Alle de brieven. Deel 13: 1700-1701
(1993)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 207-227.
| ||||||||
Gepubliceerd in:
| ||||||||
Korte inhoud:Over de leverbot, muggelarven, het groenwier Volvox, rode bloedlichaampjes van kikkers, en microörganismen in de excrementen van kikkers. | ||||||||
Figuren:De oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. In de uitgaven A en C zijnGa naar margenoot+ de beide figuren bijeengebracht op één plaat tegenover respectievelijk blz. 158 en 151. | ||||||||
Opmerkingen:Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 1979, Early Letters L.3.14; 11 kwartobladzijden. De brief werd door Sloane voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 22 mei 1700, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 10, blz. 183). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) aant. 2 bij Brief 216 [130] van 27 juli 1700, in dit deel. | ||||||||
Letter No. 207 [122]
| ||||||||
Published in:
| ||||||||
Summary:On the liver fluke, the larvae of gnats, the green alga Volvox, erythrocytes of frogs, and micro-organisms in the excrements of frogs. | ||||||||
Figures:Ga naar margenoot+The original drawings have been lost. In the editions A and C both figures have been combined on one plate facing pp. 158 and 151 respectively. | ||||||||
Remarks:A contemporary English translation is to be found in manuscript in London, Royal Society, MS 1979, Early Letters L.3.14; 11 quarto pages. The letter was read out by Sloane in the meeting of the Royal Society of 22 May 1700, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 10, p. 183). See for the Old Style (O.S.) note 2 to Letter 216 [130] of 27 July 1700, in this volume. | ||||||||
D'Heer Hans Sloane
Delft in Holland den
Hoog Geleerde Heer.
Mijn laasten alder onderdanigsten, die ik aan de Hoog Edele Heeren, vande Co: Sot hebbe geschreven, rakende mijne geringe ontdekkingen ontrent de kik-vorswormen ende geaddresseert, aan de SecretarieGa naar voetnoota in Gresham Colledge, is geweest, den 25 Septemb. 1699Ga naar voetnoot2. waar op geen antwoort bekomen hebbende, heb ik in gedagten genomen, of mijn Schrijvens vermist mogte zijn, dus neme ik de vrijmoedigheijt, tot Ued: Hoog Geleerde Heere te seggen. Ga naar margenoot+Na datGa naar voetnoot3 mij in gedagten quam, of de Dierkens die onse Vlees-SlagtersGa naar voetnootb Botten noemen, en welke Dieren wel meest inde Levers van Schapen gevonden werden, als wij natte somersGa naar voetnootc hebben, van welke Dieren, ik voor desen hebbe geschreven, niet wel dus inde Levers quamenGa naar voetnoot4. De Schapen haarGa naar voetnoot5 sad gedronken hebbende, van het water waar in de Dierkens zijn, ende deselvige met de spijs gevoert werdende, uijt de maag, int begin vande darm, al waar de Gal-blaas, de Gal inde darm stort, endeGa naar voetnoot6 dat de Dierkens, smaak inde Gal vindende, tegen de uijtgestorte gal, in swemmen, ende alsoo tot inde holligheijt van de Gal-blaas, ende uijt de Gal-blaas, tot inde Gal aderen in dringen, want als ik eenige tijd geleden, een Lever van een schaap, in welkers aderen, veel vande verhaalde Dierkens waren, doorsogt, ende een knobbelagtig deel vande Lever opende, haalde ik aldaar uijt eenGa naar voetnootd Gal ader, een vande geseijde Dieren, die daar meer dan twee maal soo langGa naar voetnoot7 inde Ader lag, en naar advenand dun wasGa naar voetnoot8. | ||||||||
Sir Hans Sloane,
Delft in Holland,
Highly Learned Sir,
My last most humble letter which I wrote to the Honourable Gentlemen of the Royal Society, relating to my modest discoveries about the larvae of frogs and addressed to the Secretariat at Gresham College, was dated the 25th of September 1699Ga naar voetnoot2, and having received no reply to it, I wondered whether my letter might have been lost. I therefore take the liberty to tell Your Honour Ga naar margenoot+that it occurred to me whether the animalcules which our butchers call flukes and which are mostly found in the livers of sheep when we have wet summers, about which animalcules I have written before, may not have got into the livers as follows. I assume that when the sheep have drunk their fill of the water in which the animalcules are found, the latter are carried along with the food from the stomach into the first part of the intestine, where the gall-bladder ejects the bile into the intestine, and the animalcules, finding the bile tastes nice, swim against the ejected bile and thus into the interior of the gall-bladder, and penetrate from the gall-bladder into the bile ducts, for when some time ago I searched the liver of a sheep, in the ducts of which there were many of the said animalcules, and dissected a knotty part of the liver, I removed there out of a bile duct one of the said animalcules, which was twice as long as the duct in which it lay and proportionately thinGa naar voetnoot3. | ||||||||
