geen ses polsslagen zijn verloopen. (‘van een gezond mensch’ staat dus wel in den Latijnschen tekst, maar niet in het fragment.) [de D.]
-
voetnoot17
-
Ga naar margenoot+Eén mm3 zaadvloeistof bevat gewoonlijk ongeveer 60000 zaaddiertjes, een geheel ejaculaat ongeveer 200-300 millioen (H. Stieve, l.c.blz. 110).Ga naar margenoot+ Een spermatozoïde van den mensch is van 58-67 µ lang en bestaat uit drie deelen: een kop, een middenstuk (welks voorste deel ‘hals’ heet) en een staart. De kop is amandelvormig; van den platten kant gezien is hij elliptisch, van den zijkant gezien ovaal, met de punt naar voren. Het middenstuk is plm. 6 µ lang en heeft een diameter van plm. 1 µ. De staart die naar achteren langzamerhand dunner wordt, is plm. 40 µ lang en minder dan 1 µ breed. [H.]
-
voetnoot18
- Fragment: Dese groote menigte van levende schepsels, sag ik niet doorgaans in de gantsche Materie, maar alleen
in de vloeyende Materie, die buyten om de superfitie van de dikke Materie als aan hing.
-
voetnoot14
- Immediately after ejaculation the semen is a turbid, gelatinous mass, heavier than water; it first liquefies, rapidly drying up when exposed to the air (H. Stieve, ut supra, p. 113). [H.]
Here the fragment reads: or which had been standing for a few minutes, so as to change into a more liquid substance.
-
voetnoot16
-
Ga naar margenoot+One cmm of semen usually contains about 60.000 spermatozoids, a complete ejaculation circa 200-300 million (H. Stieve, ut supra, p. 110).Ga naar margenoot+ A human spermatozoid measures 58-67 µ and consists of three parts: the head, the connecting piece (the front part of which is called ‘neck’) and the tail. The head is almond-shaped. It is elliptical when seen broadwise. On a sideview it is oval, the point in front. The central part is about 6 µ long and has a diameter of about 1 µ. The tail, which tapers towards the end, is about 40 µ long and less than 1 µ broad. [H.]
-
voetnoot17
- Fragment: which seemed adhering to the outer surface of the thicker part.
-
voetnoot20
- Fragment: Deselve Dierkens hadden een rondagtig lighaam.
-
voetnoot22
- Lett.: dat vrijwel op een angel uitliep. [de D.]
Het fragment heeft op deze plaats: en agter spits toeloopende.
-
voetnoot23
- Deze maten komen vrij goed uit, wanneer men in aanmerking neemt, dat L. den kop als lichaam beschouwt. Vgl. aant. 17. [H.]
-
voetnoot20
- Fragment: Deselve Dierkens hadden een rondagtig lighaam.
-
voetnoot22
- Lett.: dat vrijwel op een angel uitliep. [de D.]
Het fragment heeft op deze plaats: en agter spits toeloopende.
-
voetnoot23
- Deze maten komen vrij goed uit, wanneer men in aanmerking neemt, dat L. den kop als lichaam beschouwt. Vgl. aant. 17. [H.]
-
voetnoot19
- Literally: tapering almost into a sting. [de D.]
Fragment: The said animalcules had a roundish body, slightly obtuse in front and running to a point behind.
-
voetnoot20
- These dimensions are fairly correct, considering that L. takes the head to be the body. See note 16. [H.]
-
voetnoot24
- ‘Kleine aardakers’ is hier blijkbaar gebruikt voor ‘gemeene aardakers’, Bunium flexuosum Bith, waarvan de knollen door A. Munting (Naauwkeurige Beschrijving der Aardgewassen (1696) blz. 350) worden vergeleken met ‘muijzen met staarten’, en die hij Lathyrus tuberosus of ook wel Chamaebalanus, Glans terrae en Apios noemt. Deze plant is niet identiek met den Lathyrus tuberosus L. welke thans nog ‘aardaker’ of ‘aardnoot’ heet en dezelfde is als de Terrae glans van Dodonaeus (vgl. M. Houttuyn Natuurlijke Historie volgens het samenstel van Linnaeus (1777) Deel II. 10e stuk, blz. 192). - De in den Latijnschen tekst voorkomende term ‘cyclaminus’ is in zijn afkomst niet volkomen duidelijk. Wellicht heeft de bewerker van den Latijnschen tekst onder invloed van de Hollandsche uitdrukking ‘kleijne aard-aker’ gedacht aan Cyclamen graecum, die door Dioscorides Cyclaminus of Rapum terrae genoemd werd. (Vgl. R.T. Gunther The Greek Herbal of Dioscorides (1934) blz. 202.) Dit is echter een geheel andere plant. - Cole (Early theories of sexual generation (1930) blz. 11) geeft ook op, dat L. de spermatozoïden vergelijkt met ‘Earth-nuts’ of ‘Pig-nuts’ (Bunium flexuosum). [S.]
