Alle de brieven. Deel 13: 1700-1701
(1993)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||||||
Korte inhoud:Over een hagedis, de bloedsomloop in de poten ervan, de reacties van een hagedis en een schorpioen op elkaar, de angel van een schorpioen, de spiervezels daarin, de ogen en de schaar van een schorpioen. | ||||||
Figuren:De oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. In de uitgaven A en C zijnGa naar margenoot+ de vijf figuren bijeengebracht op één plaat, tegenover respectievelijk blz. 176 en 167. In Hoole zijn de figuren te vinden op Plate V, fig. 11-15. | ||||||
Opmerkingen:Op het omslag staat de volgende aantekening: Omme. D'Heeren Bewinthebbers N: N: | ||||||
Letter No. 208 [123]
| ||||||
Published in:
| ||||||
Summary:On a lizard, the blood circulation in its legs, the way a lizard and a scorpion react to one another, the sting of a scorpion, the muscle fibres in that sting, the eyes and the pincers of a scorpion. | ||||||
Figures:Ga naar margenoot+The original drawings have been lost. In the editions A and C the five figures have been combined on a single plate facing pp. 176 and 167 respectively. In Hoole the figures are to be found on Plate V, figs 11-15. | ||||||
Remarks:On the cover the following note is to be found: Omme. D'Heeren Bewinthebbers N: N: | ||||||
D'Heer Mr Niclaas Boogaert
Delft desen 14e jan. 1700Ga naar voetnoota
Wel Edele Heere.
Ga naar margenoot+Na het geene ik ontrent de Schorpioen hebbe geseijt, ende aan de Ed. groot AgGa naar voetnootb Heeren Bewinthebberen, van de Oostindische Comp: hebbe laten toe komenGa naar voetnoot2, verstond ik na der hand, dat UE. Wel Ed: Heere die geene zijd, die de goetheijt hebt gehad, van mij de Schorpioen te senden, dierhalven agte ik het van mijn pligt te sijn, het geene ik verder daar ontrent hebbe ontdekt, UE: Wel Ed: Heere bij desen bekent te maken. Ga naar margenoot+Geen duijsent been bekomen hebbende om bij de Schorpioen te setten ontmoeten ik in een tuijnGa naar voetnootb sijnde, een kleijne AgedisGa naar voetnoot3, die ik op neem en in een papierke op sluijt, om thuijs komendeGa naar voetnootc, bij de Schorpioen te plaatsen, om te vernemen of tusschen de Schorpioen, ende de Agedis, geen partijschapGa naar voetnoot4 was, dog thuijs komende vond ik de Agedis dootGa naar voetnootd. Ik plaaste egter de Agedis, (welkers hooft en leden, in sulken gestalte stond, als of deselve leefde) bij de Schorpioen, en sag verscheijde malen, dat de Schorpioen vande Agedis tragte weg te loopen. Drie à vier dagen na die tijd bekome ik een levende Agedis, die wel twee maal soo groot was, als de eerste, en welkers lengte was, de staart daar onder gerekent 2⅓ duijmGa naar voetnoot5. Dese Agedis plaaste ik bij de Schorpioen, en sag aanstonts, dat tusschen beijde dese Dieren, een afschuwingeGa naar voetnoote was, want haar tragtinge waren doorgaansGa naar voetnoot6 van malkanderen te loopen, en als de Agedis door mijn toedoen, veel maal over het Lighaam vande Schorpioen quam te loopen, heb ik gesien, dat de Schorpioen sijn Angel, op de poot vande Agedis stelde, op die manier, als de Schorpioen steekt. Ga naar margenoot+In dese mijne SpeculatienGa naar voetnoot7 nam ik voor, soo het doenlijk was, den ommeloop van het Bloet inde Agedis te ontdekken. Brengende dan voor mijn gesigt dat deel, dat wij het uijterste van de poot noemen, en welkGa naar voetnootf deel wij met regt, wel de hand van de agterste poot mogen noemen, om dat dat deel vier vingers en (om soo te spreeken) een duijm heeft. | ||||||
Mr. Niclaas Boogaert van BeloisGa naar voetnoot1, Director of the East India Company. Delft, the 14th of January, 1700.