Dit ontdekkende, beelde ik mijn selven inGa naar voetnoot9, dat de worm inde dunne Ader, soo was in gedrongen, dat deselve niet weder terugge konnende komen, aldaar was gestorven, het welke eens deels op dat deel, een bedervinge hadde te weeg gebragt, en ten anderen, de Ader door het in gekropen Dierke gestopt zijnde, heeft een tweede bedervinge veroorsaakt, waar uijt, op die plaats een versweeringe is gevolgt. Omme was het mogelijk, de geseijde Dierkens int water te ontdekken, hebbe ik mij inden jare 1698. inde maant Augustij, op verscheijde dagen, begevenGa naar voetnoota nu in de een, en dan weder in een andere weijde, om onse stad gelegen, en in welke weijden Schapen liepen, die met de plage van Levers, waar in de Dierkens waren, besmet waren: ende aldaar soo uijt de slooten, als uijt de greppels, en laagtens vande weijden, laten scheppen, in een helder glas, eenig water, dat ik dan door een meer als gemene vergrootende bril beschouwde, en agt nam op de verscheijde soorten van Dierkens die int water swommen. Het water dat mij niet aan stond, wierp ik weg, en het geene mij behaagde, dat goot ik in een groote fles. Ga naar margenoot+De grooste Dierkens de Hoorn-slakkenGa naar voetnootb, aan een zijde gesteltGa naar voetnoot10, waren die geene, daar uijt de Muggen voort komen, en welke Muggen de Angels waar mede sij Menschen en Dieren plagen, voor aant hooft dragenGa naar voetnoot11. De eene soort van dese Dierkens sonken door gaansGa naar voetnoot12, als ze haar lighaam niet beweegden na de gront, en wanneer ze door de beweging van haar lighaam, met een uijt stekent deel de oppervlakte van het water quamen te raken, zoo bleven ze met het hooft om laag, als aan het oppervlak van het water hangen. De tweede soort van dese Dierkens, die konden op de gront haar niet plaatsen, maar wierden door gaans tegen de oppervlakte van het water aan gevoert, en daar bleven deselve als met twee hoornenGa naar voetnoot13, die aan het boven lijf geplaast waren, als aan de oppervlakte van het water hangen, en wanneer deselve haar na de gront wilden begeven, zoo maakten ze met haar lighaam een starke en vaardigeGa naar voetnoot14 beweginge, waar toe ze gebruijkten een werktuijgGa naar voetnoot15 dat door schijnende was, het welke aan het eijnde vande staart was, en verstrekte voorGa naar voetnoot16 vinnenGa naar voetnoot17. | ||||||||
When I discovered this, I began to think that the larva had forced itself into the thin duct in such a way that, being unable to get back again, it had died there, which on the one hand had caused putrefaction in that part, while on the other hand the duct, having been stopped up by the animalcule that had crept in, caused a second putrefaction, which was followed by a festering in that place. In order to discover, if possible, the said animalcules in the water, in the year 1698 in the month of August I went on several days now to one, now to another of the fields surrounding our city, in which fields there were sheep which were infested by the disease of the liver in which the animalcules were present. And there I ordered some water to be scooped, out of the ditches as well as the trenches and the low places of the fields, into a clear glass, which water I then observed through glasses with a more than ordinary magnifying power, and I noted the different kinds of animalcules swimming in the water. I threw away the water I did not like and I poured that which I liked into a large flask. Ga naar margenoot+The biggest animalcules, apart from the snails, were those from which the gnats come forth, which gnats carry the stings with which they harass men and beasts on the front of their headsGa naar voetnoot4. The animalcules of the first kind sank to the bottom whenever they did not move their body, and when, owing to the movement of their body, they touched the surface of the water with a protruding part, they remained hanging as it were to the surface of the water, with their heads downwards. The animalcules of the second kind could not settle on the bottom, but were always carried against the surface of the water and there they remained hanging as it were to the surface of the water with two antennae placed on the upper part of the body; and when they wanted to move towards the bottom, they produced a vigorous and nimble movement with their body, for which they used a transparent organ, which was fixed at the end of the tail and served as finsGa naar voetnoot5. | ||||||||
Dese verschillentheijt, indeGa naar voetnoota geseijde Dierkens siende, nam ik in gedagten, dat gelijker verscheijde soorten van Muggen zijn, datGa naar voetnoot18 uijt dese Dierkens tweederleij Muggen souden voortkomen, namentlijk Muggen die Angels hebben, ende Muggen, die geen Angels hebben. Dog ik vond mij in mijn meijninge bedrogen, want ik bevond, dat hoe wel het tweederleij zoort was, dat ze egterGa naar voetnoot19 met Angels waren versien. Uijt de geseijde wormen, van tijd, tot tijd, Muggen voortkomende plaasten haarGa naar voetnoot20 meest aan het glas, en gingen ook wel op het water sitten, in welk doen zij haar lange pooten op het water uijt spreijden. Dit geseijde water, hadde ik den 30.e Augustij uijt de slooten en greppels laten nemen en thuijs komende en besig zijnde met het beschouwen vande menigvuldige seer kleijne Dierkens, die door het water swommen, en dat van verscheijde geslagtenGa naar voetnoot21,Ga naar margenoot+ sag ik int water drijven, ende als