Alle de brieven. Deel 13: 1700-1701
(1993)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 226 [138]
| |||||||||||||||
Gepubliceerd in:
| |||||||||||||||
Korte inhoud:Over spinnen, hun bloed, spindraden, spinklieren en -tepels. Over het leggen van eieren, de omspinning en het uitkomen van de jonge spinnetjes. | |||||||||||||||
Figuren:Ga naar margenoot+In de uitgaven A en C zijn de figuren 1, 2, 4 en 5 bijeengebracht op een plaatGa naar margenoot+ tegenover respectievelijk blz. 333 en 317; de plaat met de figuren 3, 6, 7 en 8 is in beide uitgaven te vinden tegenover blz. 335. In Hoole zijn de figuren te vinden op Plate II, fig. 17-24. | |||||||||||||||
Opmerkingen:In het handschrift is het cijfer van de datum met een andere kleur inkt ingevuld. Een eigentijdse, Engelse vertaling bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 1995, Early Letters L.3.30; 19 foliobladzijden. Op deze vertaling staat geschreven: Entered into Letterbook 13, pag. 119. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 6 augustus 1701, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 10, blz. 226). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) aant. 2 bij Brief 216 [130] van 27 juli 1700, in dit deel. | |||||||||||||||
Letter No. 226 [138]
| |||||||||||||||
Published in:
| |||||||||||||||
Summary:On spiders, their blood, silk threads, spin glands, and spinnerets. On the laying of eggs, the encapsulating, and the hatching of the young spiders. | |||||||||||||||
figures:Ga naar margenoot+In the editions A and C the figures 1, 2, 4, and 5 have been combined in a plateGa naar margenoot+ facing pp. 333 and 317 respectively; the figures 3, 6, 7, and 8 are to be found on a plate facing p. 335 in both editions. In Hoole the figures are to be found on Plate II, figs 17-24. | |||||||||||||||
Remarks:In the manuscript the numeral of the date has been filled in with a different colour of ink. A contemporary English translation is to be found in manuscript in London, Royal Society, MS 1995, Early Letters L.3.30; 19 folio pages. On this translation has been written: Entered into Letterbook 13, pag. 119. The letter was read out in the meeting of the Royal Society of 6 August 1701, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 10, p. 226). See for the Old Style (O.S.) note 2 to Letter 216 [130] of 27 July 1700, in this volume. | |||||||||||||||
Delft in Holland den 21e junij 1701.
Hoog Edele Heeren.
Ik hebbe inde Brief vanden 9e Meij 1701. door de Heer Secretaris Hans Sloane aan mij geschrevenGa naar voetnoot1, gesien, dat mijne voorgaande ontdekkinge de Coninklijke Societeit aangenaam sijn geweest, dat mij lief was te verstaan. Ik neme weder de vrijmoedigheijt hare Hoog Ed. mede te deelenGa naar voetnoota dese volgende aantekeninge en waarneminge, die meer papier hebben beklad, als ik wel gedagt hadde, de welke in mij een bekommering hebben verwekt, dat dit mijn te veel schrijvens, hare Hoog Edelen sullenGa naar voetnootb verveelen. Ga naar margenoot+Seker Heer in sijn tuijn sittende, en siendeGa naar voetnootc tot twee distincte reijsenGa naar voetnoot2, een Spinnekop loopen, die wat swartagtig warenGa naar voetnoot3 en welkers lighame haar vertoonden als segreijn leerGa naar voetnoot4. Ga naar margenoot+Dese Spinnekop metGa naar voetnootd een kleijn stokje een weijnig drukkende, quamen uijt het bovenste van hare lighame, een groote menigte van kleijne Spinnekoppen te voorschijnGa naar voetnoot5. Dit was een ongehoorde saak in mijn oog, en wenste deel te mogen hebben aan soo danige gesigten. Ik heb dien Heer te gemoet gevoert, of soo een Spinnekop sijn jongen niet wel op desselfs lighaam was dragende, ende datGa naar voetnoot6 door de ongelijkheijt van dese Dierkens, het lighaam vande Spinnekop niet wel als segreijn leer, was verbeeldendeGa naar voetnoot7. | |||||||||||||||
Delft in Holland, 21 June 1701.
Very Noble SirsGa naar voetnoot1,
In the letter of 9 May 1701, written to me by the secretary, Mr. Hans SloaneGa naar voetnoot2, I saw that my preceding discoveries pleased the Royal Society, which I was glad to learn. I again take the liberty to send Your Honours the following notes and observations, which have wasted more paper than I had expected; this has caused me some concern that my excessive writing may bore you. Ga naar margenoot+A certain gentleman, while sitting in his garden, saw even on two different occasions a spider moving along which was somewhat blackish and whose body resembled shagreen leatherGa naar voetnoot3. Ga naar margenoot+When he pressed somewhat on this spider with a small stick, a large number of small spiders emerged from the upper part of its bodyGa naar voetnoot4. In my view this was an unprecedented thing, and I wished to participate in seeing it. I suggested to that gentleman whether such a spider might not carry its young on its body and whether, owing to the inequality of these little animals, the body of the spider might not resemble shagreen leatherGa naar voetnoot5. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Hebbende dan toe gesteltGa naar voetnoot8 soo danige glasen, om de ontmoetende Spinnekoppen, waar op mijn Speculatie mogte vallenGa naar voetnoot9, op te sluijten, ende deselve te beschouwen, hoe wel ik mij in beeldeGa naar voetnoot10, dat de geseijde na sporingen, geen plaats soude hebben inde wintermaanden, soo hebbe ik egter int laast vande maant februarij 1700.Ga naar voetnoota in mijn Huijs een swartagtige Spinnekop sien loopen, die ik op vong, en doorGa naar voetnoot11 het Vergroot-glas besigtigende, sag ik dat desselfs lighaam, en ook de pooten beset waren, met een groote menigte van hairtgens, die mij soo digt op het lijf schenenGa naar voetnootb te staan als de hairen op het lijf van een Varken, uijt welke waarneminge ik mij in beelde, dat het de regte SpinnekopGa naar voetnoot12 niet en was, die de Heer hadde gesienGa naar voetnoot13. Al hoe wel de pooten met seer veel hairen waren beset, soo waren op verscheijde plaatsen, de pootenGa naar voetnootc nog soo helder, dat ik de bloet loop inde selveGa naar voetnootd konde bekennen, ende datGa naar voetnoot14 in verscheijde aderen, die geen hair breet van malkanderenGa naar voetnoote lagen, en ook naderhand in bloet-vaaten die soo digte bij een lagen, dat geen tiende deel van een hair breetGa naar voetnoot15 spatie tusschen de selve was. Ga naar margenoot+Dog hoe naeuwkeurig ik toe sag, soo konde ik het arteriaal bloet niet sien loopen, maar ik sag seer distinct, selfs int dunste vande pooten, in drie vaaten te gelijk het bloet na het Hert toe loopen. GelijkGa naar voetnoot16Ga naar voetnootf dit Dier bij de OudeGa naar voetnoot17 mede voor een Bloedeloos Dier sal te boek staan, om dat ze geen Bloetroode stoffe hebbe vernomenGa naar voetnoot18, als ze zoo danige Dierkens quamen ontstukken te breeken, of te dooden, soo hebbe ik nogtans de deeltgens Bloet, dat na alle aparentie ronde bolletgens sijn geweest, die in een vloeijbare stoffe sijn voort gedreven, soo naaktGa naar voetnoot19 gesien, als of wij kleijne erten van een schuijnze plank sagen af rollen. Dog dese deeltgens Bloet waren seer weijnig, in vergelijkinge, bij de deeltgens, ofGa naar voetnootg bolletgens bloet, die men in groote Dieren ontdekt, want ik sag wel eenGa naar voetnooth spatie van drie hair breetenGa naar voetnoot15, datter geen deeltge bloet inde aderen voortging, en het bloet wierde met groote snelte voort gedrevenGa naar voetnoot20. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+When I had prepared special glass tubes to enclose the appearing spiders which I might wish to look at and examine, although I thought that the said investigations ought not to take place in the winter months, yet in the last days of the month of February 1700 in my house I saw a blackish spider moving along, which I caught; and when I examined it through the magnifying glass, I saw that its body as well as its legs were covered with a great many little hairs, which seemed to be as close together on the body as the hairs on the body of a pig, from which observation I inferred that it was not the same kind of spider which the gentleman had seenGa naar voetnoot6. Although the legs were covered with a great many hairs, yet in several places they were still so transparent that I could discern therein the circulation of the blood, and this even in several veins which were not a hair's breadth apart, and later also in blood-vessels which were so close together that there was not a tenth of a hair's breadthGa naar voetnoot7 of space between them. Ga naar margenoot+But however accurately I looked, I could not see the arterial blood circulating, but I saw very distinctly, even in the thinnest part of the legs, in three vessels at the same time, the blood flowing towards the heart. Although this animal will have been known among the ancients as a bloodless animal because they have not seen any blood-red substance when they broke up these little animals or killed them, still I saw the particles of blood, which to all appearances were round globules, propelled in a liquid substance, so clearly as if one saw small peas rolling down a slanting board. But these particles of blood were very few in number in comparison with the particles or globules of blood which one detects in large animals, for I saw that in a space of three hair's breadths not one particle of blood moved forward in the veins, and the blood was propelled with great speedGa naar voetnoot8. | |||||||||||||||
Dese Spinne hebbbe ik veel malen beschout, en op den 8e Maart sag ik het Bloet in een Arterie loopen, maar de plaats daar de ommeloopGa naar voetnoot21 geschiede, en hebbe ik niet konnen int gesigt krijgen. Ga naar margenoot+Dese verhaalde Spinnekop is mij ontloopen, en alsoo mij geen groote Spinnekop isGa naar voetnoota ontmoet, die ik hebbe konnen op vangen soo hebbe ik de tijd in gewagt, dat de Spinnekoppen die inde tuijnen aan de WijngaardenGa naar voetnoot22, en op andere plaatsen in de distels haar gespin maken, groot waren gewordenGa naar voetnoot23. Ga naar margenoot+Dese Spinnekoppen, welkers agterlijf, buijten andereGa naar voetnoot24 Spinnekoppen seer dik en groot sijnGa naar voetnootb, hebbe ik verscheijde op gevangen, ende die veel malen beschouwt, om mede inde selve de loop van het Bloet te sien, dog ik hebbe sulks niet konnen gewaar werden, waar uijt ik in gedagten nam, offer wel bolletgens int Bloet mogtenGa naar voetnoot25 sijn. Om mijn selven hier in te voldoenGa naar voetnoot26, snede ik een kleijn gedeelte van een vande agterste pooten vandeGa naar voetnootc Spinnekop, om het uijt stortende bloet te beschouwen, in welk Bloet ik soo weijnig bolletgens vernam, dat die niet te noemen waren. Maar als ik het bloet uijt het boven lijf ofteGa naar voetnootd borst nam, daar in sag ik veel bolletgens, en wanneer ik het bloet uijt de poot van een andere Spinnekop besag, daar vond ik meerder bolletgens in, hoe wel ik geen bloetloop inde pooten hadde konnen gewaar werdenGa naar voetnoot27. Ga naar margenoot+Ik hebbe verscheijde malen gesien, dat een Spinnekop die in ons Oog als scheen te vallenGa naar voetnoote uijt een boom, onder wegen sig selven aan den draat, die den selven int vallen komt te maken was op houdendeGa naar voetnoot28 en waar genomen, dat sulks te weeg gebragt wierde, door een vande agterste pooten, die de Spinnekop door gaansGa naar voetnoot29, aan een gesponnen draatGa naar voetnootf is houdende, en welke pooten ijder versien sijnGa naar voetnootg, met drie bijsondereGa naar voetnoot30 klaeuwen, waar van twee klaeuwen aan het uijterste vande poot staan, sijnde elke klaeuw versien, met verscheijde zaags gewijse tanden, die agter seer naeuw sijn toe loopende, en in welke engte, de draat vast kan geknelt werden, op die manier als wij sien, dat in een Catrol, die int begin wijd, en hoe langer hoe naeuwer is toe loopende, daar de Orologie makersGa naar voetnoot31, haar Snoeren van hare OrologieGa naar voetnooth in plaatsen, om het gewigt aan te hangen. Ik hebbe goetGa naar voetnooti gedagt, de klaeuweGa naar voetnootj, soo als deselve aan het eijnde vande poot staan te laten af teijkenen, om het maaksel van het selvigeGa naar voetnootk aan te wijsen. | |||||||||||||||