Honoured Sir,
Ga naar margenoot+After what I have said about the scorpion and sent to the Honourable Directors of the East India CompanyGa naar voetnoot2, I learned afterwards that Your Honour are the person who had the kindness to send me the scorpion. I therefore consider it my duty to let Your Honour know my further discoveries about it. Ga naar margenoot+As I had not got a centipede to be placed near the scorpion, when being in a garden I came across a small lizard, which I took up and enclosed in a slip of paper, in order to put it near the scorpion when I came home, so that I might learn whether there was no hostility between the scorpion and the lizard; but when I came home, I found the lizard to be dead. All the same, I put the lizard (whose head and limbs were in the same position as if it were alive) near the scorpion and saw several times that the scorpion tried to run away from the lizard. Three or four days later I got a living lizard, which was at least twice the size of the former and whose length, including the tail, was 2⅓ inchesGa naar voetnoot3. I put this lizard near the scorpion and saw at once that there was animosity between these two animals, for they tried all the time to run away from each other, and when through my action the lizard walked many times across the body of the scorpion, I saw that the scorpion put its sting on the lizard's leg in the way in which the scorpion stings. Ga naar margenoot+During these observations of mine I intended, if possible, to discover the circulation of the blood in the lizard. Bringing therefore before my eyes that part which we call the extremity of the leg, which part we may rightly call the hand of the hind leg, because that part has four fingers and (as it were) a thumb, | ||||||
In welk deel ik aanstonts sagGa naar voetnoot8, dat int uijterste vande vingers, het Bloet circuleerde, ja soo danig, dat ik vijf bijsondereGa naar voetnoot9 ommeloopen van het Bloet, ende dat in een kleijne Spatie konde bekennen. Als ik op deselve vingers een weijnig na de hand toe quam te sien, daar sag ikGa naar voetnoot10 in veelGa naar voetnoota meerder Bloet vaaten het Bloet loopen, maar dat waren al te maal Bloet-vaaten, die het Bloet na het Hert toe voeren, die men de naam van Venae geeft, waar uijt ik een besluijt maakte, dat de Bloet-vaaten Arterien genaamt, dieper inde vinger waren leggende, ende de beschouwendeGa naar voetnoot11 deelen niet doorschijnende zijnde, beletsels waren vant gesigtGa naar voetnootb. Dit Dier sal bij de Oude voor geen Bloedeloos Dier te boek gestaan hebben, om dat de Agedis sijn Bloet root isGa naar voetnoot12. Wanneer ik mijn gesigt int midden van ijder van de handen vande Agedis liet gaan daar in ik doorgaansGa naar voetnootc soo een groote menigte van Bloet-vaatenGa naar voetnoot13 daar onder veel die soo dun waren, dat maar een enkel deeltge Bloet, vande geene die het root maken daar door konden gaan, en veele van soo danige dunne vaaten, versamelden, en maakten alsoo een grooter Bloet-vat uijt, ja soo danig dat het met geen penne en is uijt te drukken, en ook niet en is te gelooven, als dieGa naar voetnootd oog getuijge daar van zijn geweest. Als ik nu soo op de beweginge van het Lighaam van het Dierke als op de loop van het Bloet, en wel desselfs voortstootinge, na mijn vermogen agt nam, oordeelde ik, dat het Bloet, in een seconde tijd, wel vijf maal wierde voort gestooten, en sulks waar sijnde soude als dan het Bloet door het Hert, inde tijd van een ure, sestien duijsent maal voort gestooten werden. Dese verhaalde loop van het Bloet, bragt mij soo veel plaijsier aan, dat ik menigmaal mijne beschouwinge hervatten, te meer, om dat ik in verscheijde Bloet-vaaten, die men venae noemt, als eenige spatie, het Bloet na het Hert toe gevoert hebbendeGa naar voetnoot14, de vaatgens haar weder verspreijden, in dunder vaatgens, en een korte Spatie daar van, haar weder met andere vaatgens vereenigden. Ik hebbe ook het Bloet, seer na aant eijnde vande Staart sien loopen, en dat met soo danige snelte, als ik hier vooren hebbe geseijt, dat het Bloet inde handen liep. | ||||||
I at once saw in that part that in the extremity of the fingers the blood circulated, in such a way that I could discern five separate circulations of the blood, and this in a small space. When I began to look at these fingers a little closer to the hand, I saw the blood flowing in a great many more blood vessels, but these were all blood vessels carrying the blood to the heart, which are called veins, from which I drew the conclusion that the blood vessels called arteries lay deeper in the finger and that the parts observed, because they are not transparent, prevented me from seeing them. This animal probably was not classified by the Ancients as a bloodless animal because the blood of the lizard is redGa naar voetnoot4. When I let my eyes wander over the central part of each of the lizard's hands, I saw there everywhere a great many blood vessels. Among them there were many which were so narrow that only a single one of the blood corpuscles which make the blood red could pass through them, and many of these narrow vessels joined and thus formed a bigger blood vessel, in such a way that it defies description and cannot be believed except by those who have witnessed it. Now while I was observing as well as I could both the movement of the body of