bewegen, een groote menigte van groeneGa naar voetnootb ronde deeltgens, vande groote als santgensGa naar voetnoot22. Dese deeltgens voor het Vergroot-glas brengende, sag ik dat ze niet alleen rond waren, maar dat der selver buijtenste vlies, door gaansGa naar voetnoot23 beset was, met veel uijtpuijlende deeltgens, die mij toe schenen drie sijdig te sijn, lopende het eijnde spits toe, soo danig dat het mij toe scheen, dat inden grooten circul van dat rontge tagtig soo danige deeltgens stonden, die alle ordentelijk en even wijd van een stonden, soo dat op zoo een kleijn Lighaam, wel twee duijsent vande geseijde verhevene deeltgens stondenGa naar voetnoot24. Dit was voor mij een aangenaam gesigt, om dat de geseijde deeltgens, hoe menigmaal ik deselve beschouwde, noijt stil lagen, en datGa naar voetnoot25 haar voort gang bij omwenteling geschiede, te meer, om dat ik int eerst mijn selven in beeldeGa naar voetnoot26, dat het Dierkens waren, en hoe dese deeltgens kleijnder waren, hoe groender van couluer die mij voor quamen, daarGa naar voetnoot27 in tegendeel aan de grooste die soo groot waren als een grof sand is, geen groene couluur, aan het buijtenste deel te bekennen was. Dese deeltgens hadden ijder van binnen in haar beslooten 5: 6: 7: ja eenige wel 12. seer kleijne ronde bolletgens, van soo danigen maaksel, als het Lighaam, waar in deselve beslooten lagenGa naar voetnoot28. | ||||||||
Seeing this difference in the said animalcules, I surmised that, as there are different kinds of gnats, from these animalcules there might come forth two kinds of gnats, viz. gnats which have stings and gnats which do not have stings. But I found myself mistaken, for I found that, although they were of two kinds, still they had stings. The gnats which came from time to time out of the said larvae usually settled against the glass and sometimes settled on the water, and when they did, they spread out their long legs on the water. I had ordered the said water to be taken out of the ditches and trenches on the 30th of August, and when I came home and was observing the numerous tiny animalculesGa naar margenoot+ swimming in the water, and that of different species, I saw a great many round, green particles, the size of grains of sandGa naar voetnoot6, floating and moving as it were in the water. When I brought these particles before the magnifying glass, I saw that they were not only round, but that their outer membrane was covered throughout with many protuberant particles, which appeared to me to be triangular, the end tapering in such a way that it seemed to me that in the great circle of that globule there were eighty such particles, which were all arranged in an orderly fashion and at equal distances from one another, so that on such a small body there were at least two thousand of the said protuberant particlesGa naar voetnoot7. This was a pleasant spectacle for me, because the said particles, however often I observed them, never lay still and because they moved by turning about, the more so because I first thought they were animalcules, and the smaller these particles were, the greener their colour appeared to me, whilst on the contrary on the biggest, which had the size of a coarse grain of sand, no green colour was to be perceived on the outside. In each of these particles there were enclosed 5, 6, 7, nay, in some cases as many as 12 tiny globules, of the same structure as the body in which they were enclosedGa naar voetnoot8. | ||||||||
Wanneer ik onder anderen, een vande grooste ronde deeltgens, in een weijnig water wat lang voor het gesigt was houdende, gewaar wierdeGa naar voetnoot29, dat in het buijtenste deel een opening quam, waar uijt een vande in leggende ronde deeltgens, dat een schoone groene couluur hadde, uijt sakte, en een beweging in het water aan nam, als dat deel gedaan hadde, waar uijt het selvige was gekomen. Na welke tijd, het eersteGa naar voetnoota ronde deeltgeGa naar voetnoot30, sonder beweginge bleef leggen, en kort daar aan, quam een tweede deeltge, en nu een derde deeltge daar uijt sakken, en soo vervolgens, tot dat ze alle daar uijt warenGa naar voetnootb. Na verloop van eenige dagen, was het eerste ronde deeltge, weder met het water als vereenigtGa naar voetnootc, want ik konde geen teijken daar van gewaar werdenGa naar voetnoot31. Het geene mij ook vreemt voor quam, dat was, dat ik in alle de bewegingeGa naar voetnoot32, die ik aan het eerste ronde deeltge hadde gesien, noijt merken konde, dat de inleggende deeltgens van plaats veranderde, schoon de inleggende deeltgens malkanderen niet quamen te raken, maar gesepareert van een, en dat in geschikte ordreGa naar voetnoot33 bleven leggen. Veele dese deeltgens int water siende bewegen, souden wel sweeren, dat het levende Dierkens waren, en wel voor namentlijk, als men deselve, nu van de eene plaats, en dan weder na een andere plaats sag om wentelen. GelijkGa naar voetnoot34 nu een groote menigte vande geseijde ronde deeltgens, in een fles waren, daar ook veel levende Dierkens in waren, soo vernam ikGa naar voetnoot35, dat na verloop van drie dagen alle weg waren, altijd soo danigGa naar voetnoot36, dat ik geen vande geseijde deeltgens inde fles konde bekennen. Ga naar margenoot+Vorders hadde ik in een glase tuba, van ontrent agt duijm lang, als fig: 1. AB.Ga naar margenoot+ ende vande dikte als een schagt van een hoenderGa naar voetnootd penne, eenige droppels water geplaast, als met CD. werd aan gewesen. Het eene eijnde alsGa naar voetnoot37 A. hebbe ik open gelaten, ende het ander eijnde alsGa naar voetnoot37 B. hebbe ik toe gestopt, met een stukje kurk, soo dat tusschen D. en B. niet dan lugt was, met die insigteGa naar voetnoot38, als ik de glase tuba quam te handelenGa naar voetnoot39, het water niet uijt de tuba soude loopen. | ||||||||
