Alle de brieven. Deel 14: 1701-1704
(1996)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 228-248.
| |||||
Gepubliceerd in:
| |||||
Korte inhoud:Dankzegging voor de toezending van een boek en de Philosophical Transactions van 1700. Mededeling van een legaat aan de Royal Society van 26 microscopen in een gelakte, vergulde doos. Over het ontstaan van de kleur van bloed; rode bloedlichaampjes in bloedvaten van een jonge paling. | |||||
Opmerkingen:Door L. werd op het omslag eigenhandig de volgende adressering geschreven: For the Secretarij, of the Roijall Societij, at Gresham Colledge. Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2001, Early Letters L.3.36; 3 foliobladzijden. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 22 oktober 1701, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 10, blz. 228), tijdens welke tevens Sloane's bedankbrief besproken werd (Brief van Hans Sloane, 7 november 1701, O.S., in dit deel). Oude Stijl (O.S.) is de datering volgens de Juliaanse kalender, Nieuwe Stijl volgens de Gregoriaanse. De eerste was in de zeventiende eeuw 10 dagen achter bij de laatste. De Gregoriaanse kalender werd in Holland reeds op de overgang van 1582 naar 1583 ingevoerd, in Engeland echter pas in 1752, zodat na 1700 het verschil tussen beide kalenders 11 dagen bedroeg. Zie ook aant. 3 bij Brief 84 [45] van 30 maart 1685, Alle de Brieven, Dl. 5, blz. 140. | |||||
Letter No. 228 [140]
| |||||
Published in:
| |||||
Summary:Expression of thanks for a book and the Philosophical Transactions of 1700 having been sent. Notice of a bequest for the Royal Society, consisting of 26 microscopes in a lackered and gilded box. On the origin of the colour of blood; red blood corpuscles in the blood vessels of a young eel. | |||||
Remarks:On the cover the following address was written by L. with his own hand: For the Secretarij, of the Roijall Societij, at Gresham Colledge. A contemporary, English translation of the letter in manuscript is to be found in London, Royal Society, MS 2001, Early Letters L.3.36; three folios. The letter was read in the meeting of the Royal Society of 22 October 1701, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 10, p. 228), in which Sloane's letter of thanks was also discussed (Letter of Hans Sloane, 7 November 1701, O.S., in this volume). Old Style (O.S.) is the date according to the Julian calendar, New Style according to the Gregorian one. In the seventeenth century the former was 10 days behind the latter. The Gregorian calendar was introduced in Holland already at the transition of 1582 to 1583, but in England only in 1752, so that after 1700 the difference between the two calendars came to 11 days. See also note 3 on Letter 84 [45] of 30 March 1685, Collected Letters, vol. 5, p. 141. | |||||
Delft desen 2e Augustij 1701.
Hoog Edele Heeren,
Mijn laasten onderdanigsten aan UE. Hoog EdelenGa naar voetnoota is geweest den 21e junij laast ledenGa naar voetnoot1, waar in ik kome te handelen, het geeneGa naar voetnootb mij ontrent de Spinnekop is voor gekomenGa naar voetnoot2, sedert hebbe ik de onverdiende presenten, soo van het Boek handelende vande VissenGa naar voetnoot3, als de Transactions vanden jare 1700. ontfangen, ik blijve ten hoogsten dankbaarGa naar voetnootc, voor die milde mede deelingeGa naar voetnootd. Ga naar margenoot+Ik hebbe een seer kleijn swart verlakt, en vergult Cabinettge, dat in sig begrijpt vijf kleijne laatgens, waar in op geslooten leggen 13 lange blikke vierzijdige doosjens, die ik met swart leer hebbe over trokken, en in ijder van die doosjens leggen twee geslepen vergroot glasen, uijt makende 26. vergroot glasen, die alle door mij sijn geslepen, en in silver sijn beslagenGa naar voetnoot4, en vorders met silver sijn gemonteert, en meest alle met het silver, dat ik uijt mineraal hebbe gehaalt, en van het Gout waar mede het beladenGa naar voetnoot5 was, gescheijden, en daar nevens leijt aangetekent, wat voor ijder glaasje staat. Dit Cabinettge met de geseijde vergrootglasen, daar ik mijn gebruijk van sal nemenGa naar voetnoot6, heb ik aan mijn eenige Dogter bevoolen dat het na mijn af sterven, UE. Hoog Edele Heeren sal toe gesonden werden, uijt erkentenisse, van mijne dankbaarheden, ende genooten eer, die ik van Hare Hoog Edele Heeren hebbe ontfangenGa naar voetnoot7. Ga naar margenoot+Seker Heer en Vrient, mij komende besoeken, verhaalt mij onder andere, dat de Heer... de loop van het Bloet vertoonende, hadde geseijt, datGa naar voetnoot8 niet alleen de Bloet-loop, maar verscheijde sappen inde vaaten konde sien loopen. Hier op voerde ik te gemoet, hoe men konde oordeelen, dat verscheijde sappen door de vaaten wierden gevoert. Kreeg tot antwoort, dat dien Heer vertoonder, de verscheijde sappen inde vaaten, onder kennen konde, uijt de Couluuren, die de sappen inde vaaten hadden. | |||||
Delft, the 2nd of August 1701.