I examined this spider many times, and on the 8th of March I saw the blood flowing in an artery, but I could not catch sight of the place where it flowed backGa naar voetnoot9. Ga naar margenoot+The said spider escaped me, and since I have not come across a big spider which I could catch, I waited for the time when the spiders which make their webs in the gardens on the vines and in other places in the thistles had grown upGa naar voetnoot10. Ga naar margenoot+I caught several of these spiders, whose abdomen, unlike that of other spiders, is very thick and large, and I examined them many times in order also to see in them the circulation of the blood, but I could not perceive it, from which I began to wonder whether there would really be globules in the blood. In order to satisfy myself, I cut off a small part of one of the hind-legs of a spider to examine the effusing blood, in which I saw so few globules that they could not be mentioned. But when I took the blood from the thorax or chest, I saw many globules in it, and when I looked at the blood from the leg of another spider, I found more globules therein, although I had not been able to discern any circulation of the blood in the legsGa naar voetnoot11. Ga naar margenoot+I have seen several times that a spider which to us seemed to fall as it were from a tree stuck on the way to the thread which it makes while falling, and I perceived that this was brought about by one of the hind-legs which the spider keeps attached continually to a spun thread, each of which legs is furnished with three separate claws, two of which are at the end of the leg, each claw being furnished with several serrate teeth, which taper very much towards the back; the thread can be pinched in the groove in the same way as we see in a pulley, where the groove is first wide and then narrows more and more, in which groove the clockmakers place the chains of their clocks in order to hang the weight thereon. I thought it suitable to have the claws depicted such as they are situated at the end of the leg, in order to show their structure. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 1. ABCDEF. vertoont een kleijn gedeelte vande poot van een Spinnekop,Ga naar margenoot+ ende met BCD. werden aan gewesen, de twee klaeuwen die als hier vooren is geseijt, met zaags gewijse tanden sijn versien, ende met E. werd aan gewesen de derde klaeuw, die geen tanden heeft, en welke klaeuw, beeld ik mij inGa naar voetnoot32, inGa naar voetnoota verscheijde saaken gebruijkt werd, altijts dit is seker, dat wanneer de SpinnekopGa naar voetnoot33, niet op waarts aan een draat wil klimmen, met dese klaeuw in sijn net loopende, de gesponne draat is vattendeGa naar voetnoot34. Dese verhaaldeGa naar voetnoot35Ga naar voetnootb Spinnekop is versien, met agt lange, en twee korte pooten, welke laaste pooten, voor aan ijder zijde van het hooft staan, en welke pooten ijder versien isGa naar voetnootc, met een zaags gewijse klaeuw, hoe wel andere seggen, dat de Spinnekop maar agt pooten heeftGa naar voetnoot36. Ga naar margenoot+Vorders ontdekten ik aan soodanige Spinnekoppen agt distincteGa naar voetnoot37 Oogen, waar van twee Oogen digte bij den anderenGa naar voetnoot38, boven op't hooft staan, en welke oogen stel ik vastGa naar voetnoot39, geschapen sijn, om het geene boven het lighaam vande Spinnekop was, te ontdekken. Nu stonden twee Oogen een weijnig nederwaarts vanGa naar voetnootd de eerste Oogen, om het geene te ontdekken dat voorwaarts uijt vande Spinnekop is. Als ook mede staanGa naar voetnoote aan ijder zijde van het hooft, ende dat seer digte bij den anderen, twee distincteGa naar voetnoot37 oogen, waar van ik vast stelde, dat de voorste Oogen gemaakt sijn, om schuijns voorwaart uijt te konnen sien, ende de Oogen een weijnig agterwaarts staande, om het geene dat schuijns agter de Spinnekop was, te konnen sienGa naar voetnoot40. Om een beter begrijp van dese geseijde agt Oogen te hebben, hebbe ik een gedeelte van het voor lijf vande Spinnekop, laten af teijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 2. GHIKLMNO. verbeelt een gedeelte van het schilt, ofte voor lijf vande Spinnekop, dat van het in leggende vlees is gereijnigt; met PQ. werd aan gewesen, de twee Oogen, die op waarts sien, ende met KL. de oogen die voorwaarts sien, ende met IM. de oogen die schuijns voorwaarts uijt sien. ende met HN. de oogen die schuijns agterwaarts uijt sien. Als wij nu weten, dat de Spinnekop sijne Oogappels onbeweeglijk vast int hooft staan, soo konnen wij wel begrijpen, dat deselve wel agt oogen moste hebben, soudenzeGa naar voetnootf het geene ontrent haar is, konnen bekennen, en haar aesGa naar voetnoot41 na jagenGa naar voetnoot42. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig. 1, ABCDEF, shows a small part of the leg of a spider, and by BCD are indicatedGa naar margenoot+ the two claws which, as said above, are furnished with serrate teeth, and by E is indicated the third claw, which has no teeth and which I think is used for several purposes; it is always certain that the spider, when it does not wish to climb up on a thread, moving along in its web by means of this claw, seizes the spun threadGa naar voetnoot12. The said spider is furnished with eight long and two short legs, which latter legs are situated in front on either side of the head and each of which is furnished with a serrate claw, although other people say that a spider has only eight legsGa naar voetnoot13. Ga naar margenoot+Further I discovered on these spiders eight different eyes, two of which are close together on the top of the head; I firmly believe that they are made to discover what is above the spider's body. Now two eyes are situated somewhat below the first eyes, in order to discover what is ahead of the spider. Further there are on either side of the head, very close together, two different eyes, of which I firmly believed that the foremost eyes are made to look obliquely forwards and the eyes situated a little backwards to see what was obliquely behind the spiderGa naar voetnoot14. In order to have a better idea of the said eight eyes, I ordered the draughtsman to depict a part of the front of the spider's body. Ga naar margenoot+Fig. 2, GHIKLMNO, represents a part of the carapace or front of the spider, from which the flesh has been removed; by PQ are indicated the two eyes which look upwards, by KL the eyes which look forwards, by IM the eyes which look obliquely forwards, and by HN the eyes which look obliquely backwards. Now if we know that the eyeballs of the spider are fixed immovably in the head, we can understand that it must have as many as eight eyes if it is to be able to discern what surrounds it and to hunt its preyGa naar voetnoot15. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ik hebbe veel maal hooren spreeken van een Angel, waar mede de Spinnekop is versien, ende dat deselve door een steek met de Angel, een padde kan dooden, en alsoo ik noijt en hadde gehoort, waar dese Angel aan het lighaam vande Spinnekop geplaast was, soo nam ik in gedagten dat ze aan het agterlijf was, gelijk veel Angels aan het agterlijf van vliegende Schepsels gevonden werden. Maar ik hebbeGa naar voetnoota contrarie mijne gedagten gesien, datGa naar voetnootb de Spinnekop voor aant hooft, twee werktuijgenGa naar voetnoot43 heeft, die den selven in geschikte ordreGa naar voetnoot44 neerwaarts plaast, onder de oogen, ende datGa naar voetnoot14 tusschen de twee korte pooten, als den selven de Angels niet en gebruijktGa naar voetnoot45. Aan hetGa naar voetnootc eijnde van ijder van dese Angels, die klaeuws gewijse krom geboogen sijn, sijn seerGa naar voetnootd na over een komende, met de Angels vanGa naar voetnoote Schorpioenen, ofte indiaanze duijsentbeenGa naar voetnoot46. Ider van dese Angels, heeft seer na aan het eijnde, ende dat aan ijder zijde vande selve, een kleijne opening, daar na alle aparentieGa naar voetnootf de stoffe die wij fenijn noemen, uijt komt, als de Spinnekop sijn partijeGa naar voetnoot47 komt te quetsen. Ga naar margenoot+Fig: 3. ABCDEFGHIKLM. vertoonenGa naar voetnootg beijde de werktuijgen, daar aan de Angels staan, waar van met BC. aan gewesen werd den Angel, soo als den selven in sijn rust is leggende. Met HIK. werd aangewesen den Angel uijt sijn rust, ende met C. ende I. werde aan gewesen, de kleijne openinge in beijde de Angels, die aan de andere zijde vande Angels, ook gelijke openinge hebben, en waar uijt het fenijn, na alle schijn sal voortkomen. Met EFG. werd aan gewesen de twee rijen tanden, waar tusschen de Angel geplaast is, als deselve in sijn rust is leggende, gelijk tusschen CB. werd aan gewesen,Ga naar margenoot+ en welke fig: 3. met seer veel hairen waren beset, die ik niet hebbe laten uijt beelden. Dese geseijde twee rijen tanden, beeld ik mij in, sijn gemaakt, om het geene de Spinnekop heeft bejaagt, en met sijn Angel bevat heeft, door behulp van dese tanden, te konnen vast houden, om datGa naar voetnoot48 het hem niet ontvrongenGa naar voetnooth soude werden. Ga naar margenoot+Wanneer ik twee, en ook wel drie, vande grooste soort van Spinnekoppen, in een glas bij den anderenGa naar voetnoot38 hadde gedaan, vernam ik door gaansGa naar voetnoot49, dat alsGa naar voetnooti deselve malkanderen quamen te naken, dat ze niet van malkanderen scheijden, of een van beijde was gequest, ja wel soo danig, dat de Lighame nat waren, van het uijt gestorte bloet, en datGa naar voetnoot50 kort daar aanGa naar voetnootj quamen te sterven. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+I have frequently heard talk of a sting with which the spider is furnished, and that it can kill a toad by a sting with the sting, and since I had never heard where this sting was situated on the body of the spider, I assumed that it was situated on the abdomen, just as many stings are found on the abdomen of flying creatures. But contrary to my assumption I saw that on the front of its head the spider has two organs which it directs downwards, neatly arranged beneath the eyes - and this between the two short legs - when it does not use the stingsGa naar voetnoot16. The end of each of these stings, which are curved like claws, very closely resembles the sting of scorpions or Indian centipedesGa naar voetnoot17. Each of these stings has very close to the end, and this on either side thereof, a small opening, from which flows to all appearances the substance we call venom when the spider wounds its enemy. Ga naar margenoot+Fig. 3, ABCDEFGHIKLM, shows both organs on which the stings are situated; of these, by BC is indicated the sting in its position of rest. By HIK is indicated the sting out of its position of rest, and by C and I are indicated the small openings in the two stings, which also have similar openings on the other side of the stings, from which openings, to all appearances, the venom will flow. By EFG are indicated the two rows of teeth between which the sting is situated when it is in its position of rest, as is shown between C and B, and which wasGa naar margenoot+ covered (Fig. 3) with a great many hairs, which I did not order the draughtsman to depict. I imagine that the said two rows of teeth are made to enable the spider to clutch that which it has hunted and seized with its sting, by means of these teeth, in order that it should not be wrested from it. Ga naar margenoot+When I had placed two, and sometimes three, spiders of the largest kind together in a glass tube, I found each time when they approached each other that they did not part from each other until one of the two was wounded, even to such a degree that the bodies were wet with the effused blood, and that shortly afterwards they died. | |||||||||||||||
Ik hebbe door gaans gesien, dat de kleijnste voor de grooste waren vlugtende, en wanneer twee, die seer na even groot waren, malkanderen te na quamen, weken geen van beyde, en hielden met haar Angels soo vast, dat den eenen sonder beweginge doot bleef leggen, en soo nat was van het uijt gestorte bloet, als of int water hadde gelegen. Ik hebbe een Spinnekop gehad, die van een andere, door sijn Angel int dikste vande poot was gequestGa naar voetnoota, uijt welke wonde een weijnig bloet quam, als de groote van een grof Sand. Dese gequeste poot en gebruijkte de Spinnekop int voortloopen niet, maar stak die regt om hoog, en kort daar aan, viel de gantsche poot van het het lighaam, en mij is doorgaans gebleken, dat wanneer deGa naar voetnootb Spinnekop inde borst ofte bovenlijf gequest was, dat den selven dan quam te stervenGa naar voetnoot51. Ga naar margenoot+Vorders hebbe ik mijn selven in gebeeldGa naar voetnoot32, dat wanneer de Spinnekop sijn draat, aan eenige stoffe, ofte ook wel aan een te vooren gemaakte draat quam te raken, dat de laast gemaakten draat, door gaansGa naar voetnoot52 met soo een aan klevende stoffe was beset, dat daar soo een draat quam te raken, aan kleefdenGa naar voetnoot53, gelijk wij inde Zijdworm gewaar werden. Dog ik hebbe ondervondenGa naar voetnoot54, dat de Spinnekop sijn draat niet en kan hegten, ten sij hij met desselfs agterlijf, ter plaatze daar de hegtinge sal geschieden, drukt, door welke drukkinge, onbedenkelijkeGa naar voetnoot55Ga naar voetnootc dunne draatgens, die gins en wederGa naar voetnoot56 geleijt werden, uijt sijn lighaam brengt, waar uijt wij moeten besluijten, dat soo ras de draaden inde lugt zijn, de aanklevenheijtGa naar voetnootd vande selve over isGa naar voetnoot57. | |||||||||||||||
I always saw that the smallest fled from the biggest, and when two which were almost the same size came too close to each other, neither of them feil back and they gripped each other with their stings until one of them lay dead without movement and was so wet with the effused blood as if it had lain in the water. I had one spider which had been wounded by the sting of another in the thickest part of the leg, from which wound there came a little blood the size of a coarse grain of sand. The spider did not use this wounded leg in moving along, but raised it straight upwards, and shortly afterwards the entire leg dropped off the body. And I have always found that when the spider had been wounded in the chest or the upper part of the body, it would dieGa naar voetnoot18. Ga naar margenoot+Furthermore I thought that when the spider's thread touched some substance or a thread previously made, the thread last made was always covered all over with so glutinous a substance that such a thread stuck to anything it touched, as we observe in the case of the silk-worm. But I found that the spider cannot attach its thread unless it presses with its abdomen in the place where the thread is to be attached, by which pressure it squeezes out of its body inconceivably thin threads, which are woven to an fro, from which we are bound to conclude that as soon as the threads are exposed to the air, their glutinousness is lostGa naar voetnoot19. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wanneer ik voor desen een Spinne kop was openende, om te ontdekken de draatsgewijse aan een klevende stoffe, en die niet vindendeGa naar voetnoota, stond ik verstelt, als niet konnende bevatten, hoe dat uijt soo een nat lighaam, in soo een korten tijd, soo starke draaden konden voort komen, aan deGa naar voetnootb welke niet een, maar de swaarte van wel ses Spinnekoppen soude konnen dragen: en als ik het maaksel vande draaden tragte te ontdekken, is mij niet anders gebleeken, dan dat een ende de selve draat, op de eene plaats mij toe scheen een enkelde draat te zijn, ende dan weder dat deselve uijt drie, vier, en meer draaden bestond, en alsooGa naar voetnoot58 ikGa naar voetnootc veel malen tragte te sien, de draaden soo als ze uijt het lighaam quamen, soo hebbe ikGa naar voetnootd tot mijn genoegen niet konnen sienGa naar voetnoote, hoe wel ik vast steldeGa naar voetnoot39, dat het geene wij voor een enkelden draat aan sien, uijt veele draaden was te samen gestelt. Ik nam dan voorGa naar voetnoot59 een Spinnekop soo danig op sijn rugge te leggen, dat het agterlijf niet en konde bewegen, als wanneer ik een kleijne eijnde van een draatge, dat uijt het werktuijgGa naar voetnoot43 stak waar uijt de draaden voortkomen, met een kleijn tangetge verder uijt trokGa naar voetnoot60, in welk doen, ik sag dat seer veele dunne draatgens uijt het lighaam voort quamen, die mij toe schenen, dat wanneer maar een, â. twee, hairbreeten vanGa naar voetnootf het lighaam af sijndeGa naar voetnootg, in een, ofte twee, draaden quamen te vereenigen, en alsoo dikke draaden quamen uijt te makenGa naar voetnoot61. Met dese mijne waarneminge nog niet vergenoegt sijnde, bedagt ik middelen, om de dunne draadenGa naar voetnooth, soo als die gesepareert, uijt het lighaam vande Spinnekop quamen, vast te hegten, om aan andere de menigvuldige, en onbegrijpelijke dunheijt vanGa naar voetnooti draaden die tegelijk uijt het lighaam quamen, te konnen mede deelen, dat mij tot drie distincte reijsenGa naar voetnoot62 is gelukt, in welk gesigt, mij de onbedenkelijkeGa naar voetnoot55 dunheijt vande draaden nog naakterGa naar voetnoot63, sijnGa naar voetnootj te vooren gekomen. Dog het is onmogelijk dat ik de dunheijt vanGa naar voetnootk draaden, door de pen ofte int kooper kan laten uijt beelden, want als men een scharp siende Vergroot-glas gebruijkt, soo ontdekt men draaden, die om haar dunte, bij na het gesigt ontwijken. Ik hebbe wel getragt, dese uijt gekome draaden te tellen, maar het was mij niet doenlijk, om dat op eenige plaatsen draatgens lagen die wel vijfentwintig maal dikker waren, als de dunste daar nevens aan leggende. Ik hebbe den Teijkenaar eenige weijnige draaden, soo als ze uijt de Spinnekop haar lighaam waren gekomen, door het Vergroot glas laten sien, die bekende dat ze met de penne, ofte root krijt, niet en waren na te volgen, maar dat ze int kooper wel eenigsints konnen gegraveert werden, die ik hier nevens met root krijt geteijkent ben toe sendende. Ga naar margenoot+Fig: 4. MNOPQ.Ga naar voetnootl verbeeld een gedeelte vande draaden, die ik mij in beeld, dat maar uijt twee werktuijgen, sijn voortgekomen, en soo verspreijt van een leggen, als deselve uijt het lighaam quamen. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+When some time ago I dissected a spider to discover the substance sticking together by means of threads and did not find it, I was astonished, because I could not understand that from so wet a body in so short a time such strong threads could emerge, which would be able to carry not one, but the weight of at least six spiders. And when I tried to discover the way the threads are made, I invariably found that one and the same thread in one place seemed to me to be a single thread and then again to consist of three, four, and more threads; and although I tried many times to see the threads such as they emerged from the body, I have not been able to see this to my satisfaction, although I firmly believed that what we take to be a single thread was composed of many threads. I then decided to place a spider on its back in such a way that the abdomen could not move, and then with a small pair of tweezers I pulled out further a short piece of a thread sticking out of the organ from which the threads emerge, and as I did so, I saw that a great many thin threads emerged from the body, which threads, when they were only one or two hair's breadths from the body, seemed to me to unite to one or two threads and thus formed thick threadsGa naar voetnoot20 Not yet being satisfied with my observations, I thought of means on which to fix the thin threads, such as they emerged separately from the spider's body, in order that I might be able to show to others the abundance and the inconceivable thinness of the threads which emerged simultaneously from the body. I succeeded in this on three different occasions and in this spectacle the inconceivable thinness of the threads became even more clearly visible to me. But it is impossible for me to have the thinness of the threads depicted by the pen or in copper, for when one uses a magnifying glass of great magnification, one discovers threads which are so thin that they almost evade one's eyesight. I have sometimes tried to count these emerged threads, but it was impossible to me, because in some places there were threads which were some twenty-five times thicker than the thinnest threads adjacent to them. I showed the draughtsman a few threads, such as they had emerged from the spider's body, through the magnifying glass; he owned that they could not be drawn with the pen or with crayon, but that they can be engraved to some extent in copper, and these engravings I enclose herewith in crayon. Ga naar margenoot+Fig. 4, MNOPQ, represents a portion of the threads which I believe have emerged from only two organs and which are scattered as separately as they emerged from the body. | |||||||||||||||
Als wij nu sien, dat een draat die een Spinnekop komt te maken, inGa naar voetnoota ons oog een enkelden draat verbeeltGa naar voetnoot64, uijt veele draatgens is te samen gestelt, en daar door een starkte bekomt, soo konnen wij meer als voor desen vast stellenGa naar voetnoot65, dat geen lighame die buijgsaam sijn (de metale stoffen, dieGa naar voetnoot66 door de kragt van het vuijer der selver deelenGa naar voetnootb aan den anderenGa naar voetnoot38 sijn vereenigt, aan een zijde gesteltGa naar voetnoot67) eenige starkte konnen hebben, ten zijGa naar voetnootc ze bestaan uijt lange te samen gevoegde deelen, en nog meer, als de lange deelen in een gevrongen, ofte door eenige aan kleventheijt, aan den anderen sijn vereenigt, gelijk als een zijde draat, vlasse koorde, touw, enz: en dusGa naar voetnoot68 heeft ook een hairtge ofte wolletge, na desselfs dunte een groote starkte, omdat ijder van die hairtgens, weder bestaan uijt dunder lange deeltgens, die niet alleen door een aan klevende stoffe aan den anderen zijn vereenigt, maar deselve sijn als met een schors, of bast versien, die de binnen leggende deelenGa naar voetnootd nog meer bij een houdenGa naar voetnoot69. Als wij nu bij ons denken, en over denken, op de menigvuldige seer dunne draaden, die te gelijk uijt het lighaam van een Spinnekop voort komen, soo moeten wij seggen, dat sulks sooGa naar voetnoot70 most geschiedenGa naar voetnoote, want soo een enkelden draat, die soo dik en stark was, als tot een Spinnekops draat werd vereijst, soo vaardigGa naar voetnoot71 most gemaakt werden, soo soude uijtGa naar voetnoot72Ga naar voetnootf een vogtige stoffe, die tot dien eijnde uijt het lighaam wierde gestooten, op veele deelen na, soo ras nietGa naar voetnoot73 inde lugt komen te stremmen, als de dunne draatgens doen, die na mijn oordeel, hondert en meer te samen, nog geen honderste gedeelte van de dikte van een hairGa naar voetnootg van mijn handGa naar voetnoot74 komen uijt te maken. Int kort, wij sien de onnaspuerlijke Volmaaktheijt en Wijsheijt, int makenGa naar voetnooth van soo een draat, daar wij weijnig agt op konnen gevenGa naar voetnoot75, als te boven gaande, om met hetGa naar voetnooti bloote oog ontdekt te werden. Door het verhaalde gesigt, van de menigvuldige draatgens stond ik verbaast, als ik in gedagten nam, wat een overGa naar voetnootj verwonderens waardige werktuijgen, int lighaam van een Spinnekop mostGa naar voetnootk verborgen leggen, daar soo veel gesepareerde draaden uijt te voorschijn quamen. | |||||||||||||||
If we now see that a thread which a spider makes and which looks to us like a single thread is composed of many threads and thus becomes strong, we may conclude better than before that no bodies which are flexible (apart from metal materials whose parts are united by the power of fire) can have any strength unless they consist of long parts joined together, and even more so when the long parts are twisted together or joined by some glutinous substance, as in a silk thread, a flaxen cord, rope, etc.; and thus even a hair or piece of wool has great strength in spite of its thinness, because each of those hairs in turn consists of thinner long fragments, which not only are joined together by a glutinous substance, but are also furnished with a rind or bark which keeps the fragments within it even better togetherGa naar voetnoot21. If we now think and reflect on the numerous thin threads which emerge simultaneously from a spider's body, we have to say that this could not but take place in the above-mentioned way, for if a single thread that was as thick and strong as was required for a spider's thread had to be made so quickly, a moist substance which was expelled to that end from the body would not, but for many fragments, coagulate in the air as quickly as do the thin threads which in my opinion, a hundred and more together, do not yet constitute one hundredth part of the thickness of a hair from my handGa naar voetnoot22. Briefly, we see the inscrutable perfection and wisdom in making such a thread, which we can hardly perceive, because it is impossible to discern it with the naked eye. Thus seeing the numerous threads, I was astonished when I considered what extremely wonderful organs must be concealed in the body of a spider, from which so many separate threads emerged. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+En al hoe wel ik geen gedagten hadde, dat ik het geheijm dien aan gaande soude ontdekken, soo hebbe ik nogtans, en datGa naar voetnoot14Ga naar voetnoota vande grooste soort van Spinnekoppen, die ik bekomen konde haar agterlijvenGa naar voetnoot76Ga naar voetnootb geopent, en doorsogt, en hebbe eijntelijk tot mijn groote verwondering gesien, de seerGa naar voetnootc menigteGa naar voetnoot77 van kleijne werktuijgen, uijt de welke ijder een draatge was voortkomende: ja dit getal van werktuijgen was soo groot, dat ik oordeelde (op sijn minste genomen) datter meer dan vier hondert waren, niet dat ze alle bij den anderenGa naar voetnoot38 stonden, maar ze waren verdeelt in agt distincte gesepareerde deelen van het agterlijf van de Spinnekop, en bij aldien de Spinnekop alle dese agt werktuijgen, te gelijk te werk stelden, soo soude uijt deselve agt bijsondere draaden konnen voortkomen, die ijder weder uijt een groot getal van dunne draatgens soude bestaan. Dog de eene draat isGa naar voetnootd dikker als de andere, om dat het eene gedeelte van het agterlijf, wel twee maal soo veel draatgens voortbrengt, als een ander daar nevens aan gelegen. Als men het agterlijf vande Spinnekop, door het Vergroot glas beschouwt, daar de draaden uijt voort komen, soo sal men bevinden, dat het selve toe geslooten werd, door vijf distincteGa naar voetnoot37 kleijne deelen, die aan de eijnde spitsagtige sijn toe loopende, enGa naar voetnoote een toe sluijtinge te weeg brengen, dog het geene dat van bovenen het middelste is, daar komen geen draaden uijt voortGa naar voetnoot78. De andere vier werktuijgen, daar de draaden uijt voortkomen sijnGa naar voetnootf van buijtenen met digte hairtgens beset, soo dat alle de kleijne werktuijgen daar de draatgens uijt voort komen, binnewaarts leggen, om datGa naar voetnoot48 deselve, (beeld ik mij inGa naar voetnoot32) onbeschadigt souden blijven, als de Spinnekop in engte inGa naar voetnootg kruijpt, daar geen draatmakinge van nooden is, ofte op de aarde loopt, om sijn aasGa naar voetnoot41 te soeken. Als men nu de vier geseijde deelen, daar het gespin uijt komt, van een doet, soo siet men tusschen deselve beslooten leggen, nog vier werktuijgjens, die met minder, ende ook met kleijnder werktuijgjensGa naar voetnooth zijn versien, uijt de welke ijder veel seer dunne draatgens sijn voortkomende. Als men de verhaalde vier werktuijgjensGa naar voetnooth van den anderenGa naar voetnoot38, soo veel het doenlijkGa naar margenoot+ is, spreijt, om het geeneGa naar voetnooti binnewaarts leijt voor het gesigt te brengen, soo siet men als in een open velt, beset met een onbedenkelijke menigte van punctige deelen, die ijder een draat uijt leveren, niet, dat ijder van dese werktuijgjens, alleen, onder wat breeder en boven wat spits sijn toe loopende, maar ijder bestaat uijt een twee ledig werktuijg, even als of wij ons verbeelden een dun rietge te hebben, dat onder wat wijder, en boven wat naeuwer was, ende dat uijt dit rietge, een tweede rietge voorquam, en welk laaste rietge, die gedaante hadde van het eerste rietgeGa naar voetnootj, dog soo danig, dat het wijtste eijnde van het laaste rietge, in het naeuwste eijnde van het eerste rietge quam te sluijten, dit laaste verbeelde rietge was boven daar de draat uijt komt, ongemeen dunGa naar voetnoot79. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+And although I did not expect to discover the secret of this, nevertheless I dissected and searched the abdomens of spiders, and this of the biggest species I could get, and at last saw to my great astonishment the great number of small organs from which each thread emerged. Nay, this number of organs was so great that I thought that (at the least) there were more than four hundred; they were not all close together, but they were distributed over eight different separated parts of the spider's abdomen, and if the spider caused all these eight organs to operate simultaneously, eight separate threads might emerge therefrom, each of which would in turn consist of a great many thin threads. But one thread is thicker than another because one part of the abdomen produces at least twice as many threads as another adjacent to it. When one examines through the magnifying glass the spider's abdomen from which the threads emerge, one will find that it is shut off by five different small parts which taper towards the end and bring about a closure, but from the one which is the central one at the top there do not emerge threadsGa naar voetnoot23. The other four organs from which the threads emerge are thickly covered on the outside with hairs, so that all the small organs from which the threads emerge are situated inside, in order (I think) that they might remain intact when the spider crawls into a narrow place where it need not spin threads, or moves along on the earth to find its prey. When one now separates the four said parts from which the spun threads emerge, one sees, enclosed between them, four more little organs, which are furnished with fewer and also with smaller organs, from each of which emerge many very thin threads. Ga naar margenoot+When one separates the said four little organs from each other as much as possible in order to make visible that which lies inside, one sees as it were an open field covered with an inconceivable multitude of pointed parts, each of which yields a thread; not only does each of these little organs individually widen somewhat towards the bottom and narrow somewhat towards the top, but each consists of a dual organ, as if we imagine that we have a thin reed that was a little wider at the bottom and a little narrower at the top, and that out of this reed there emerged a second reed, said last reed having the same form as the first, but in such a way that the widest end of the last reed fitted into the narrowest end of the first reed; and this last reed was extremely thin at the top, where the thread emergesGa naar voetnoot24. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het is mij ook wel voor gekomenGa naar voetnoot80, dat ik geen werktuijgen daaruijtGa naar voetnoota de draatgens komen, aan een vande verhaalde deelen konde bekennen, dit wierd veroorsaakt, om dat die deeltgens in soo danige werktuijgjens als op geslooten lagen, en vande Spinnekop niet voortgebragt sijndeGa naar voetnoot81Ga naar voetnootb, om draaden uijt te leveren, als wanneerGa naar voetnoot82 men dan op die werktuijgen, ter plaatse daar de draat werktuijgen uijt komen, maar kleijne stipjens quam te sien, en als ik aan soo een werktuijg een voort stootinge te weeg bragtGa naar voetnoot83, quamen deselve in een groote menigte voor mijn gesigt. Ik hebbe ook waar genomen, dat onder die deelen daar de draaden uijt voort komen eenige weijnige in groote boven andere waren uijt stekende, uijt welke deelen ik mij in beelde, dat een ongemene dikke draad, bij vergelijkinge, vanGa naar voetnoot84 andere dunder draaden, gemaakt wierden. Als wij nu vast stellenGa naar voetnoot85, dat een jonge Spinnekop, soo alsGa naar voetnootc deselve uijt het Eij is voortkomende, wel drie hondert maal kleijnder is dan een volwassene Spinnekop, en daar bij vast stellen, dat soo een kleijne SpinnekopGa naar voetnootd, met alle de werktuijgen is versien, die een groote Spinnekop heeft, en dat gelijkGa naar voetnoot86 de SpinneGa naar voetnoote in groote is toe nemende, datGa naar voetnoot87 ook de werktuijgen grooter werden, soo moeten wij ook vast stellen, dat de draaden die soo een jonge Spinnekop komt te maken, wel drie hondert maal dunder moeten sijn, als de draaden van een volwassene Spinnekop, welke fijnheijt tot onse gedagten niet en sijnGa naar voetnootf te brengen. Mij is ook doorgaansGa naar voetnoot49 te vooren gekomen, dat wanneer de Spinnekop sijn gemaakte draaden, niet in een uijt gestrektheijtGa naar voetnoot88 vast hegt, dat in sulken gevalle, de draaden met bogten of krinkels in waarts trekken. Dit siende, quam mij te binnenGa naar voetnoot89, dat ijder dun draatge, op sig selven rond was, ende dat deselvige door deGa naar voetnootg samenvoeginge van verscheijde draatgens, een plattigheijt konnen aan nemen, gelijk ons de samenGa naar voetnooth gevoegde draatgens veel malen platagtig voor komen. Dit is ook de getuijgenis vande Gout draat trekkers, namentlijk, als haar dun getrokken draat, met krinkels, (als die breekt of los hangt) in een trekt, dat dan haar draat rond is. Ga naar margenoot+Ik hebbe niet konnen na laaten, eenige vande verhaalde werktuijgen waar uijt de onbedenkelijkeGa naar voetnoot55 dunne, en menigte vanGa naar voetnooti draaden voortkomen, soo veel als de tekenkonst toe laat, aan te wijsen. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+It has sometimes also happened that I could not discern on any of the said parts any organs from which the threads emerge. This was caused by the fact that those little parts were as it were enclosed in those little organs and were not produced by the spider, to yield threads, in which case one only saw small dots on those organs in the place where the thread emerges from the organs, and when I pushed against such an organ, a large number of them became visible to me. I also perceived that among those parts from which the threads emerge there were a few which exceeded the others in size, from which parts I thought was made an extremely thick thread as compared with other, thinner threads. If we now assume it to be certain that a young spider, which, such as it emerges from the egg, is at least three hundred times smaller than an adult spider, and also assume that such a small spider is furnished with all the organs which a big spider has, and that as the spider increases in size the organs too become larger, we are also bound to assume that the threads which such a young spider makes must be at least three hundred times thinner than the threads of an adult spider, a fineness which we cannot conceive. I always found as well that, when the spider does not attach the threads it has made in a stretched form, the threads contract inwards in bends or wrinkles. When I saw this, it occurred to me that each thin thread in itself was round and that owing to the combination of several threads it might be flattened, just as the combined threads often appear to us to be somewhat flat. This is also testified by gold-wire drawers, to wit that when their thin-drawn wire contracts in wrinkles (when it breaks or hangs loose), their wire is round. Ga naar margenoot+I could not refrain from showing some of the said organs from which the inconceivably thin and numerous threads emerge as far as draughtsmanship permits. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 5. RSTV. verbeeld een vande vier buijtenste werktuijgen, daar de draaden uijt komen, en welk deel, met alle het geene is aan gewesen, soo veel lighaamsGa naar voetnoot90 niet uijt maakt, als een gemeen Sand groot is, waar uijt wij wel besluijten konnen, hoe kleijn de werktuijgen, en hoe dun de draaden moeten wesen, die uijt soo danige werktuijgen voort komen. Op de geseijde fig: als met W. aan gewesen, stonden de werktuijgen soo digt bij een, als deselve staan tusschen R. en S. maar om dat die tegen het gesigt aan quamenGa naar voetnoot91, en dus niet wel doenlijk was deselve wel te onderscheijden, hebbe ik geordonneert, die plaats ledig te laten. Vorders was alleen dat deel, dat van het gesigt af stond, niet met werktuijgen, maar met hairtgens beset. Ik hebbe het geseijde werktuijg, rond om gewent voor het gesigt vanden Teijkenaar, om sijn oordeel te hebben, hoe veel werktuijgjens, daar de draaden uijtkomen, welGa naar voetnoota na sijn gedagten waren, waar op hij seijde dat het getal veel meer dan hondert wasGa naar voetnoot92. Ik hebbe hier vooren geseijt, dat onder de werktuijgen daar de draaden uijt voort komen, eenige weijnige in dikte boven andere waren uijt stekende, en uijt de welke ik mij in beeldeGa naar voetnoot10, dat ongemeene dikke draaden in vergelijkinge van de andere voort quamen, en alsoo ik den Teijkenaar, soo een werktuijg aan wees, dat tusschen twee andere werktuijgen stond, en uijt een vande laaste een gekrinkelde draadGa naar margenoot+ voor quam, soo hebbe ik deselve laten afbeelden, als met fig: 6. werd aan gewesen, ende met AB. ende DE. de twee kleijne werktuijgen, daar uijt een vande selveGa naar voetnoot93 een draat is voorkomende. Ga naar margenoot+Het is mij ook voor gekomenGa naar voetnoot94, datGa naar voetnootb wanneer ik eenGa naar voetnootc werktuijgje, als fig: 5. is, een voortstootinge te weeg bragtGa naar voetnoot83, dat in plaats, datter draatgens uijt de werktuijgjens souden voortkomen, een stoffe quam, die haar opt uijterste in een rond bolletge stremdenGa naar voetnoot95, dat ik mij in beelde alleen veroorsaakt wierde, om dat geen aan een hegtinge vande uijtkomende stoffe wasGa naar voetnoot96, ende aan andere deeltgens, daar nevens staande, quamen draatgens te voorschijn. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig. 5, RSTV, represents one of the four outermost organs from which the threads emerge; this organ, with all that is shown, does not occupy as much volume as a grain of common sand, from which we may conclude how small must be the organs and how thin the threads which emerge from those organs. In the said figure, as indicated by W, the organs were as close together as they are between R and S, but because they were directed towards the eyes, so that it was not very well possible to distinguish them properly, I ordered the draughtsman to leave that place empty. Further, only that part which was turned away from the eyes was covered not with organs, but with hairs. I turned the said organ round before the eyes of the draughtsman in order to have his opinion as to how many little organs from which the threads emerge there were in his view, upon which he said that their number was much more than one hundredGa naar voetnoot25. I said above that among the organs from which the threads emerge there were some which exceeded the others in thickness, and from which I thought there emerged extremely thick threads in comparison with the others, and when I showed the draughtsman such an organ which was situated between two other organs, and from one of the latter there emerged a wrinkled thread, I ordered him to depict it,Ga naar margenoot+ as shown in Fig. 6, where AB and DE are the two small organs, from one of which a thread emerges. Ga naar margenoot+It has also happened that, when I pushed such a little organ as in Fig. 5, instead of threads emerging from the little organs there emerged a substance which at the end coagulated to a round globule, which I think was merely caused by the fact that the emerging substance did not adhere; and on other little parts, adjacent to them, threads did emerge. | |||||||||||||||
Wanneer ik het agterlijf daar de draaden uijt komen, met een tangetge wat diep taste, soo is mij verscheijde malen gebuert, dat een rond deeltge vande lengte van een derde van een duijmbreetGa naar voetnoot97, ende de dikte van een paarde hair volgde, enGa naar voetnoota welk deeltge seer doorschijnende, en van een taeije lijmagtige stoffe, mij voor quamGa naar voetnoot98, uijt welke waarnemingen, ik in gedagte nam, of dit die stoffe niet en was, waar uijt de draaden voortkomen, en of de Spinne sijn lighaam soo danig niet en was gestelt, dat die geseijde stoffe geparst ofte gedrukt wierde, tot selfs in de werktuijgenGa naar voetnoot99, daar de draaden uijt komen. Ik hebbe veel malen, een kleijn stukje van het agterlijf vande Spinnekop, daar de draaden uijt komen afgesneden, uijt welke afgesnede deel, ik dan nog, alGa naar voetnoot100 lange draaden hebbe uijt getrokken. Ga naar margenoot+Vorders hebbe ik een kleijne kik-vors genomen, welkers lighaams lengte, anderhalve duijmbreet was, die ik in een glase tuba hebbe gedaan, ende bij deselve geplaast een groote Spinnekop, om te sien, hoe die twee sig tegen den anderenGa naar voetnoot38 souden gedragen, en hebbe waar genomen, dat de Spinnekop de kik-vors passeerde, sonder de kik-vors te quetsen, schoon de Spinnekop sijn angels open stelde, even als of de kik-vors soude aanvallen. Hier op liet ik de kik-vors op de Spinnekop vallen, als wanneerGa naar voetnoot101 de Spinnekop met sijn Angels de kik-vors op de rugge inde gevrigten sloeg, en dusGa naar voetnoot68 op twee verscheijde plaatsen een weijnig queste, soodanig dat op de eene plaats een root stipjeGa naar voetnoot102, en op de andere plaats, quam een blaeuw-agtig plekje. Hier op liet ik de kik-vors, de Spinnekop wederGa naar voetnootb naderen, als wanneer de Spinnekop sijn angels inde voorste poot vande kik-vors sloeg, waar op de kik-vors soo een gewelt gebruijkteGa naar voetnoot103, dat de Spinnekop de kik-vors verliet, en ik vernamGa naar voetnoot104 dat eenige weijnige bloet-vaaten inde poot gequest waren. Wijders dede ik de kik-vors weder naderen tot de Spinnekop als wanneer de Spinnekop met beijde sijn angels inde Nues vanGa naar voetnootc kik-vors sloeg, in welk doen, de kik-vors, ende Spinnekop beijde haar stil hielden, en na verloop van ontrent een halve menuite tijts, stiet ik de Spinnekop weg, en ik nam den selven uijt het glas. De kik-vors dusGa naar voetnoot68 gequest sijnde, bleef onbeweeglijk zitten, en na verloop van ontrent een ure tijts, strekte den selven sijn agterste pooten uijt, en bleef alsoo doot. Des anderen daags nam ik weder een kik-vors, seer na vande groote als de voorgaande, en ik plaaste bij den selven weder een Spinnekop, die de kik-vors passeerde sonder hem aan te vallen; Maar alsGa naar voetnootd ik seer schielijk de kik-vorsGa naar voetnoote, de Spinnekop dede naderen, vatte den Selven de kik-vors met beijde sijn Angels inde rugge, dog ik konde niet vernemen, datter eenige quetsinge was, tot soo verre dat de bloet aders geraakt waren. | |||||||||||||||
When I touched, with a small pair of tweezers, the abdomen from which the threads emerge to some depth, I found several times that a round particle with a length of one third of an inchGa naar voetnoot26 and a thickness of a horse-hair followed, which particle was very transparent and appeared to me to consist of a tough, gluey substance, on the basis of which observation I considered whether this might not be the substance from which the threads originate and whether the spider's body was not so constituted that the said substance was compressed even into the organs themselves from which the threads emerge. I frequently cut off a small piece of the spider's abdomen from which the threads emerge, from which cut-off part I then extracted fairly long threads. Ga naar margenoot+Furthermore, I took a small frog, the length of whose body was one and a half inches, which I put in a glass tube, and I placed a big spider near it, in order to see how those two would behave towards each other. And I perceived that the spider passed by the frog without wounding it, although the spider opened its stings as if it were going to attack the frog. After this I dropped the frog on the spider, upon which the spider struck the frog with its stings on the back, in the joints, and in this way wounded it a little in two different places, in such a way that in one place a red dot appeared and in the other place a blue patch. After this I made the frog approach the spider again, upon which the spider struck its stings into the frog's front leg, upon which the frog reacted so violently that the spider left the frog alone, and I saw that a few blood-vessels in the leg were injured. Further I made the frog approach the spider again, upon which the spider struck the frog's nose with both its stings, in which process the frog and the spider both kept quiet, and after about half a minute I pushed the spider away and removed it from the tube. The frog, having been wounded in this way, remained motionless, and after about one hour it stretched its hind-legs and was dead. The next day I again took a frog, almost the same size as the preceding one, and I again placed near it a spider, which passed by the frog without attacking it. But when I made the frog approach the spider very quickly, the latter grasped the frog's back with both its stings, but I could not see that any injury had been caused, to the extent that the blood-vessels had been hit. | |||||||||||||||
