Alle de brieven. Deel 13: 1700-1701
(1993)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 220 [135]
| ||||||
Gepubliceerd in:
| ||||||
Korte inhoud:Over de spermatozoën van een ram. Bezwaar tegen de afbeeldingen van Hartsoeker. | ||||||
Figuren:Ga naar margenoot+In de uitgaven A en C zijn de zeven figuren bijeengebracht op één plaat, respectievelijk tegenover blz. 300 en 286. | ||||||
Opmerkingen:De tekst van het hs. is in A op talrijke plaatsen verbeterd of verduidelijkt. Raadpleging van de tekstkritische aantekeningen is daarom wenselijk. [Dam.] De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 15 januari 1700/1, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 10, blz. 208). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) aant. 2 bij Brief 216 [130] van 27 juli 1700, in dit deel. | ||||||
Letter No. 220 [135]
| ||||||
Published in:
| ||||||
Summary:On the spermatozoa of a ram. Objection to the drawings of Hartsoeker. | ||||||
Figures:Ga naar margenoot+In the editions A and C the seven figures have been combined on a single plate facing pp. 300 and 286 respectively. | ||||||
Remarks:In A many passages of the text of the MS have been corrected or clarified. When studying the Dutch text one should consult the notes on textual criticism. The letter was read out in the meeting of the Royal Society of 15 January 1700/1, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 10, p. 208). See for the Old Style (O.S.) note 2 to Letter 216 [130] of 27 July 1700, in this volume. | ||||||
D'Heer Hans SloaneGa naar voetnoot1 Secr: vande Co: Socit Delft in Holland den 25e decemb. 1700.
Mijn Heer.
Ik hebbe UEd: aangenamen vanden 18e Novemb. 1700. ontfangen, waar in ik met genoegen hebbe gesien, dat het geene mijne toe gesondene BrievenGa naar voetnoot2 bevatten, de Ro: Soct aangenaam warenGa naar voetnoota: ik blijve voor die beleefde bejegeningenGa naar voetnootb, die de Brief bevat, verpligt. Den Brenger vande geseijde Brief mede Lid vande Co: Socit hadde weijnig tijd, om bij mij te blijven, alsoo genodigt was om dien middag bij een voornaam Heer te spijsigen. Hij heeft mij versogt, dat ik UEd: uijt sijnen naam soude groeten. Ik sie als nogGa naar voetnootc, met verlangen te gemoet, het Boek daarvanGa naar voetnootd UEd: in een voorgaande Brief, mentie van hebt gemaaktGa naar voetnoot3. Ik hebbe op het versoek vande Co: Soct dese mijne navolgende waarnemingen goet gedagt, de Co: SoctGa naar voetnoote toe te senden. Ga naar margenoot+Ik hebbe inde maant julij waar genomen, dat de jonge Rammen, al de beweginge maakten, om met de jonge Wijfjens van Haar geslagtGa naar voetnoot4, schoon deselve maar ontrent vier ende een halve maant Out waren, te versamelenGa naar voetnoot5, schoon de Wijfjens schapen, ontrent drie maanden daarna, eerst bequaam sijn om te ontfangen. Terwijl ik nu de beweginge, vande jonge Mannekens Schapen hadde gesien, nam ik in gedagten, of op die tijd, de dierkens der Mannelijke Zaaden, niet al leven, en beweginge mogten hebben. Ga naar margenoot+Ik belasten dan aan een Vleesslagter, datGa naar voetnoot6 mij de Testicullen van een jonge Ram (dus noemen wij een Mannekens Schaap) aan mijn huijs soude laten brengen, wanneer hij een Ram quam te slagten. Hier op bekome ik op den 24e julij twee Testicullen van een jonge Ram, die ik de afvoerende zaad vaaten open, ende de stoffe uijt deselve voor het vergroot-glas brengende, ontdekten ik wel de Dierkens, maar ik kon geen deGa naar voetnootf minste leven, aan de Dierkens bekennen, dat mij na der hand niet vreemt voor quam, als ik verstond, dat de jonge Ram, weijnig minder als dertig uren hadde doot geweest, doen ik de Testicullen bequamGa naar voetnoot7. | ||||||
Mr. Hans SloaneGa naar voetnoot1, Secretary of the Royal Society. Delft in Holland, the 25th of December 1700.