the little animal and the flowing of the blood, viz. the way it was propelled forward, I judged that the blood was propelled forward at least five times in the space of one second, and if this is true, the blood would be propelled forward by the heart sixteen thousand times in the space of one hour. The sight of the said flowing of the blood gave me so much pleasure that I repeated my observations many times, the more so because in several blood vessels called veins, because they have carried the blood some distance to the heart, I saw the little vessels dividing into narrower little vessels again and, a short distance away from it, joining with other little vessels again. I also saw the blood flowing very close to the end of the tail, and that as swiftly as I said above the blood was flowing in the hands. | ||||||
Eenige uren, na dat de Agedis vande Schorpioen, (beelde ik mij inGa naar voetnoot15 was gesteeken geweest, wasGa naar voetnoota soo vaardigGa naar voetnoot16 niet int bewegen van sijn Lighaam, als daar te vooren, en een dag daarna was de traagheijt van de Agedis, soo verre toe genomen, dat hij stil bij de Schorpioen bleef leggen, en soo veel mij bleek, niet magtig was tegen het glas op te klimmen, schoon ik het glas, daarGa naar voetnoot17 het te vooren, bij na regt over eijnde hadde gestelt, nu al vrij schuijns was stellende. Ik observeerde als doen ook de omme loop van het Bloet, en sag als nog de groote snelheijt van de voortloop inde vaaten. Des nagts was de Agedis weder tegen het glas op geklommen, maar desselfs voort gang was ongemeen langsaam even als of een Lammigheijt in alle de leden was, als wanneer ik gewaar wierdeGa naar voetnoot18, dat in een vande handen van de agterste pooten, het Bloet in eenige kleijne vaatgens stil stond, ende wel meest ontrent een vande grooste vingers. Dog ontrent een ure tijts daar na was het Bloet weder loopende als te voorenGa naar voetnoot19. Na welke tijd, de Agedis een weijnig rasser sijn Leden was bewegende, en ook voortliep. Den 14. Septemb. nam ik de Agedis vande Schorpioen, om dat ik drie à. vier dagen daar te vooren, een Levende vlieg int glas hadde gedaan, en welke Vlieg, na twee dagen Levens doot was, en kort daar aan gewaar wierdeGa naar voetnootb, dat de Vlieg seer na was op gegeten, als zijnde maar een kleijn gedeelte van het agterlijf, ende de wieken over gebleven. Mijne SpeculatienGa naar voetnoot7 weder loopende op het Bloet, sag ik dat het selvige in sijne gewoone snelte was volhardende. Maar het geene mij aan merkelijk voor quam, dat was, dat het Bloet in alle de Bloetvaaten die ik quam te sien, als op een ogenblik tijts, de gewoone loop veranderde, namentlijk, in plaats van na het Hert toe te loopen, soo wierde het na de uijterste deelen toe gevoert, even als of het Arteriaal Bloet hadde geweest. Dog dese te rugge loop en duerde niet langer, als ontrent twee SecondeGa naar voetnootc tijds, en soo vaardigGa naar voetnoot16 als dese Bloet-loop haar kours was verandert, soo schielijk nam ze weder haar regte loop aan, die ze bleef behouden. Na der hand hebbe ik gesien, dat het Bloet indeGa naar voetnootd kleijnste vinger komende te rugge loopen, het Bloet niet direkt na het Hert wierde gevoert, maar dat die Venae bij de tweede vinger gekomen sijnde, boog sig met een bogt omGa naar voetnoot20, en klom een weijnig op, inde tweede vinger, alwaarGa naar voetnoote ik die Ader niet meer met mijn gesigt konde vervolgen. | ||||||
A few hours after the lizard had been stung (as I thought) by the scorpion, the movement of its body was not as nimble as before, and one day later the sluggishness of the lizard had increased so much that it lay still near the scorpion and, as far as I could tell, was unable to climb up against the glass, although, while I had previously placed it almost upright, I now put the glass in a rather slanting position. I then also observed the circulation of the blood and still saw the great velocity of the flow in the vessels. During the night the lizard had climbed up against the glass again, but its progress was extremely slow, as if there were a paralysis in all the limbs, and then I perceived that in one of the hands of the hind legs the blood stagnated in a number of little vessels, and this most markedly near one of the biggest fingers. But about one hour afterwards the blood flowed again as beforeGa naar voetnoot5. After this time the lizard moved its limbs a little more nimbly and also walked on. On the 14th of September I took the lizard away from the scorpion, because three or four days previously I had put a living fly in the glass, which fly, after living for two days, was dead, and shortly afterwards I perceived that the fly had been eaten almost entirely, only a small portion of the abdomen and the wings being left. When I observed the blood again, I saw that it flowed with the usual velocity. But what appeared curious to me was that the blood in all the blood vessels I saw changed its wonted course as it were in a moment, so that instead of flowing towards the Heart, it was carried to the extremities, as if it had been arterial blood. But this reversal lasted no longer than about two seconds, and just as swiftly as this flow of the blood had changed its course it resumed its proper course again, in which it persisted. Later on I saw that when the blood flowed back in the smallest finger, the blood was not carried immediately to the heart, but that this vein, having reached the second finger, bent round and ascended a little in the second finger, where I could no longer follow this vein with my eyes. | ||||||