When, amongst others, I held one of the biggest round particles in some water rather long before my eyes, I detected that in the outside an opening was formed, from which one of the enclosed round particles, which had a beautiful green colour, slipped out and began to move in the water, in the same way as the part from which it had come had done. After this, the first round particleGa naar voetnoot9 remained motionless, and shortly afterwards a second particle, and then a third particle, slipped out and so on, until they had all come out. After a few days the first round particle had united as it were with the water again, for I could not detect any trace of itGa naar voetnoot10. What also appeared strange to me was that, notwithstanding all the movement I had seen in the first round particle, I could never perceive that the enclosed particles changed places, although the enclosed particles did not touch one another, but remained separate and neatly arranged. Many people, when seeing these particles moving in the water, would probably swear they were living animalcules, particularly when they were seen turning about now from one place and then again towards another place. Now while there were a great many of the said round particles in a flask, in which there were also many living animalcules, I noted that after three days they were all gone; at all events, I could not detect any of the said particles in the flask. Ga naar margenoot+Further I had put in a glass tube, about eight inches long (see AB in Fig. 1) andGa naar margenoot+ with a diameter equal to that of a hen's quill, a few drops of water, as designated by CD. One end, viz. A, I left open and the other end, viz. B, I stopped up with a bit of cork, so that there was nothing but air between D and B, the intention being that when I should handle the glass tube, the water should not flow out of the tube. | ||||||||
De lugt nu, inde tuba beslooten sijnde, tusschen D. en B. en kan in een ende deselve hoegrootheijt, ofte uijtgestrektheijt, niet blijven, maar verandert om soo te spreeken met ijder oogenblik, want men kan de tuba niet genaken, met hand, adem of eenig deel van het Lighaam, dat een weijnig warmer is, als de lugt, waar in de tuba is leggende, ofte de lugt inde tuba sijnde, geniet ook eenig deel daar vanGa naar voetnoot40, welke warmte de lugt (inde tuba) een uijtbreijdinge, ofte een meerder vergrootinge te weeg brengt, waar door het water, aan het bewegen werd gebragt, en als van D.Ga naar voetnoota na A. voortgestooten, schoon wij geen beweginge, met ons bloote oog gewaar werden. Gelijk nu, de minste warmte de lugt inde glase tuba beslooten, doet als uijt setten, soo verhuijst ook weder seer ligt de warmte uijt de tuba, waar door het water weder een beweginge aan neemt, van C. na BGa naar voetnootb. Ga naar margenoot+In dit water waren opgeslooten, twee vande geseijde ronde deeltgens, ende dat van de grooste soortGa naar voetnoot41, sijnde in ijder vande selvige op geslooten, vijf kleijne ronde deeltgensGa naar voetnoot42, welke in leggende deeltgens, al vrij in groote waren toe genomen, en in een derde groot deeltgensGa naar voetnootc, lagen seven ronde kleijnder deeltgens, dese laaste waren ongemeen kleijn. Na verloop van vier dagen, dat de verhaalde ronde deeltgens, inde glase tuba hadden op geslooten geweest, sag ik dat tweeGa naar voetnoot43 vande selvige, het buijtenste vlies, dat uijt nemende dun, en door schijnende was geworden, mede wasGa naar voetnootd ontstukken gebrooken, ende dat de tien deeltgens, die inde twee groote hadden op geslooten geweest, met omwenteling door het water, nu na de eene, en dan weder na de andere kant, wierden bewogen. Vorders vernam ik, naGa naar voetnoote verloop van vijf dagen, dat de ingeslootene kleijne deeltgens, die in het derde groote deeltge waren, niet alleen in groote waren toe genomen, maar ik konde als doen al bekennen, dat van binnen in die kleijne deeltgens, mede ronde deeltgens souden voort komenGa naar voetnoot44. Na verloop van nog vijf dagen, was het derde ronde deeltge, mede een weijnig open geborsten, ende de inleggende deeltgens waren mede uijt het selvige, en schoon het aan eene sijde open was, soo wentelde het int water om, en dat soo vaardigGa naar voetnoot14, als het teGa naar voetnootf vooren gedaan hadde. Eenige dagen daar na, konde ik niet, alsGa naar voetnoot45 eenige kleijne stukjens, waar uijt de grooteGa naar voetnootg bestaan hadden, bekennen, die ook kort daar aan voor het gesigt weg waren. | ||||||||