Dear Sir,
I have received your pleasant letter of the 18th of November 1700, from which I was pleased to see that the information contained in the letters I sentGa naar voetnoot2 were welcome to the Royal Society. I am obliged for the courteous words which the letter contains. The person who brought the said letter, who was also a member of the Royal Society, had little time to stay with me, since he had been invited to dine that afternoon with a distinguished gentleman. He has requested me to greet you on his behalf. I am eagerly looking forward to the book you mentioned in a previous letterGa naar voetnoot3. At the request of the Royal Society I have thought fit to send the following observations to the Royal Society. Ga naar margenoot+In the month of July I observed that the young rams already prepared to copulate with the young females of their kind, although they were only four and a half months old and although the ewes are only able to conceive about three months later. Since I had thus seen the movements of the young rams, I considered whether at that time the animalcules in the male sperm could not already be living and moving. Ga naar margenoot+I therefore ordered a butcher to deliver at my house the testicles of a young ram (that is the name we give to a male sheep) as soon as he killed a ram. On the 24th of July I received two testicles of a young ram, of which I opened the vasa deferentia, and when I placed the substance contained therein before the magnifying glass, I discovered indeed the animalcules, but I could not discern any life in the animalcules. Afterwards this did not appear strange to me when I learned that the young ram had been dead some thirty hours when I received the testiclesGa naar voetnoot4. | ||||||
Vorders belasten ik, dat men mij de Testicullen van een RamGa naar voetnoota, soo ras aan mijn huijs soude senden, als die uijt den Ram waren gesneden. Hier op bekome ik op den 27e julij, des savonts de klok ontrent negen uren, de Testicullen van een jonge Ram. GelijkGa naar voetnoot8 nu door de slagter de eerste huijt vande TesticulGa naar voetnootb was genomen, soo ontblootenGa naar voetnootc ik deselve vande tweede huijt, of menbrane, op dat mij de afdragende zaadvaaten, bloot voor het oog souden leggen. Ik opende dan eerst de zaad-vaaten, die buijten op de Testicul geplaast leggen, en ik nam het Mannelijk zaad uijt deselve, (dieGa naar voetnootd in ons bloote oog wit is) en bragt dieGa naar voetnootc voor het Vergroot-glas, en soo voor het gesigt, als wanneer mij de Mannelijke Dierkens, in soo een onbegrijpelijk getal, voor quamenGa naar voetnoot9, datGa naar voetnoote geen Mens, en is te doen geloovenGa naar voetnoot10, die geen oog getuijge daar van heeft geweest, swevende, of swemmende met geheele troupen, wolks gewijse door malkanderen, nemende veele een ende deselve Cours, en dan scheijdende eenige duijsenden van die troup af, en haar vervoegendeGa naar voetnootf bij een andere Troup, ende die volgende: int kort, de verwonderens waardige, en vaardigeGa naar voetnoot11 voort swemminge vande Dierkens, en isGa naar voetnootg met geen penne af te metenGa naar voetnooth. Wijders stelde ik eenige zaad-vaaten voor het Vergroot-glas, om was het mogelijk de Dierkens inde selve te sien leven, en bewegen maar sulks en konde ik niet gewaar werden. Ik vervolgden de af voerende zaad-vaaten, tot soo verre daar ze boven op de TesticulGa naar voetnooti, seer na daarGa naar voetnoot12 de toe voerende, ende af voerende zaad-vaaten, bij een leggen, al waar ook het af voerende zaadvat uijt de Testicul voort komt; in welke zaatvaaten, ik de Dierkens, in een over groot getal konde bekennen, maar daar was geen leven aan te sien. Vorders opende ik de Testicul, daarGa naar voetnoot13 dit laast geseijde zaad-vat, tot inde Testicul gaat, in welke stoffe, ik geen de minste Dierkens konde gewaar werden, en alle het geene ik in die stoffe quam te sien, schenen mij toe, uijtnemende kleijne bolletgens te sijn, eenige soo groot als de Lighame vanGa naar voetnootj geseijde Dierkens, en veel deeltgens die kleijnder warenGa naar voetnoot14. Des anderen daags 's mergens, de klok ontrent seven uren, opende ik op nieuw eenige zaad-vaaten, seer na op die plaats, daar ik des avonts te vooren, de levende Dierkens hadde ontdekt, en ik sag deselve nog soo wel leven, als des avonts daar te vooren, maar wanneer ik ontrent de middag, mijne nasporinge vervolgden, sag ik datter geen leven aan de dierkens te bekennen was. | ||||||