Nu sag ik ook, dat soo menigmaal de Agedis, sijn handen soude verplaatsen, ende de vingers agter over gebogen werdende, even als of onse vingers na de rugge vande hand geboogen wierden, dat in sulk doen, de loop van het Bloet, voor die seer korten tijd, inde hand van de Agedis stil stond, door welk gesigt, ik mij in beelde, dat wanneer eenig lid van ons Lighaam, een meer als gemeene buijginge, of persinge wierde aan gedaan, dat dan aldaar in veele Bloet-vaaten, de loop wierde verhindert, en over sulks die deelen komen te lijden, welk lijden (beeld ik mij in) wij een vermoeijtheijt noemen. Den 21. September, beschoude ik weder de Agedis, en sag de ommeloop inde vaaten veel distincter als ik nog gedaan hadde, en gelijkGa naar voetnoot21 de handen en vingers, met eenige vuijligheijt, hadden beset geweest, soo waren deselve nu seer schoon, dat mij int eerst vreemt voorquam. Maar alsGa naar voetnoota ik kort daar aan sag dat het gantsche boven Lighaam mede seer schoon en helder was, soo wierde ik gewaar, dat het Dierke in sijn vervellen was, ende dat het bovenste gedeelte van het lijf al vervelt was, ende dat het afgestroopte vel aan het agterlijf, nog vast was, en ontrent twee uren daarna, was het gantsche Lighaam vervelt, ende de af gestroopte huijt, lag als in een bondelke, nevens de Agedis. Nu was de Agedis vaardigerGa naar voetnoot16 int voort loopen, als eenige dagen daar te vooren. Den 22e Septemb. inde morgenstond, beschouwde ik de Agedis weder, wanneer de selve niet was voort loopende, datGa naar voetnootb het Bloet in die hand die ik quam te sien, seer traag voort liep, en daar benevens, dat het Dierke geen Adem soo veel mij bleek, was halende, ende datter een vande vingers aan die hand een weijnig was inwaarts getrokkenGa naar voetnootc, sonder dat ik vorder eenige beweginge van het Lighaam konde gewaar werdenGa naar voetnootd als alleen de loop van het Bloet, die ook geduijrende mijne beschouwingen verminderde, en welke Bloet-loop maar in eene hant was, en dat nog niet in alle de Bloet-vaaten, want in de andere handen en konde ik geen Bloet-loop gewaar werden, uijt gesondert in een vande grooste Bloet-vaaten, vande agterste hand, dog de beweginge was soo kleijn, dat ze als in een menuit tijds niet meer als een grof sants spatieGa naar voetnoot22, voort liep. Ga naar margenoot+Gelijk nu de Agedis, als ik die beschoude (op sijn bestGa naar voetnoot23) langsaam was voortloopende, soo konde ik de Venae inde handen, soo wel niet volgen, als ik wel wenste. SooGa naar voetnoote sag ik nu op't laaste dat alle de Venae inde hand, vereenigden in een Bloet-vat dat loopende was een weijnig na de buijte kant vande NarmGa naar voetnoot24, nevens de vinger die wij den Duijm souden noemen, en vervolgens na de schouder, en soo na de borst. | ||||||
Now I also saw that whenever the lizard had to shift its hands and the fingers were bent backwards, just as if our fingers were bent toward the back of the hand, during this the flow of the blood in the hand of the lizard stagnated for that very short time, and from this spectacle it occurred to me that when a part of our body is subjected to an extraordinary bending or pressure, in that place the flow in many blood vessels is prevented and consequently those parts suffer pain, which pain (I think) we call fatigue. On the 21st of September I again observed the lizard and saw the circulation in the vessels much more distinctly than I had done so far, and although the hands and fingers had been covered with some dirt, they were now very clean, which at first appeared strange to me. But when shortly afterwards I saw that the whole upper part of the body was also very clean and bright, I perceived that the little animal was casting its skin and that the skin of the upper part of the body had already peeled off and the stripped-off skin was still attached to the abdomen, and about two hours later the skin of the whole body had peeled off and the stripped-off skin was lying as it were in a bundle by the side of the lizard. Now the lizard walked more nimbly than a few days previously. On the morning of the 22nd of September I again observed the lizard, when it was not walking on, and saw that the blood in the hand I saw was flowing very slowly and moreover that, as far as I could tell, the little animal was not breathing and that one of the fingers on that hand had been drawn in a little, while further I could not perceive any movement of the body except the flow of the blood, which also diminished during my observations. And this flow of the blood took place only in one hand, and this not even in all the blood vessels, for in the other hands I could not perceive any flow of the blood, except in one of the biggest blood vessels of the hindmost hand; but the movement was so slight that it did not progress more than the distance of a coarse grain of sandGa naar voetnoot6 as it were in the space of one minute. Ga naar margenoot+Although the lizard, while I was observing it, walked on (at best) only slowly, I could not follow the veins in the hands as well as I wished. Thus I now saw finally that all the veins in the hand joined to form one blood vessel which ran a little towards the outside of the arm, near the finger we should call the thumb, and then to the shoulder, and thus to the chest. | ||||||