-
voetnoot25
- De gemiddelde voortbewegingssnelheid der spermatozoïden is ongeveer 60 µ in een seconde. [H.]
-
voetnoot24
- ‘Kleine aardakers’ is hier blijkbaar gebruikt voor ‘gemeene aardakers’, Bunium flexuosum Bith, waarvan de knollen door A. Munting (Naauwkeurige Beschrijving der Aardgewassen (1696) blz. 350) worden vergeleken met ‘muijzen met staarten’, en die hij Lathyrus tuberosus of ook wel Chamaebalanus, Glans terrae en Apios noemt. Deze plant is niet identiek met den Lathyrus tuberosus L. welke thans nog ‘aardaker’ of ‘aardnoot’ heet en dezelfde is als de Terrae glans van Dodonaeus (vgl. M. Houttuyn Natuurlijke Historie volgens het samenstel van Linnaeus (1777) Deel II. 10e stuk, blz. 192). - De in den Latijnschen tekst voorkomende term ‘cyclaminus’ is in zijn afkomst niet volkomen duidelijk. Wellicht heeft de bewerker van den Latijnschen tekst onder invloed van de Hollandsche uitdrukking ‘kleijne aard-aker’ gedacht aan Cyclamen graecum, die door Dioscorides Cyclaminus of Rapum terrae genoemd werd. (Vgl. R.T. Gunther The Greek Herbal of Dioscorides (1934) blz. 202.) Dit is echter een geheel andere plant. - Cole (Early theories of sexual generation (1930) blz. 11) geeft ook op, dat L. de spermatozoïden vergelijkt met ‘Earth-nuts’ of ‘Pig-nuts’ (Bunium flexuosum). [S.]
-
voetnoot25
- De gemiddelde voortbewegingssnelheid der spermatozoïden is ongeveer 60 µ in een seconde. [H.]
-
voetnoot21
- ‘Little earth-nuts’ is evidently used here for ‘common earth-nuts’, Bunium flexuosum Bith. The tubers of these plants are compared with ‘tailed mice’ by A. Munting (Naauwkeurige beschrijving der aardgewassen. 1696; p. 350). He calls them Lathyrus tuberosus and also Chamaebalanus, Glans terrae, or Apios. This plant is not identical with Lathyrus tuberosus L., still called ‘earth-nut’, which is the same as the Terrae glans of Dodonaeus (cf. M. Houttuyn, Natuurlijke historie volgens het samenstel van Linnaeus. 1777. Vol. II, Part 10; p. 192). The term ‘cyclaminus’ in the Latin text cannot well be accounted for. Perhaps the compiler of the Latin text, influenced by the Dutch word ‘kleine aardakers’, i.e. little earth-nuts, thought of Cyclamen graecum, called Cyclaminus or Rapum terrae by Dioscorides (cf. R.T. Gunther, The Greek Herbal of Dioscorides, 1934, p. 202). This, however, is an entirely different plant. According to Cole (Early theories of sexual generation, 1930; p. 11) L. compares the spermatozoids with ‘Earth-nuts’ or ‘Pig-nuts’ (Bunium flexuosum). [S.]
-
voetnoot22
- The average velocity of a spermatozoid
is about 60 µ per second. [H.]
-
voetnoot27
- Met speciale techniek laten zich, met name in het beginstuk van den staart, verschillende bijzonderheden waarnemen. [H.]
-
voetnoot27
- Met speciale techniek laten zich, met name in het beginstuk van den staart, verschillende bijzonderheden waarnemen. [H.]