Now the air enclosed in the tube between D and B cannot keep the same volume or extension, but changes, so to say, every moment, for one cannot approach the tube, with the hand, the breath, or any part of the body that is a little warmer than the air in which the tube lies but the air in the tube also partakes of it, which warmth produces an expansion or an increase of the air (in the tube), by which the water is set in motion and is forced as it were from D to A, although we do not perceive any motion with the naked eye. Now just as the slightest warmth causes the air enclosed in the glass tube to expand as it were, the warmth also leaves the tube again very easily, as a result of which the water begins to move again, from C to B. Ga naar margenoot+In this water were contained two of the said round particles, of the biggest kindGa naar voetnoot11, while in each of them were enclosed five small round particlesGa naar voetnoot12, which enclosed particles had already increased considerably in size, and in a third big particle there were seven smaller round particles; these latter were extremely small. After four days had elapsed during which the said round particles had been enclosed in the glass tube, I saw that in two of them the outer membrane, which had become extremely thin and transparent, was broken to pieces, and that the ten particles which had been enclosed in the two big ones were moved now to one side and now to the other by their movement through the water. Further I saw after five days that the enclosed small particles which were contained in the third big particle not only had increased in size, but I could also discern then that round particles would be formed again inside those small particlesGa naar voetnoot13. After another five days had elapsed, the third round particle had also burst open a little, and the enclosed particles had also come out of it, and although it was open on one side, it turned about in the water, and this as nimbly as it had done before. A few days later I could detect nothing but some small bits, of which the big particle had consisted, and these had also vanished from sight shortly afterwards. | ||||||||
Ik bleef in geen gebreeke, om de kleijne deeltgens, die uijt de grooter waren voortgekomen, van dag, tot dag, te beschouwen en sag door gaansGa naar voetnoot12, dat deselvige niet alleen in groote waren toe nemende, maar dat de inleggende deeltgens ook grooter wierden. Int laast van Septemb. vernam ik, dat de in leggende deeltgens, soo net rond niet en waren, als de grooter deeltgens waar in ze lagen, en daar benevens, dat eenige vande selvige ontstukken waren, ende dat de laaste deeltgens die uijt de grooter waren voortgekomenGa naar voetnoota, als niet rond zijndeGa naar voetnoot46 sonder beweginge tegen het glas lagen. Nu waren de laaste grooter deeltgens, wanneer ze van haar inleggende deeltgens ontlast wierden, ofte ontstukken braken, wel vier maal kleijnder, als waar uijt ze waren voortgekomen, waar uijt wij besluijten mosten, dat ze haar volkome wasdomGa naar voetnoot47, ofte geen genoegsame voetsel hadden ontfangen. Wij hebben ook waar genomen, dat de verhaalde ronde deeltgens in haar swaarheijt, alsGa naar voetnoot48 met het water over een komen; dit soo sijnde, konnen deselve met de minste beweginge die het water vande lugt is ontfangende in het selvige bewogen werden. Ik hebbe goet gedagt, soo een verhaalt deeltge, met der selver in leggendeGa naar margenoot+ deeltgens, te laten afteijkenen als fig: 2. met EF. werd aangewesen. InGa naar voetnoot49 welk deeltge, de in leggende ronde deeltgens (die in soodanige groote waren toegenomen om uijtGa naar voetnootb geworpen te werden) niet in geschikte ordre lagen alsGa naar voetnoot50 wel inde vooren verhaalde, en alsoo in ditGa naar voetnootc laast geseijde deeltgen, soo een door gaande beweginge niet en was, beelde ik mijn selven inGa naar voetnoot26, datGa naar voetnootd alleen veroorsaakt wierde, om dat de in leggende deeltgens, niet alle even verre van het middel punct lagen, ende dat dus, de versteGa naar voetnoote van het middel punct leggendeGa naar voetnoot51, het ronde deeltge, aan de eene zijde swaarder was, dat de beweginge eenig sints was belettende. Tot wat eijnde, dese ronde deeltgens geschapen zijn is ons onbekent. Als wij nu vernamen, dat de menigvuldige ronde deeltgens die in de groote fles, onder de groote menigte van kleijne Dierkens vermengt waren, inde tijd van drie dagen, alle weg waren, hebbe ik wel in gedagten genomen, of die deeltgens, niet wel voor voetsel, vande kleijne dierkens geschapen waren. | ||||||||