Nu lagen beneden de hand, op de binne zijde vande narm, mede een groote menigte van seer kleijne Venae, uijt kleijnder takjens voort komende die alle (stelden ik vastGa naar voetnoot25 voort quamen, uijt de ArterienGa naar voetnoota) die dieper in de narm lagen, en welke voor mijn gesigt verborgen waren. Welke laaste Bloet-vaatgens weder in grooter vaatgens vereenigden, ende dese weder in een Bloet-vat, ende dit laaste groote Bloet-vat volgden mede de loop na de bovekant vande narm, daar ze in het groote Bloet-vatt, hier vooren verhaalt in storte, en dus het Bloet mede na de schouder, en so na het Hert gevoert wierde. Sedert het sterven vande eerste Agedis, hadde ik nog twee bij sondereGa naar voetnoot26 Agedisjens bij de Schorpioen geplaast, als ook een Spinnekop, en een Vlieg, maar de Schorpioen maakte hoe langer hoe minder beweginge vande AgedisseGa naar voetnoot27, en gans niet vande Spinnekop, ofte Vlieg, schoon ze over sijn lijf waren loopende, maar de Spinnekop ende Vlieg bij malkanderen plaatsende, sag ik de groote afkeer, die de Vlieg van de Spinnekop hadde, makende groote beweginge om vande Spinnekop af te wesen. Wat de loop van het Bloet belangt, die ik inde AgedisseGa naar voetnoot28 schoon deselve wel twee maal kleijnder waren, als de eerste, soo en konde ik geen onderscheijt gewaar werden, als alleen, dat de meeste Bloet-vaaten inde groote Agedis, veel wijder waren, dan inde kleijne Agedissen. Ga naar margenoot+Den 16. October hadde ik de Schorpioen nog sien leven, ende des anderen daags des avonts, vernamGa naar voetnoot29 ik dat hij doot was, als wanneer deselve (twee à drie dagen onbegreepenGa naar voetnoot30) drie maanden geleeft hadde sonder eenige spijs te gebruijken, om dat ik mij in beeldeGa naar voetnoot31, dat de Vlieg hier vooren verhaalt, bij de Agedis was geconsumeert, in welke tijd de Schorpioen twee maal sijn excrementen hadde geloost, die ik ook beschout hebbe, maar daar inne niet konnen ontdekken, het geene aan merkens waardig wasGa naar voetnoot32. | ||||||
Now below the hand, on the inside of the arm, there were also a great many very small veins, coming out of smaller branches, all of which came forth (as I firmly believed) out of the arteries which lay deeper in the arm and which were hidden from my sight. These latter little blood vessels joined again to form bigger vessels, and these again to one blood vessel, and this latter big blood vessel also followed its course to the upper part of the arm, where it poured its blood into the aforesaid big blood vessel, the blood thus being carried also to the shoulder and thus to the Heart. Since the death of the first lizard I had put two different small lizards near the scorpion, and also a spider and a fly, but the scorpion moved less and less away from the lizard, and not at all from the spider or the fly, though they walked across its body, but when I put the spider and the fly near each other, I saw the great aversion which the fly had from the spider, for it made considerable movement to get away from the spider. As to the flow of the blood in the lizards: although they were at least twice as small as the former, I could not perceive any difference except that the majority of the blood vessels in the big lizard were much wider than in the small lizards. Ga naar margenoot+On the 16th of October I had still seen the scorpion alive, and on the evening of the next day I saw it was dead, and then it had lived for three months (less two or three days) without taking any food, because I think the fly referred to above had been eaten by the lizard; in this time the scorpion had twice voided its excrements, which I also observed, but I could not discover anything noteworthy thereinGa naar voetnoot7. | ||||||
Ga naar margenoot+Soo ras als ikGa naar voetnoota nu vernam dat de Schorpioen doot was, nam ik een kleijn buijgtangetge, en vatten met dat selvige dat deel, daar ik vast stelGa naar voetnoot25 dat de stoffe leijt, die wij fenijn noemen, en bragt den Angel voor het vergroot-glas, als wanneer ik het Buijgtangetge een weijnig was toe nijpende, op dat de fenijnige stoffe uijt den Angel soude komen, gelijk ik voor desen aan de SchorpioenenGa naar voetnootb hadde int werk gesteld, die uijt Tirol tot ons te koop werden gebragtGa naar voetnoot33. Dese uijt komende stoffe, soude men wel oordeelen, dat uijt het uijterste punct vanden Angel was komende, maar als wij den Angel met het vergroot-glas beschouwen, bevinden wij, dat den Angel aan ijder zijde digte bij het scharp punctige deel een opening, heeft, enGa naar voetnootc welke beijde openingen ik niet en weet dat ik in andere SchorpioenenGa naar voetnootb hebbe waar genomenGa naar voetnoot34. Ik hebbe goet gedagt, het Schorpioentge te laten afteijkenen, om het maaksel vanden Angel aan te wijsen. Ga naar margenoot+Fig. 1: ABCDE. vertoont de Schorpioen, waar van met A. aangewesen werd denGa naar voetnootd Angel, die de Schorpioen, het zij int voortloopen, ofte int stil leggen, met des selfs staart, soo krom geboogen is dragende, na alle aparentie, om den Angel dus doende te beschermen, enGa naar voetnoot35 den selven geen hinder, het sij int afslijten van de punct, of anders soude komen te lijdenGa naar voetnoot36. Ga naar margenoot+Fig. 2: FGHI. vertoont den Angel door het vergroot-glas, al waar tusschen G. en H. werd aangewesen, de opening die de Angel aan de eene sijde is hebbendeGa naar voetnoot37. Ga naar margenoot+Fig. 3. KLMN. vertoont den selven Angel soo als men die op de andere zijde komt te sien, waar mede tusschen L. en M. de opening werd aangewesenGa naar voetnoot38. | ||||||