Dese kik-vors was seer schuw vande Spinnekop, want als deselve met sijn pooten, ofte klaeuwen, de kik-vors was aanrakende, maakten de kik-vors geweltGa naar voetnoot103, om de Spinnekop te ontvlugten. Ik liet op nieuw de kik-vors, met desselfs voorste lijfGa naar voetnoota, de Spinnekop naderen, als wanneer de Spinnekop, de kik-vors met beijde sijn angels, twee steeken bragt int onderste van het hooft, waar van de eene steek de bloet-aders queste, soo danig datter een roode plaats over bleef; de Spinnekop verliet aanstonts door de groote beweginge die de kik-vors maakte, de kik-vorsGa naar voetnootb, ende de Spinnekop reijnigde hare Angels, door een vogt die ze uijt deGa naar voetnootc mond bragtGa naar voetnoot105, waar op ik de Spinnekop vande kik-vors nam, en ik beschouwde veel malen de loop van het bloet inde aderen vande kik-vors, om te vernemen, of door het steeken vande Spinnekop, geen verandering inde loop van het bloet soude geschieden; dog ik konde daar ontrent niets gewaar werden, en ik konde ook niet vernemen, dat de kik-vors eenige hinder was toe gebragt, want des anderen daags, was de kik-vors soo vlugge als of den selven niet gesteken was geweest, en ontrent de quetsinge en was geen verandering. Nu kan het ookGa naar voetnootd wel wesen, dat de quetsinge vande Spinnekoppen in heeter landen, door het fenijn dat inde wonde mogt gestort worden, meerder schade toe brengt, als ontrent ons Climaat; en het kan ook wel sijn, dat dese Spinnekop sijn fenijn, dat in sijn angels isGa naar voetnoote geweest, door het quetsen van een andere Spinnekop, of eenig ander dierke is quijt geweest. Wanneer nu de kik-vorsGa naar voetnootf vier dagen inde glase tuba geleeft hadde, enGa naar voetnootg vande quetsinge niet wetendeGa naar voetnoot106, wierp ik den selven int water, en ik sag dat na het land swom, en tragte uijt het water te komen, gelijk doorgaansGa naar voetnoot107 deGa naar voetnooth kik-vorssen doen, als men deselve in diepe wateren smijt, op dat ze vande Snoek niet souden op gevangen werden. Ga naar margenoot+Ik hebbe hier vooren gesprooken van het bloet vande Spinnekop, dat ik naderhand weder hebbe beschouwt, en hebbe waar genomen, dat ijder deeltge bloet, weder uijt verscheijde deeltgens bestond, en mijn selven wel in gebeelt te sien, dat ijder uijt ses deeltgens was te samen gesteltGa naar voetnoot108, over eenkomende met de bolletgens bloet van onse lighamen, ende daar benevens, veel deeltgens, die verscheijde deelen kleinder waren, dog dese laaste en quamen niet te voorschijn, dan als de dunste vogtigheijt van het bloet wat was weg gewasemt. | |||||||||||||||
This frog was very shy of the spider, for when the latter touched it with its legs or claws, the frog reacted violently so as to flee from the spider. I again made the frog approach the spider with the front part of its body, upon which the spider made two thrusts with its two stings at the frog, in the lower part of the head; one of these thrusts injured the blood-vessels, so that a red patch remained.The spider at once left the frog, on account of the great stir which the frog made, and the spider cleaned its stings with a fluid which it discharged from its mouthGa naar voetnoot27, upon which I removed the spider from the frog. And I examined many times the circulation of the blood in the veins of the frog, to see whether owing to the stinging of the spider there would not occur any change in the circulation of the blood. But I could not perceive anything of the kind, nor could I see that the frog had been troubled in any way, for the next day the frog was as lively as if it had not been stung, and there was no change as to the injury. Now it is quite possible that the injury caused by spiders in hotter countries produces greater damage, in consequence of the venom that may be discharged into the wound, than it does in our climate. And it is also possible that this spider had lost its venom, which was contained in its stings, by being wounded by another spider, or some other little animal. When the frog had lived in the glass tube for four days without being troubled by the injury, I threw it into the water and I saw that it swam towards the land and tried to get out of the water, as all frogs always do when they are thrown into deep waters, in order that they may not be caught by the pike. Ga naar margenoot+I have spoken above of the blood of the spider, which later I examined again, and I perceived that each particle of blood in turn consisted of several particles; and I thought I saw that each of them was composed of six particlesGa naar voetnoot28, resembling the blood globules from our bodies, and in addition many particles which were several times smaller, but the latter only became visible when the thinnest fluid of the blood had somewhat evaporated. | |||||||||||||||
Vorders hebbe ik int beschouwen van hetGa naar voetnoota bloet, dat uijt de afgesnedene poote quam storten, waar genomen, dat wanneer ik een weijnig tijd, als bleef starre oogen op het selvige, en in welke tijd de dunste vogtigheijt weg wasemde, voor mijn gesigt quamGa naar voetnootb de zout deelen, die soo taks gewijse te samen stremdenGa naar voetnoot109, als wij wel met het bloote oog komen te sien, de vogtige dampen, die ten tijde van vorst, tegen de glasen stremmen, en bevriesen, en wanneer ik de gestremde sout deelen, ten tijde de lugt niet warm was, van mijn gesigt af bragt, en aan een zij stelden, soo wierden de gestremde deelen in korten tijd, weder ontdaanGa naar voetnoot110: en als ik op nieuw deselve wat lang bleef sien, of met mijn warme hand, een half menuite tijts, digte bij het geseijde weijnige bloet bragt, stremden alle de sout deelen weder op nieuw, en als ik dan weder mijn warme vogtige Adem twee â. drie maale over het selvige liet gaan, waren de zout deelen als in een heldere vogtGa naar voetnootc verandert. Dit was voor mij geen onvermakelijke beschouwingeGa naar voetnoot111, de sout deelen, die veele als uijt een punct of deeltge bloet, schenen haar begin te nemen, in roos gewijse takkenGa naar voetnoot112, veel malen te sien stremmen. Na desen werd mij een Spinnekop in mijn huijs aangewesen, die ik op vangGa naar voetnootd, en in een glas op sluijtGa naar voetnoote, om de circulatie van het bloet, was het mogelijk, in deselve te ontdekken. Dog ik konde niet als seer naaktGa naar voetnoot113, de loop van het bloet, soo in Arterien en Vena bekennen, enGa naar voetnootf also de pooten vandese Spinnekop ongemeen helder waren, in vergelijkinge vande Spinnekoppen, die men inde tuijnen, en boomen, en distels langs de wegen vind, enGa naar voetnootg ik sag veel malen, ende dat kort agter den anderenGa naar voetnoot38, een schielijke voortstootinge van een snelder bloet loop, uijt welk gesigt ik mij in beeldeGa naar voetnoot10, dat de verheffinge van een snelder bloet loopGa naar voetnoot114 veroorsaakt wierde, door ijder voortstootinge, die het bloet van het Hert ontfangt. Ook hebbeGa naar voetnooth ik een Spinnekop, die inde distels sat, en welke welGa naar voetnooti agt maal kleijnder was, als de groote wijngaart SpinnekoppenGa naar voetnoot115, in de welke ik mede de loop van het bloet, soo in Arterien, als Vena hebbe sien loopen. Ga naar margenoot+Vorders hebbe ik soo int midden, als int laaste vande maant October, verscheijde vande grooste Spinnekoppen, die ik konde bekomen, ijder van den anderen gesepareert, in glase tuba op geslooten, met die gedagten, dat ze eijeren souden leggen, om die geseijde Eijeren te openen, ende te ondersoeken wat in die Eijeren beslooten mogte sijn, alsoo de tijd nu gekomen was, datter geen spijs voor haar te vinden was, om dat de vliegen en kleijne vliegende Schepsels, die haar veel op de aarde onthoudenGa naar voetnoot116 weg waren, en hebbe tot mijn verwondering gesien, dat inder selver excrementen, lagen schilden ende wieken, en pooten van kleijne soorten van ScharrebijtersGa naar voetnoot117, om dat die deelen soo groot waren, dat ik niet begrijpen konde hoe soo groote deelen, door den afgang konde geloost werden. | |||||||||||||||
Furthermore, as I examined the blood which flowed out of the cut-off leg, I perceived that when I continued for some time as it were to stare at it, in which time the thinnest fluid evaporated, I saw the salt particles which crystallized in branches in the same way as we sometimes see with the naked eye the moist vapours which during the frost crystallize and freeze against the windows. And when, in the period when the air was not warm, I moved away the crystallized salt particles from my sight and put them aside, in a short time the crystallized parts were dissolved again. And when again I continued to look at them for a rather long time or approached my warm hand for half a minute to the said small amount of blood, all the salt particles crystallized again, and when then I again passed my warm, moist breath two or three times across it, the salt particles had been converted as it were into a clear fluid. It was rather a pleasant spectacle for me to see the salt particles, many of which seemed to originate from a point or particle of blood, crystallize many times in branches extending from one point in all directions. After this, in my house a spider was pointed out to me, which I caught and enclosed in a glass tube in order to detect, if possible, the circulation of the blood therein. But I could only detect very clearly the circulation of the blood, both in the arteries and in the veins, and since the legs of this spider were extremely transparent in comparison with the spiders which are found in the gardens and trees and thistles by the roadside, I saw many times, and this shortly after each other, a rapid propulsion of a quicker circulation of the blood, from which I inferred that the acceleration of the circulation of the blood was caused by each propulsion which the blood receives from the heart. I also took a spider which sat in the thistles and which was some eight times smaller than the big spiders from the vinesGa naar voetnoot29, in which I also saw the circulation of the blood, both in the arteries and in the veins. Ga naar margenoot+Furthermore, in the middle as well as in the latter part of October I enclosed several of the biggest spiders I could get, separately from each other, in glass tubes, expecting that they would lay eggs, in order to dissect the said eggs and to examine what might be enclosed in those eggs, since the time had now come that no food was to be found for them, because the flies and small flying creatures which frequently live on the ground were gone. And to my astonishment I saw that in their excrements there were wing-covers and wings, and legs of small species of ground-beetles, because those parts were so large that I could not understand how such large parts could be evacuated in the stools. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Den 30e October vernamGa naar voetnoot104 ik dat twee Spinnekoppen, die ik tien, â. 12. dagen, in mijn huijs hadde op geslooten, Eijeren hadden geleijt, ende dat deselve om gesponnen waren met soo veel gespin, dat ik daar over verstelt stond, want het was in weijnig uren volbragt. Ga naar margenoot+Ik nam het gespin, met de Eijeren die rondom int gespin lagen, en ik opende verscheijde van deselve, die een weijnig uijt den geeleGa naar voetnoot118 van Couluur waren. Dese Eijeren waren bij na rond, ende de axe van een Eij was seer na 1/30. deel van een duijm, en als deselve bij den anderenGa naar voetnoot38 lagen, maakten de Eijeren een rondagtig lighaam uijt, welkers diameter ontrent ½ duijm was, dog als men de Eijeren op zij quam te sien, was als dan den diameter of axe ontrent ¼. duijm, waar uijt wel af te meten is, de groote menigte van Eijeren, die een Spinnekop komt te leggenGa naar voetnoot119. Als men de geseijde menigte van Eijeren, die in geschikte ordreGa naar voetnoot120 bij den anderen lagen, aan schoude, soude men moeten oordeelen, dat onmogelijk soo veel Eijeren, uijt het lighaam van een Spinnekop soude konnen voortkomen, om dat de Eijeren int Oog, meerder plaats schenen te beslaan, als het agterlijf vande Spinnekop groot was. Dog als wijGa naar voetnoota weten, gelijk mij door gaans is voor gekomenGa naar voetnoot121, als ik de Spinnekoppe quam te openen, dat de Eijeren in de lighame vande Spinnekoppe leggende, geen ronde lighaamtgens komen uijt te maken, om datGa naar voetnootb seer sagt sijnde, en int lighaam geparstGa naar voetnootc leggende ijder (om soo te spreeken) een bijsondere figuurGa naar voetnoot122 aan neemtGa naar voetnootd. Dese Eijeren, dus rondagtig zijnde, en inGa naar voetnoote geschikte ordre op den anderen leggende, en malkanderen als in een punct maar rakende, moeten soo leggende (in ons oog) een veel grooter plaats beslaan, dan ze hadden, doen ze inde Spinnekop waren. De menbrane van dese Eijeren sijn seer onstark, en gelijkGa naar voetnoot123 ze door een aan klevende Stoffe, een weijnig aan den anderenGa naar voetnoot38 waren vereenigt, soo hebbe ik veel maal int van den anderen te scheijden, de menbrane gebrooken. De Eijeren voor mijn gesigt openende, sag ik met verwondering, de ongelooflijke menigte van ronde bolletgens, ende datGa naar voetnoot14 van verscheijde grootheden, die alle door schijnende waren, leggende in een ongemeene dunne heldere vogt. Veele van dese bolletgens, schoon deselve twee maal soo lang wierden uijt gerekt, als haar axe was geweest, braken niet ontstukken, en daar bij bleek mij dat de vogt in de bolletgens mede beslooten warenGa naar voetnoot124Ga naar voetnootf in een menbrane, want ik konde aan seer veel bolletgens bekennen, dat wanneer deselve van figuur veranderde, hare menbraantgens rimpelig wierden. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+On the 30th of October I saw that two spiders which I had kept enclosed for ten or twelve days in my house had laid eggs and that the latter were wrapped in so many spun threads that I was amazed, for it had been accomplished in a few hours. Ga naar margenoot+I took the threads, with the eggs which were scattered therein, and I dissected several of them, which had a somewhat yellowish colour. These eggs were almost round, and the diameter of an egg was nearly 1/30 part of an inch, and when they lay close together, the eggs formed a roundish body, whose diameter was about ½ inch, but if one looked at the eggs from the side, the diameter was then about ¼ inch, from which may be inferred the great number of eggs which a spider laysGa naar voetnoot30. If one saw the said great number of eggs, which lay neatly arranged together, one could not but think that so many eggs could not possibly emerge from a spider's body, because on the face of it the eggs seemed to occupy more space than the size of the spider's abdomen. But if we know, as I have seen again and again when I dissected the spiders, that the eggs lying in the bodies of the spiders do not form round little bodies, because, since they are very soft and are compressed as it were in the body, each of them (so to speak) assumes its own formGa naar voetnoot31. These eggs, which are thus roundish and lie neatly arranged on each other and only touch each other as it were in one point, must (on the face of it) thus occupy much more space than when they were in the spider. The membranes of these eggs are very frail, and since they were joined together somewhat by a glutinous substance, I often broke the membranes in separating them from each other. When I dissected the eggs before my eyes, I saw with astonishment the incredibly great number of round globules, and those of different sizes, all of which were transparent and lay in an extraordinarily thin, clear fluid. Many of these globules did not break to pieces, even if they were stretched until their diameter was twice its previous length, and I found that the fluid in the globules was also enclosed in a membrane, for I could see on a great many globules that when they changed their form, their membranes became wrinkled. | |||||||||||||||