Next I ordered the butcher to deliver at my house the testicles of a ram as soon as they had been cut out of the ram. I then received on the 27th of July, at about nine o'clock in the evening, the testicles of a young ram. Since the first skin had been stripped off the testicle by the butcher, I stripped off the second skin or membrane, in order that the vasa deferentia might be naked before my eyes. I then first opened the seminal vessels on the outside of the testicle and I removed the male sperm from them (which appears white to the naked eye) and placed it before the magnifying glass, and thus before my eyes, and then I perceived the male animalcules in such incredible numbers that no one would believe it unless he were an eye-witness. They were floating or swimming about in large groups, like clouds; many of them followed the same course, and then some thousands of them broke away from the group and joined another group, following the latter. Briefly, the wonderful and nimble swimming of the animalcules cannot be properly described. I further placed some of the seminal vessels before the magnifying glass in order to see, if possible, the animalcules living and moving therein, but I could not discern this. I followed the vasa deferentia to the top of the testicle, near the place where the vasa afferentia and the vasa deferentia are very close together, where the vas deferens also comes from the testicle. In these seminal vessels I could discern the animalcules in very large numbers, but they could not be seen to be alive. Next I opened the testicle where the last-mentioned seminal vessel enters the testicle, but I could not discern any animalcules at all in the said substance, and all that I saw in that substance seemed to me to be extremely small globules, some of them as big as the bodies of the said animalcules and many particles which were smallerGa naar voetnoot5. The next morning, at about seven o'clock. I again opened some of the seminal vessels, very close to the place where I had discovered the living animalcules the evening before, and I saw them living as well as the evening before, but when I pursued my research about noon, I saw that none of the animalcules were alive. | ||||||
Op den 30e julij, des mergens ten seven uren, bequam ik weder de Testicullen van een jonge Ram, die men tot mij seijde, dat seer naGa naar voetnoot15 van gelijken Ouderdom was, als de voorgaande. Hier op liet ik drie Heeren versoeken, om tegen de klok negen uren, aan mijn huijs te komen, om haar ijets bijsonders te laten sien. Het eerste dat ik voor haar gesigt int werk stelde, dat was, dat ik het Mannelijk zaad, schoof of drukte, uijt het af voerende zaad-vat, van een vande geseijde Testiculs, en het selvige voor het Vergroot-glas gestelt hebbende, gaf ik de eene, na de andere het glas inde hand, waar inne zij nevens mij, een onnoemelijk getalGa naar voetnoota (soo was haar woort) van Dierkens sagen leven, enGa naar voetnootb welke Dierkens wolks gewijse door malkanderen waren swemmende. Na desen opende ik de zaad-vaaten, onder aan de Testicull, al waar de zaadvaaten krings gewijse, ende als in een bondelke in een menbrane beslooten leggen, enGa naar voetnootc in welke vaaten de geseijde Heeren nevens mij mosten bekennen, dat de levende dierkens, die het Mannelijke zaad, uijt maken, niet minder wasGa naar voetnootd. Ga naar margenoot+Seker HeerGa naar voetnoot16, die sig roemtGa naar voetnoote het eerste van allen, het zaad der Dieren, met Vergroot glasen, heeft beginnenGa naar voetnootf te onder soeken; daar in den selven komt te dwalen, want gelijkGa naar voetnoot17Ga naar voetnootg hij spreekt vanGa naar voetnooth inden jare 1678. sulks heeft bekent gemaakt, soo hebbe ik in mijn Missive van Novemb. 1677. daar van aan de Co: Socit sulks nietGa naar voetnooti alleen geschreven, maar drie à. vier jaren daar te vooren, hebbe ik op het versoek, van wijlen de Heer Secretaris Oldenburg, daar ontrent al ondersoekinge gedaanGa naar voetnoot18. Ga naar margenoot+TerwijlGa naar voetnoot19 ik van desen Authuur kome te spreeken, hebbe ik goet gedagt, een afteijkening van een Dierke, int Mannelijk zaad, soo als den selven het af beeld, hier nevens te senden, op dat soude konnen geoordeelt werden, dat sijne Vergroot glasen niet scharp sien, of dat den selven onbequaam is omGa naar voetnootj naeuwkeurige ontdekkingen te doen, als tot soo danige kleijne saaken vereijst werden. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABC. verbeeld zijn afgeteijkent Dierke, AB. vertoont het Lighaam, ende AC. de staartGa naar voetnoot20. | ||||||