Ga naar margenoot+Now as soon as I saw the scorpion was dead, I took a small pair of pliers and seized therewith the part in which I believe the substance we call venom is present and brought the sting before the magnifying glass, and then I pinched the pliers a little, in order that the venomous substance might come out of the sting, as I had previously done with the scorpions which were offered for sale to us from the TyrolGa naar voetnoot8. One would be inclined to think that this substance came out of the extreme tip of the sting, but when we observe the sting through the magnifying glass, we find that the sting has an opening on either side close to the sharply pointed part, which two openings I do not know I have observed in other scorpionsGa naar voetnoot9. I thought fit to order the little scorpion to be drawn, so as to show the structure of the sting. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABCDE shows the scorpion, of which A designates the sting which the scorpion, both when walking about and when lying still, carries with its tail curved so crookedly, to all appearances in order thus to protect the sting and in order that it may suffer no hindrance, either by wear of the point or otherwiseGa naar voetnoot10. Ga naar margenoot+Fig. 2. FGHI shows the sting as viewed through the magnifying glass, and here between G and H is designated the opening the sting has on one sideGa naar voetnoot11. Ga naar margenoot+Fig. 3. KLMN shows the same sting as it is viewed on the other side, and here again between L and M the opening is designatedGa naar voetnoot12. | ||||||
Ga naar margenoot+Als ik eens en andermaal mijn gedagten hadde laten gaan, op het maaksel vanden Angel, beelde ik mijn selven inGa naar voetnoot39, dat bij aldien den Angel vande Schorpioen, aan het spits, ofte uijterste eijnde, een opening hadde, dat danGa naar voetnoota den Angel soo ligt niet inde huijt soude konnen in gedrongen werden: als medeGa naar voetnoot40 dat de Schorpioen geen vermogen hadde, om het fenijn uijt den Angel te stooten, maar dat wanneer den Angel inde huijt is instootende, dat danGa naar voetnootb die langagtige holligheijt, die wij aan ijderGa naar margenoot+ zijde vanden Angel komen te sien, uijt de openingen fi: 2 ende fig. 3 tusschen GH en LM:, de inwendige holligheden sagt zijnde, met het in steken van de Angel inde huijt inwaarts werden gedrukt, door welke drukkinge het fenijn inden Angel zijnde, uijt de selve werd geparst, want soo de Schorpioen een vermoge hadde, om het fenijn uijt den Angel te stooten, soo beeld ik mij in, dat den selven sijn Angel niet soude plaatsen om te steeken, of het fenijn, soude bij hem uijt den Angel gestooten werden, maar dit niet sijnde, werd het fenijn bewaart, soo lang, tot dat den Angel soo diep inde huijt is in gedrongen, tot datGa naar voetnootc door de parsinge vande huijt, het fenijn uijt den Angel werd gedrukt, daar het dan de sappen inde huijt kan besmettenGa naar voetnoot41. Ik hebbe wel voor genomen, omme de waarheijt desen aan gaande te ondersoeken, maar ik hebbe mijn selven daar ontrent konnenGa naar voetnoot42 voldoen. Dese geseijde seer weijnige vogtige stoffeGa naar voetnootd, bragt ik op een suijverGa naar voetnoot43 glas, bij mij tot dien eijnde toe gesteltGa naar voetnoot44, om was het mogelijk, de zoutdeelen, die na alle aparentie de schadelijkheijt toe brengen, te ontdekken; Maar hoe naeuwkeurig ik toe sag, soo konde ik niet ontdekken, het geene noterens waardig was. | ||||||
Ga naar margenoot+When I had considered several times the structure of the sting, I got the idea that if the sting of the scorpion had an opening at the tip or extremity, the sting could not be thrust so easily into the skin, and also that the scorpion was unable toGa naar margenoot+ eject the venom from the sting, but that when the sting is thrust into the skin, the elongated recesses which we see on either side of the sting near the openings in Fig. 2 and Fig. 3 between G and H, and L and M, because the interior of the recesses is soft are pressed inwards as the sting is thrust into the skin, as a result of which pressure the venom in the sting is pressed out of it. For if the scorpion were able to eject the venom out of the sting, I think it would not place the sting so as to sting but the venom would be ejected out of the sting by it, but since this is not so, the venom is stored until the sting has penetrated so far into the skin until owing to the pressure of the skin the venom is thrust out of the sting and can then infest the saps in the skinGa naar voetnoot13. I made up my mind to investigate the truth concerning this, but I have not been able to gain certainty about it. I transferred the said very small amount of moisture to a clean glass, prepared by me for this purpose, in order to discover, if possible, the salt components which in all probability cause the injury. But however accurately I looked, I could not discern anything noteworthy. | ||||||