Als wij nu weten, dat de geseijde ronde bolletgens, die voor het meerendeel een Eij komen uijt te maken, ijder nog met een menbrane isGa naar voetnoota versien, ende dat die bolletgens van tijd, tot tijdGa naar voetnoot125, wanneer de grootmakinge van het Mannelijk dierke, dat in het Eij beslooten leijt, tot een Spinnekop sal wordenGa naar voetnoot126, wat een naeuwe vereeninge, ofte aan een schakeling, soo danigeGa naar voetnootb bolletgens, met den anderenGa naar voetnoot38 moetenGa naar voetnootc hebben. Den laasten October, des avonts de klok ontrent vijf uren, vernamGa naar voetnoot104 ik dat een derde Spinnekop sijn gespin tegen het glas aan bragt om sijn Eijeren daar op te leggen, en gelijkGa naar voetnoot127 ik hier vooren niet en konde begrijpen, hoe dat de Spinnekop zijn Eijeren int midden van hetGa naar voetnootd gespin geplaast hadde, soo was ik hier nu voldaan, want ik sag, dat deselve alsGa naar voetnoot128 een dikke bedde van gespin, tegen het glas aan werkte, sonder datter een Eij was, en het geene mij aan merkens waardig voor quam, dat was, dat dit bedde niet platGa naar voetnoot129, maar als een wel gemaakte holligheijt hadde, welke holligheijt, geen volmaakte klootzeGa naar voetnoot130 ronte, maar een flaeuwe ronte hadden, die men wel een kloots-bult holte soude noemen. Na ontrent 40. menuiten tijds, beschoude ik weder de Spinnekop ende ik sag, dat het gemaakt bedde, niet alleen vol Eijeren lag, maar dat de Eijeren soo hoog verheven boven het bedde uijt staaken, als ik oordeelde dat de holligheijt van het bedde was, ende dat de Spinnekop al besig was, met haar gespin, de Eijeren vorder van alle kanten te omspinnen, gebruijkende behalven datze met haar agterlijf, haar uijt komende draaden aan andere hegtenGa naar voetnoote, nog de twee agterste pooten, daar ze de draaden mede schikten, en hegten; En nu stonden alle de werktuijgen, daar de draaden uijt komen, van den anderenGa naar voetnoot131 geopent, en leverden ook alle soo veel het mij toe scheen draaden uijt; en ik sag ook dat de Spinnekop haar agterlijf ontrent een stroo breet lengte, was op heffende, en als dan een stroo breet lengte haar verplaaste, en dan weder hare uijt gekome draaden, die door het opheffen van haar lijf waren voortgekomen, weder was hegtende, aan de draaden, daar de Eijeren voor een gedeelte mede bedekt waren. De Spinnekop hare Eijeren quijt sijnde, was haar gantsche agterlijf, geen vierde deel soo groot, als doen het selve met Eijeren was beladen, en daar bij was het met rimpels, en putten in getrokken, daar het te vooren glad, en uijt gespannen was. Ik hadde ook op den 30e Octob. eenige Eijeren in een glase tuba bijGa naar voetnootf mij gedragen, om te vernemenGa naar voetnoot132, of door de warmte de jonge Spinnekoppen, niet eer lang, uijt de Eijeren souden komen, daarGa naar voetnoot133 we anders de jonge Spinnekoppe, inde voortijdGa naar voetnoot134 vernemen, dat zeGa naar voetnootg eerst uijt de Eijeren komen. | |||||||||||||||
If we now know that each of the said round globules, which constitute the greater part of an egg, is also furnished with a membrane, and that in the course of time those globules serve for the growth of the male animalcule of the spider which is enclosed in the egg, in order that a spider may be born from it, one may consider how closely joined or linked together those globules must be. On the last of October, about five o'clock in the evening, I saw that a third spider spun its threads against the glass tube to lay its eggs thereon, and although previously I could not understand how the spider had placed its eggs in the middle of the spun threads, I now became satisfied, for I saw that it produced as it were a thick bed of threads against the glass tube although there was no egg. And what appeared remarkable to me was that this bed was not flat, but had as it were a well-made cavity, which was not perfectly spherical, but faintly spherical; one might call it a concave excavation. After about 40 minutes I again examined the spider and I saw that the bed it had made was not only full of eggs, but that the eggs extended as far above the bed as I thought the cavity of the bed to be, and that the spider was already engaged in wrapping its threads further all round the eggs, for which, besides attaching with its abdomen the emerging threads to others, it also used the two hind-legs, with which it arranged and attached the threads. And now all the organs from which the threads emerge were separated from each other, and it seemed to me that they all produced threads. And I also saw that the spider lifted its abdomen about a straw's breadth and then moved along a straw's breadth, and then again attached the emerged threads, which had been produced by the lifting of its body, to the threads with which the eggs were partly covered. Now that the spider had got rid of its eggs, the size of its whole abdomen was not one fourth as large as when it was charged with eggs, and moreover it was contracted in wrinkles and pits, whereas it was previously smooth and stretched. On the 30th of October I had also carried some eggs in a glass tube on my person, in order to see whether owing to the warmth the young spiders would not before long emerge from the eggs, whilst otherwise we see that the young spiders do not emerge from the eggs until the spring. | |||||||||||||||
Nu stond het bij mij vast, dat alle deGa naar voetnoota Spinnekoppen, die int na jaar een dik agterlijf hebben, die geene sijn, die Eijeren bij haar dragen. Ga naar margenoot+Vorders ben ik begeerig geweest om het gesigt te hebben, ten tijde als de Spinnekop hare Eijeren quam te leggen, daar van ik een weijnig op den 7e Novemb. het beschouwen hadde, dat de Spinnekop ses â. agt Eijeren quam te leggen, ende dat niet uijt het agterste van haar Lighaam, gelijk alle kleijne Schepsels, maar uijt het voorste van haar onderlijf, ofte buijk, ende dat nietGa naar voetnootb verre van der selver agterste pooten, al waar een haakje van een aardigGa naar voetnoot135 maaksel geplaast is, seer na overeen komende met de haaken daar wij onze broek mede op haaken, en welk haakje mij doorgaans int oog is gekomen, als niet konnende begrijpenGa naar voetnoot136, tot wat eijnde het mogte dienstig zijnGa naar voetnoot137. Dit haakje quam voor een gedeelte over de opening, daar de Eijeren uijt quamen, uijt welke opening ik vast steldeGa naar voetnoot39 dat de excrementen geloost wierden. Ik wenste wel, dat mij het leggen van de Eijeren, wat vroeger int oog was gekomen, om datGa naar voetnootc ik meerder versekertheijt daar ontrent hadde gehad: want soo ras en waren de verhaalde Eijeren niet geleijt, of de Spinnekop om spon de EijerenGa naar voetnootd. Om mijn selven daar ontrent verder te voldoenGa naar voetnoot138, plaasten ik verscheijde Spinnekoppen die bij mij op geslooten waren, ende die nog geen Eijeren hadden geleijt, op haar rugge, en ik parste, of drukte, de Spinnekoppen op haar buijk, als wanneerGa naar voetnoot101 de opening, mij niet alleen klaarder als te vooren int oog quam, maar met wat harder drukkinge, parsten ikGa naar voetnoote de Eijeren, en dat in een groot getal uijt, sonder dat eenige de minste vogtigheijt, uijt het agterste gedeelte van het lighaam quam. Door welke waarneminge ik mij nu ten genoege hadde versekert, dat de geseijde plaats, die geene was, daarGa naar voetnootf de afgang geloost, ende de Eijeren geleijt wierden. Ga naar margenoot+Ik ben dan van voornemen geworden om soo een Spinnekop, ende dat van een gemeeneGa naar voetnoot139 groote, soo als deselve op sijn rugge was leggende, met desselfs beenen in een getrokken, als of hij doot was, te laten af teijkenen om soo veel het doenlijk was, de verhaalde plaats aan te wijsen. Ga naar margenoot+Fig: 7. ABC. verbeeld de verhaalde Spinnekop, alwaar digte bij D. het haakje werd aan gewesen. Vorders hebbe ik het geseijde haakje van het lighaam vande Spinnekop gescheijden, ende het selve voor het vergroot glas gestelt, ende het selve den Teijkenaar inde hand gegeven, om te teijkenen het geene hij quam te sien. Ga naar margenoot+Fig: 8. GHIK. vertoont het verhaalde, door het vergroot-glas waar aan tusschenGa naar margenoot+ I. en K. de rimpels, ofte vouwen, werden aan gewesen, die wij ons konnen in beelden, dat gemaakt zijn, om een meer als gemeene beweginge te weeg te brengen. Met EF. werd aan gewesen, het geene aan het lighaam vande Spinnekop is vereenigt geweest. | |||||||||||||||
Now I firmly believed that all those spiders which have a thick abdomen in autumn are those which carry eggs. Ga naar margenoot+Furthermore I was anxious to see - at the time the spider lays its eggs, of which I could see a little on the 7th of November - that the spider laid six to eight eggs, and this not from the hind part of its body, as in all small creatures, but from the front part of its abdomen or belly, and not far from its hind-legs, where there is a little hook of a nice form, closely resembling the hooks with which we hook up our trousers, which hook always struck me because I could not understand what end it might serveGa naar voetnoot32. This little hook partly covered the opening from which the eggs emerged, from which opening I firmly believed the excrements were evacuated. I wish that I had caught sight somewhat earlier of the laying of the eggs, so that I should have had more certainty about this, for as soon as the said eggs had been laid, the spider wrapped them in threads. In order to gain more certainty about this, I placed several spiders which had been shut up by me and which had not yet laid eggs, on their back, and I pressed on the spiders' belly, upon which not only did the opening become more clearly visible to me than before, but by applying a little more pressure I squeezed out the eggs, and this in great numbers, without the least fluid flowing from the hind part of the body. Through this observation I had now gained sufficient certainty that the said place was the one where the stools were evacuated and the eggs were laid. Ga naar margenoot+I then resolved to order the draughtsman to draw such a spider, and that of an ordinary size, as it lay on its back, with its legs contracted as if it were dead, in order to show the said place as well as possible. Ga naar margenoot+Fig. 7, ABC, represents the said spider, where close to D the little hook is shown. Furthermore, I separated the said little hook from the spider's body and placed it before the magnifying glass, and gave it into the hand of the draughtsman, for him to draw what he saw. Ga naar margenoot+Fig. 8, GHIK, shows the said part as seen through the magnifying glass, whereGa naar margenoot+ between I and K are shown the wrinkles or folds, which we may conceive to have been made in order to cause an extraordinary movement. By EF is indicated the part which was joined to the spider's body. | |||||||||||||||
Ik hebbe noijt het geluk gehad te sien, dat de Spinnekoppen versameldenGa naar voetnoot140, en alsooGa naar voetnoota mij seker Heer heeft geseijt, dat ze haar agterlijf int versamelen samen voegdenGa naar voetnoot141. Maar wat sullen wij hier van seggen, na de maal de samen koppeling vande Spinnekoppen, geheel anders moet toe gaan, als met andere Schepsels, om dat het Vrouwelijk lid als hier vooren is geseijt, int bovenste vande buijk is geplaast, en ons begeerte daar ontrent, sullen wij moeten uijt stellen, tot inde naast komende October. Ik hebbe wel in gedagten genomen, of dit verhaalde haakje, niet wel mogte gemaakt zijn, om de uijt komende Eijeren in geschikte ordreGa naar voetnoot120 te plaatsen. Ga naar margenoot+Aan de geseijde fig: 8. werd tusschen FG. aan gewesen twee ronde bolletgens, tot wat gebruijk deselve mogten strekken, is voor mij mede onnaspuerlijk geweestGa naar voetnoot142. Ga naar margenoot+Ik hebbe hier vooren geseijt, dat ik de Eijeren van een Spinnekop bij mij hadde gedragen, tot soo lang, datGa naar voetnootb de vogtigheijt uijt de Eijeren was weg gewasemt, uijt welke waarneminge ik een besluijt maakteGa naar voetnoot143, dat dese Eijeren van een Spinnekop wasGa naar voetnootc, die op gevangen was, eer dat deselveGa naar voetnootd met een Manneke was versamelt geweest, endeGa naar voetnoote dus de Eijeren onvrugbaar waren. Dit geseijde hebbe ik met de Eijeren van een tweede Spinnekop vervolgt, ende een ende deselve uijtkomst gehad. Ik hebbe op den eersten jannuarij voor de derde Maal de Eijeren in een glase tuba op geslooten, ende bij mij gedragen, ende datGa naar voetnoot14 van een vande grooste Spinnekoppe die ik vande Soomer gesien hadde, en de welkeGa naar voetnootf vande laaste Spinnekoppen was die men inde tuijnen hadde konnen bekomen, en ik beschouwde deselve eenige dagen, sonder dat ik ze opende, en al soo ik geen verandering, soo het mij toe scheen aan deselve konde gewaar werden, hebbe ik om de koude, in drie â. vier dagen deselve niet besien, mij inbeeldende dat zeGa naar voetnoot144 vande voorgaande uijtkomst soudenGa naar margenoot+ wesen, alsGa naar voetnoot145Ga naar voetnootg op den 17. jannuarij des mergens beschouwde ik deselve, en sag datter doenGa naar voetnooth meer dan 25 jonge Spinnekopjens uijt de Eijeren waren gekomen, ende nog wel 25. die met het halve lijf uijt den dop staken, en eenige andereGa naar voetnoot146 hingen de doppen vande Eijeren aan haar agterlijf ende des avonts ontrent ses uren oordeelde ik datter wel 150. uijt de Eijeren waren gekomen. | |||||||||||||||