On the 30th of July, at seven o'clock in the morning, I again received the testicles of a young ram, which I was told was about the same age as the former one. Hereupon I sent a request to three gentlemen to come to my house towards nine o'clock, so that I might show them something curious. The first thing I did before their eyes was to push or squeeze the male sperm out of the vas deferens of one of the said testicles, and after having placed it before the magnifying glass I handed one after the other the glass, in which they saw, along with me, an incredible number (as they said) of living animalcules, which were swimming about like clouds. After this I opened the seminal vessels at the bottom of the testicle, where the seminal vessels lie, in a circle and as it were bundled up, enclosed in a membrane, and the aforesaid gentlemen had to confess, along with me, that in these vessels the number of the living animalcules forming the male sperm was no smaller than in the former case. Ga naar margenoot+There is a certain gentleman who boasts to have been the first to examine the sperm of animals by means of magnifying glasses. In this he errs, for whilst he says he published this in the year 1678, I not only wrote about this to the Royal Society in my letter of November 1677, but I already carried out research about this three or four years earlier, at the request of the late secretary OldenburgGa naar voetnoot6. Ga naar margenoot+Now that I am speaking of this author, I have thought fit to send you herewith a drawing of an animalcule, in the male sperm, as he represents it, in order that you may judge that either his magnifying glasses do not give a sharp picture or that he is unable to make exact discoveries, such as are required for such small things. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABC represents the animalcule as drawn by him; AB shows the body, and AC the tailGa naar voetnoot7. | ||||||
Wat mij belangt, ik kan niet begrijpen, dat diergelijk maaksel inde Werelt is, want soo danig schepsel soude tegen de volmaaktheijt wesen, die wij in alle Schepsels waarnemen, want vast gestelt zijnde, dat de dierkens inde Mannelijke zaaden, geschapen sijn tot voortswemminge, gelijk wij door gaansGa naar voetnoot21 sien, soo soude soo een maaksel, als hier vooren isGa naar voetnoota verhaalt, onbequaam zijn tot voortswemminge, om dat het uijterste eijnde vande staart, als aan C.Ga naar voetnoot22 dikker werd gestelt, dan aan A. ende dat de verdere staart, van een ende deselve dikte is, daarGa naar voetnoot23 wij aanGa naar voetnootb alle schepsels en wel voornamentlijk, die haar int water onthouden, en die met staarten versien sijn, derGa naar voetnootc selver staarten aan de eijnden seer spits, ofte dun zijn, omGa naar voetnootd alsoo op de gemakkelijkste wijseGa naar voetnoote, het water de plaats soude vervullen, daar de dierkens uijt verhuijsenGa naar voetnootf. Ga naar margenoot+Dese DierkensGa naar voetnoot24 nu, sijn haar staarten, aan haar lighaam dikst, ende die loopen hoe langer hoe dunder (tot soo verre, dat de eijnden vande selve, veel malen, als de stoffe wat dik is, daar de Dierkens in leggen ofte swemmen, het gesigt ontwijken) over een komende in maaksel van de staarten, met alleGa naar voetnootg Vissen, en in Dieren naar mate dat de schepsels groot zijn, soo is ook de staart hoe langer hoe dunder na de eijnden. Ik hebbe seer veel Dierkens uijt de Testicullen van een Ram, hier vooren verhaaltGa naar voetnooth, voor verscheijde vergroot glasen gestelt en inGa naar voetnooti weijnig dagen voor het afgaan van desen eerst laten afteijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 2. DEF. vertoont een Dierke van het Mannelijk zaad van een Ram doot leggende, sonder eenige vogtigheijt, daar ze anders levend zijnde, in swemmenGa naar voetnoot25, waar aan men komt te sien, dat de staart die met een weijnig bogten leijt, aan het lighaam, als aan D. dikst is, en loopende na F. hoe langer hoe dunder is. Int lighaam van het verhaalt Dierke, als aan D. en E. werden twee ronde bolletgens aan gewesen, die in helderheijt, of een meerder ligtGa naar voetnootj int oog voor quamenGa naar voetnoot26. Gelijk nu den Teijkenaar veele vande verhaalde Dierkens te gelijk voor sijnGa naar voetnootk gesigt hadde, soo belasten ik den selven, dat hij een Dierke soude afteijkenen, welkers staart meerder geboogen was. Ga naar margenoot+Waar op den selven het Dierke afteikende dat met fig: 3. GHIK werd aan gewesen, zijnde GH. het lighaam, ende GIK. desselfs staart. | ||||||