Terwijl de geseijde stoffe seer weijnig, en daar bij dun van een gespreijt lag, wasemde de vogtigheijt in korte tijd weg, en liet na een dikke en lijmagtigeGa naar voetnoota stoffe, vermengt met veel bijsondereGa naar voetnoot26 deeltgens, die ik geen figuur konde toe schrijven, als wanneer ikGa naar voetnoot45, soo ras als het mij doenlijk was, met een naalde in mijn vinger stak, ende een weijnig uijt komende Bloet plaaste op de stoffe die uijt de Angel was gekomen, om te sien, of het Bloet door dese menginge, geen bij sondere gedaante soude aan nemenGa naar voetnoot46, dat niet geschiede, want tusschen het Bloet dat op de fenijnige stoffe lag, en het geen daar nevens aan lag, en was geen onderscheijt te sien. Ga naar margenoot+Des anderen daags smergens, ontledigde ik de staart vande Schorpioen, en haalden uijt ijder lid, twee bijsondere vlees musculs, die uijt nemende dunGa naar voetnoot47 waren, en ijder van soodanigen Muscul was gemaakt ofte samen gestelt uijt een groot getal van uijtnemende dunne lange deeltgens, die alle eijndigde op het eijnde van de Muscul, die aldaar dunder wierden en alsoo de tendo vande Muscul sal uijt gemaakt hebben. Op een van dese twee Musculs lag een deel dat ik voor een vat aan sag, hebbende int midden een blaasagtig deel, welk deel ik mij in beelde, dat de toevoerder van het fenijn, na het eijnde vande staart wasGa naar voetnoot48. Dese vlees-Musculs hadde ook haar rings gewijse deelen, gelijk in andere vlees-Musculs, bij mij sijn aan gewesen, en welke rings gewijse deelen, dienen, om de Musculs te konnen langer maken, ende weder in krimpen. Ga naar margenoot+Vorders nam ik de oogen, die boven op het hooft staan, en ik bragt deselve voor het vergroot glas, wanneer ik de volmaaktheijt van het Hoorn-vlies gewaar wierdeGa naar voetnoot49, want de voorwerpen quamen mij seer net (hoe wel heel kleijn) voor, datGa naar voetnoot50 ik die niet, dan met verwondering beschoude; dog kort daar aan, was dat vermakelijk gesigt gedaan, om dat het Hoorn-vlies met rimpels in droogde, ofte in kromp. Ga naar margenoot+Wijders opende ik de buijk, om de ingewanden te doorsoeken, maar dat deel dat ik voor de lever aan sag, als ook de darmen, waren al aan 't vergaan, tot so verre, datter geen bescheijt aan te sien wasGa naar voetnoot51, alleen haalden ik uijt de buijk, twaalf Eijeren, vande groote als geerst greijntgens, hebbende een geel agtige couluur, over een komende in maaksel alsGa naar voetnootb de liemoenenGa naar voetnoot52. | ||||||
As the said substance was a very small amount and moreover was thinly spread out, the moisture evaporated in a short time, leaving behind a thick and gluey substance mixed with many different particles, to which I could not ascribe any shape, upon which I stuck a needle into my finger as soon as I could and put some of the blood flowing out on the substance that had come out of the sting, in order to see whether owing to this admixture the blood would not assume a different appearance; but this did not happen, for there was no difference to be seen between the blood on the venomous substance and the blood by the side of it. Ga naar margenoot+On the morning of the next day I dissected the tail of the scorpion and took out of each segment two different muscles, which were extremely thin, and each of those muscles was made or composed of a large number of extremely thin, long parts, all of which terminated at the end of the muscle and grew thinner there, and thus probably formed the tendon of the muscle. On one of these two muscles lay a part which I took to be a vessel, which had a bladderlike member in the middle, which member I thought was the part carrying the venom to the end of the tailGa naar voetnoot14. These muscles also had their annular parts, as have been shown by me in other muscles, which annular parts serve to extend the muscles and contract them again. Ga naar margenoot+Further I took the eyes, which are on top of the head, and I brought them before the magnifying glass, and then I perceived the perfection of the cornea, for I saw the objects quite distinctly (though very small), so that I observed them with wonder; but shortly afterwards this pleasant spectacle was at an end, because the cornea dried up or shrunk with wrinkles. Ga naar margenoot+I further dissected the belly in order to examine the intestines, but the part I took to be the liver, as well as the intestines, were already decaying to such an extent that nothing could be discerned with certainty; I only took out of the belly twelve eggs, having the size of millet-grains and a yellowish colour, resembling lemons in structure. | ||||||