I did not fail to observe the small particles which had come out of the bigger one from day to day, and I saw each time that they were not only increasing in size, but that the enclosed particles were also growing bigger. In the latter part of September I saw that the enclosed particles were not as exactly round as the bigger particles in which they were enclosed, and also that some of them were broken to pieces, and that the last particles that had come out of the bigger ones, which seemed not to be round, lay motionless against the glass. Now the latter bigger particles, when their enclosed particles had been discharged or when they broke to pieces, were at least four times smaller than those from which they had come forth, from which we were bound to conclude that they had not attained their full growth, i.e. had not received enough food. We also observed that the specific gravity of the said round particles was practically the same as that of the water; this being so, they can be set in motion by the slightest movement the water receives from the air. I thought fit to order such a particle, with the particles enclosed therein, to beGa naar margenoot+ drawn, as shown by EF in Fig. 2. In this particle the enclosed round particles (which had increased to the size at which they were going to be ejected) were not neatly arranged as in the aforesaid ones, and since in the last-mentioned particle there was no such constant movement, I thought that this was caused merely by the fact that the enclosed particles were not all at the same distance from the centre and that thus this round particle in that part of it were the small particles were furthest away from the centre was heavier, by which the movement was impeded to some extent. We do not know for what purpose these round particles have been created. When we now saw that the numerous round particles which were admixed in the big flask with the large number of small animalcules were all gone in the space of three days, I wondered whether those particles might not have been created as food for the small animalcules. | ||||||||
Sien wij nu, dat de meer genoemde ronde deeltgens niet uijt haar selven, maar soo wel bij voortsettingeGa naar voetnoot52 voort komen, als wij weten, dat alle planten en zaaden voort komen, namentlijk dat ijderGa naar voetnoota zaad, hoe kleijn het ook mag wesen, met sijn in leggende plant, als is begaaft, soo konnen wij ons nu meer als tevooren, ontrent de voortsettinge van alle zaaken versekeren, als we tot nog toe gedaan hebben, wat mij belangt, ik stel vastGa naar voetnoot53, dat de kleijne ronde deeltgens, die inde grooter gevonden werden, voor zaaden verstrekkenGa naar voetnoot54, ende dat sonder sulks de ronde deeltgens, niet gemaakt souden werdenGa naar voetnoot55. Ik hebbe vande somer mij verscheijde malen begeven omme de wateren, ontrent onse stad gelegen, te ondersoeken, en het laaste was de 8. Octob. 1699. maar mijn selven niet nader konnen voldoen. Ga naar margenoot+Ik sag op de geseijde tijd, een kleijn kik-vorsje springen, het welke ik oordeelde, dat int voorjaar nog een Eij haddeGa naar voetnootb geweest, dat ik liet op vangen, en thuijs komende, plaasten ik het selvige in een glase tuba, die ontrent een duijmGa naar voetnoot56 breet wijd, en tien duijmen lang was, sluijtende het glas aan beijde de eijnden door kurk, dog soo danig, dat aan de eene eijnde de lugt, uijt en in het glas konde gaan. Ga naar margenoot+Ik beschouwde de vingers, aan de voorste pooten, door het vergroot glas, om de circulatie van het Bloet te zien, dat ik niet dan na seer naeuwe toe sigt konde bekennen. Maar wanneer ik de agterste pooten, quam te beschouwen, en wel op de vliesen, die tusschen de vingers zijn, en welkeGa naar voetnootc deelen gemaakt zijn, tot voortswemminge, gelijk wij aan de pooten van water-vogels sien, daar sag ik in een seer groote menigte, van uijt nemende seer kleijne Bloet-vaaten, het Bloet circuleren, het welke mij soo veel vermaak toe bragt, dat ik verscheijde dagen, op nieuw, het gesigt daar van namGa naar voetnoot57. Ik nam ook waar, dat wanneer het kik-vorsje, desselfs been was uijt settende, dat daar door de circulatie van het Bloet, voor een korte tijd stil stond, dog soo ras en stond de poot niet weder, als in sijn rust, of het bloet nam weder de loop aan, dit siende, beelde ik mijn selven inGa naar voetnoot9, dat wanneer het dierke zijn poot, en bijGa naar voetnootd gevolg zijn vingers wat stijf was agter uijt settende, om soo doende tegen het glas op te klimmen, dat dan de Bloet-vaate, te veel gedrukt of toe genepen werdendeGa naar voetnoot58, het Bloet sijn loop belet werd. | ||||||||
If we now see that the aforesaid round particles are not formed spontaneously, but by generation just as well as we know that all plants and seeds are formed, viz. that every seed, however small it may be, is endowed as it were with its enclosed germ, we can now gain greater certainty than before about the generation of all things; as for me, I am certain that the small round particles which are found in the bigger ones serve as seeds, and that without them the round particles would not be producedGa naar voetnoot14. Last summer I set out several times to examine the waters surrounding our city, and the last time was the 8th of October 1699, but I have not been able to gain more certainty. Ga naar margenoot+At the said time I saw a small frog leaping, which I thought must have been an egg in the spring. I ordered it to be caught, and when I had come home, I put it in a glass tube, about one inchGa naar voetnoot15 wide and ten inches long, and I sealed the glass at both ends by means of cork, but in such a way that at one end the