For my part, I cannot understand that there is such a structure in the world, for such a structure would be contrary to the perfection which we observe in all creatures. For as it has been assumed that the animalcules in the male sperm have been created for swimming, as we always see, a structure such as the one described above would be unable to swim because the extremity of the tail, viz. at C, is thicker than at A, while the rest of the tail has the same thickness throughout, whereas in all creatures, and especially in those living in water, which are provided with tails, the ends of their tails are very pointed or thin, so that the water may fill most easily the place from which the animalcules move away. Ga naar margenoot+Now the tails of these animalcules are thickest near their bodies and they grow thinner and thinner (until their ends often escape our sight when the substance in which the animalcules lie or swim is somewhat thick), in the same way as the structure of the tails of all fishes, and as is the case with animals, whose tails also grow thinner and thinner towards the end in proportion to their size. I placed a great many animalcules from the testicles of a ram, as mentioned above, before different magnifying glasses, and I got drawings made a few days before this letter was sent. Ga naar margenoot+Fig. 2. DEF shows an animalcule from the male sperm of a ram, lying dead, without any of the moisture in which they swim when they are alive. From this one can see that the tail, which lies slightly curved, is thickest near the body, viz. at D, and becomes thinner and thinner towards F. In the body of the said animalcule, viz. at D and E, are shown two round globules, which appeared clearer or more transparent to the eyeGa naar voetnoot8. Now as the draughtsman had many of the said animalcules at the same time before his eyes, I ordered him to draw an animalcule whose tail was curved more than that of the others. Ga naar margenoot+Thereupon he drew the animalcule which is shown in Fig. 3, GHIK, GH being the body and GIK the tail. | ||||||
Int lighaam van dit Dierke, heeft den Teijkenaar, mede eenige deelenGa naar voetnoota aan gewesen, die den selven quam te sien, en al hoe wel de deelen in dit Dierke, niet over een komen, met die deelen die int Lighaam van het Dierke fig: 2 werden aan gewesen, soo sal het ons niet vreemt voorkomen, als wij gedenken, dat nu een Dierke met zijn buijk tegen ons gesigt aan leijtGa naar voetnoot27, ende dat een ander Dierke niet regt op sijn rugge, maar twintig graaden, na de eene ofte de andere kant is over hellende, ende dus doende, de buijk niet regt tegen ons gesigt leggende, de inwendige deelen van het lighaam, die in een dunne menbrane beslooten leggendeGa naar voetnootb, ende uijt puijlende zijndeGa naar voetnootc, bij gevolg dan, een ander gedaante in ons oog te voorschijn komendeGa naar voetnootd; En soo nu een ander Dierke nog twintig graaden verder lag om gewentelt, soo soude het al weder een ander gesigt vertoonen, en in sulken gevalle, souden wij eer het Dierke rondom was gewentelt, agtien bijsondereGa naar voetnoot28 maaksels van lighame vertoonen. Onder veele bijsondere legginge, vande staarten vande dierkens, hebbe ik ookGa naar margenoot+ het Dierke fig: 4. LMNO. laten afteijkenen, al waar in desselfs lighaam een duijstere langagtige plek werd aan gewesen, ende met LNO. soo als desselfs staart was leggendeGa naar voetnoot29. Nog sag den selvenGa naar voetnoot30, digte bij het laast geseijde Dierke, een Dierke leggen, alsGa naar margenoot+ fig: 5. PQRS. daar in hij mede de deelen na sijn beste vermogen, int lighaam vande selve, als tusschen PQ. heeft aan gewesen, ende desselfs krom geboogen staart, met PRS. Vorders sag ik twee Dierkens digte bij den anderenGa naar voetnoot31 leggen, dieGa naar voetnoot32 de ligt geloovige wel souden seggen, dat het twee Dierkens waren, die maar eene staart hadden, maar ik versekerde mij, datGa naar voetnoote de ene staart voor een gedeelte onder den anderen lag, en dat vorders de staarten soo digt aan den anderenGa naar voetnoot31 lagen, dat men niet wel konde bekennen, dat het twee staarten waren, en welke staarten te samen, in dikte boven andere uijt staaken. Dog op een andere plaats sag ik mede twee Dierkens in soo danige ordre bij een leggen, aan de welke ik beijde de staarten, die dwars overGa naar voetnootf malkander heen lagen, seer bescheijdelijkGa naar voetnoot33 konde bekennen. Ga naar margenoot+Fig: 6. TVWX. vertoonen de twee Dierkens, waar van met TV. der selver Lighame werden aan gewesen, ende met WX. der selver te samen leggende staarten. Ik hebbe ook wel agt à. tien Dierkens, soo bij malkanderen sien leggen, dat deselve malkanderen quamen te raken, dit eenige siende, soudenGa naar voetnoot34 uijt soo danig een gesigt, wel oordeelen dat het een lighaam was, maar ik geen ligt geloovige zijnde, bleef op zoo danige soo lang starre oogen, dat ik bescheijdelijk de veelheijt van hare lighame konde bekennen, en ook vande meeste, der selver, de staarten. | ||||||