-
voetnoot29
- B.M. = Bonae Memoriae.
In het fragment heeft L. aan deze plaats de volgende voetnoot toegevoegd: Secretaris van de Koninklijke Societeit. Dit nasiende, is mij versogt den 24. April 1674. uijt Londen, en onder anderen ook het Speeksel, Chilus, Sweet, enz. te ondersoeken. [de D.]
Het fragment heeft voor ‘mannelijk teelzaad’: ‘de verhaalde Materie’.
-
voetnoot30
- Met ‘globulen’ bedoelt L. hier waarschijnlijk ‘korreltjes materie’, in tegenstelling tot ‘diertjes’. [H.]
-
voetnoot31
- Fragment: en al wat ik ook observeer, dat doe ik sonder mij te besoetelen, want ik heb niet meer besigtigt, dan het geene de Natuur, na dat die sijn volkome loop heeft gehad, soo nu als dan over laat.
-
voetnoot29
- B.M. = Bonae Memoriae.
In het fragment heeft L. aan deze plaats de volgende voetnoot toegevoegd: Secretaris van de Koninklijke Societeit. Dit nasiende, is mij versogt den 24. April 1674. uijt Londen, en onder anderen ook het Speeksel, Chilus, Sweet, enz. te ondersoeken. [de D.]
Het fragment heeft voor ‘mannelijk teelzaad’: ‘de verhaalde Materie’.
-
voetnoot30
- Met ‘globulen’ bedoelt L. hier waarschijnlijk ‘korreltjes materie’, in tegenstelling tot ‘diertjes’. [H.]
-
voetnoot31
- Fragment: en al wat ik ook observeer, dat doe ik sonder mij te besoetelen, want ik heb niet meer besigtigt, dan het geene de Natuur, na dat die sijn volkome loop heeft gehad, soo nu als dan over laat.
-
voetnoot24
- By special technical methods it is actually possible to distinguish several particulars especially in the front part of the tail. [H.]
-
voetnoot26
- Fragment: the above-mentioned substance.
-
voetnoot27
- L. afterwards added the following note to the fragment: ‘Secretary of the Royal Society. Looking through this, I find that I was asked on April 24th 1674 by my London correspondent to examine also saliva, chyle, sweat, etc.’
In the Latin text B.M. = Bonae Memoriae. [de D.]
-
voetnoot28
- By ‘globules’ L. probably means ‘granules of matter’ in contradistinction to ‘animalcules’. [H.]
-
voetnoot29
- Fragment: whatever observations I make, I do without polluting myself, for I have examined nothing but what Nature, after its free course, would leave from time to time.
-
voetnoot32
- Het fragment eindigt hier met de volgende woorden: ‘... soo versoek ik, dat UE. Hoog Edelheid die goetheid gelieft te hebben, omme het te menageren, daar het UE, Edt. te raade zal zijn, enz. Mijn Heer enz.’. [de D.]
De verdere beschouwingen, die alleen in het Latijn over zijn, heeft L. in zijn brief aan Harm van Zoelen weggelaten, waarschijnlijk omdat hij in 1698 niet meer in de waarheid ervan geloofde. Hij kwam tot een geheel ander inzicht en bestreed juist de mogelijkheid, dat in het mannelijk zaad reeds de inwendige organen van den mensch zouden zijn te herkennen. Dit deed hij ook in zijn brief van 9 Juni 1699 aan de Royal Society, geschreven naar aanleiding van een artikel in de Nouvelles de la République des Lettres (1699. blz. 552-554) door Dalempatius (schuilnaam van de Plantade). Deze beweerde namelijk in het mannelijk zaad diertjes van menschelijke gedaante te hebben gezien, welke mededeeling echter een misplaatste grap schijnt te zijn geweest. (Zie F.J. Cole Early theories of sexual generation (1930) blz. 68.) Zie verder aant. 24 en 28 bij den brief van 18 Maart 1678. [v.E.]
-
voetnoot32
- Het fragment eindigt hier met de volgende woorden: ‘... soo versoek ik, dat UE. Hoog Edelheid die goetheid gelieft te hebben, omme het te menageren, daar het UE, Edt. te raade zal zijn, enz. Mijn Heer enz.’. [de D.]