air could pass out of and into the glass. Ga naar margenoot+I observed the fingers on the front legs through the magnifying glass to see the circulation of the blood, which I could only discern after looking very closely. But when I observed the hind legs, and in particular the membranes between the fingers, which parts are made for swimming, as we see on the legs of water-fowl, I there saw the blood circulating in a great many extremely small blood vessels, which gave me so much pleasure that I looked at it again and again on several daysGa naar voetnoot16. I also perceived that when the little frog put out its leg, the circulation of the blood was stopped for a short time by this, but as soon as the leg was in its position of rest again, the blood began to circulate again. When I saw this, I assumed that when the little animal put its leg, and consequently its fingers, somewhat stiffly backwards, so as to climb against the glass, the circulation of the blood was impeded because the blood vessels were squeezed or compressed too much. | ||||||||
Ga naar margenoot+Na dat het kik-vorsje ontrent 24. uren, inde glase tuba was op gevangen geweest, sag ik de excrementen op een plaats, en datGa naar voetnoot59 als op een hoopje leggen. Na dat het twee maal 24. uren was op gevangen geweest, hadde het weder af gang gemaakt, als wanneer ik de excrementen, door het vergrootglas gingGa naar voetnoot60 beschouwen. Inde eerste excremente, sag ik, dat het tot sijn spijs gebruijkt hadde, een Dierke welkers Lighaam met seer veel hairen was beset geweest, van verscheijde diktens, die seer spits waren, toe loopende, die ik oordeelde dat van een kleijn vliegend schepsel warenGa naar voetnoota. De tweede geloosde excrementen beschouwende, sag ik int eerst geen hairen, dese excrement lagGa naar voetnootb rond omme in een heldere vogt, waar in als swommen,Ga naar margenoot+ ofte kroopen, ontrent dertig wormkens, welkers voorste gedeelte van haar Lighaam, en ook een gedeelte van het agterlijf seer helder wasGa naar voetnoot61. Ik hebbe voor desen geseijt, dat ik de Aeltgens, die wij inden Asijn sien, hebbe geopent, endeGa naar voetnootc jonge Alen uijt haar lijf gehaaltGa naar voetnoot62. Dese Aeltgens uijt de kik-vors sijn excrementenGa naar voetnootd komen met de geseijde Aeltgens, seer na over een, alleen met dit onderscheijt, dat de Aeltgens uijt den Asijn, soo als deselve uijt haar Moeders lighaam zijn gekomen, dunder en een weijnig korter zijn. Inde eerste excrement, heb ik niet meer als twee van soo danige Aeltgens ontdektGa naar voetnoote. De Excremente die tweede gemaakt was, separeerde ik van een, en doen sag ik niet alleen, mede seer veel hairtgens, maar ik sag een stuk van een poot, een gedeelte van de oogen, een stukje van de Wiek, en veel stukjens vande Huijt, van een Dierke, dat ik oordeelde, een schepseltge te sijn geweest, welkers wieken met schildekens sijn bedekt, over een komende, met het maaksel, die wij een ScharrebijterGa naar voetnoot63 noemen. | ||||||||
Ga naar margenoot+After the little frog had been shut up in the glass tube for about 24 hours, I saw the excrements in one place, as it were in a heap. After it had been shut up for twice 24 hours, it had had another motion, and then I observed the excrements through the magnifying glass. In the first excrement I saw it had used for its food a small animal whose body had been covered with a great many hairs of varying thickness, which hairs had been very sharp points and which I thought were those of a small flying creature. When I observed the second excrement it had voided, at first I saw no hairs. This excrementGa naar margenoot+ lay all round in a clear moisture, in which were swimming or creeping about thirty little larvae, the front part of whose body as well as a part of the abdomen were very clearGa naar voetnoot17. I have said before that I had dissected the little eels we see in vinegar and removed young eels out of their bodiesGa naar voetnoot18. These little eels from the excrements of the frog are very similar to the said little eels, with the only difference that the little eels from vinegar, such as they have come out of their mother's bodies, are thinner and a little shorter. In the first excrement I discovered no more than two of such little eels. The second excrement I took apart and then I saw not only again a great many little hairs, but I saw a piece of a leg, a part of the eyes, a piece of the wing, and many pieces of the skin of a little animal which I thought had been a creature whose wings are covered with wing-cases, resembling the structure of a beetle. | ||||||||