In the body of this animalcule the draughtsman has also shown some parts which he saw, and although the parts in this animalcule are not the same as those parts which are shown in the body of the animalcule in Fig. 2, this ought not to appear strange to us if we bear in mind that at one time an animalcule lies with its belly turned towards us and that another animalcule does not lie exactly on its back, but inclines twenty degrees towards one side or the other, and that thus, when the belly is not turned exactly towards us, the entrails of the body, which are enclosed in a thin membrane and which bulge, consequently appear differently to us. And if another animalcule had been turned over another twenty degrees, it would have a different appearance again, so that we should see eighteen different structures of bodies before the animalcule had been turned round fully. Amongst many different windings and inflections of the tails of the animalculesGa naar margenoot+ I also ordered the draughtsman to draw the animalcule of Fig. 4, LMNO, where in its body a dark longish spot is shown, while by LNO is shown the posture of its tail. Near the last-mentioned animalcule the draughtsman further saw an animalculeGa naar margenoot+ as shown in Fig. 5, PQRS, in which he has also depicted as well as he could the parts in its body shown between P and Q, and its curved tail PRS. I further saw two animalcules lying close together, which a credulous person might have said were two animalcules having only one tail, but I satisfied myself that one tail lay partly underneath the other and that moreover the tails lay so close together that one could hardly see that they were two tails, while the thickness of the two tails together was greater than that of others. But in another place I saw again two animalcules lying together in the same way, and here I could discern the two tails, which lay across each other, very distinctly. Ga naar margenoot+Fig. 6. TVWX shows the two animalcules, their bodies being denoted by T and V, while WX denotes their joined tails. I also saw some eight or ten animalcules lying so close together that they touched each other, and some people, if they saw this, might judge from such a sight that this was one body, but as I am not credulous, I continued to stare at it until I could distinctly discern that there were several bodies, and also the tails of most of them. | ||||||
Ga naar margenoot+Ik hebbe ook goet gedagt, het Dierke uijt het Mannelijk zaad van een Mens, schoon ik het de Hoogh Edele Heeren vande Co: Socit voor desen hebbe toe gesondenGa naar voetnoot35, al hier weder latenGa naar voetnoota afteikenen, soo als den AutuurGa naar voetnootb seijt dat hij ze ontdekt, het welke ik geseijt hebbe, dat voor mij onaannemelijk wasGa naar voetnoot36. Ga naar margenoot+Fig 7. ABCD. dusGa naar voetnoot37 vertoont den Autuur sijn ontdekte dierkens, waar van ABC. het lighaam is, dat men soo langagtig wel sal komen te sien, als men soo een kleijn glase bolletge gebruijkt, als den Authuur seijt, dat hij gedaan heeft, en als dan de gesigt straal van sijn glaasje op het bovenste gedeelte van het lighaam valt. Maar als den selven wat dieper sal in sien, soo sal het lighaam van het Dierke hem wat breeder voor komen. Wat nu de staart belangt, hoe kan de Volmaaktheijt, soo een staart geschapen hebben, als ons het uijterste eijnde, als aan D. werd vertoont, en soo het soo was, soo en soude de Dierkens, in soo een lijmagtige stoffe daar ze in zijn, haar staart soo vaardigGa naar voetnoot11 niet konnen na haar trekken, nog konnen uijt slaan, als de selve int voort swemmen komen te doen. Als wij nu hier bij doen, dat dese Dierkens in soo een menigte door malkanderen swemmen, als of wij ons in beelden dat wij een pontGa naar voetnoot38 geerstGa naar voetnoot39 hadden, ende dat wij het selfde vermengde met twee pont water, en vergeleken de geerst-greijnen, bij de Dierkens, en het water bij de lijmagtige stoffe, daar de Dierkens in swemmen, want in soo een groot getal konnen wij ons wel inGa naar voetnootc beelden, dat de Dierkens onder eenGa naar voetnoot40 swemmen. Dit soo sijnde, moeten wij al weder seggen, hoe dat het te begrijpen isGa naar voetnoot41, dat de Dierkens, soo een angels gewijse getakte staart konnen hebben, als men ons tragt wijs te maken, en soo sulks was, soo souden zij malkanderen int swemmen alleen nietGa naar voetnootd hinderlijk zijn, maar den een soude den anderen (beeld ik mij inGa naar voetnoot42) quetsenGa naar voetnoot43. Heeft desen Autuur soo een goede vergroot glas, en soo kleijn als er kan gemaakt werden, laat hem nader beschouwinge daar ontrent doen, hij sal bevinden dat hij gedwaalt heeftGa naar voetnoote, en kan hij niet scharper sien, wat sullen wij seggen, daarGa naar voetnoot44 hij van een geheel Mens komt te spreeken. | ||||||