Very Noble Sirs,
My last most humble letter to you, Your Honours, was that of the 21st of June lastGa naar voetnoot1, in which I deal with what I have observed on the spider. Since then I received the undeserved presents, both the book dealing with fishesGa naar voetnoot2 and the Transactions of the year 1700. I am highly grateful for that generous presentation. Ga naar margenoot+I have a very small black-lacquer and gilt cabinet which contains five small drawers, in which are locked 13 long four-sided tin boxes which I have covered with black leather, and in each of those boxes there are two ground magnifying glasses, thus making 26 magnifying glasses, all of which have been ground by me and are in a silver setting and mounted with silver, most of them with the silver I extracted from mineral and separated from the gold with which it was contaminated; and a note is added about the object standing before each glass. I have ordered my only daughter that after my death this cabinet with the said magnifying glasses, which I will use, shall be sent to you, Your Honours, as a token of my gratitude for the marks of honour I have received from youGa naar voetnoot3. Ga naar margenoot+A certain gentleman and friend, who visited me, told me among other things that Mr...., when showing him the circulation of the blood, had said that he could see not only the circulation of the blood, but could also see different saps circulating in the vessels. I objected to this: how could one tell that different saps were conducted through the vessels? I received the answer that the gentleman who showed these things could distinguish the different saps in the vessels by the colours of the saps in the vessels. | |||||
Als ik nu mijnen besoekenden vrient, onderrigtenGa naar voetnoot9Ga naar voetnoota, dat het geene hij vertoonder voor verscheijde sappen inde Aderen aan sag, een ende het selvigeGa naar voetnootb Bloet was, ende dat het onderscheijt vande Couluur, alleen afhangende was, vande dunte, en dikte, vande Bloet-vaaten, want gelijkGa naar voetnoot10 het Bloet inde dunste vaaten sijnde, om soo te spreeken, geen of weijnig Couluur heeft, soo bekomt het Bloet, na datGa naar voetnoot11 de vaaten wijt sijn, een meerder Couluur, tot soo verre, dat het in redelijke wijde vaaten, een roode Couluur heeftGa naar voetnoot12. Met dit mijn seggen, was mijnenGa naar voetnootc vrient voldaan, en hij erkendeGa naar voetnootd de misslagen van N:.... Ga naar margenoot+Ik kan niet na laten bij dese gelegentheijt, tot UE. Hoog Edele te seggen, dat ik voorleden jaar hebGa naar voetnoote levend gehouden, wel drie maanden lang, kleijne Aeltgens, waar van de grooste niet langer waren als een vinger. Dese Aeltgens waren in een groote platbodemde, Aerde, verglaasdeGa naar voetnootf pot, en geplaast in mijn kelder, die seer koel is, en ten minsten eens ter week met vers water besorgt. Wanneer nu inde Na Somer, eenige Heeren mij quamen besoeken, en versogtenGa naar voetnootg, de Circulatie van het Bloet te sien, liet ik eenige vande geseijde Aeltgens tot mij brengen; deselve beschouwende, konde ik int eerst geen loop van het Bloet gewaar werden, dat mij vreemt voor quam, te meer, om dat de Aeltgens soo vlugge int voort swemmen waren, als of deselve eerstGa naar voetnoot13 gevangen waren. Eijntelijk, wierde ik soo nu en danGa naar voetnooth, een enkel bolletge Bloet inde dunste Bloet-vaaten gewaar, en dus konde ik de Heeren de Bloet loop niet laten sienGa naar voetnoot14. Bij mijn selven sijndeGa naar voetnoot15, beschouwde ik verscheijde malen de verhaalde Aeltgens, met deselve uijtkomst. | |||||
I informed my friend and visitor that what he, the person who showed it to him, took to be different saps in the vessels was one and the same blood and that the difference of the colour depended only on the thinness and thickness of the blood-vessels, for while the blood in the thinnest vessels, so to say, has little or no colour, the blood takes on more colour according as the vessels are wider, until in reasonably wide vessels it has a red colourGa naar voetnoot4. With this statement of mine my friend was satisfied and he admitted the errors of N:.... Ga naar margenoot+On this occasion I cannot help telling you, Your Honours, that