Als ik des anderen daags sag, dat de vogtigheijt, waar in deGa naar voetnoota Aeltgens swommen, voor een gedeelte was weg gewasemt, ende datter inde Aeltgens weijnig beweginge was, bragt ik een weijnig regenwater, rond omme de excremente, daar alle de Wormkens of Aelkens in waren, op dat de Aeltgens in meerder vogtigheijt souden wesen, als wanneer ik de vogtigheijt in een kleijne glase tuba namGa naar voetnoot64, waar onder ses Aeltgens waren; met die gedagten, om de Aeltgens int leven te houden, en te vernemenGa naar voetnoot65 of ze geen jongen zouden voortbrengen. Dog vondGa naar voetnootb het contrarie, want de Aeltgens, waren in minder beweginge, en weijnig uren daar na, lagen eenige al sonder beweginge, ende des anderen daags, sag ik, na naeuwkeurig onder soek, maar een gedeelteGa naar voetnootc van een Aeltge leggen, sonder dat ik eenig ander teijken konde bekennen, dat na een Aeltge geleken, waar uijt ik besluijten most, dat de Aeltgens soo danig int water waren ontdaanGa naar voetnoot66, dat alleen maar eenige stoffe was over gebleven, die men geen figuur konde toe schrijven. De kik-vors hadde soo danig door de glase tuba geloopen, dat het excrement, die hij eerst hadde geloost, van een gesepareertGa naar voetnootd, waar door ik quam te sien, bij na een gantsche wiek van een Vliegent Schepseltge, sijnde ontrent de groote van een Mugge geweest, en welk wiekje bijna gans geheel was, soo dat ik seer perfekt, de menigte kleijne hairtgens, die doorgaansGa naar voetnoot67 op, en ook op de buijtekant van het wiekje stonden, konde bekennen. Onder dit wiekje lagen drie vande geseijde Aeltgens, en op een andere plaats, sag ik nog een Aeltge kruijpen, die nog al stark in hare beweginge waren. Den vierden dag, dat de excrementen waren geloost, sag ik soo onder, als op het wiekje, seven Aeltgens leven, en alsoo de vogtigheijt, daar deselve in lagen, seer weijnig was, soo was de beweginge seer weijnig, en naderhand en hebbe ik geen beweginge aan deselve konnen gewaar werden. Uijt dese waar neminge, konnen wij wel besluijten, dat het water voor de Aeltgens niet eijgen isGa naar voetnoot68, maar dat deselvige uijt de AerdeGa naar voetnoot69, ofte dat de Dierkens, die de kik-vors tot spijs heeft gebruijkt, daar mede beladen sijn geweest. Den vijfden dag, hadde het kik-vorsje weder sijn excremente geloost, deselve lag een weijnig langagtig tegen het glas, sonder datter eenige vogtigheijt om lag. Ik nam het selvige uijt het glas, en spreijde het van een, om dat het swarter voor het oog quam als het voorgaande en sag dat het mede deelen waren van vliegende schepsels, en onder die stoffe lagen mede verscheijde vande soo genoemde Aeltgens, dog alle doot, en ook wat kleijnder als de voor gaande. | ||||||||
When I saw the next day that the moisture in which the little eels were swimming had partly evaporated and that there was little movement in the eels, I poured a little rain-water round the excrements in which were all the little larvae or eels, in order that the little eels might be in more moisture, upon which I put the moisture in a small glass tube, in which there were six little eels, intending thus to keep the little eels alive and to see whether they would not bear young. But I found the contrary, for the little eels moved less, and a few hours later some of them were already motionless. And the next day, after close examination, I saw only one part of a little eel, but I was not able to detect any other trace of a little eel, from which I was bound to conclude that the little eels had been dissolved in the water to such a degree that there remained only some matter, without any shape. The frog had moved about in the glass tube in such a way that it had taken apart the excrement it had voided first, so that I saw nearly a whole wing of a flying creature that had been about the size of a gnat, which wing was almost intact, so that I could discern very perfectly the large number of little hairs standing all over the little wing and also on the outside of the little wing. Beneath this little wing lay three of the said little eels, and in another place I saw yet another little eel; they were all moving rather vigorously. On the fourth day after the excrements had been voided I saw, beneath as well as upon the little wing, seven living eels, and as the moisture in which they lay was a very small quantity, they moved very little, and later I could not discern any movement in them. From these observations we may no doubt conclude that the little eels do not belong in the water, but that they come out of the soil or that the animalcules which the frog had used as food were covered with them. On the fifth day the little frog had again voided its excrements; it lay against the glass in a somewhat elongated form, without any moisture around it. I took it out of the glass and spread it out, because it was blacker to the eye than the previous portion, and I saw that it consisted also of parts of flying creatures, and among this matter there were also several of the said little eels, but all of them were dead and also somewhat smaller than the earlier ones. | ||||||||
Vorders hadde ik het kik-vorsje, in een glas met water geset, daar deselve is uijt geklommen, en weg geraakt. Ik sal afbreeken, met toe wensinge, dat UEd: Hoog Geleerde Heere mag beleven, een gelukkig, en voorspoedig jaar en sal blijvenGa naar voetnoot70
Hoog Geleerde Heere. UEd: Ootmoedigen Dienaar
| ||||||||
Further I had put the little frog in a glass with water, from which it climbed and was lost. I will conclude, hoping that Your Honour may have a happy and prosperous year, and I remainGa naar voetnoot19,
Highly Learned Sir, Your humble servant,
|
|