Ga naar margenoot+I have also thought fit to order another drawing to be made of the animalcule from the male sperm of a man, although I sent it before to the very noble gentlemen of the Royal SocietyGa naar voetnoot9, such as the author says he has discovered them, which I have said was implausible to meGa naar voetnoot10. Ga naar margenoot+Fig. 7. ABCD therefore shows the animalcules discovered by the author, of which ABC is the body, which one will no doubt see thus longish if one uses such a small glass bulb as said by the author, and if the rays of sight of his glass bulb fall on the upper part of the body. But if one looks somewhat more deeply into it, the body of the animalcule will appear somewhat broader to him. As for the tail, how can the Perfect Being have created such a tail like the one the extremity of which is shown at D? And if this were so, the animalcules would not be able to draw their tail so nimbly towards themselves in the slimy substance in which they are, nor be able to lash it in the way they do while swimming. To this we may add that these animalcules swim about in such great numbers as if we imagined that we had a poundGa naar voetnoot11 of millet and mixed it with two pounds of water, and compared the grains of millet to the animalcules and the water to the slimy substance in which the animalcules swim, for in such great numbers we may no doubt imagine the animalcules to be swimming about. This being so, we must say again: how can it be understood that the animalcules can have such a forked, sting-like tail as people are trying to make us believe; and if this were so, they would not only hinder each other in swimming, but (I think) they might hurt each otherGa naar voetnoot12. If this author has as good and as small a magnifying glass as can made, let him examine the object more closely again, and then he will find that he has erred; and if he cannot look more accurately, what are we to say when he speaks of a whole man? | ||||||
Ga naar margenoot+Ik hebbe hondert, en hondert geslepene Vergroot-glasen, daar van de meeste soo scharp sien, selfs bij duijstere dagen, ende dat bij geen ander als dag ligt, dat deGa naar voetnoota eijnden vande staarten soo danig waren gestelt, als men fig: 7. met D. aan wijst, ik soude die door gaans komen te sienGa naar voetnoot45, en nu moet ik seggen, dat ik in veelGa naar voetnootb milioenen van Dierkens, die ik voor mijn selven hebbe gesien, en aan andere hebbe getoont, veel malen mij is te vooren gekomen, dat ik de eijnden der selver staarten, niet en hebbe konnen bekennen. Ga naar margenoot+Het is veele bekent, dat mijn stellinge zijn, dat in soo een Dierke een lam op geslooten leijt, en schoon soo een Dierke sijn in leggende deelenGa naar voetnootc, na geen lam waren gelijkende, soo konnen egterGa naar voetnoot46 de in leggende deelen in korten tijd, wanneer hetGa naar voetnoot47 voetsel inde Baar-moeder ontfangen heeft, de gedaante van een lam, aan nemen. Dit sal ons niet vreemt voor komen, alsGa naar voetnoot48 wij bij ondervindinge weten, dat een WormGa naar voetnoot49, ofte Rusp, wanneer die tot sijn volkome wasdom gekomen is, bijGa naar voetnootd ons geopent, ofte van buijtenen beschouwen werd, gansGa naar voetnoote geen deelen van een Vliegent schepsel, in, ofte aan, het selvige konnen gewaar werden; ende dat soo een Dier, als zijn veranderingGa naar voetnoot50 genaakt, soo stil blijft leggen, als of in 't selve geen leven was, en eenige uren daar na, soo danig is verandert, dat wij het dan een popje noemen, waar aan wij aan eenige vande selveGa naar voetnootf, welkers buijtenste vlies door schijnende is, alle de uijt wendigeGa naar voetnootg ledematen en selfs de veelheijt van der selver Oogen, seer naakt ons voor komenGa naar voetnoot51; waar van in toekomende brederGa naar voetnoot52. Dit maaksel van een Vliegende Schepsel, schoon voor onse oogen verborgen, was inde Worm, of Rusp op geslooten, want soo het selve inde Worm, of Rusp, niet op geslooten hadde geweest, soo soude het daar niet in verandert hebbenGa naar voetnoot53, en soo kan het insgelijks met de dierenGa naar voetnooth inde Mannelijke zaaden toe gaan. Maar om int geheijm van soo een kleijn schepsel, als een Dierke int Mannelijke zaad is, in te dringen, agt ik voor den Mensch ondoenlijk. | ||||||