I have never been lucky enough to see the spiders copulating, because a certain gentleman told me that they joined their abdomens in copulatingGa naar voetnoot33. But what are we to say about this, since the copulation of spiders is bound to take place quite differently from that of other creatures, because, as said above, the female sexual organ is situated in the upper part of the belly; and we shall have to defer our wishes to know it to October next. I have sometimes considered whether the said little hook might not be made to arrange the emerging eggs neatly. Ga naar margenoot+In the said Fig. 8, between F and G, are shown two round globules; it was also incomprehensible to me what purpose these might serveGa naar voetnoot34. Ga naar margenoot+I have said above that I had carried the eggs of a spider on my person until the fluid from the eggs had evaporated, from which observation I concluded that these eggs were those of a spider which had been caught before it had copulated with a male, and that the eggs were therefore infertile. I did the same with the eggs of a second spider and found the same result. On the first of January I enclosed the eggs for the third time in a glass tube and carried them on my person, and this of one of the biggest spiders which I had seen last summer, which was among the last spiders which it had been possible to get in the gardens. And I examined the eggs for some days without dissecting them, and because it seemed to me that I could not detect any change in them, on account of the cold I did not look at them for three or four days, assuming that they would yield the same result as before, but on the 17th of January, in the morning, I examinedGa naar margenoot+ them and then saw that more than 25 young spiders had emerged from the eggs and that there were some 25 more which stuck out of the shell with half their body, and in the case of some others the shells of the eggs hung on their abdomens; and about six o'clock in the evening I considered that some 150 had emerged from the eggs. | |||||||||||||||
Wijders beschouwde ik deselve op den 18e jannuarij, als wanneer ik oordeelde datter geen meer Spinnekopjens uijt de Eijeren souden komen, en dat nog veele Eijeren die ik sag leggen, onvrugbaar waren, ende eenigeGa naar voetnoota andere dat de Spinnekopjens inde Eijeren gestorven waren welk getal ik oordeelde dat wel 50. was, als mede sag ik 10. à. 12 Eijeren leggen, die swartagtig waren. Wanneer in groote koude de glase tuba met de Spinnekopjens inde selve maar 15. menuiten uijt mijn sak hadde geweest, konde men aan eenige seer weijnige beweging bekennen, en soo ras en was de glase tuba niet warm, of veele beweegden haar, ende de meeste Spinnekopjens voegden haar in eenGa naar voetnootb troup te samen, gelijk wij sien dat een swerm Bije doet, en bleven alsoo hangen, aan het meeste gedeelte van 't gespin, waarin de Eijeren hadden gelegen. Den 21e jannuarij konde ik de agt oogen aan ijder Spinnekopje bekennen die te vooren soo sigbaar niet en waren, te meer om dat de oogen een bruijneGa naar voetnoot147 couluur bequamen, en dus boven de wittigheijt van haar bovenlijf uijtGa naar voetnoot148 staaken, en welkers agterlijf een weijnig na den geele was hellendeGa naar voetnoot149. Als wij nu onse gedagten lieten gaan, op de menigte van jonge Spinnekopjens, die in soo een korten tijd, en in soo een weijnig spatie te voorschijn quamen, konden wij niet begrijpen, hoe de selve haar kost konden raapen, om dat de Oude Spinnekoppen, soo veel ons bleek niet dan levende Schepsels tot voetselGa naar voetnootc gebruijkten. Den 22e jannuarij sag ik dat veele Spinnekopjens, die hare pootenGa naar voetnoot150 door schijnende hadden geweest, een bruijneGa naar voetnoot147 couluur hadden aangenomen, en dat soo danige pooten daar ik te vooren, geen hairtgens aan bekennen konde, nu met veelGa naar voetnootd hairtgens waren beset. Den 23e jannuarij hadden de pooten, nog wat bruijnder couluur aangenomen, ende het uijterste van haar agterlijf, daar het gespin uijt voort komt, was mede bruijnder geworden, en als doen waren de hairen op haar agterlijf mede alGa naar voetnoot151 sigbaar, en alsGa naar voetnoote doen vernam ik dat veel deeltgens vogtige of wateragtige stoffe van binnen tegen het glas aan satGa naar voetnootf, welke vogtigheijt ik voor die tijd niet en hadde vernomen, want gelijkGa naar voetnoot152 de onvrugbare Eijeren, tot die tijdGa naar voetnootg door het glas hadden gerolt, soo kleefden deselve nu aan het glas, ende de Spinnekopjens tegen het glas aan loopendeGa naar voetnooth, hadden genoeg te doen, om door de Nattigheijt te konnen voortloopen, en ik vernam dat de Spinnekopjens hare seer dunne huijtgens hadden verwisselt en als doen waren deselve vaardigerGa naar voetnoot153 int voort loopen, als daar te vooren. | |||||||||||||||
Again I examined them on the 18th of January, and then I thought that no more young spiders would emerge from the eggs and that many more eggs I saw lying about were infertile, and of some others the young spiders in the eggs had died, whose number I thought to be some 50; and further I saw 10 to 12 eggs which were blackish. When in very cold weather the glass tube with the young spiders therein had been only 15 minutes out of my pocket, on some of them only very little movement could be detected; and as soon as the glass tube was warm, many of them moved, and most of the young spiders joined each other in such a group as we see a swarm of bees doing, and in this way remained hanging to the greater part of the cocoon in which the eggs had lain. On the 21st of January I could detect on each young spider the eight eyes, which were not so visible before, the more so because the eyes assumed a dark colour and thus stood out against the whiteness of the upper part of their body, while their abdomen was somewhat yellowishGa naar voetnoot35. When we now considered the multitude of young spiders which emerged in so short a time and in so small a space, we could not understand how they could find their food, because, as we found, the old spiders used none but living creatures for their food. On the 22nd of January I saw that many young spiders whose legs had been transparent had assumed a dark colour, and that those legs on which previously I could not detect any little hairs were now covered with a great many little hairs. On the 23rd of January the legs had assumed an even slightly darker colour, and the end of their abdomen from which the threads emerge had also become darker; and then the hairs on their abdomen were also clearly visible. I then saw that many particles of moist or watery substance adhered to the inside of the glass - which fluid I had not seen before that time - for whilst the infertile eggs up to that moment had rolled through the glass tube, they now stuck to the glass and the young spiders moving on the glass had trouble enough to move along through the wet; and I saw that the young spiders had changed their very thin skins, and then they could move along more briskly than before. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Den 25e sag ik dat deselve een draat sponnen, ende de draat door haare agterste pooten soo danig regeerden, als de Oude Spinnekoppen doen; als wanneer ik vernam, dat ze de onvrugbare Eijeren, ende de Eijeren daar uijt de Spinnekopjens niet waren gekomen, welk getal ik oordeeldeGa naar voetnoota dat wel vijftig was, tot spijs gebruijkte, want eenige dagen daar na, en was bij na niet over gebleven als de doppen vande Eijeren. Ik hebbe veele draaden die een volwasse Spinnekop komt te maken, tegenGa naar voetnoot154 eenGa naar voetnootb hair van mijn baart beschout, en hebbe soo danigen hair op sijn dikst genomenGa naar voetnoot155, voor een vergroot glas gestelt, en na mijn naeuwe opmerkinge most ik oordeelen, dat meer dan hondert vande dunste draatgens die een volwassene Spinnekop komt te maken, nevens den anderenGa naar voetnootc leggende geen diameter van soo danige hair konnen uijt maken: Laten wij nu stellenGa naar voetnootd dat soo danigenGa naar voetnoote hair rond is, soo volgt daar uijt, dat tien duijsent vande dunste draatgens die de Spinnekop komt te maken, alsGa naar voetnootf een hair vant hooft isGa naar voetnoot156. Als wij nu hier bij doen, dat vier hondert Spinnekopjens, ten tijde dat ze spinnen, niet grooter met den anderenGa naar voetnoot38 sijn, als een groote volwasse Spinnekop, ende dat soo een kleijne Spinnekop met alle de werktuijgenGa naar voetnoot43 is versien, die een groote Spinnekop heeft; soo soude daar uijt dienen te volgen, dat de dunste draaden van een kleijne Spinnekop vier hondert maal dunder isGa naar voetnootg, als die van een groote Spinnekop; dit soo sijnde, soo sullen veertig hondert duijsent draatgensGa naar voetnoot157 van een kleijne Spinnekop soo dik niet zijn, als een hair van ons hooft, en als wij dan daar bij doen, uijt wat al deelen soo een draatge in sijn dikte nog is bestaande, soo mogen wij al weder wel seggen, onbegrijpelijke kleijnheijt; en hoe weijnig ist dat wij weten. Ga naar margenoot+Vorders sag ik, dat ontrent de helft van de Spinnekopjens wat kleijnder van agterlijf waren als de andere, welke kleijnder ik mij inbeeldeGa naar voetnoot10 dat Mannekens waren. Als medeGa naar voetnoot158 dat de meeste Spinnekopjens, in het gespin daar de Eijeren in gelegen hadden, in boorden, en haar als verschuijlden, waar uijt ik in gedagten nam, of het gespin selfs niet welGa naar voetnoot159, bij gebrek van voetselGa naar voetnooth mogten eeten, te meer, om dat eenige al vrij in groote waren toe genonmen. Den 30. jannuarij waren de meeste Spinnekopjens, aan het gespin dat ze int glas gemaakt hadden vaardigGa naar voetnoot153 loopende, soo datGa naar voetnooti in het glas krielde van de Spinnekopjens. | |||||||||||||||
Ga naar margenoot+On the 25th I saw that they spun a thread and directed the thread by means of their hind-legs in the same way as the old spiders do; and then I saw that they used as food the infertile eggs and the eggs from which no young spiders had emerged - which I thought were some fifty in number - for a few days afterwards hardly anything was left but the shells of the eggs. I compared many threads which an adult spider makes with a hair of my beard and placed the thickest part of such a hair before a magnifying glass, and according to my close observation I was bound to think that more than a hundred of the thinnest threads which an adult spider makes, lying side by side, cannot form the diameter of such a hair. If we assume that such a hair is round, it follows from this that ten thousand of the thinnest threads which the spider makes are equal to one hair of the headGa naar voetnoot36. If we now mention also that four hundred young spiders at the time they are spinning threads, when put together, are no bigger than one big adult spider, and that such a young spider is furnished with all the organs which a big spider has, it ought to follow therefrom that the thinnest threads of a young spider are four hundred times thinner than those of a big spider. If this is true, forty hundred thousand threadsGa naar voetnoot37 of a young spider will not be as thick as a hair of our head; and if we then mention also the great number of parts of which such a thread consists in its thickest part, we may again say: what inconceivable smallness, and how little do we know! Ga naar margenoot+Further I saw that about one half of the young spiders had a somewhat smaller abdomen than the others, which smaller ones I thought were males. I also saw that most of the young spiders dug themselves into the cocoon in which the eggs had lain and as it were hid therein, upon which I wondered whether they might not, in the absence of food, eat the cocoon itself, the more so because some of them had already considerably increased in size. On the 30th of January most of the young spiders were moving briskly on the cocoon they had made in the glass tube, so that the tube teemed with young spiders. | |||||||||||||||