last year I kept alive, for as many as three months, small eels, the largest of which were no more than the length of a finger. These little eels were in a big, flat-bottomed, earthen, glazed jar and were placed in my cellar, which is very cool, and the water was renewed at least once a week. When in the late summer some gentlemen came to see me and requested to see the circulation of the blood, I caused some of the said little eels to be brought to me; when I looked at them, at first I could not detect the circulation of the blood, which appeared strange to me, the more so because the little eels were swimming so nimbly as if they had just been caught. At last I detected now and then a few globules of blood in the thinnest blood-vessels; and so I could not show the gentlemen the circulation of the bloodGa naar voetnoot5. When I was alone, I examined the said little eels several times, with the same result. | |||||
Dog wanneer ik mijn oog liet gaan, op de grooste Bloet-vaaten die voor mij te ontdekken waren, sag ik dat de loop van het Bloet, met de gewoonelijke snelte was loopende, om dat de bolletgens inde groote vaaten, mij in meerder getal voor de oogen quamen, dog op het honderste deel soo veel niet, dan ofGa naar voetnoot16 de Aeltgens eerstGa naar voetnoot13 gevangen waren, waar uijt ik in gedagten nam, dat de Bloet bolletgens, door gebrek van spijs, meest alle tot voetsel van het lighaam waren overgegaanGa naar voetnoot17, en ikGa naar voetnoota liet de Aeltgens int water werpen, als onnut voor mijGa naar voetnoot18 om dienst te doen, en om datGa naar voetnoot19 ze voetsel soude konnen bekomen. Ik hebbe nu ontrent 24. dagen geleden, weder soo danige kleijne Aeltgens laten op vangen, en belast, dat men daar mede soude handelen, als men voor leden jaar gedaan heeft, om te vernemenGa naar voetnoot20, of de bolletgens Bloet mede souden tot het lighaam over gaan. Dese mijne waar neminge strijd tegen het seggen van het volgendeGa naar voetnoot21. Seker Heer eenige dagen geleden, bij mij komende, en versoekende datGa naar voetnootb de Circulatie van het Bloet mogte sien; dat ik hem toe stond, die onder andere redenen tot mij seijde, dat seker Leermeester vast steldeGa naar voetnoot22, dat de Bolletgens Bloet, schoon van een kintGa naar voetnoot23 tot Hooge jaren, niet en verminderdeGa naar voetnootc, nog ook vermeerderdeGa naar voetnootd. Dit was in mijn oog een verwerpelijke stelling: ik voerde hem daar op te gemoet, dat het gans met mijne gedagten niet over een en quam, ende de hier vooren verhaalde waarneminge ontrent het Bloet, inde Aeltgens. Ik sal afbreeken, ende onder des blijveGa naar voetnoot24.
Hare Hoog EdeleGa naar voetnoote Onderdanige en Verpligten Dienaar
| |||||
But when I glanced at the largest blood-vessels I could discover, I saw that the blood was circulating at the usual rate, because the globules in the large vessels became visible to me in larger numbers, but not by any means as many as one hundredth of the number that would have been visible if the little eels had just been caught, from which I concluded that, for lack of food, most of the blood globules had been converted into food for the bodyGa naar voetnoot6. I caused the little eels to be thrown into the water because they were no longer any use to me and in order that they might be able to get food. About 24 days ago I again caused such small eels to be caught, and ordered that they were to be dealt with as had been done last year, in order to see whether the globules of blood would also pass into the body. This finding of mine is contrary to the following assertion. A certain Gentleman, who came to me a few days ago, asked me whether he might see the circulation of the blood, which I permitted him. He told me, among other things, that a certain teacher asserted positively that the [number of] globules of blood, even if it is that of a child, did not decrease or increase until a great age. In my view this was an objectionable assertion. I then objected that this was not at all in accordance with my ideas and the aforesaid observation about the blood in the little eels. I will conclude, and meanwhile remainGa naar voetnoot7,
Very Noble Sirs, your obedient and obliged servant Antoni van Leeuwenhoek. |
|