I have got hundreds of ground magnifying glasses, most of which give such a sharp picture, even on dull days, in no other light but daylight, that if the ends ofGa naar margenoot+ the tails were shaped as shown by D in Fig. 7, I should always see them, and now I must say that among many millions of animalcules which I have seen myself and shown to others I have often found myself unable to discern the ends of their tails. Ga naar margenoot+It is known to many that it is my hypothesis that such an animalcule includes a lamb, and even though the parts lying in such an animalcule do not resemble a lamb, yet the parts lying therein may in a short time assume the shape of a lamb when they have received nourishment in the womb. This will not appear strange to us, since we know by experience that when a larva or caterpillar, when it has become fully grown, is opened by us or examined on the outside, we cannot discern any parts of a flying creature in or on it, and that when its metamorphosis approaches, such an animal remains so motionless as if there were no life in it and a few hours later has changed so much that we then call it a pupa, on some of which, whose outer membrane is transparent, all the exterior parts and even their numerous eyes are very clearly visible to us, of which more will be said laterGa naar voetnoot13. This structure of a flying creature, though hidden from our sight, was included in the larva or caterpillar, for if it had not been included in the larva or caterpillar, it would not have changed into it; and the same may happen with the animalcules in the male sperm. But I deem it is impossible for man to penetrate into the secret of so small a creature as the animalcule in the male sperm. | ||||||
Ga naar margenoot+Laten wij onse gedagten gaan, op de staart van soo een verhaalt Dierke, moeten wij niet verbaast staan, over de onbegrijpelijke veelheijt, en kleijnheijt van deelen, waar uijt soo een staart bestaat, en wel voornamentlijk, als wij vast stellenGa naar voetnoot54, dat soo een dun staartgen, met soo veel leden moet versienGa naar voetnoota wesen, naar mate vande staarten van groote dieren, salGa naar voetnoot55 de staart sig vaardig, en aan alle kanten konnen bewegen, en dat ijder van die ledekens, niet alleen hare bijsondere musculsGa naar voetnoot56 moeten hebben, maar ook senuwen, en aders, die het voetsel toe voeren, int kort, de deelen haarGa naar voetnootb kleijnheijt, waar uijt de lighame sijn te samen gestelt, sijn voor ons onbedenkelijkGa naar voetnoot57. Ga naar margenoot+Ik hebbe inde somer het Mannelijk zaad van jonge Hanen, die maar half volwassen waren, weder geobserveert, waar van mijn voornemen is nader beschouwingen te doen, eer ik daar van verder sal komenGa naar voetnootc te seggenGa naar voetnoot58. Gelijk mijn doen is, niet dan na waarheden te tragten, ende de abuijsen die in eenige zaaken mogten in gesloopen zijn, soo veel in mijn vermogen is, aan te wijsen, ende dat dus doende, de geeneGa naar voetnootd die ik kome tegen te spreeken, mijn doen niet qualijk sullen af nemenGa naar voetnoote, en zoo ze eenige dwalingen, in mijne ontdekkingen sullen komen aan te wijsen, sij sullen mij dienst doen, te meer, om dat in sulken gevalle, aan leijdinge sal gegeven werden, om naeuwkeurigeGa naar voetnootf op merkinge te nemen. Ik sal af breeken, met versoek, datGa naar voetnoot59 mijn onderdanigsteGa naar voetnootg gelieft te presenteren, aan de Hoog Edele Heeren leden vande Co. Socit en sal blijvenGa naar voetnooth sijne
Wel Edele Heer Onderdanige Dienaar
| ||||||
Ga naar margenoot+If we let our thoughts run on the tail of the aforesaid animalcule, must we not be amazed at the incredibly large number and smallness of the parts of which such a tail consists? And this in particular if we are firmly convinced that so thin a tail must consist of many segments, in proportion to the tails of large animals, if the tail is to be able to move nimbly on every side, and that each of these segments must have not only its separate muscles, but also sinews and veins, which carry the nourishment; briefly, the smallness of the segments of which the bodies consist is incredible to us. Ga naar margenoot+In the summer I again examined the male sperm of young cocks which were only half-grown, but I intend to study it further before I say more about itGa naar voetnoot14. As it is my habit to aim at nothing but the truth and to show as much as I can any errors that may have crept into certain matters, I hope that if I do this, those whom I contradict will not take it ill of me; and if they point out any errors in my discoveries, they will render me a service, the more so because in that case I shall find occasion to make accurate observations. I will conclude, with the request that you may present my most humble letter to the noble members of the Royal Society, and I remain,
Dear Sir, Your humble servant
|
|