Ga naar margenoot+Ik hebbe de twee tanden, die voor aan het hooft, en voor de mont staan, en welke tanden ijder aan een kort ledeken geplaast sijn; met welke tanden, ik mij in beeldGa naar voetnoot15, dat de Schorpioen sijn opgevangen spijs brijselt, eer het deselve inde mont brengt, van het hooft genomen, en gesien, dat ijder deel uijt een drie voudige tand bestond, ende datGa naar voetnoota de eene tand, tusschen de twee andere tanden was insluijtendeGa naar voetnoot53. Omme het stark gebit vande geseijde Tanden voor de oogen te stellenGa naar voetnootb, hebbe ik een vande geseijde TandenGa naar voetnootc laten af teijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 4. OPQR. vertoond de Tand, of beter geseijt de drievoudige Tand, die aanGa naar margenoot+ P. met eenige hairen is beset, en soo sijn ook de pooten met hairen besetGa naar voetnoot54. Ga naar margenoot+Vorders nam ik een van de twee scharen, die ijder ten eijnde vande voorste leden staan, op die manier als de scharen vande kreeften, geplaast zijn, die fig: 1. met C. ofte D. werden aangewesen, ende de selve voor het vergroot-glas gestelt hebbende, latenGa naar voetnoot55 afteijkenen, om het verwonderen waardige maaksel voor de oogen te stellen, waar aan wij seer naakt komen te sien, met wat al zaags-gewijse Tanden, die scharen sijn beset, daar van eenige weinige in groote zijn uijt stekende, en welke zaags-gewijse Tanden, stel ik vastGa naar voetnoot56, gemaakt zijn, om de levende Schepsels die de Schorpioen tot spijs, in die Scharen op gevangen heeft, te konnen vast houden. Want als wij agt geven op die zaags gewijse Tanden, soo sien wij, dat de selve soo danig zijn geschikt, om het geene dat tusschen de Scharen is, niet kanGa naar voetnootd ontrukt werden, want ijder Tand verstrekt, als een weerhaakGa naar voetnoot57. Ga naar margenoot+Fig: 5 STVW. vertoont een vande geseijde ScharenGa naar voetnoot58. | ||||||
Ga naar margenoot+I removed off the head the two teeth placed on the front of the head and in front of the mouth, each of which teeth is placed on a short segment and with which teeth I think the scorpion mashes the food it has caught before putting it in its mouth, and I saw that each part consisted of a threefold tooth and that one tooth was built in between the two other teethGa naar voetnoot15. In order to show the strength of the said set of teeth, I ordered one of the said teeth to be drawn. Ga naar margenoot+In Fig. 4, OPQR shows the tooth, or rather the threefold tooth, which is covered at P with some hairs, and the legs are also covered with hairsGa naar voetnoot16. Ga naar margenoot+Further I took one of the two pincers, each of which is placed at the end of theGa naar margenoot+ front limbs, as are the pincers of lobsters, which pincers are designated in Fig. 1 by C or D; and having put them before the magnifying glass, I ordered them to be drawn to show their curious structure, from which we can see very clearly that those pincers are covered with a great many serrated teeth, some of which are longer than the others and which serrated teeth I believed have been made to hold the living creatures which the scorpion has caught as food in those pincers. For if we pay attention to those serrated teeth, we see that they have been so arranged that the food between the pincers cannot be snatched away, because each tooth serves as a barbed hook. Ga naar margenoot+Fig. 5. STVW shows one of the said pincersGa naar voetnoot17. | ||||||
Ga naar margenoot+Als wij nu sien, het wonderlijk maaksel van soo een versmadelijk, en schadelijk Schepseltge, en daar benevens gedenken aan de Volmaakte Wijsheijt, die vereijst is geweest, om soo een Schepsel samen te stellen; hebben wij dan niet duijsent en duijsent maal meer redenen, om te gelooven, dat soo danige Schepsels, al afkomstig zijn, van die geene die in den beginne geschapen zijn; dan dat wij aan die oudeGa naar voetnoota dweperijenGa naar voetnoot59, en dwalingen souden blijven hangen, die ze ons bij geschrift hebben nagelaten, datGa naar voetnoot60 de Schorpioenen niet versameldenGa naar voetnoot61, maar door de groote hitte vande Sonne voort geteelt werden; en een ander dat ze door verrotting, uijt doode Crokedillen voort komen, en een derde dat ze sonder twijfel uijt verrot hout voortkomen, en diergelijke versieringenGa naar voetnoot62. Hier hebt gij Wel Ed: Heere het geene ik na mijne eerste waarnemingen ontrent de Schorpioen weet te seggen, en sal onder des blijven
Wel. Ed: Heere UEd. Onderdanige Dienaar
Ga naar margenoot+P.S. ik hebbe hier vooren vergeten te seggen, dat men het deel aan den Angel fig:Ga naar margenoot+ 2: en 3. met X aangewesen niet voor een tweeden Angel moet aansien; welk deel, ik mij in beeld, alleen maar voor een voet ofte stijl aan nemenGa naar voetnoot63, die inde huijt gestelt werd, om daar door des te kragtiger, den Angel inde huijt te konnen dringenGa naar voetnoot64. | ||||||
Ga naar margenoot+When we now see the wonderful structure of such a despicable and noxious little creature and further bear in mind the Perfect Wisdom that was needed to construct such a creature, do not we have a thousand and a thousand times more reason to believe that these creatures are all descended from those which were created at the beginning rather than to stick to those old misconceptions and errors which have been handed down to us in writing, viz. that scorpions did not copulate, but were generated by the great heat of the sun; and by another writer, that they are produced by putrefaction from dead crocodiles, and by a third that they are undoubtedly produced from decayed wood, and similar fabrications? Here you have, Your Honour, what I have to say about the scorpion after my first observations, and meanwhile I remain, Your Honour, Your Humble Servant
Ga naar margenoot+P.S. I forgot to say above that the part on the sting designated by X in Figs 2Ga naar margenoot+ and 3 must not be taken to be a second sting; I believe this part must merely be assumed to be a foot or style which is inserted into the skin in order that the sting may be thrust into the skin the more vigorouslyGa naar voetnoot18. |
|