De verdere beschouwingen, die alleen in het Latijn over zijn, heeft L. in zijn brief aan Harm van Zoelen weggelaten, waarschijnlijk omdat hij in 1698 niet meer in de waarheid ervan geloofde. Hij kwam tot een geheel ander inzicht en bestreed juist de mogelijkheid, dat in het mannelijk zaad reeds de inwendige organen van den mensch zouden zijn te herkennen. Dit deed hij ook in zijn brief van 9 Juni 1699 aan de Royal Society, geschreven naar aanleiding van een artikel in de Nouvelles de la République des Lettres (1699. blz. 552-554) door Dalempatius (schuilnaam van de Plantade). Deze beweerde namelijk in het mannelijk zaad diertjes van menschelijke gedaante te hebben gezien, welke mededeeling echter een misplaatste grap schijnt te zijn geweest. (Zie F.J. Cole Early theories of sexual generation (1930) blz. 68.) Zie verder aant. 24 en 28 bij den brief van 18 Maart 1678. [v.E.]
-
voetnoot30
- Here the fragment ends with the following words: I would beg Your Lordship to use them delicately, as best seems to you. Sir, etc. [de D.]
It seems likely that L. omitted, from his letter to Harm van Zoelen, his further considerations which have only been preserved in Latin, because in 1698 he no longer believed that they were correct. By that time he held entirely different opinions and contested the possibility that the preformed human organs can be recognized in the semen. This is apparent from his letter of June 9th 1699 to the Royal Society, written in connexion with an article by Dalempatius (pseudonym of de Plantade) in the Nouvelles de la République des Lettres, 1699; pp. 552-554. Dalempatius pretended to have seen animalcules of human shape in the semen, an assertion which would seem, however, to have been a misplaced piece of foolery (see F.J. Cole, Early theories of sexual generation, 1930; p. 68). Cf. notes 11 and 13 to the letter of March 18th 1678. [v.E.]
-
voetnoot33
- Het is moeilijk te begrijpen, welke observatie aan de hier volgende beschrijving van vaten in het zaad ten grondslag ligt. De bij den brief van 31 Mei 1678 gevoegde afbeeldingen zijn niet met eenig normaal bestanddeel van het sperma te identificeeren. De vraag van Grew (zie den brief van 18 Maart 1678), of L. geen slijmdraden kan hebben gezien, wordt met overtuiging afgewezen. De gedachte aan krimpscheuren is ook niet zeer waarschijnlijk. L.'s meening, dat deze draden zenuwen, slagaderen en aderen zijn, bewijst, dat hij zich van den werkelijken aard van het sperma nog geenszins een juiste voorstelling heeft gevormd. In den brief van 18 Maart 1678 schijnt zelfs duidelijker nog aangegeven, dat er geheele organen van het embryo in het sperma vóór de vervloeiing aanwezig zouden zijn. Heeft hij misschien gedacht, dat het sperma een soort ijle, plastische gedaante van het embryo in zijn geheel, zou wezen? Ligt hier misschien de oorsprong van L.'s aanhangen der animalculistische theorie, of is omgekeerd deze theorie aan de interpretatie voorafgegaan? (Zie ook aant. 24 bij den brief van 18 Maart 1678.) Van de zaadcellen zelf schijnt L. te hebben gemeend, dat zij uit de vaten vrijkomen (zie aant. 29 bij den brief van 31 Mei 1678). [H.]
-
voetnoot34
- Letterlijk: wanneer hij een heelen dag een of ander object snijdt. [de D.]
-
voetnoot33
- Het is moeilijk te begrijpen, welke observatie aan de hier volgende beschrijving van vaten in het zaad ten grondslag ligt. De bij den brief van 31 Mei 1678 gevoegde afbeeldingen zijn niet met eenig normaal bestanddeel van het sperma te identificeeren. De vraag van Grew (zie den brief van 18 Maart 1678), of L. geen slijmdraden kan hebben gezien, wordt met overtuiging afgewezen. De gedachte aan krimpscheuren is ook niet zeer waarschijnlijk. L.'s meening, dat deze draden zenuwen, slagaderen en aderen zijn, bewijst, dat hij zich van den werkelijken aard van het sperma nog geenszins een juiste voorstelling heeft gevormd. In den brief van 18 Maart 1678 schijnt zelfs duidelijker nog aangegeven, dat er geheele organen van het embryo in het sperma vóór de vervloeiing aanwezig zouden zijn. Heeft hij misschien gedacht, dat het sperma een soort ijle, plastische gedaante van het embryo in zijn geheel, zou wezen? Ligt hier misschien de oorsprong van L.'s aanhangen der animalculistische theorie, of is omgekeerd deze theorie aan de interpretatie voorafgegaan? (Zie ook aant. 24 bij den brief van 18 Maart 1678.) Van de zaadcellen zelf schijnt L. te hebben gemeend, dat zij uit de vaten vrijkomen (zie aant. 29 bij den brief van 31 Mei 1678). [H.]