Den 8e feb. vernam ik dat de Spinnekopjens malkanderen alGa naar voetnoot160 op aaten, ende nog doende waren, ende dat vier aan een waren eetende, en ik sag ook dat verscheijde stukken van pooten ontrent haar lagen, en nu waren selfs de doppen vande onvrugbare Eijeren soo op gegeten, datter niets van te sien was. Den 10e februarij waren de Spinnekopjens wel tot de helft vermindert, en ik bevond, dat de over geblevene selfs het dikste van de pooten, tot spijs gebruijkte. Dese Spinnekoppen verminderden van dag, tot dag, soo dat ik int laast vande geseijde maant, maar ontrent 30. Spinnekoppen konde bekennen, die nog leefden, waar onder eenige weijnige wel 20. maal grooter waren, als de kleijnste die ik sag leven. Den 5e MaartGa naar voetnoota sag ik maar 2. à 3. Spinnekoppen leven, en doen beschouwde ik de stoffe die swartagtig was, en geplaatstGa naar voetnootb was aan het gespin, waar in de Eijeren hadden gelegen, en waar op de SpinnekopjensGa naar voetnootc, doorgaansGa naar voetnoot29 met een groote menigte hadden geloopen, ende bevond, dat deselve uijt niet anders en bestond, dan uijt pooten vande Spinnekopjens, welkerGa naar voetnootd lighame op gegeten waren. Ik hadde nog van verscheijde Spinnekoppen hare Eijeren, die deselve in deGa naar voetnoote glase tuba op mijn Comptoir hadde geleijt, waar van ikGa naar voetnootf twee distincteGa naar voetnoot37 Spinnekoppen haarGa naar voetnootg Eijeren, in twee bijsondereGa naar voetnoot30 glase tuba plaasten, om die bij mij te dragen, sijnde den 24. jannuarij, en vernam op den 6e. februarij, datter drie jonge Spinnekopjens, uijt het gespin waren gekomen. Ga naar margenoot+Ik nam een van dese Spinnekopjens, welkers dop van het Eij, waar uijt het gekomen was, nog agter aan het lijf vast was, en ik bragt deselvige voor het Vergroot glas, ende datGa naar voetnoot14 inde opene lugt, en schoon het voor lijf soo helder was als gemeenGa naar voetnoot139 glas, soo konde ik egter geen de minste beweginge vande innerlijke deelen gewaar werden, waar uijt ik besloot, dat het Hert niet geplaast lag inde borst, want soo het daar gelegen hadde, beelde ik mij in, dat mij de beweeginge van het selve soude voor gekomen hebbenGa naar voetnoot161, en nu most ik gelooven, dat het ontrent de oogen was leggende, daarGa naar voetnoot162 het soo door schijnende niet en was, want dat de voortstootinge van het bloet inde Spinnekop van het Hert afhangt, is niet te twijfelenGa naar voetnoot163. Ga naar margenoot+Vorders tragte ik de loop van het bloet, in de pooten van dese kleijne Schepsels mede te ontdekken, dat ik tot mijn genoegen verscheijde malen quam te sien. Ga naar margenoot+Wanneer ik mijn gesigt op het agterlijf liet gaan, konde ik sien, dat de inwendige deelen van het selve uijt globule bestondGa naar voetnooth, over een komende, met de groote menigte van globule ende datGa naar voetnoot14 van verscheijde grootheden, waar uijt ik geseijt hebbe dat de Eijeren bestonden. | |||||||||||||||
On the 8th of February I saw that the young spiders were all eating each other, and were still engaged in doing so, and that four were joined in eating each other; and I also saw that several pieces of legs were lying around them, and now even the shells of the infertile eggs had been eaten up, so that nothing was left of them. On the 10th of February the number of the young spiders had decreased to one half and I found that those left used even the thickest part of the legs as food. These spiders decreased from day to day, so that by the end of the said month I could detect only about 30 spiders which were still alive, among which a few were at least 20 times bigger than the smallest which I saw alive. On the 5th of March I saw only 2 or 3 spiders alive, and then I examined the substance which was blackish and which was placed on the cocoon in which the eggs had lain and on which the young spiders had continually moved along in large numbers, and I found that it consisted of nothing but legs of the young spiders whose bodies had been eaten. I still had the eggs of several spiders, which they had laid in the glass tube in my study; I put the eggs of two different spiders in two separate glass tubes to carry them on my person. This was on the 24th of January, and on the 6th of February I saw that three young spiders had emerged from the cocoon. Ga naar margenoot+I took one of these young spiders, while the shell of the egg from which it had emerged was still attached to the hind part of the body and I placed it before the magnifying glass, and this in the open air. And although the front of the body was as transparent as ordinary glass, I could not observe the least movement of the internal parts, from which I concluded that the heart was not situated in the chest, for if it had been there, I thought I should have seen its movement. And now I could not but believe that it was situated near the eyes, where it was not so transparent, for it is beyond doubt that the circulation of the blood in the spider depends on the heartGa naar voetnoot38. Ga naar margenoot+Further I tried to discover also the circulation of the blood in the legs of these small creatures, which to my satisfaction I saw several times. When I looked at the abdomen, I could see that the internal parts of it consistedGa naar margenoot+ of globules, resembling the great multitude of globules, and that of a different size, of which I said that the eggs consisted. | |||||||||||||||
Uijt dese waarneminge quam mij weder te binnen, dat de VoorsigtigeGa naar voetnoot164 Natuur, in veele saaken, op een ende deselve wijse te werk gaat, want gelijk wij weten, dat alsGa naar voetnoota een Eij van een Hoen, dat op het kippenGa naar voetnoot165 is, op breekenGa naar voetnoot166, wij bevinden sullen, dat het doirGa naar voetnoot167 van het Eij, tot de werktuijgenGa naar voetnootb van het lighaam van het kieken, niet en is over gegaan, ende dat kort daar na het doir van een huijt omvangen werd, uijt welk doir ik mij in beeld, dat dan eerst de ingewanden vande Buijk gemaakt werden; dit soo sijnde, soo konnen wij ons wel inbeelden, dat het ins gelijks met de buijk, vande eerstGa naar voetnoot168 uijtkomende Spinnekoppen toe gaat. Ga naar margenoot+Den 7e februarij vernam ik dat geen meerder jonge SpinnekopjensGa naar voetnootc uijt het gespin waren gekomen, maar daar lagen wel 25. doppen van Eijeren, die buijten het gespin waren gestooten. Den 9e februarij waren eenige weijnige Spinnekopjens, uijt het gespin gekomen die al vervelt waren, en de andereGa naar voetnootd waren kort in een gedrongen in het gespin. Den 10e februarij waren alle de jonge Spinnekopjens uijt het gespin gekomen, en van hare huijtgens verwisselt, soo dat ik mij inbeelde, dat de jonge Spinnekopjens, niet uijt haar gespinGa naar voetnoote tragten te komen, voor dat ze van hare huijtgens waren verwisseltGa naar voetnoot169. Den 12e februarij leijde ik des avonts het eene glaasje, met de SpinnekopjensGa naar voetnootf op mijn ComptoirGa naar voetnoot170, om te vernemen hoe de selve inde koude haar soude gedragen, en ik bevond des anderen daags 's mergens, dat meest alle de Spinnekopjens in het gespin waren gekroopen, en wanneer ik deselve eenige uren bij mij hadde gedragen, quamen die meest alle weder te voorschijn. Den 20e februarij nam ik uijt de geseijde glase tuba twee Spinnekopjens, en ik bragt deselve in een dunne glase tuba, en ik stopte in ijder eijnde vande Tuba, een omgerolt papierke, op dat de Spinnekopjens niet uijt de Tuba souden loopen, en nogtans lugt souden hebben. DenGa naar voetnootg 14e April vernam ik dat een vande geseijdeGa naar voetnooth Spinnekopjens doot lag, ende de andere was nog vaardig int voort loopen, dog op den 26e. April vernam ik dat het seer traag in sijn beweginge was, ende des anderen daags was het doot, en ik konde niet vernemen, dat den eenen den anderen eenig leet hadde toegebragt, waar uijt mij bleek dat de jonge Spinnekoppen, meer dan twee maanden konnen int leven blijven, sonder voetsel te gebruijken, als het kout weer is. | |||||||||||||||
From these observations it again occurred to me that provident nature in many cases acts in one and the same way, for as we know that, if we break an egg of a hen which is on the point of hatching, we shall find that the yolk of the egg has not passed into the organs of the chicken's body, and that shortly afterwards the yolk is wrapped in a skin, from which yolk I then believe that first the intestines of the belly are made, we may imagine that it has happened similarly with the belly of the recently hatched spiders. Ga naar margenoot+On the 7th of February I saw that no more young spiders had emerged from the cocoon, but there were indeed 25 shells of eggs which had been expelled from the cocoon. On the 9th of February a few young spiders which had already cast their skin had emerged from the cocoon, and the others were packed close together in the cocoon. On the 10th of February all the young spiders had emerged from the cocoon and had changed their skin, so that I believe that the young spiders did not try to emerge from their cocoon until they had changed their skinGa naar voetnoot39. On the 12th of February, in the evening, I put the one glass tube with the young spiders in my studyGa naar voetnoot40, to see how they would behave in the cold, and I found the next morning that nearly all the young spiders had crept into the cocoon, and when I had carried them on my person for some hours, nearly all of them emerged again. On the 20th of February I took out of the said glass tube two young spiders and put them in a narrow glass tube; and in either end of the tube I stuck a folded piece of paper, in order that the young spiders might not leave the tube and yet might have air. On the 14th of April I saw that one of the said young spiders was dead and the other still moved along briskly, but on the 26th of April I saw that it was very slow in its movements, and the next day it was dead, and I could not see that the one had wounded the other in any way; from which I found that the young spiders can live for more than two months without taking any food when the weather is cold. | |||||||||||||||
Inde groote glase TubaGa naar voetnoota, waar uijt ik de geseijde twee Spinnekopjens hadde genomen, en die te gelijk uijt de Eijeren waren gekomen, daar waren op den laast geseijden dag nog ontrent 20. Spinnekopjens int leven, die door gaansGa naar voetnoot29 int gespin, dat ze gemaakt hadden waren sittende, sonder dat ze aan het glas quamen te raaken, dat ik mij in beeldeGa naar voetnoot171, om dat het glas voor haar te kout was, en op den 22e Meij waren vande selve nog maar drie Spinnekopjens int leven, en ik konde niet vernemen, dat de laaste over geblevene veel in groote waren toegenomen, de rest vande Spinnekopjens lagen doot, dog de meeste waren vande langstGa naar voetnootb levende opgegeten. In de tweede glase tuba, die ik lang bij mij hadde gedragen, daar in bleven de Spinnekopjens op verre na soo lang niet int leven, uijt oorsaak beelde ik mij in, datGa naar voetnoot172 door de groote warmte meerder uijtwaseminge, ookGa naar voetnootc meerder gebrek van voetsel hadden. Nu hadde ik nog van ses distincte Spinnekoppen hareGa naar voetnootd Eijeren op mijn Comptoir staen, die ik veel malen beschouwde, om te vernemen wat tijd de jonge Spinnekoppen uijt deGa naar voetnoote Eijeren souden komen, en hebbe waar genomen, dat op den 20e Meij de Eijeren een weijnig van Couluur warenGa naar voetnootf verandert, en ik sag, dat den 22e Meij de jonge Spinnekoppen uijt de Eijeren waren gekomen, en soo digt int gespin bij een lagen, dat deselve maar een weijnig grooter plaats besloegen, als doen het Eijeren waren, en ik konde aan deselve geen beweginge bekennen, als dat de geene die aan de buijtekant lagen, haar pooten roerden. Eenige dagen daarna, barsten het gespin van een, om dat de doppen vande Eijeren, hare Huijtgens die ze verwisselt hadden, en nu de jonge Spinnekoppen die sigGa naar voetnootg door den anderen waren bewegende, meerder ruijmte van doen hadden. Ga naar margenoot+Hier hebt gij Hoog Edele Heeren mijne aanteekeninge, en geringe waarneminge, van de Spinnekop, welk dier in veele hare oogen, soo afschuwelijk is, dat eenigeGa naar voetnoot173 ontstellen, als ze haar maar gnakenGa naar voetnoot174 en waar aan wij soo een Volmaektheijt, en Schoonheijt gewaar wordenGa naar voetnooth, als aan eenigGa naar voetnooti schepsel, want als ik de Vleesmuscullen uijt de pooten hadde genomen, ende die door het Vergrootglas was beschouwende, stond ik verstelt over de doorschijnentheijt, en het scheen als een lighaam te sijn, maar het selve van een scheijdende, bevond ik dat het uijt seer dunne lange deeltgens was bestaande, die ijder met vrongsGa naar voetnoot175, of rimpelende deeltgens waren versien, om dat de Muscull soude konnen uijtrekken, en weder inkrimpen. | |||||||||||||||
In the big glass tube from which I had taken the said two young spiders, which had simultaneously emerged from the eggs, on the last-mentioned day about 20 young spiders were still alive, which remained continually in the cocoon they had made, without touching the glass; I believe this was because the glass was too cold for them. And on the 22nd of May only three young spiders out of the said number were still alive, and I could not see that the last remaining spiders had increased much in size. The remainder of the young spiders were dead, but most of them had been eaten by those which lived longest. In the second glass tube, which I had carried a long time on my person, the young spiders did not live nearly so long, the cause of which I believe to be that through the great warmth there was more evaporation and they also had greater lack of food. Now I still had the eggs of six different spiders in my study, which I examined many times to see at what time the young spiders would emerge from the eggs, and I perceived that on the 20th of May the colour of the eggs had changed a little. And saw that on the 22nd of May the young spiders had emerged from the eggs and lay so close together in the cocoon that they occupied only slightly more space than when they were eggs. And I could not detect any movement in them, except that those on the outside moved their legs. A few days afterwards the cocoon burst asunder, because the shells of the eggs, their skins which they had changed, and now the young spiders which were moving through each other needed more space. Ga naar margenoot+Here, Very Noble Sirs, you have my notes and modest observations about the spider, an animal which in the eyes of many people is so horrid that some are terrified if they only approach them and in which we perceive as great a perfection and beauty as in any other creature, for when I had taken the flesh muscles out of the legs and examined them through the magnifying glass, I was astonished by their transparency, and such a muscle seemed to be as it were one body, but when I took it apart, I found that it consisted of very thin, long particles, each of which was furnished with coiled or wrinkled particles, in order that the muscle might be able to stretch itself and contract again. | |||||||||||||||
Ik sal na presentatie van mijn onderdanigste dienst blijvenGa naar voetnoot176.
Hare Hoog Edele Heeren. Ootmoedigen dienaar.
| |||||||||||||||
I beg to remain, after the presentation of my most obedient services,
Very Noble SirsGa naar voetnoot41, Your humble servant,
|
|