-
voetnoot34
- Letterlijk: wanneer hij een heelen dag een of ander object snijdt. [de D.]
-
voetnoot31
- It is difficult to see on what observations the following description of vessels in the semen is based. It is impossible to identify the figures accompanying the letter of May 31st 1678 with any normal part of the semen. Grew's question whether L. had probably seen slimy threads (see letter of March 18th 1678) is completely rejected, nor is it likely that fissures, caused by shrinking, were seen. L's opinion that these threads were nerves, arteries and veins proves that he did not yet realize the true nature of the semen. In his letter of March 18th 1678 he seems to state even more distinctly that entire organs of the embryo are present in the sperm before deliquescence. Did he perhaps imagine that the entire embryo was present in the semen in a sort of ratified, plastic state? Is this perhaps the cause of L's adherence to the animalculistic theory or did, conversely, a preconceived idea in this direction influence his interpretation? (See also note 11 to the letter of March 18th 1678.) L. seems to have thought that the sperm-cells themselves are liberated from the vessels (cf. note 8 to the letter of May 31st 1678). [H.]
-
voetnoot35
- Soms vindt men in het sperma doorschijnende bollen, waarvan de herkomst niet zeker is. Waarschijnlijk zijn het resten van te gronde gegane cellen der zaadwegen. (Zie W.F. van Eck. Sur le dégagement de cellules dans l'épididyme. Arch. d. Biol. 45. 3. 1934. blz. 407.) Voor de vetdruppels in het ruggemerg vgl. aant. 64 bij den brief van 14 Mei 1677. [H.]
-
voetnoot35
- Soms vindt men in het sperma doorschijnende bollen, waarvan de herkomst niet zeker is. Waarschijnlijk zijn het resten van te gronde gegane cellen der zaadwegen. (Zie W.F. van Eck. Sur le dégagement de cellules dans l'épididyme. Arch. d. Biol. 45. 3. 1934. blz. 407.) Voor de vetdruppels in het ruggemerg vgl. aant. 64 bij den brief van 14 Mei 1677. [H.]
-
voetnoot33
- Occasionally transparent globular bodies are found in the semen. Their origin is uncertain; probably they are remnants or perished cells of the excretory ducts (cf. W.F. van Eck, Sur le dégagement de cellules dans l'épididyme. Arch. d. Biol. Vol. 45, 3. 1934; p. 407). For the drops of fat in the spinal cord see note 31 to the letter of May 14th 1677. [H.]
-
voetnoot37
-
Ga naar margenoot+Bij het indrogen van de zaadvloeistof ontstaan kristallen. Gewoonlijk wordt, blijkbaar ten onrechte, Böttcher als ontdekker hiervan genoemd. Deze rhombische kristallen, meestal prismatisch, soms ook rozetvormig, kunnen 2 mm groot worden, maar zijn doorgaans kleiner. [H.]
-
voetnoot37
-
Ga naar margenoot+Bij het indrogen van de zaadvloeistof ontstaan kristallen. Gewoonlijk wordt, blijkbaar ten onrechte, Böttcher als ontdekker hiervan genoemd. Deze rhombische kristallen, meestal prismatisch, soms ook rozetvormig, kunnen 2 mm groot worden, maar zijn doorgaans kleiner. [H.]
-
voetnoot35
-
Ga naar margenoot+Crystals are formed when the semen cools and begins to dry up. Usually Böttcher is credited with the discovery, erroneously it would seem. These rhombic crystals, which are mostly prismatic but occasionally rosetteshaped, will sometimes measure as much as 2 mm, but are usually smaller. [H.]
|